Cjëfcf/e
1
Zoo'n ouwe brombeer toch die Jaap....
hii zou hem dat schelden in 't volle
publiek nu eens lekker betaald zetten....
hij kon lang zoeken, eer hij zijn schrift te
rug hadl Zoo dacht Karei er over.
Op school gekomen gingen de jongens,
hoewel ze in dezelfde klasse zaten, ieder
afzonderlijk naar 't lokaal. Karei had geen
plan het schrift al terug te geven en hij be
greep, dat als Jaap het miste en nergens
vond, hij misschien wel op het idee zou
komen, het bij hem te zoeken en te vragen
of 't soms in zijn boekentasch was gekomen.
Daarom wilde hij het ergens verstoppen,
want als Jaap onder het overblijven eens
in zijn tasch of bank ging zoeken en het
daar vonddan zat er wat voor hem op,
dat was zeker!
't Was evenwel moeilijk een geschikte
plaats te bedenken, want in het lokaal was
't onmogelijk het te verstoppen, zonder de
kans te loopen, dat meneer het vond. En
Karei wou natuurlijk in geen geval, dat zoo
iets gebeurde. Even dacht hij er over 't
schrift onder in de prullemand te stoppen,
maar bij nader inzien vond hij dat toch te
erg, want o, als Jaap er ten slotte eens toe
kwam ook daarin te zoeken en ging uit-
visschen wie 't op zoo'n manier wilde ver
donkeremanen.
't Was niets voor Karei om er iets voor
te wagen, daar was hij veel te bang voor.
't Was er hem alleen om te doen, Jaap eens
flink in angst te laten zitten, maar zóó, dat
hg er zelf niet door in moeilijkheden kwam.
Hg ging met het bewuste schrift de gang
in om ergens anders een verborgen plaats
te vinden. Juist kwam Bleaker, een schuwe-
jongen, er aan. Hij was jonger en veel klei
ner dan Karei. Hij kende Karei goed en was
bang voor hem, sinds hij hem eens een klei
nen jongen had zien afranselen. Karei kreeg
op eens een idee en dacht: „Wacht, dat
ventje kan ik gebruiken."
„Hallo Bleeker, 'k heb wat voor je te
doen!" zei hij zacht tegen hem, „je moet dit
schrift voor me bewaren, het is van Jaap.
En spreek er tegen niemand over't is
je geraden, andersen Karei zag hem
dreigend aan.
„En als ik nu eens niet doe, wat je zegt!"
zei Bleeker onwillig.
„Dan wel dan krijg je een geducht pak
slaag van me. Maar nu maar verder geen
praatjeshier, pak aan en je bewaart
het schrift, tot ik het terug vraag!"
Karei was er nu zeker van, dat het schrift
veilig was, want hg kende zgn macht over
den kleineren, zwakken jongen, die bang
voor hem was. Hg wist, dat Bleeker 'tniet
7.aa wagen er iets van te vertellen aan de
andere jongens. Maar al vertelde Bleeker
tniets, toch kwam Jaap te weten wat hij had
uitgevoerd.
Zoo gauw Jaap gemerkt had, dat zgn
schrift weg was, begon hg te zoeken, maar
ken het natuurlijk nergens vinden. Juist
wilde hg gaan zien of hij 'tsoms in de gang
verloren had, toen hij door het eenigszins
beschadigde matglas van de gangdeur -sag,
dat Karei zoo dreigend tegen den kleinen
Bleeker stond te pralen. Hij bleef even kij
ken en zag, dat Karei een schrift aan Blee
ker gaf. Plotseling kreeg hij een vermoe
den, dat het zgn schrift kon zijn. Hg wilde
Bleeker achterna loopen, maar bedacht zich.
Als 't Karei te doen was om hem te plagen,
zou hij er toch geen plezier van hebben
Hij ging terug naar zgn klasse en wachtte
tot Karei binnen kwam. Toen ging hg gauw
naar de klasse van Bleeker. Er was nie
mand, Bleeker was weer naar buiten ge
gaan, want 'twas nog erg vroeg. Jaap hoef
de niet lang te zoeken naar Bleeker's plaats,
want z'n boekentasch lag op z'n bank.
Dadelijk onderzocht hij Bleeker's boeken en
schriften en vond, wat hg verwachtte
zgn eigen schrift! Hij nam het mee en zocht
een oud schrift op, plakte er een nieuw
etiket op en schreef er „Fransche thema's"
en zijn naam op. 'tZag er nu precies eender
Uit als het echte schrift. Jaap ging wéér
naar Bleeker's klasse en legde het oude
schrift op de plaats, waar hg het andere
vandaan bad gehaald.
't Was bijna negen uur, aldoor kwamen
er jongens 't. lokaal binnen; 't was een
haasten om klaar te zijn, als de les begon.
oocfschappen c/oen.
c/oor»
f^>yer\/aard\
Jaap is al een groote jongen:
Gaat voor Moeder er op uil
Om frambozen jam te koopen,
Eén ons ham, een rol beschuit.
Bij baas Jansen moet hij wezen,
'n Winkel even om den hoek.
Moeder gaf natuurlijk geld mee,
Jaapje grabbelt in zijn broek.
En legt op de groote 'toonbank
Glimmend zil'vren gulden neer
Vraagt: Frambozen jam, beschuiten
En een heel ons ham, meneer 1
Jansen-baas heeft schik in 't venlj
Geeft hem pepermuntjes toe
Jaap bedankt en denkt dan daad'lijk
Ha, nu weet ik, wat ik doe!
'k Zal ze met Gatootje deelen.
Wat zal ze er blij mee zijn!
Want voor 'n boodschap doen is
Immers heusch nog veel te kleii
Jaapje brengt nu heel parmantig
Moeder wat zij noodig had,
Deelt met Zusje de pepermuntjes
Eerlijk als een grooten schat
Jaap stond midden in een groep jongens
zacht te praten, 't Waren zijn vrienden,
aan wie hij 't geval met het schrift ver
telde. De meeste jongens kondeD Karei
niet goed uitstaan en Van Gent, een goe
dige dikzak zei:
,,'k Ben benieuwd om zijn gezicht te
zien, als hij ontdekt, dat hij een oud schrift
te pakkeü heeft!"
Karei kwam binnen en de groep jongens
ging uiteen om geen achterdocht te wek
ken.
Juist kwam 't bevel van meneer, dat de
jongens hun themaschriften moesten ge
ven. Kare) schrok er van, want 't kwam
onverwacht, gewoonlijk moesten ze 't pas
om twaalf uur geven eD hij had ziji:
werk niet af, nog enkele zinDen, die hij niet
wist, moesten ingevuld worden hij had
dit in 't vrije kwartier wi'len doen. Gauw
ging hij weer naar Bleeker en fluisterde
hem toe, ,,gauw zeg geef me dadelijk '1
schrift terug, ik heb 't noodig."
Bleeker zocht met een verbaasd: „moet
je 't nu al weer hebben V' 't schrift op en
gaf het Karei.
Jaap en z'n vrienden hadden 't alles ge
zien hoe Karei schrok, toen hij hoorde,
dat de thema-schriften ingeleverd moesten
worden en hoe hij dadelijk daarop uit de
klasse ging. Ze begrepen natuurlijk, dat hij
't schrift bii Bleeker ging halen en lachten
er stiekem om. dat hij met een oud schrift
terug zou komen.
't Verwonderde Karei wel, dat Jaap
zoo'n pret had met de jongens, toen hij
terugkwam, Hii verwachtte hem druk zoe
kende te vinden, maar dat deed hij in 't
geheel niet. Karei zat vooraan, dus vlak
bij meneer Hij had 't schrift van Jaap
gesloten vóór zich en zijn eigen schrift lac
open. Juist had hij zijn pen genomen en
wilde* hij beginnen met vergeliiken in
Jaap's schrift, toen meneer toevallig keek
naar hetgeen hii deed en plotseling vroeg:
,,Hé. van Schouwen, moet je nu nog
aan je thema's werken 1 En wat beduidt
dat schrift? Laat me eens even kiiken!"
En meneer zag, dat het Jaap's schrift was
,,Zóó je wou dus gaan overschrijven
zei hij ernstig.
„Enkele zinnen maar, die ik niet ken,"
antwoordde Karei met een benauwd ge
zicht.
„Van Dam, waarom gaf jij je schrift niet
dadelijk aan mij V' vroeg meneer streng.
„U hebt mijn thema-schrift al!" zei
Jaap met nadruk.
Meneer wist niet, wat hij gelooven moest,
want de ééne joDgen sprak den ander
at
le:
je;
r!
tegen en voor beiden had hij reden oi
gelooven dat ze waarheid spraken.
Karei gaf door z'n angstig gezicht
ter wel het vermoeden, dat hij werk
van plan was te gaan overschrijvei
Schrift van Jaap, dat op zijn bank
bewees dat ook, vond meneer; maar
drukkelijk verklaren van Jaap met
beslist gezicht bracht meneer weer
t wij fel.
Meneer ging 't stapeltje schriften
ken en vond al heel gauw Jaap's sci
Karei en meneer begrepen er nu
meer van. Vooral Karei wist niet, wa
zag Hij wist zeker, dat hij in de
Jaap's schrift had meegenomen. Toen
meneer: „Wat is dat dan voor een sc
van Dam V
„Een oud thema-schrift meneer
Jaap dadelijk.
Alle jongens, die iets van 't comj:>lo(
ten. begonnen zachtjes te lachen. En K
keek eerst stom-verbaasd, maar toen
hij rood van kwaadheid. Dus Bleeke
hem tóch verradenDddr zou hij plf
van beleven
Meneer vroeg niet verder, tot Karei'
luk. Anders was z'n nederlaag heelee
uitgekomen en meneer begreep nu wel,
de jongeüs iets onder elkaar hadden
gevoerd.
Zonder iets te zeggen, met een boos
zicht, gaf Karei nu 't oude schrift aan
terug.
,,Je mag 't auders wel houden, ha IJur
zei Jaap lachend.
Karei kon z'n nieuwsgierigheid niet
dwingeD om te weten te komen, hoe J an
zijn schrift had teruggekregen. Daai
vroeg hij„Heeft Bleeker..."
„O nee." antwoordde Jaap dade
„Bleeker heeft totaal niets gezegd b
'k Heb het zelf uitgevonden, je ziet
kan tooveren
De dikke VaD Gent stond er bij te la'
en zei
„Je vlieger is niet opgegaan, van Si
wen't Is je geraden, niet weer zooiet
probeeren, want 't gelukt je toch niet
je slaat er zelf een gek figuur mee.'
Karei bromde iets onverstaanbaars,
naar z'n plaats en wist wel, dat hij
eerst niet meer zoo'n plan zou uitdeti w
Want niet alleen had hij zijn doel niet
reikt en was hij uitgelachen, maar u
dit geharrewar was het tijd om te b oet
nen en moest hij ziin schrift geven,
dat de thema's klaar waren, 't Gevolg
dat hij alles kon overmaken.
J. C.I
iki
ib,
r l
et l