[de grootste vijand van
scharak-inu.
luiheid gestraft.
correspondentie.
(Een verhaal nit het onde Babyion).
ld!
I Op zekeren avond, meer dan vier duizend
I jaar geleden, zat Scharak-Inu, of, zooais hij
I ook werd geheeten, Sargon I, op zijn troon,
met somber gelaat. Waardeloos scheen hem
f zijn macht, hol het geluk zijns levens, belache-
l£* de successen zijner regeering!
De hovelingen rondom den troon wisten
I zich geen raad, want niemand gelukte het
den verstoorden zin des Konings op te
vroolgken.
I „En er is niemand onder u allen", aldus
sprak Scharak-Inu, „maar ook geen enkele
I e n der u, die voor wijs mag doorgaan. Gg
j allen zgt zeer knap; gij verstaat de kunst
voordeelige verdragen voor den Staat te
sluiten. Mgn troepen hebt ge zegevierend
weten te leiden en gij hebt met handigheid
koninklijke goederen en m6t deze ook
de uwe weten te vermeerderen. Hiervoor
ten ik u dankbaar, Doch wijs, werkelijk
vjjs is er niemand van u allen".
„En hoe zou men bewijs moeten leveren
ran die wijsheid", waagde de hof-philosoof
ie vragen.
„Door de beantwoording van de voor
mij allergewichtigste vraag", sprak de heer-
se ber.
„Maar ik vraag niet gaarne tevergeefs.
Wie onder u dusdanig vermetel is te be
weren, dat hij voor wijs zou kunnen gelden,
die mag de vraag, die ik stellen zal, de
waag, die mij zoo heel brjzo.ider bezighoudt,
beantwoorden. Is echter zijn antwoord er
raast, dan valt zijn hoofd".
„En wie zou dan voor zóó wijs kuunen
doorgaan", vroeg nog eens weer de hof-
philosoof, „om de juistheid van het ant
woord vast te stellen?"
„Het leven", antwoordde de Koning
somber.
Toen begon de philosoof zic-h toch wat
onbehagelijk le voelen. Hij besloot in ieder
geval niet deel te nemen aan deze wijs-
beid-concurrentie.
„Machtigste Koning aller Koningen, gij,
lieveling der heilige moeder Ischtar", riep
hij uil. „Wij allen zijn niet wgs genoeg
om iets te kunnen weten, wat gij zelf niet
weet. Wist gij het, gij zoudt niet vragen.
Ik herinner mij, dat gg een gevangen Egyp
tenaar in den kerker hebt, die voor een zeer
wga man geldt. Laat hem komen en schenk
hem de vrijheid, als hij uw vraag vermag op
te lossen".
Dit voorstel droeg de goedkeuring van den
Koning weg en de gevangene verscheen voor
bi i den troon. De hof-philosoof deelde hem
mede, wat het hier betrof.
„Ik ben bereid", sprak de gevangene.
„Luister 1" begon de Koning. „Bij al mijn
handelingen, blijft ondanks grootere succes
sen, een schamele rest, die mij onbevredigd
N laat. Wanneer ik barmhartig ben, kleeft er
toch ook iets onbarmhartigs aan; wanneer
ik liefheb, is ook wat haat aanwezig; wan
neer ik tot de Goden bid, dan bid ik, zonder
het te willen ook tot de demonen der on
derwereld. Begrijpt gij mij? Steeds is bg
alles een demon van slecht gehalte aanwezig,
die werkzaam is.
Dat nu brengt mij tot vertwijfeling. Be
zweer dien demon of noem hem mg, dezen
grootste van al mgne vijanden, opdat de
toe ven aars en priesters hem grijpen en on-
I schadelijk maken. Wie is het? Spreek!Noem
hem mij en gg zrjt vrij!"
„Ik ken hem", zeide de Egvptenaa-, „maar
ik kan hem u niet noemen. Ook is er geen
toovenaar, hoe sterk ook, die hem zou kun
nen overmeesteren".
„Laat hij zich aan mij vertoonen", drong
de Koning aan. „opdat ik zelf hem doode
of door hem gedood worde".
„Dezen nacht", sprak de Egyptenaar,
stijgt de zwarte Isis aan 't firmament. Het
de nacht van de onzichtbare maan. Kom,
o Heer, in den tempel van Ischtar en gij zult
i den demon zien, d>e uw ge^k verstoort".
Ofschoon de Koning een danper man was,
klepte zijn hart hevig, toen hij om het rnid-
devnachtelnk uur, alléén zooa's de Egyp-
1 tenaar had gewensoht den donkeren tem-
I Pel van Ischtar betrad. De opperpriester
der godin en de Egyptenaar ontvingen hem
eu begonnen onmiddellijk in de groote hal
van den tempel met de bezwering.
Do Koning werd binnen een op den bodem
afgeteekenden cirkel geleid. De Egyptenaar
strooide reukwerk over een kolenvuur. Groen
vlamde het vuur op en wit-groene dampen
kropen als groote slangen in de ruimte rood.
Luid bad de Egypte ïaar tot Isis, de moeder
der goden van zijn land.
Plotseling nam 3e Koning een onderdrukt
gedonder waar; de aarde beefde en vanuit
de vlammen en de rook vóór hem steeg een
groote gestalte op.
De Koning schreeuwde:
„Gruwelijk gezicht! Verschrikkelijke de
mon, wie zijt ge?"
„Uw grootste vijand", klonk donker de
stem van den Egyptenaar.
De gestalte schreed dreigend op den Ko
ning toe.
„Ik zelve!" kreet Scbarak-Inu, „ikzelf ben
dat? Maar tot een gruwelijkheid verwor
den-; een demon der onderwereld, leeft die
in mjj! Heilige moeder Ischtar, help mij!"
„Dat zijt ggzelf!" dreunde een stem. „Gij
hebt de waarheid gesproken, en hebt de
groote vraag van uw leven juist opgelost.
Kom! doodt dezen andere „ik", vernietig
hem, slinger hem weg naar de diepe diep
ten, waai' hij ontstond!"
De Koning stortte zich op zgn demonisch
evenbeeld.
In dit oogenblik we d hij wakker.
Alles was steliig een droom geweest. De
Egyptenaar stond vóór zgn troon; de hove
lingen bevonden zich er eveneens en de
hof-philosoof zeide juist tot den Egyptenaar:
„De vraag des konings is moeilijk op te
lossen".
„Wat is er gebeurd?" riep de Koning uit.
„Ik was zooeven toch in den tempel van
Isc-htar?"
Toen glimlachte de Egyptenaar.
„Neen. grootmachtige, gij waart hier en
het is. nog geen minuut geleden, sedert gij
uw vraag sleldet. Maar Isis, de heilige moe
der, was haren dienaar genadig. Gij waart
gedurende een onderdeel van een mensche-
lijk oogenblik bij u zei ven. Gij kent^nu
uwen grootsten vijand. Bij al uw handelin
gen, vergeet het niet, moet gij trachten het
allereerst dezen vijand te overwinnen!"
Scharak-Inu bewaarde geruimen tijd het
stilzwijgen. Dan echter rees hij omhoog, trad
op den Egyptenaar toe en sloot hem in zijn
armen.
„Gij zijt mijn broeder voor laan, wijze
man! Ik heb het antwoord, dat gij mij gaaft,
begrepen!"
Van dezen dag af moet er op den gan-
schen aardbol geen heerscher en geen wijze
meer -geweest zijn, die wijzer dan Scharak-
Inu, de groote Koning der Koningen, was.
Een reiziger, die op een anorgen door een
vreemd dorp liejp, werd plotseling getrof
fen door een zeer eigenaardig tooneeltje.
Een troepje menschen stond om een put
heen, waarin een gezonde, goed-gebouwde
man was neergelaten. Boven den rand van
den put werd het uiteinde van een slang
gehouden, waaruit het water in den put
stroomde. De man beneden moest als hij
niet wilde verdrinken voortdurend het
binnenstroomende water wegpompen.
De vreemdeling had medelijden met liera
en dacht niets anders, of deze was 't slacht
offer van de ééne of andere flauwe, docb
wreede grap Hij vroeg daarom aan de j
omstanders, wat dit te beteekenen had.
„Meneer' zei een oude man, die voor
aan stond, „die man is zooals iedereen
dadelijk zien kan gezond en sterk. Ik
zelf heb hem zeker wel twintig keer werk
aangeboden, doch hij is onverbeterlijk lui
en niettegenstaande hij gemakkelijk zijn
brood zou kunnen verdienen, bedelt hij
hier langs de huizen. Wij trachten hem nu
te leeren, dat hij werken moet, want als hij
zijn sterke armen niet gebruikt, zal hij
verdrinken.
Kijk," ging de oude man voort, terwijl
hij zich over den rand van den put heen
boog, „hij is reeds tot de ontdekking geko
men, dat hij goede spieren bezit. Over een
uur zullen wij hem er uit balen en ik
hoop, dat de les hem goed gedaan zal heb
ben."
Gelukkig geen klachten, wel eens even 'n
vermelding, dat het moeilijk was, maar groo
teren en Meineren bij elkaar geteld toch
heel wat kinderen, die goede oplossingen
hebben kunnen zenden, daar ben ik blij om.
Er zijn weer velen teleurgesteld, en daar
onder ook getrouwen, die al lang meedoen
en nog nooit een prijs kregen. Maar düe ge
trouwen weten, dat ik, als ik weer eens extra
prijzen mag verloten, ik daarvan een deel
onder mijn trouwe klantjes verloot, die mo
gen wel eens een extra kansje hebben.
Joh an Mulder, Jopie van der Be), Adri
Bavelaar, Leo Flipse, voor jullie alle vier
is het de eerste maal, dat je een prijs loot
hij mij, maar ik weet niet precies wie er
tijdens mijn ziekte een prijs hebben geloot.
Gedurende de 8 jaren, dat ik raadseltante
was, heb ik de lijst der prijswinnenden
nauwkeurig bijgehouden, dat vond ik wel
aardig.
Jullie schrijven mij alle vier later wel, wat
voor een mooi boek je hebt gekregen.
Jan Evers, je vraagt of de oplossing naar
mijn zin was; ja zeker, keurig in orde. Je
weet wel- jij behoort tot de trouwen
Frederik en Hpndrik Mulder, jullie zijn na.
tuurlijk toch ook blij dat Johan een prijs
heeft, want dat boek mogen jullie toch ook
net zoo goed lezen Neen hoor, Nellie moet
nog wat geduld hebben, vanaf 7 jaar mag
men meedoen.
Piet Harleveld, vond je liet wat moeilijk
zoo de eerste keer de prijsraadsels; maar
liet is je toch best gelukt, hoor; je kon mee-
loten.
Toos Dirkse, je had op het couvert van je
briel' geschreven Spoed! Toen heeft men aan
het bureau L. D, gedacht dat er werkelijk
haast was bg dien brief en dien apart met
een postzegel al Zaterdag aan mij gezonden.
Wil je dat niet meer doen, want die brief
had toch gewoon 's Maandags in het pakket
kunnen verzonden worden.
Aagje v. d. Ham, ik vind het volstrekt
niet „schandelijk", zooals jij het noemt, dat
je eens had overgeslagen om mij te schrijven,
dat is heusch zoo erg niet.
Helena Krispijn, ja hoor, je mag gerust
voortaan meedoen, ik hoop dat je er veel
plezier in zult krrjgen. en als je niet altijd
zin hebt om een briefje er bij te schrijven,
dan stuur je maar alleen de oplossingen van
de raadsels; voor jou zijn van de gewone
raadsels 3 goede oplossmgen voldoende.
Jac. en Marie Favier, neen ik heb de
Zeppelin niet gezien, maar in 1908 toen ik
eens in Duitsehland was, heb ik er een heel
mcoi en duidelijk gezien.
Koos Laurier, zal ik je voortaan maar Koos
noemen, niet Jacobus, dat is zeker je Zon-
dagsche naam. Je oplossing was puik in
orde.
Margaretha Sierag, dat was extra goed
hoor, dat je zooveel mogelijk woorden ge
bruikte, die betrekking hadden op het 3
Ocloberfeest, slim bedacht om er het pro
gramma bij te nemen.
Nico van Staden, zóó lang gezocht, nu
hoor, je hebt alles goed ingevuld.
Jootje de Wekker, ik weet best dat jg niet
Jantje heet. Heel aardig, dat je de beide
prijsraadsels hebt gemaakt en alles toepas
selijk gezocht op 3 October, maar je weet
wel, je lootte toch maar met één groep mee.
Hebben jullie zoo gelachen om die vergissing,
ik ook hoor.
Jacobus Slegtenhorst, ik neem het je niets
kwalijk, men moet nooit gedwongen schrij
ven, want dan is het geen pleziertje om met
do raadsels mee te doen.
Wim Crama, als je pas 10 jaar bent, had
je hel prijsraadsel van de kleineren mogen
oplossen.
Catharina van Egmond. je hebt gelijk, het
is met prijsraadsels altijd wat drukker, want
dan lees ik dikwijls namen, die ik bij de
gewone raadsels niet zie, maaT dat is heel
begrijpelijk hoor, dat men dan graag wat
meer moeite doel. Maar jij behoort al jaren
tot mijn raadseljeugd.
Neeltje van Breda, ben je een heele week
naar Sassenheim geweest en heb ik toen
oog meegereisd in je taschje? nu dan reist
mijn portret meer dan ik zelf.
Bertus Boom, och ja daar had ik opeens
zin in om prijsraadsels over 3 October te
laten maken.