KLEUR- EN KNIPPLAATJE. LUIE KEES. Moeder Eend is eigenlijk nooit bang, dat ze nat zal worden. Maar ze heeft een oude paraplu opgediept en vindt het nu wat deftig, die net als de menschen te gebrui ken, wanneer het regent. l$r zitten ver scheiden groote gaten in en 't regent er flink doorheen, maar dat hindert niet. De men schen mogen dan bang voor regen zijn, zij Moeder Eend, is juist in haar 9chik als 't regent Haar drie kleintjes: Stompvleugeltje, Geelsnaveltje en Piepjong, willen ook alleen vanwege de deftigheid natuurlijk! order Moeders paraplu. Ze loopen zoo vlug als ze op hun zwemvliezen maar kunnen voortkomen om Moeder èn haar para plu! bij te houden. We zullen de familie Eend een9 opzetten. Eerst trekken we de plaatjes en hoekjes op dun. doorschijnend papie Er moeten echter vier driekhoekje Tl één groot en drie kleine (in pla; twee). Eén driehoekje viel weg, ma kunt er gemakkelijk weer bij ma het niet? Nu plakken we alles op duir caj gaan we de plaatjes kleuren. Kies kleuren maar. die je het mooist Vervolgens gaan we alles uitkn Dan de driehoekjes op de stipp ,n omvouwen, de smalle reepjes met gluton bestrijken en tegen de plaal) plakken. Het groote driehoekje ma der Eend met haar paraplu in ev houden, de kleintjes: Stompv Geelsnaveltje en Piepjong. C E. de U mee!" besliste mevrouw Wolters. „Ze heeft er zich nu eenmaal op verheugd". „Maar uw nichtje dan?" vroeg Miek nog weifelend. „We kunnen haar toch niet meer gaan halen, 't Is onder de bedrijven al half twee geworden en we moeten noodig weg. Den eerstvolgenden keer vragen we haar mee. Bovendien weet zij er niets van, dus kan het geen teleurstelling voor haar zijn". „Hoera!" riep Anneke uit. ..Moes zorgt, dal het weer in orde komt". „En nu: afgemarcheerd!" commandeerde mevrouw Wolters, terwijl zij en Anneke zich klaar maakten. Twee minuten later waren zij met hun drietjes dan ook al op weg naar den bios coop. Hel werd een heerlijke middag en «ie voorstelling vie'l bijzonder in den smaak. „Jammer voor je nichtje, maar ik bof er toch maar bijl" kon Miek niet nalaten tegen Anneke te zeggen, toen zij met mevrouw Wolters en haar dochtertje naar huis ging. De meisjes hadden een gevoel, alsof ze elkaar al veel langer kenden, zóó goed schoten ze "dadelijk met elkaar op en me vrouw Wolters zei bij het afscheid tegen Miek „Tot ziens hoor! Je moet nu ook maar eens gauw bij Anneke komen spelen' „Bedoelt u mij of Martha Jansen?" vroeg Miek met een knipoogje tegen haar nieuwe vriendinnetje. „Ik bedoel: Miek Jansen. Laan van MeeTdervoort 3-451" antwoordde mevrouw Wolters lachend. Vlug liep Miek nu naar huis. waar zij Moeder alles van dien middag vertelde. ,,'t Was toch een leuke vergissing!" zei Miek, „en Martha Jansen heeft er geen scha bij, want zij mac een volgenden kc-er mee". „Zullen wij Anneke tegen Zondag over een week eens bij ons vragen?" stelde Moe der voor. Miek vond dat een prachtig plan en vroeg het den volgenden dag op school dadelijk aan Anneke. .Maar voegde zij er met een ondeugend lachje aan toe, „vergis je niet met het nummer, hoor!" Neen. dat zou Anneke zeker niet! Miek en zij werden dikke vriendinnen en zeiden wel eens tegen elkaar: ,,'t Was toch maar wAt een leuke ver gissing!" 't Was een zeldzaam mooie Octoberdag en midden over dag even warm, alsof de kalender nog Augustus aanwees, 't Trof al bijzonder, dat het juist Woensdag en dus een vrije middag was. Toen Anton. Bas, Henk en Kees samen uit school naar huis liepen, maakten ze dan ook allerlei plannen, d.w.z. de drie eersten deden dit, terwijl Kees, luie Kees, zooals ze hem noemden, maar eens luis terde. Als 't hem beviel, ging hij mee, maar nee hoor! 't Werd een fiestocht, eeu groote fietstocht nog welDaar bedankte hij voor. Veel te warm! De anderen moch ten dan lust hebben zich af te jakkeren, hij, Jaap Vorstman, niet' Veel liever ging hij achter in den boomgaard liggen lezen en nog beter zou 't zijn, als bij indom melde. Aan loopen eD fietsen had hij 'i land, al war. hij uit gemakzucht eer der tot het laatste dan tot het eerste te bewegen. Blij in het vooruitzicht een lekker luien middag in den appelboomgaard door ie brengen, liep hij fluitende het erf van Vaders boerderij op. Zijn ouders waren wat men noemt: welgestelde lieden en had den zich door hun ijver een goed bestaan weten te verschaffen. Mn ar de boer kon het niet verkroppen, dat Kees. zijn oudste zoon, zoo'n lui baasje was. Andere boeren jongens van ziin leeftijd hielpen bun ouders al lang met allerlei, maar Kees was liever lui dan moe. Mocht hij nu en dan al een9 gedwongen worden de handen uit de mouw te steken, dan deed hij dit met zóó veel tegeuzin en zóó onhandig en treuzelig, "dat zijn vader boos uitriep: „Laat maar staan. Kees! Ik doe het zelf wel tien keer vlugger!" Kees was dan heelemaal niet beschaamd maar vond Let daarentegen wel geschikt, dat hij van het karwei af was en slenterde lui weg. Vanmiddag scheen hij er echter niet zoo gemakkelijk te zullen afkomen, want nau welijks was hij thuis, of zijn moeder zei „Kees, jongen, als we gegeten hebben, moest jij eens een mandje appels aan Groot vader brengen." Kees momoelde iets onverstaanbaars. Wat het precies was, ontging Moeder, al be greep ze wei, dat haa.r zoontje niet blij was met de opdracht „Vervelend, da 'k niet kan fietsen!" klonk het iets duidelijker. „Neen, dat gaat niet," stemde Moeder in. „Door het bosch kun je onmogelijk fietsen.' „Waarom woont Grootvader ook midden ic het bosch V' vroeg Kees nog. „Ja, 'k denk, dat het komt, omdat hij boschwachter is", antwoordde Moeder lachend. „Weet je. wat je eigenlijk doen moest. Kees „Nee Moeder", en Kees keek zijn moe der vragend aan. „Wel jongen, als je weer 013 de wereld komt, moest je maar een anderen groot vader kiezen en misschien wel andere ouders ook als ze je ten minste niet be vallen „Flauw! mompelde Kees en hij liep met de handen in de zakkcD weg. Tegen halftwee moest hij er echter aan geiooven en dreef Moeder hem met een mandje appels de deur uit. Of Kees al mopperde van „zoo zwaar!' „te warm!" en „zoo vreeselijk ver!" Moeder scheen er niets van te hooien. Ze had het boven dien ook veel te druk om naar dat gemop per te luisteren. Er was echter - iets in Moeders oogen, waardoor Kees het toch verstandiger vond, maar op weg te gaan, en heel gauw ook, want... Moeder had een paar stevige handen en als ze die gebruik te... nou, dan was het altijd raak? Zoo liep Kees dan even later voetje voor voetje met het zware mandje appelen door het bosch. Al dadelijk vond hij het veel te warm, tot hij plotseling bedacht, dat appeltjes goed zijn voor den dorst en zijn f( mand bovendien lichter zou worden p er wat at. ie Hij ging dus op "den grond zitle n zelde op zijn gemak drie appels werd nog luier dan hij reeds wa k meende bij plotseling zijn vader h aankomenzeker om eens te kijker >e wel opschoot! In een wip was Kee< fa kon wel vlug zijn, als hij maar wi! 5 en hij ging opnieuw met zijn vracli re den wandel. ie Behoedzaam keek hii eens om. Waar was Vader nu? Hij had dien ei dig gckleeden. gebogen man tod p niet voor zijn vader aangezien Hii i maar door bliiven loopen. al had ei ook geen haast. e Weer een eindje verder besloot ter opnieuw uit te blazen. Hij gii i den tweeden keer aan den kant i [d weg zitten en., viel weldra in slaaj 1 hoorde of zag hij van hetgeen eT d heen gebeurde, dus ook niet, hoe de bi dig gekleede, gebogen man hem Ia )o naderde, behoedzaam een appel ie mand nam en dien in zijn zak l1 dat ééne appeltje volgden er weid: er en het duurde daD ook niet lang. of ge zakken waren gevuld, zijn handen il daar hij nu geen appels meer berg et, besloot hij zich zoo haastig als dit ia; die appels ging, uit de voeten te m Kees, luie Kees, sliep nog steedse ?r eindelijk wakker, toen een eekh re dat bezig was voorraad voor den wi n verzamelen, een dikke beukenoot td op zijn neus liet vallen. Kees èchri j vreeselijk. dat hij onmiddellijk o ee zat. Wie had hem zoo onzacht wal s maakt Nergens zag hij iemand v eekhoorntje was haastig op de vlo i gaan, al lachte hij misschien in zr ig bruine vuistje, dat hij zoo pracb mikt had. k Kees wreef zich de oogen eeus uit e innerde zich nu weer, hoe hij hier g in het bosch kwam en op weg naar e< vader was. Zijn mandje stond er ai ...wat was dat? Het grootste gedee <J appels was verdwenen. Hij had n maar een paar opgegeten 1 Was' die anderen nu 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 16