DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST
JAN KLAASEN EN TRIJNTJE.
70ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 5 October 1929
Vijfde Blad
No. 21337
MET Dr. VAN DER SLEEN
OP REIS.
SCHEEPSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
Martin's verjongingskuur.
TJILATJ AP-D JOCJA.
Tjilatjap is een der belangrijkste havens
van de Zuidkust; een goede natuurlijke ha
ven, mooie ruime kaden, flinke los- en laad-
ge legen heden en bovendien een achterland,
dat wat oplevert en dus was noodig heelt.
Twintig zeeschepen in de maand is voor
zoo'n plaats geen kleinigheid. Bovendien is
er nog de verbinding over de Kinderzee met
Kalipoetjang, dat ook weer zijn achterland
heeft, waar vooral copra en wat rijst van
daan komt. Maar de hoofdzaken voor Patji-
tan zijn mangaan, erts, suiker en melasse.
De laatste, de stroop, die overblijft bij de
bereiding der rietsuiker, wordt soms bij
wier A vijfduizend ton in anderhalven dag
in de groote scheepstanks overgepompt.
Want hier zijn wij in Midden-Java en be
gint het suikerland.
Tjilatjap is een zeer oude Hollandsche
vestiging en dus ook 'n vesting geweest
met oude goede verbindingswegen het bin
nenland in. En al die wegen -zijn beplant
met Kanarieboomen, een boomsoort, die
wat kroon en schaduw betreft, wel wat lijkt
op onze iep, maar slanker, rechter stam
heeft met prachtige plankwortels tot twee
roeter boven den grond. Prachtige lanen
zijn het waardoor wij uren lang voort
rijden in prettige koelte. Eerst rijt zich
kampong aan kampong, dan als aardig in
termezzo een rivierovergang met een pont,
een prahoe bezar. Drie inlandsche vaar
tuigjes, iets als een Giethoornsche punter,
en daar overheen een bamboedek. Daar
moeten auto en aanhangwagen opgebracht
en afgesjord worden, wat natuurlijk een
vermakelijke drukte geeft. En veel bekijks,
want onze foto's hebben gestaan in Pandji
Poestaka, het blad, dat Volkslectuur onder
de ontwikkelde inlanders verspreidt. Wat
volkslectuur eigenlijk is, moet ik u ook nog
«en9 in kleuren en geuren vertellen. Pracht
werk, waar een heele brief voor noodig 13.
Wij komen veilig aan den overkant en
voort gaat het weer kanarielaan na kanarie-
laan en kampong na kampong, cocos en
pisang belemmeren alle uitzicht, lot er
plotseling ruimte komt en wij het land van
de suiker binnenrijden. Het land van de
suiker, want waar suiker is. is niets an
ders, behalve in de onmiddellijke nabijheid
der kampongs, die weer verscholen jn pi
sangs en klappers verspreid liggen in de
wijde velden, als de boerderijen in den
Beemster en daartusschen hier en daar een
open veld. soms een hoekje waar gekapt
wordt en verder niets dan de rietzeej vier
vijf meter hoog met nog een pluim van
een meter er bovenuit. Een dun pluimpje
op een dun steeltje, want het riet is uit
gebloeid en de oogsttijd gaat beginnen.
Ook de drukte op den weg is suiker.
Findelooze rijen van grobaks, vrachtkarren
door zebu's getrokken, zeulen langzaam
voort op hun speciaal weggedeelte allemaal
in één richting, de omgekeerde stroom komt
vanmiddag of vannacht, want dat bedrijf
gaat nacht en dag door. Als wij meer in
het hartje van het suikerland komen, komt
de stoomtram er bij, merkwaardig vehikel,
gestookt met ampas, het afgewerkte riet,
waarvan hij twee goederenwagens vol mee
voert. en opslikt op een ritje van eenige
tientallen kilometers. Maar dat goed kost
niets, kom zoo uit de molens, wordt niet
eens gedroogd En niet alleen de ïocomotief-
jes, ook de stoomketels, de droogpannen,
de motoren, al wat warmte of kracht noodig
heeft, wordt op een behoorlijk fabriek met
arapas gestookt Zoo'n fabriek is een merk
waardig bedrijf, de sloomtrammetjes bren
gen de vol riet geladen wagens tot vlak
voor de poort. Ossen sleepen ze een voor
een op de weegschaal, dan naar de fabriek,
waar een inlander er bovenop klimt en het
riet er aftrapt op een omhoog loopenden
band. Dan wordt het riet gehakt, gekneusd,
geperst. natgemaakt. weer gekneusd,
nog eens geperst en vijfentwintig meter van
dén ingang rollen de baaltjes ampas op
den wagen, die ze naar de stookplaatsen
of brandstofloodsen brengt Het uitgeperste
sap wordt eerst chemisch gereinigd, dan
ingeslikt, dan uitgeslingerd, gewasschen
weer uitgeslingerd, gezeefd en weer vijf-en-
twintig meter van den ingang wordt de
witte kristalsuiker in zakken van 100 K.G.
door zweetende Madoereezen weggedragen
naar de spoorweg wagons. In 36 uur van riet
tot suiker. Twaalf wagonladingen. 1200 zak
suiker, maakte de middelmatige fabriek,
die ik bezocht en dat vier maanden achter
een. rits aan een stuk door Misschien vijf
maanden, misschien 81/», dat hangt van
den oogst af en merken wij in Holland aan
de koersen van de H. V. A.
Wij naderen Djocja Karta. in de wande
ling Djocja genoemd. Het karakter der be
volking is ook langzaam veranderd Geen
vroolijke kleuren meer langs de wegen,
althans niet in de vrouwenkleding. Donker
blauw is alles wat ge hier ziet en dat slaat
saai. Maar erger is. dat de vtouw hier
lastdier is geworden. In West-Java werkt
de vrouw, vooral op het land bij den rijst
bouw en zoo, maar hier sjouwt de vrouw
met geweldige vrachten en doet vaak het
zwaarste werk De vorsten leven hier van
de hoofden, de hoofden van de onderhoof-
den, onderhoofden van de bevolking en
de man laat zijn vrouw voor zich werken,
dc vrouw haar kinderen nis ze zoo ver zijn.
De vrouw lijdt zeer onder dit zware werk.
Een knap figuurtje ziet ge niet meer op
straat, misschien ook wel, omdat hpt dan
meteen door een hoogerstaande in de in
landsche maa(schappij wordt ingepikt Maar
de vrouwen zijn vroeg oud. gaan gebogen,
afgesloofd, als eenige troost hun kinderen
en.... de tabakspruim, die zoo groot moet
zijn, dat zij meer dan half uit den mond te
voorschijn steekt. Afschuwelijker kan het
a! niet.
Er heerschcn in dit land nog voor-middel-
eeuwsche toestanden. Hie'r zijn de heere
diensten uitgevonden en door de inlandsche
hoofden, den een boven den ander, toege
past met een geraffineerde sluwheid. De
Hollander heeft ze deels afgeschaft, deels
overgenomen, maar dan, althans tegenwoor
dig, naar wetten van reoht en billijkheid,
meer nog als diensten voor de dessa, voor
het nut van het algemeen, dan voor den
vreemden heer. Maar op die' ingewikkelde
toestanden kom ik nog wel eens terug. Daar
moet ik eerst met eigen oogen meer van
hebben gezien.
In Djocja wacfbtte den congresleden weer
eens een buiten-kansje, een wajang-wong,
een dansspel, zooals alleen door de rijks-
grooten mag worden aangeboden. Helaas
was de sultan zelf te zeer in beslag geno
men door het aanstaande huwelijk van twe"e
zijner dochters en drie zijner zusters, om
ons zelf te kunnen ontvangen. Dat vijftal
huwt volgende maand tegelijk om daardoor
de enorme kosten, aan zulke feesten ver
bonden. tot een minimum te kunnen terug
brengen. Dus werden wij uitgenoodigd en
ontvangen door Panjeran Ario Adipsti Da-
noeredjo. Rijksbestuurder van zijne Hoog
heid den Sultan VIII van Jogjakarta.
Vroeger was het Wajangspel uitsluitend
een schimmenspel, waarbij een vertooner
leeren poppen liet dansen, worstelen, vech
ten, terwijl de schaduwen op een scherm
werden geprojecteerd. Thans worden de
figuren mee9t door levende personen voor
gesteld, die hun rol spelen, zingen onder
gamelan-begeleiding, terwijl af en toe
iemand lange verhalen doet om toe te lich
ten, wat er gaat gebeuren.
Vrijwel alle spelen zijn ontleend aan de
beide heilige Hindoeboeken, Ramayana en
Mahabharata. wel een eigenaardig ding in
dit Mohamedaan9che land. Natuurlijk wijken
dc figuren sterk af van de voorstellingen,
die de Hindoes in Britsch-Indië zich van
deze goden, halfgoden en helden maken,
maar dat hindert niemand
Als wij binnenkomen, zijn reeds vele gas
ten gezeten, achter en naast den Prins Pan
jeran. rondom een grooten. marmeren
dansvloer, een zuilenhal, welke andere tot
ontvangzaal dient. Gepolijst marmer, een
voudige vierkante zuilen, even argezet met
rood en goud. alles schitterend electrisch
VAN
No. 7. „Dat gaat zoo maar niet," riep de agent, ter
wijl hij voor hen ging staan. „Niemand mag stilletjes hier
van daan." Hij trok zijn zwaard en schreeuwde luid; ver
schrikt sprong Jan Klaasen achteruit. En Trijntje schreide
tranen met tuiten langs haar boezelaar met ruiten.
No. 8. Jokko was kwaad op den agent Hij zei:
„Wacht maar, jou leelijke vent" en pardoes sprong Jokko,
heel onzacht, op den agent, die dit niet had verwacht De
agent riep: „houd je kalm, bedaard, doch Jokko ontnam
hem eerst zijn zwaard. De agent trok een verschrikt ge
zicht en verloor toen zijn evenwicht.
verlicht. En daar komen reeds de eerste
figuren, rhytmisch bewegend op de maat
van de gamelan. Ze nemen tegenover el
kander plaats, allen het gelaat naar het
publiek gewend, in gewilde stijve nouamgen
als de leeren poppen, wier plaats zij heb
ben ingenomen. Uit de gamelan vandaan
klinkt een stem, die op galmenden toon uit
zingt. dat de groote wedstrijd in het span
nen van den boog zal plaats hebben en
dat de winnaar de schoone Koningsdochter
tot vrouw zal krijgen.
Het twintigtal gedaanten zit onbeweeglijk,
de gezichten rood of wit, een enkele zwart
geschilderd, de lichamen geel gepoederd,
behangen met gouden sieraden, gouden
helmen cn kronen op het hoofd, verder in
kleurige sarong met lang afhangende sjerp-
einden, die bij liet dansen af en toe met
de handen worden vastgehouden En dan
neemt het spel een aanvang onder veel
langdurig gepraat en gezang,
wrieschend en dansend probeeren do
mededingers den boog le spannen, tot een
der jonge edelen hem spant en zelfs breekt.
Vóórdien is echter een van de vijf prinse
lijke broeders bij zijn verwoede pogingen
in onmacht gevallen en dus komt als tus-
schenbedrijf dc genezing deT zieuc Dit is
dc note gaie van den avond. Het stuk speelt
ongeveer 1500 voor Chr., maar er wordt om
den dokter getelefoneerd. De dokter komt
met een knecht, die een vulcanfiber koffer
draagt en probeert te cancaneeren als wa-
jangdanser, waarbij koffer en sreek om
beuren vallen tot groole vreugde van het
buitenpubliek. De genezing geschiedt door
even klisteeren met een automobieltoeter en
dc held marcheert weer op volle krachten
af om fe gaan vertellen, dat dc eerlijke
wedstrijd niet eerlijk was, omdat hij ver
loren heeft en tot nieuwen strijd uit tc
dagen. Tallooze tweekampen worden gt>-
vochten met knots en kris en boog, soms
schiet een tweede zijn bijna verslagen
vijand te hulp en ontstaat een rhythmische
behendigheidsdans met vieren, maar ons
hinderen steeds de onnatuurlijke houdingen
en bordpapieren bewegingen. Dc gamelan
illustreert, bereidt voor op het gevecht, wint
de gemoederen op met razenden pauken
slag om dan weer terug le vallen in de me
lodie, die zelf half rhythme is en alleen
wegsterft om weer tot fortissimo te kunnen
aanzwellen hij nieuwen strijd Om 8 uur
begon het, om twaalf uur was het tweede
van de vier bedrijven juist afgeloopen en
gingen wij huiswaarts, ik voor mij diep
teleurgesteld Er zijn er, uitstekende ken
ners van dc Javaansche muziek, die meenen
dat deze in haar soort zeker even hoog
slaat als bij ons Strauss en Mozart.
Ik hoor het er niel aan. Ja. des avond9
als dc tonen van dc gamelan tot ons
doorklinken vanuit de dessa over de palm-
kronen heen. dan kan dat even mooi zijn
als dc zang der Vesperklokjes op de Alpen
weide. Maar muziekgenot vinden weinig
Europeanen in die mengeling van gong en
trommel en trommel en gong en srecfils
dood enkelen leeren een gamelan-melodie
herkennen en onthouden. En de veel ge
roemde Javaan9che dans, die geheel met
Hindoesagen werkt, voor ons is het een pop
penkast met levende figuren, waarin ook
Jan Klaassen doorgerammeld wordt, zij het
op esthetischer wijze? En de aap speelt er
een groote rol. En leugen en bedrog ook,
want alles is uit de heilige boeken der Hin
does opgedoken. De krijgsdans der Niassers,
de sperendans der Batakkers, zij zijn vooi
mij veel interessanter dan het abele spel
der voorlreffelijke apen (Langen mondro
wauorol, zooals dc wajang-orang in deze
landen eigenlijk heet.
VAN DER SLEEN.
JAVA—NEW-YORK-LIJN.
KAItlMOEN, Java n. New-York, 3 Oct.
Oram.
KON. NED. STOOMBOOT MIJ.
ALKMAAR, 3 Oct. van Cristobal n. Buena
ventura.
JASON, arr. 4 Oct. te R'dam.
MINERVA, arr. 3 Oct. te Konstantino'^1.
POLLUX, 3 Oct. v. Candia n. Algiers.
VENEZUELA, 3 Oct. v. Curasao n. Puer
to Cabello.
VECHTDIJK, arr. 3 Oct. te Port of Spain.
AMSTERDAM, arr. 4 Oct.. te Antwerpen.
SIMON BOLIVAR, 4 Oct. v. Arost. n. W.-
Indic.
POSEIDON, thuisr., 5 Sept. n.m. te
Havre verwacht.
AJAX en PLUTO, arr. 4 Oct. te Amst.
NICKERIE, 7 Oct. v. Amst. te Paramaribo
verwacht.
FAUNA, arr .4 Oct. te Hamburg.
STUYVESANT, thr., 8 Oct. v.m. te PTy-
niouth verwacht.
VENUS, 4 Oct. v. Gibraltar n. Amst
VULCANUS, arr. 4 Oct. te Alexandria.
HOLLAND—AFRIKA-LIJN.
GIEKERK, thuisr., 3 Oct.. v. Port Said.
XI.TKERK, thuisr., 3 Oct. te Duinkerken*
EEMSTROOM, 4 Oofc. v. W.-Afrika te
Amst. verwacht.
RIETFONTEIN, uitr., pas*. 3 Oct. Gi
braltar.
NIEUWKERK, uWr., paw. 3 Oct. Las
Palraas.
NT AS, 3 Oct. v. Ea^t London n. Durban.
KLTPFONTETN, 4 Oct. v. Beira u. Mo
zambique.
JAGERSFONTEIN, thuisr., 2 Oct. t*
Kaapstad.
DRECHTSTROOM. 5 Oct. v. R'dfun U
Hamburg verwacht.
ROTTERDAMSCHE LLOYD.
MADIOEN, uitr., pass. 4 Oct. Gibraltar»
SOEKABOEMI, thuisr., pass. 4 Oct. Sa-
grcs.
BUITENZORG, 3 Oct. v. R'dara to Ham
burg.
KERTOSONO, thuisr., 4 Oct. v. Padangt
TOSARI, 3 Oct. v. Hamb. te Bremen.
SLAMAT, thr., 4 Oct. van Marseille.
HOLLAND—AMERIKA-LIJN.
SPAARNDAM, R'dam n. New-Orleans, 3
Oct. van Vigo.
BILDERDJJK, 4 Oct. v. Boston te R'daau
ROTTERDAM, New-York n. R'dam, (3 Oct.
te Plymouth verwacht.
KON. HOLL. LLOYD.
MOXTFERLAND, thuisr., 3 Oct. n.m. v.
St. Vincent.
ZEELANDIA, thr., 4 Oct. van Bahia.
STOOMVAART MIJ. „NEDERLAND".
BORNEO, thuisr., 4 Oct. v. Port 8aid.
P. C. HOOFT, thr., 4 Oct. v. Singapore.
PRINS DER NEDERL., uitr., 4 Oct. van
Genua.
SALEIER, .thr., 3 Oct. van Sabaug.
GROTIUS, uitr., 4 Oct. van Suez.
HOLLAND—AUSTRAUË-LIJN.
WESTERDIJK, uitr., p. 3 Oct. Perim.
Door RAFA6L SAB AT INI.
Uit het Engelsch door G. M. G. d. W.
72) SLOT.
„Ja mademoiselle", antwoordde hij dade
lijk; hij was blij. dat zij door die vraag
het onderwerp zelf aanroerde. „Ik. kwam
bij tijds."
„En Marius? Uit hetgeen ik u hoorde
zeggen maak ik op, dat hem geen kwaad
is overkomen."
Jr '„Neen, hij mankeert niets. Ik heb hem
gespaard opdat hij kon deelen in de vreugde
van zijn moeder over haar huwelijk met
mijnheer de Tressan."
„Gelukkig, mijnheer! Vertel er mij wat
van" Haar stem klonk stijf en officieel."
Maar óf hij hoorde het niet óf hij lette
niet op de vraag.
„Mademoiselle," zei hij langzaam. „Flo-
rjmond zal weldra komen
„Florimond?" viel zij hem in de rede;
naar stem klonk schel alsof zij schrikte,
zij werd doodsbleek. Dat waarop zij maan
denlang had gehoopt en waarvoor zij had
gebeden was eindelijk gekomen en zij
schrikte er haast doodelijk van
Hij merkte de verandering op en schreef
het toe aan een natuurlijke ontroering. Hij
zweeg een oogenblik en voegde er toen bij:
„Hij is nog le La Rochetle. Maar hij
komt zoodra hij vernomen heeft dat zijn
stiefmoeder van Condillac vertrokken is".
„Maar waarom waarom Had
'iij dan in t geheel geen haast om naar
mij toe te komen?" vroeg zij stamelend
„Hij is Hij zweeg en trok aan zijn
knevel terwijl hij haar somber aanzag. Hij
stond nu dicht bij haar en bleef daar staan
en legde zijn- hand zacht op haar schouder
en zag neer op dat lieve, innemende ge
zichtje, dat zij tot hem ophief.
„Mademoiselle" vroeg hij, „zou het u erg
veel verdriet doen als het niet voor u weg
gelegd was met den heer van Condillac le
trouwen?"
„Verdriet doen?" Die vraag alleen deed
haar opleven, „neen neen mijnheer; het
zou mij in 't geheel geen verdriet doen"
„Is dat waar? i9 dat wezenlijk waar?"
riep hij uit en ook zijn toon scheen min
der somber.
„Weet u dan niet hoe waar dat is?" zei
ze op zulk een toon en met zulk een schu
wen blik naar omhoog, dat Garnache plot
seling iets in zijn keel voelde. Het bloed
vloog hem naar de wangen. Hij verbeeldde
zich. dat er een heel vreemde beteekenis
was in die woorden van haar, een be
teekenis. die zijn polsen sneller deed klop
pen dan vreugde en gevaar zelfs ooit had
den gedaan. Toen trachtte hij zich zelf in
bedwang te houden, heel in de diepte van
zijn ziel meende hij een spotlach te hooren
juist zulk een uitbarsting van sardoni
sche vreugde als zijn lippen ontsnapt was,
twee nachten te voren op weg naar Voiron.
En toen kwam hij terug op de zaak.
„Ik ben blij. dat u er zoo over denkt",
zei hij bedaard, „omdat omdat Flori
mond een vrouw meegebracht heeft."
Ziezoo, dat was er uit; hij ging achter
uit alsof hij iemand een beleediging naar
het hoofd had geworpen en zich gereed
houdt den slag af te weren, dien hij als
antwoord verwacht. Hij had een storm
verwacht, een woeste, waanzinnige uit
barsting; het flikkeren van vertoornde
oogen; een uiting van gekwetste fierheid.
Niets van dal alles, een lief, kalm, flauw
glimlachje verspreidde zich over het bleeke
gezichtje en toen verborg zij dat gezichtje
in haar handen, legde gezicht en handen
op zijn schouder en begon zachtjes te
schreien.
Dit was haast nog erger dan de storm,
dien hij verwacht had, meende hij. Hoe kon
hij ook weten, dat die tranen het uitvloeisel
waren van een hart, dat op het punt is te
barsten van louter vreugde? Hij klopte haar
op den schouder, hij suste haar.
„Kindje," fluisterde hij haar in het oor,
„Wat doet het er toe? Je hield immers
riet wezenlijk van hem? Hij was niet
waard. Heb toch niet zoo'n verdriet mijn
kind. Zoo, zoo, dat is beter
Zij keek naar hem op en glimlachte door
de tranen heen die uit haar oogen stroom
den.
„Ik schrei van vreugde, mijnheer", zei ze.
„Van vreugde?" vroeg hij. „Vertudieul
Er komt geen einde aan de dingen waar
een vrouw om schreit."
Zonder er bij te denken, onbewust haast,
nestelde zij zich wat dichter tegen hem aan
en weder klopten zijn polsen, weder steeg
het bloed naar dat magere gelaat. Heel
zachtjes fluisterde hij haar toe; „Wilt u met
mij naar Parijs gaan, mademoiselle?"
Met die vraag meende hij niets anders
dan iets heel gewoons, of het niet beter voor
haar zou zijn, nu ze he'el alleen in Dauphiné
was, zonder vrienden, naar Parijs te gaan
en onder de hoedo te zijn van de koningin
regentes. Maar was het schande voor haar,
dat zij die vraag heel cn al verkeerd op
vatte, dat zij begreep uit die woorden wat
haar hart zoo vurig verlangde? De' groote
vriendelijkheid van zijn toon deed haar
denken, dat hij meende wat zijn wenschfe.
Zij sloeg haar bruioe oogen weer tot hem
op, zij nestelde zich vaster tegen hem aan
en toen sloeg zij do oogen schuchter naar
hem op een allerliefst kleurtje vertoonde
zich op haar jeugdig gezichtje en zijn ant
woordde heel zacht:
„Ik wil overal met u naar toe mijnheer,
overal".
Met een kreet liet hij haar los. Dat was
geen verbeelding, geen verkeerd begrijpen
mogelijk. Hij zag dal zij zijn vraag verkeerd
uitlegde, hoe zij zich tot antwoord aan hem
had overgegeven. Zijn bijna ruwe manier
verschrikte haar en zij zag hem aan terwijl
hij de kamer op en neer liep tot waar zij
stond om de heftigheid van zijn gevoelens
tc beteugelen. Toen stond hij weer 9til. Hij
vatte haar bij dc schouders en hield haar
op armslengte voor zich, zag haar aan en
er was iets onrustigs in zijn doordringende
oogen.
..Mademoiselle, mademoiselleI" riep hij
uit. „Valérie, mijn kind. wat zeg je daar tot
mij?"
„Wat wou u dan dat ik zeggen zou?"
vroeg ze met de oogen op den grond geves
tigd. Tk dacht dat er geen quaeötie van zoo
iets lusschen on9 zou zijn. Ik behoor u toe.
Heeft ooit een man een vrouw meer dien
sten bewezen dan u mij? Heeft ooit een
vrouw een beteren vriend, een edeler min
naar gehad? Waarom moet ik mij schamen
over de bekentenis van mijn vereering?"
Hij slikte iets weg en zijn oogen waren
beneveld de oogen diei zonder ontroering
menig bloedbad hadden aangezien.
„Je weet niet wat je doet" riep hij uit en
het was de stem van een gefolterde. „Ik ben
oud."
„Oud?" herhaalde zij veTbaasd, zij keek
hem aan alsof zij onderzoeken wou wat
hij zei.
„Ja. oud," verzekerde hij haar bitter.
„Kijk naar mijn grijze haren, naar de rim
pels in mijn gezicht Ik ben geen geschikte
minnaar voor jou, mijn kind Je moet een
vroolijken, knappen jongen man hebben."
Zij zag hem aan en een tauw glimlachje
speelde om de hoeken van haar lippen. Zij
keek na3r zijn knappe, recbtc gestalte, zijn
waardig, krachtig, gedistingueerd gezicht.
Hij was pen echte man tot in de puntjes
van zijn vingers; er was zeen mannelijker
voorkomen Ie vinden; wat kon een jong
meisje meer begeeren?
i „U is alles wat ik zou kunnen begeeren,"
antwoordde zij en in zijn hart verwenschte
I hij haast haar halstarrigheid, haar gemis
i aan gezond verstand,
„Ik ben knorrig en onhandelbaar en ik
i ben oud geworden zonder de vrouwen te
leeren kennen. Ik heb nog nooit geweten
wat liefde was. Wat voor minnaar denkt u
I wel dat ik zal wezen?"
Haar oogen waren gericht op de ramen
achter zijn Tug. De zonneschijn die naar
binnen viel scheen haar bet antwoord te
geven dat zij zocht.
„Morgen is het St. Maarten en nu ziet u
eens hoe veel warmte de zon nog geeft."
„Een armoedig, bedriegelijk St. Maarten*
zomertje," zei hij. Een juist antwoord op
uw vergelijking."
..O neen niet schijnbaar," riep zij uit. „Iö
dc hederheid en warmte van de zon is geen
bedrog. Wij zien ze en voelen ze en we zijn
des te meer verheugd, daar het al November
is; wij genieten er juist des te meer van.
En in uw leven i9 het nog geen November,
dat duurt nog maanden."
„Wat ge daar zegt is heel aardig," zei Kij,
..en mag nog meer toepasselijk zijn, daar ik
Martin heet. ofschoon ik geen heilige ben.**
Toen schudde hij die stemming at die hij
zelfzuchtig vond; die stemming, die haar
nemen wou zooals de wolf het lammetje
vangt en nergens anders aan denkt dan
aan zijn eigen honger.
..Neen, neen," riep hij uit, „het zo'i
schandelijk van mij zijn!"
„En als ik je liefheb, Martin?" vroeg zij
zacht.
Een oogenblik zag hij haar ernstig aan,
al9 of hij door die heldere oogen de diepte
van haar maagdelijke ziel wou peilen. Toen
viel hij voor haar op de knieën zooals een
aankomende jongen gedaan zou hebben en
kuste haar handen ten toeken dat hij over
wonnen was.
O