DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST JAN KLAASEN EN TRIJNTJE. 70ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 5 October 1929 Vijfde Blad No. 21337 MET Dr. VAN DER SLEEN OP REIS. SCHEEPSTIJDINGEN. FEUILLETON. Martin's verjongingskuur. TJILATJ AP-D JOCJA. Tjilatjap is een der belangrijkste havens van de Zuidkust; een goede natuurlijke ha ven, mooie ruime kaden, flinke los- en laad- ge legen heden en bovendien een achterland, dat wat oplevert en dus was noodig heelt. Twintig zeeschepen in de maand is voor zoo'n plaats geen kleinigheid. Bovendien is er nog de verbinding over de Kinderzee met Kalipoetjang, dat ook weer zijn achterland heeft, waar vooral copra en wat rijst van daan komt. Maar de hoofdzaken voor Patji- tan zijn mangaan, erts, suiker en melasse. De laatste, de stroop, die overblijft bij de bereiding der rietsuiker, wordt soms bij wier A vijfduizend ton in anderhalven dag in de groote scheepstanks overgepompt. Want hier zijn wij in Midden-Java en be gint het suikerland. Tjilatjap is een zeer oude Hollandsche vestiging en dus ook 'n vesting geweest met oude goede verbindingswegen het bin nenland in. En al die wegen -zijn beplant met Kanarieboomen, een boomsoort, die wat kroon en schaduw betreft, wel wat lijkt op onze iep, maar slanker, rechter stam heeft met prachtige plankwortels tot twee roeter boven den grond. Prachtige lanen zijn het waardoor wij uren lang voort rijden in prettige koelte. Eerst rijt zich kampong aan kampong, dan als aardig in termezzo een rivierovergang met een pont, een prahoe bezar. Drie inlandsche vaar tuigjes, iets als een Giethoornsche punter, en daar overheen een bamboedek. Daar moeten auto en aanhangwagen opgebracht en afgesjord worden, wat natuurlijk een vermakelijke drukte geeft. En veel bekijks, want onze foto's hebben gestaan in Pandji Poestaka, het blad, dat Volkslectuur onder de ontwikkelde inlanders verspreidt. Wat volkslectuur eigenlijk is, moet ik u ook nog «en9 in kleuren en geuren vertellen. Pracht werk, waar een heele brief voor noodig 13. Wij komen veilig aan den overkant en voort gaat het weer kanarielaan na kanarie- laan en kampong na kampong, cocos en pisang belemmeren alle uitzicht, lot er plotseling ruimte komt en wij het land van de suiker binnenrijden. Het land van de suiker, want waar suiker is. is niets an ders, behalve in de onmiddellijke nabijheid der kampongs, die weer verscholen jn pi sangs en klappers verspreid liggen in de wijde velden, als de boerderijen in den Beemster en daartusschen hier en daar een open veld. soms een hoekje waar gekapt wordt en verder niets dan de rietzeej vier vijf meter hoog met nog een pluim van een meter er bovenuit. Een dun pluimpje op een dun steeltje, want het riet is uit gebloeid en de oogsttijd gaat beginnen. Ook de drukte op den weg is suiker. Findelooze rijen van grobaks, vrachtkarren door zebu's getrokken, zeulen langzaam voort op hun speciaal weggedeelte allemaal in één richting, de omgekeerde stroom komt vanmiddag of vannacht, want dat bedrijf gaat nacht en dag door. Als wij meer in het hartje van het suikerland komen, komt de stoomtram er bij, merkwaardig vehikel, gestookt met ampas, het afgewerkte riet, waarvan hij twee goederenwagens vol mee voert. en opslikt op een ritje van eenige tientallen kilometers. Maar dat goed kost niets, kom zoo uit de molens, wordt niet eens gedroogd En niet alleen de ïocomotief- jes, ook de stoomketels, de droogpannen, de motoren, al wat warmte of kracht noodig heeft, wordt op een behoorlijk fabriek met arapas gestookt Zoo'n fabriek is een merk waardig bedrijf, de sloomtrammetjes bren gen de vol riet geladen wagens tot vlak voor de poort. Ossen sleepen ze een voor een op de weegschaal, dan naar de fabriek, waar een inlander er bovenop klimt en het riet er aftrapt op een omhoog loopenden band. Dan wordt het riet gehakt, gekneusd, geperst. natgemaakt. weer gekneusd, nog eens geperst en vijfentwintig meter van dén ingang rollen de baaltjes ampas op den wagen, die ze naar de stookplaatsen of brandstofloodsen brengt Het uitgeperste sap wordt eerst chemisch gereinigd, dan ingeslikt, dan uitgeslingerd, gewasschen weer uitgeslingerd, gezeefd en weer vijf-en- twintig meter van den ingang wordt de witte kristalsuiker in zakken van 100 K.G. door zweetende Madoereezen weggedragen naar de spoorweg wagons. In 36 uur van riet tot suiker. Twaalf wagonladingen. 1200 zak suiker, maakte de middelmatige fabriek, die ik bezocht en dat vier maanden achter een. rits aan een stuk door Misschien vijf maanden, misschien 81/», dat hangt van den oogst af en merken wij in Holland aan de koersen van de H. V. A. Wij naderen Djocja Karta. in de wande ling Djocja genoemd. Het karakter der be volking is ook langzaam veranderd Geen vroolijke kleuren meer langs de wegen, althans niet in de vrouwenkleding. Donker blauw is alles wat ge hier ziet en dat slaat saai. Maar erger is. dat de vtouw hier lastdier is geworden. In West-Java werkt de vrouw, vooral op het land bij den rijst bouw en zoo, maar hier sjouwt de vrouw met geweldige vrachten en doet vaak het zwaarste werk De vorsten leven hier van de hoofden, de hoofden van de onderhoof- den, onderhoofden van de bevolking en de man laat zijn vrouw voor zich werken, dc vrouw haar kinderen nis ze zoo ver zijn. De vrouw lijdt zeer onder dit zware werk. Een knap figuurtje ziet ge niet meer op straat, misschien ook wel, omdat hpt dan meteen door een hoogerstaande in de in landsche maa(schappij wordt ingepikt Maar de vrouwen zijn vroeg oud. gaan gebogen, afgesloofd, als eenige troost hun kinderen en.... de tabakspruim, die zoo groot moet zijn, dat zij meer dan half uit den mond te voorschijn steekt. Afschuwelijker kan het a! niet. Er heerschcn in dit land nog voor-middel- eeuwsche toestanden. Hie'r zijn de heere diensten uitgevonden en door de inlandsche hoofden, den een boven den ander, toege past met een geraffineerde sluwheid. De Hollander heeft ze deels afgeschaft, deels overgenomen, maar dan, althans tegenwoor dig, naar wetten van reoht en billijkheid, meer nog als diensten voor de dessa, voor het nut van het algemeen, dan voor den vreemden heer. Maar op die' ingewikkelde toestanden kom ik nog wel eens terug. Daar moet ik eerst met eigen oogen meer van hebben gezien. In Djocja wacfbtte den congresleden weer eens een buiten-kansje, een wajang-wong, een dansspel, zooals alleen door de rijks- grooten mag worden aangeboden. Helaas was de sultan zelf te zeer in beslag geno men door het aanstaande huwelijk van twe"e zijner dochters en drie zijner zusters, om ons zelf te kunnen ontvangen. Dat vijftal huwt volgende maand tegelijk om daardoor de enorme kosten, aan zulke feesten ver bonden. tot een minimum te kunnen terug brengen. Dus werden wij uitgenoodigd en ontvangen door Panjeran Ario Adipsti Da- noeredjo. Rijksbestuurder van zijne Hoog heid den Sultan VIII van Jogjakarta. Vroeger was het Wajangspel uitsluitend een schimmenspel, waarbij een vertooner leeren poppen liet dansen, worstelen, vech ten, terwijl de schaduwen op een scherm werden geprojecteerd. Thans worden de figuren mee9t door levende personen voor gesteld, die hun rol spelen, zingen onder gamelan-begeleiding, terwijl af en toe iemand lange verhalen doet om toe te lich ten, wat er gaat gebeuren. Vrijwel alle spelen zijn ontleend aan de beide heilige Hindoeboeken, Ramayana en Mahabharata. wel een eigenaardig ding in dit Mohamedaan9che land. Natuurlijk wijken dc figuren sterk af van de voorstellingen, die de Hindoes in Britsch-Indië zich van deze goden, halfgoden en helden maken, maar dat hindert niemand Als wij binnenkomen, zijn reeds vele gas ten gezeten, achter en naast den Prins Pan jeran. rondom een grooten. marmeren dansvloer, een zuilenhal, welke andere tot ontvangzaal dient. Gepolijst marmer, een voudige vierkante zuilen, even argezet met rood en goud. alles schitterend electrisch VAN No. 7. „Dat gaat zoo maar niet," riep de agent, ter wijl hij voor hen ging staan. „Niemand mag stilletjes hier van daan." Hij trok zijn zwaard en schreeuwde luid; ver schrikt sprong Jan Klaasen achteruit. En Trijntje schreide tranen met tuiten langs haar boezelaar met ruiten. No. 8. Jokko was kwaad op den agent Hij zei: „Wacht maar, jou leelijke vent" en pardoes sprong Jokko, heel onzacht, op den agent, die dit niet had verwacht De agent riep: „houd je kalm, bedaard, doch Jokko ontnam hem eerst zijn zwaard. De agent trok een verschrikt ge zicht en verloor toen zijn evenwicht. verlicht. En daar komen reeds de eerste figuren, rhytmisch bewegend op de maat van de gamelan. Ze nemen tegenover el kander plaats, allen het gelaat naar het publiek gewend, in gewilde stijve nouamgen als de leeren poppen, wier plaats zij heb ben ingenomen. Uit de gamelan vandaan klinkt een stem, die op galmenden toon uit zingt. dat de groote wedstrijd in het span nen van den boog zal plaats hebben en dat de winnaar de schoone Koningsdochter tot vrouw zal krijgen. Het twintigtal gedaanten zit onbeweeglijk, de gezichten rood of wit, een enkele zwart geschilderd, de lichamen geel gepoederd, behangen met gouden sieraden, gouden helmen cn kronen op het hoofd, verder in kleurige sarong met lang afhangende sjerp- einden, die bij liet dansen af en toe met de handen worden vastgehouden En dan neemt het spel een aanvang onder veel langdurig gepraat en gezang, wrieschend en dansend probeeren do mededingers den boog le spannen, tot een der jonge edelen hem spant en zelfs breekt. Vóórdien is echter een van de vijf prinse lijke broeders bij zijn verwoede pogingen in onmacht gevallen en dus komt als tus- schenbedrijf dc genezing deT zieuc Dit is dc note gaie van den avond. Het stuk speelt ongeveer 1500 voor Chr., maar er wordt om den dokter getelefoneerd. De dokter komt met een knecht, die een vulcanfiber koffer draagt en probeert te cancaneeren als wa- jangdanser, waarbij koffer en sreek om beuren vallen tot groole vreugde van het buitenpubliek. De genezing geschiedt door even klisteeren met een automobieltoeter en dc held marcheert weer op volle krachten af om fe gaan vertellen, dat dc eerlijke wedstrijd niet eerlijk was, omdat hij ver loren heeft en tot nieuwen strijd uit tc dagen. Tallooze tweekampen worden gt>- vochten met knots en kris en boog, soms schiet een tweede zijn bijna verslagen vijand te hulp en ontstaat een rhythmische behendigheidsdans met vieren, maar ons hinderen steeds de onnatuurlijke houdingen en bordpapieren bewegingen. Dc gamelan illustreert, bereidt voor op het gevecht, wint de gemoederen op met razenden pauken slag om dan weer terug le vallen in de me lodie, die zelf half rhythme is en alleen wegsterft om weer tot fortissimo te kunnen aanzwellen hij nieuwen strijd Om 8 uur begon het, om twaalf uur was het tweede van de vier bedrijven juist afgeloopen en gingen wij huiswaarts, ik voor mij diep teleurgesteld Er zijn er, uitstekende ken ners van dc Javaansche muziek, die meenen dat deze in haar soort zeker even hoog slaat als bij ons Strauss en Mozart. Ik hoor het er niel aan. Ja. des avond9 als dc tonen van dc gamelan tot ons doorklinken vanuit de dessa over de palm- kronen heen. dan kan dat even mooi zijn als dc zang der Vesperklokjes op de Alpen weide. Maar muziekgenot vinden weinig Europeanen in die mengeling van gong en trommel en trommel en gong en srecfils dood enkelen leeren een gamelan-melodie herkennen en onthouden. En de veel ge roemde Javaan9che dans, die geheel met Hindoesagen werkt, voor ons is het een pop penkast met levende figuren, waarin ook Jan Klaassen doorgerammeld wordt, zij het op esthetischer wijze? En de aap speelt er een groote rol. En leugen en bedrog ook, want alles is uit de heilige boeken der Hin does opgedoken. De krijgsdans der Niassers, de sperendans der Batakkers, zij zijn vooi mij veel interessanter dan het abele spel der voorlreffelijke apen (Langen mondro wauorol, zooals dc wajang-orang in deze landen eigenlijk heet. VAN DER SLEEN. JAVA—NEW-YORK-LIJN. KAItlMOEN, Java n. New-York, 3 Oct. Oram. KON. NED. STOOMBOOT MIJ. ALKMAAR, 3 Oct. van Cristobal n. Buena ventura. JASON, arr. 4 Oct. te R'dam. MINERVA, arr. 3 Oct. te Konstantino'^1. POLLUX, 3 Oct. v. Candia n. Algiers. VENEZUELA, 3 Oct. v. Curasao n. Puer to Cabello. VECHTDIJK, arr. 3 Oct. te Port of Spain. AMSTERDAM, arr. 4 Oct.. te Antwerpen. SIMON BOLIVAR, 4 Oct. v. Arost. n. W.- Indic. POSEIDON, thuisr., 5 Sept. n.m. te Havre verwacht. AJAX en PLUTO, arr. 4 Oct. te Amst. NICKERIE, 7 Oct. v. Amst. te Paramaribo verwacht. FAUNA, arr .4 Oct. te Hamburg. STUYVESANT, thr., 8 Oct. v.m. te PTy- niouth verwacht. VENUS, 4 Oct. v. Gibraltar n. Amst VULCANUS, arr. 4 Oct. te Alexandria. HOLLAND—AFRIKA-LIJN. GIEKERK, thuisr., 3 Oct.. v. Port Said. XI.TKERK, thuisr., 3 Oct. te Duinkerken* EEMSTROOM, 4 Oofc. v. W.-Afrika te Amst. verwacht. RIETFONTEIN, uitr., pas*. 3 Oct. Gi braltar. NIEUWKERK, uWr., paw. 3 Oct. Las Palraas. NT AS, 3 Oct. v. Ea^t London n. Durban. KLTPFONTETN, 4 Oct. v. Beira u. Mo zambique. JAGERSFONTEIN, thuisr., 2 Oct. t* Kaapstad. DRECHTSTROOM. 5 Oct. v. R'dfun U Hamburg verwacht. ROTTERDAMSCHE LLOYD. MADIOEN, uitr., pass. 4 Oct. Gibraltar» SOEKABOEMI, thuisr., pass. 4 Oct. Sa- grcs. BUITENZORG, 3 Oct. v. R'dara to Ham burg. KERTOSONO, thuisr., 4 Oct. v. Padangt TOSARI, 3 Oct. v. Hamb. te Bremen. SLAMAT, thr., 4 Oct. van Marseille. HOLLAND—AMERIKA-LIJN. SPAARNDAM, R'dam n. New-Orleans, 3 Oct. van Vigo. BILDERDJJK, 4 Oct. v. Boston te R'daau ROTTERDAM, New-York n. R'dam, (3 Oct. te Plymouth verwacht. KON. HOLL. LLOYD. MOXTFERLAND, thuisr., 3 Oct. n.m. v. St. Vincent. ZEELANDIA, thr., 4 Oct. van Bahia. STOOMVAART MIJ. „NEDERLAND". BORNEO, thuisr., 4 Oct. v. Port 8aid. P. C. HOOFT, thr., 4 Oct. v. Singapore. PRINS DER NEDERL., uitr., 4 Oct. van Genua. SALEIER, .thr., 3 Oct. van Sabaug. GROTIUS, uitr., 4 Oct. van Suez. HOLLAND—AUSTRAUË-LIJN. WESTERDIJK, uitr., p. 3 Oct. Perim. Door RAFA6L SAB AT INI. Uit het Engelsch door G. M. G. d. W. 72) SLOT. „Ja mademoiselle", antwoordde hij dade lijk; hij was blij. dat zij door die vraag het onderwerp zelf aanroerde. „Ik. kwam bij tijds." „En Marius? Uit hetgeen ik u hoorde zeggen maak ik op, dat hem geen kwaad is overkomen." Jr '„Neen, hij mankeert niets. Ik heb hem gespaard opdat hij kon deelen in de vreugde van zijn moeder over haar huwelijk met mijnheer de Tressan." „Gelukkig, mijnheer! Vertel er mij wat van" Haar stem klonk stijf en officieel." Maar óf hij hoorde het niet óf hij lette niet op de vraag. „Mademoiselle," zei hij langzaam. „Flo- rjmond zal weldra komen „Florimond?" viel zij hem in de rede; naar stem klonk schel alsof zij schrikte, zij werd doodsbleek. Dat waarop zij maan denlang had gehoopt en waarvoor zij had gebeden was eindelijk gekomen en zij schrikte er haast doodelijk van Hij merkte de verandering op en schreef het toe aan een natuurlijke ontroering. Hij zweeg een oogenblik en voegde er toen bij: „Hij is nog le La Rochetle. Maar hij komt zoodra hij vernomen heeft dat zijn stiefmoeder van Condillac vertrokken is". „Maar waarom waarom Had 'iij dan in t geheel geen haast om naar mij toe te komen?" vroeg zij stamelend „Hij is Hij zweeg en trok aan zijn knevel terwijl hij haar somber aanzag. Hij stond nu dicht bij haar en bleef daar staan en legde zijn- hand zacht op haar schouder en zag neer op dat lieve, innemende ge zichtje, dat zij tot hem ophief. „Mademoiselle" vroeg hij, „zou het u erg veel verdriet doen als het niet voor u weg gelegd was met den heer van Condillac le trouwen?" „Verdriet doen?" Die vraag alleen deed haar opleven, „neen neen mijnheer; het zou mij in 't geheel geen verdriet doen" „Is dat waar? i9 dat wezenlijk waar?" riep hij uit en ook zijn toon scheen min der somber. „Weet u dan niet hoe waar dat is?" zei ze op zulk een toon en met zulk een schu wen blik naar omhoog, dat Garnache plot seling iets in zijn keel voelde. Het bloed vloog hem naar de wangen. Hij verbeeldde zich. dat er een heel vreemde beteekenis was in die woorden van haar, een be teekenis. die zijn polsen sneller deed klop pen dan vreugde en gevaar zelfs ooit had den gedaan. Toen trachtte hij zich zelf in bedwang te houden, heel in de diepte van zijn ziel meende hij een spotlach te hooren juist zulk een uitbarsting van sardoni sche vreugde als zijn lippen ontsnapt was, twee nachten te voren op weg naar Voiron. En toen kwam hij terug op de zaak. „Ik ben blij. dat u er zoo over denkt", zei hij bedaard, „omdat omdat Flori mond een vrouw meegebracht heeft." Ziezoo, dat was er uit; hij ging achter uit alsof hij iemand een beleediging naar het hoofd had geworpen en zich gereed houdt den slag af te weren, dien hij als antwoord verwacht. Hij had een storm verwacht, een woeste, waanzinnige uit barsting; het flikkeren van vertoornde oogen; een uiting van gekwetste fierheid. Niets van dal alles, een lief, kalm, flauw glimlachje verspreidde zich over het bleeke gezichtje en toen verborg zij dat gezichtje in haar handen, legde gezicht en handen op zijn schouder en begon zachtjes te schreien. Dit was haast nog erger dan de storm, dien hij verwacht had, meende hij. Hoe kon hij ook weten, dat die tranen het uitvloeisel waren van een hart, dat op het punt is te barsten van louter vreugde? Hij klopte haar op den schouder, hij suste haar. „Kindje," fluisterde hij haar in het oor, „Wat doet het er toe? Je hield immers riet wezenlijk van hem? Hij was niet waard. Heb toch niet zoo'n verdriet mijn kind. Zoo, zoo, dat is beter Zij keek naar hem op en glimlachte door de tranen heen die uit haar oogen stroom den. „Ik schrei van vreugde, mijnheer", zei ze. „Van vreugde?" vroeg hij. „Vertudieul Er komt geen einde aan de dingen waar een vrouw om schreit." Zonder er bij te denken, onbewust haast, nestelde zij zich wat dichter tegen hem aan en weder klopten zijn polsen, weder steeg het bloed naar dat magere gelaat. Heel zachtjes fluisterde hij haar toe; „Wilt u met mij naar Parijs gaan, mademoiselle?" Met die vraag meende hij niets anders dan iets heel gewoons, of het niet beter voor haar zou zijn, nu ze he'el alleen in Dauphiné was, zonder vrienden, naar Parijs te gaan en onder de hoedo te zijn van de koningin regentes. Maar was het schande voor haar, dat zij die vraag heel cn al verkeerd op vatte, dat zij begreep uit die woorden wat haar hart zoo vurig verlangde? De' groote vriendelijkheid van zijn toon deed haar denken, dat hij meende wat zijn wenschfe. Zij sloeg haar bruioe oogen weer tot hem op, zij nestelde zich vaster tegen hem aan en toen sloeg zij do oogen schuchter naar hem op een allerliefst kleurtje vertoonde zich op haar jeugdig gezichtje en zijn ant woordde heel zacht: „Ik wil overal met u naar toe mijnheer, overal". Met een kreet liet hij haar los. Dat was geen verbeelding, geen verkeerd begrijpen mogelijk. Hij zag dal zij zijn vraag verkeerd uitlegde, hoe zij zich tot antwoord aan hem had overgegeven. Zijn bijna ruwe manier verschrikte haar en zij zag hem aan terwijl hij de kamer op en neer liep tot waar zij stond om de heftigheid van zijn gevoelens tc beteugelen. Toen stond hij weer 9til. Hij vatte haar bij dc schouders en hield haar op armslengte voor zich, zag haar aan en er was iets onrustigs in zijn doordringende oogen. ..Mademoiselle, mademoiselleI" riep hij uit. „Valérie, mijn kind. wat zeg je daar tot mij?" „Wat wou u dan dat ik zeggen zou?" vroeg ze met de oogen op den grond geves tigd. Tk dacht dat er geen quaeötie van zoo iets lusschen on9 zou zijn. Ik behoor u toe. Heeft ooit een man een vrouw meer dien sten bewezen dan u mij? Heeft ooit een vrouw een beteren vriend, een edeler min naar gehad? Waarom moet ik mij schamen over de bekentenis van mijn vereering?" Hij slikte iets weg en zijn oogen waren beneveld de oogen diei zonder ontroering menig bloedbad hadden aangezien. „Je weet niet wat je doet" riep hij uit en het was de stem van een gefolterde. „Ik ben oud." „Oud?" herhaalde zij veTbaasd, zij keek hem aan alsof zij onderzoeken wou wat hij zei. „Ja. oud," verzekerde hij haar bitter. „Kijk naar mijn grijze haren, naar de rim pels in mijn gezicht Ik ben geen geschikte minnaar voor jou, mijn kind Je moet een vroolijken, knappen jongen man hebben." Zij zag hem aan en een tauw glimlachje speelde om de hoeken van haar lippen. Zij keek na3r zijn knappe, recbtc gestalte, zijn waardig, krachtig, gedistingueerd gezicht. Hij was pen echte man tot in de puntjes van zijn vingers; er was zeen mannelijker voorkomen Ie vinden; wat kon een jong meisje meer begeeren? i „U is alles wat ik zou kunnen begeeren," antwoordde zij en in zijn hart verwenschte I hij haast haar halstarrigheid, haar gemis i aan gezond verstand, „Ik ben knorrig en onhandelbaar en ik i ben oud geworden zonder de vrouwen te leeren kennen. Ik heb nog nooit geweten wat liefde was. Wat voor minnaar denkt u I wel dat ik zal wezen?" Haar oogen waren gericht op de ramen achter zijn Tug. De zonneschijn die naar binnen viel scheen haar bet antwoord te geven dat zij zocht. „Morgen is het St. Maarten en nu ziet u eens hoe veel warmte de zon nog geeft." „Een armoedig, bedriegelijk St. Maarten* zomertje," zei hij. Een juist antwoord op uw vergelijking." ..O neen niet schijnbaar," riep zij uit. „Iö dc hederheid en warmte van de zon is geen bedrog. Wij zien ze en voelen ze en we zijn des te meer verheugd, daar het al November is; wij genieten er juist des te meer van. En in uw leven i9 het nog geen November, dat duurt nog maanden." „Wat ge daar zegt is heel aardig," zei Kij, ..en mag nog meer toepasselijk zijn, daar ik Martin heet. ofschoon ik geen heilige ben.** Toen schudde hij die stemming at die hij zelfzuchtig vond; die stemming, die haar nemen wou zooals de wolf het lammetje vangt en nergens anders aan denkt dan aan zijn eigen honger. ..Neen, neen," riep hij uit, „het zo'i schandelijk van mij zijn!" „En als ik je liefheb, Martin?" vroeg zij zacht. Een oogenblik zag hij haar ernstig aan, al9 of hij door die heldere oogen de diepte van haar maagdelijke ziel wou peilen. Toen viel hij voor haar op de knieën zooals een aankomende jongen gedaan zou hebben en kuste haar handen ten toeken dat hij over wonnen was. O

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 17