70ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 28 September 1929
Derde Blad
No. 21332
DE RUÏNE TE WARMOND.
„WIEKELS"
JOH. GEIJTENBEEK
FOTOHANDEL - BREESTRAAT 79
DE AVONTUREN VAN ADAMSON.
LAND- EN TUINBOUW.
ANECDOTA LEIDENSIA.
[Wanneer is Warmond ontstaan?
Moeilijk te zeggen, 't Is een heel oud
dorp, waarvan het eerste ontstaan zich
•verliest in het duister der vroegste Mid
deleeuwen In onze jeugd leerden wij dal
Karei de Groote zijn aandeel had aan de
stichting. Ruim dertig jaren deed Charle
magne verwoede krijgstochten tegen de
beideneche Saksen, welke ten slotte ein
digden met een volkomen onderwerping
van het vrijheidlievende volk. Het Fran
kische zwaard zegevierde en de Saksen
moesten in dubbelen zin het hoofd buigen
voor Kareis heerschappij en voor den Chris-
telijken priester.
Ten einde het bekeering9werk vlotter te
doen verloopen, moesten Saksen zich ves
tigen in Christelijke streken en Franken in
het Saksenland.
't Ligt voor de hand dat juist aan in
vloedrijke personen uit de stammen deze
woonplaatswisseling werd opgedragen. Dat
Karei deze methode toepaste is historisch
en zoo zegt men dat Warmond, Katwijk en
Sassenheim hun namen te danken hebben
aan Warren, Katten en Sassen, groep«-n
uit verschillende Saksische 9tammen. 't Wil
mij altijd voorkomen, dat onder de boeren
bevolking dezer dorpen, die daar van ouds
her woonde, wel sterk Saksische typen zijn
op te merken. Wellicht bestaan er ethno-
logische studies die dit vermoeden beves
tigen.
In ieder geval is Warmond er in de
dagen van Karei den Grooten er al ge
weest. Er is een blafferd, een naamliist
van goederen, behoorend tot de Utrecht-
sche Sint-Maartenskerk, die volgens prof.
Blok samengesteld is in de jaren tusschen
"777 en 866. In dezen blafferd worden be
halve Leython, Rhinesburg, Valcanaburg,
Foreschate. enz. enz. ook Warraelda ge
noemd, dat in samenhang met de andere
namen niet anders dan Warmond kan zijn
geweest. En daarin wordt verklaard dat
drie mansi. d.w.z. drie hoeven met bijbe-
hoorendc landerijen aan de kerk van
Utrecht behoorden.. Waar drie flinke hoe
ven, elk met minstens twaalf morgen land
waren, bestonden er zeker nog meerdere.
Nu zou men kunnen gaan fantaseeren, of
d© bewoners dier hoeven ook oorspronke
lijke Saksische eigenerfden waren, die op
deze wijze iD nader verband met de kerk
werden gebracht. Men zou kunnen vragen,
of men in hen niet de voorzaten zou kun-
Den zien van de drie adellijke geslachten
die in de Middeleeuwen te Warmond zoo'n
voorname rol speelden. Het is immers een
bekend feit dat de oudste ad.el veelal
is ontstaan uit overiieersohers en be
voorrechten die van elders kwamen.
Ik noem als voorbeeld alleen maar, dat
het Hollandsche gravenhuis stamde uit een
Vikingerfamilie. Dergelijke gissingen zijn
evenwel onvruchtbaar.
Of Warmond toen al een kerkje bezat, is
niet met a 4- b te bewiizen. Wel stond er
reeds in de dagen voor Karei den Grooten
een St. Willebrordskerk te Kerckwerve, op
de plaats waar nu het Groene kerkje rfn-at
en dit was de moederkerk van Warmond.
Er kan een houten kapelletje hebben ge
staan te Warmunde in Kareis dagen en
in de tijden der Noormannen. Vermoedens
hieromtrent vindt men uitvoerig behandeld
in het boek van den heer W. Machen:
„Warmond voorheen en thans", waarvan
het eerste deel voor eon paaT jaren is ver
schenen. „Hoogstwaarschijnlijk" lezen we
daar, ,,was de kerk van Warmond in 1156
parochiekerk", dus onafhankelijk van het
Groene kerkje.
't Warmonder kerkje uit die dagen zal
waarschijnlijk van hout zijn geweest om
eerst tegen het einde der eeuw te worden
vervangen door een Romaansch gebouw van
tufsteen. In het naburige Sassenheim is
nog een deel van het oude tufsteenkerkje
dat ong. in 1200 werd gebouwd, overge
bleven.
Een nauwkeurig bodemonderzoek zou
kunnen leeren, in hoeverre bij den lateren
herbouw van een Gothisch bedehuis is ge
bruik gemaakt van de oude fundamenten.
Een sterk vermoeden heb ik, dat althans de
tegenwoordige toren nog daarop rust en
verder kunnen we ook aannemen, dat het
oorspronkelijke kerkje, zooals tal van oude
dorpskerken geen koomis had, maar een
vlakken gevel aan het Oosteinde, die zich
bevond, waar later de triomfboog van de
Gothische kerk kwam. Hierop komen we
nog terug.
Het zielenaantal der Warmonder paro
chie moet in de latere Middeleeuwen sterk
zün toegenomen. Uit allerlei gegeven.-
bliikt, dat bet kerkje aanvankeliik werd
bediend door één geestelijke, terwijl later
een kapelaan, nog later twee daaraan wer
den toegevoegd. De kerk was gebouwd op
een terrein, behoorend tot het eigendom
der adellijke heeren van Warmond. Uit
alles blijkt, dat ook de geslachten Vau
Teylingen en Van Alckemade zekere rech
ten uitoefenden. Zij stonden althans in
nadere betrekking tot de kerk, dan de
overige parochianen.
In het laatst der Middeleeuwen hadden
zij hun bijzondere kapellen in de kerk,
waaraan vicarissen waren verbonden, we
zouden kunnen zeggen: particuliere huis
geestelijken.
Men begrijpt dus, dat een eenbeukig Ro
maansch kerkje' niet aan de hoogere eisoheu
van het groeiend geloofsleven der 14de en
15de eeuw kon voldoen. Bij gedeelten is
waarschijnlijk de kerk verbouwd en ver
nieuwd, zooals het in het groot ging met
de Leidsche Pieterskerk. De toren is waar
schijnlijk het eerst vernieuwd. Deze w<?rd
later ingebouwd in een nieuw schip. Het
nieuwe Gothische schip reikte niet verder,
dan waar tegenwoordig het overblijfsel van
het koor begint. Eerst in de jaren van 1525
tot 1527 werd het vijfhoekig afgesloten
koor gebouwd.
Op een en ander komen we in een slot
artikel terug.
Ofschoon maar een dorpskerk moet de
Warmonder kerk toch aan zekere eischen
van schoonheid hebben beantwoord. We
hebben reeds gezegd, dat ze onder bescher
ming van drie adellijke geslachten stond.
We zouden er nog aan toe kunnen voegen
dat zij door verschillende schenkingen in
de 15e en 16e eeuw zeer rijk was geworden.
De middelen ontbraken dus niet, om het
heiligdom in- en uitwendig te verfraaien.
De heer Machen licht ons omtrent allerlei
schenkingen uitvoerig in.
Verder is het bekend, dat de Warmond-
sche parochie soms als pastoor mannen van
beteekeni» had, die zitting hadden in hoo
gere geestelijke colleges, Zoo vinden we er
kanunniken onder van de St. Pancraskerk
te Leiden en van ds Mariakcrk te Utrecht.
Hoe is de kerk een ruïne geworden
Men herinnert zich dat Leiden na de
inneming van den Briel de zijde van den
Prins van Ch-adje had gekozen. Tal v«n
steden hadden hetzelfde gedaan. Men weet
dat toen het legér van Don Frederik een
roof- en veroveringstocht hield door Gel
derland en Holland. De namen Zutpc.cn,
Naarden en Haarlem zeggen voldoende. In
'73 had het beleg van Haarlem plaats. Lei
den zou daarna aan de beurt zijn. Men
weet, dat de Spanjaarden in een heel wij
den boog zich voor het eerste beleg
de stad vestigden, ten einde dien boog
steeds nauwer to maken. De bedreigde Lei-
denaars zonDen op wraak en zoo werd op
Woensdag, 13 Augustus 1573 door verwoede
Leidsche buTgers en soldaten de kerk in
brand gestoken en verwoest.
Kale brokstukken van de muren bleven
slechts staan, doch van den toren was al
leen de spit» verbrand. Verder had door
de verwoesting het koor nog het mmst^ ge
leden .De heer Vain Warmond, wiens
eigendom het gebouw wa-s het stond
zooals we weten op zijn grondgebied liet
later, waarschijnlijk omstreeks 1612 het
koor weer in den ouden staat herbouwen,
opdat dit zou kunnen dienen voor de Pro-
testantsche godsdienstoefeningen. Anderen
meenen dat^het kooT reed» in 1579 werd
hersteld. Hoe dit zij, als Protestantarhe
kerk heeft het dienst gedaan tort 1874. Het
koor was toen bouwvallig geworden, een
nieuwe Protestantsohe kerk werd gebouwd
aan den weg en de oude werd afgebroken,
zoover als zij in 1573 was verwoest.
In on-s vol eend artikel gaan we de ruïne
nader bekijken.
RECLAME.
Ruime sorteering vanaf 45 CENT
Een zonnige Septemberdag.
Het waas van een droomfijnen nevel
tintelt in de lucht. De bermen van den
weg naar Poelgeest zijn wat stoffig, maar
het water van de vaart blinkt als opaal en
spiegelt met fijne glansen den blauwen, hier
en daar even bedonsden hemel. De landen
liggen traag en roerloos. Heel in de verte
blinken de witte zeiltjes op de Kaagpiassen.
Warmond mijmert onder groen-grijs ge
boomte. Voor mij ligt Oud-Poelgeest en kijkt
met doode vensteroogen tusschen 't al wat
herfstlijk kleurend geboomte door. Het is er
stil. De roekenkolonie schijnt onder den
invloed van de droomerige rust der herfst-
atmosfeer. Enkele vliegen nog af en aan en
laten even hun „kraa kraa" hooren. Een
late kievit probeert of hij nog kan kopje-
duikelen, maar de rechte lust schijnt er
toch af. 't Blijft bij een schuchtere poging.
Er is evenwel iets anders, dat plotseling
mijn aandacht houdt geboeid. Hoog in de
lucht is een blanke vogel, wiens vliegbeeld
zich scherp afteekent tegen 't ijle, goud-
doorzonde hemelblauw. Lange, smalle,
spitse vleugels, een staart, eenigszins ge
lijkend op die van een zwaluw, gevorkt,
maar met evenwijdige zijlijnen. Van onderen
gelijkt de vogel grijsachtig rood, soms heel
zacht rose, al naar mate de belichting onder
het zwenken. Statig zweeft hij in een wijden
kring, heel hoog boven de toppen der hoo
rnen van Poelgeest. Af en toe gaan even de
spitse wieken op en neer en dan drijft hij
weer verder in zweefvlucht een grooten cir
kel beschrijvend. Al zeilend in groote krin
gen gaat het dier verder, tot ik het uit het
oog verlies, 't Kan niet anders, of het moet
een Boomvalk zijn, of zooals men in Fries
land zegt: een blauwe wiekei in tegen
stelling met den gewonen wiekei of toren
valk, waarop wij nog terugkomen. De
Boomvalk is van boven leiblauw maar dat
kan men onmogelijk waarnemen, wanneer
de vogel zoo heel hoog boven ons hoofd zijn
majesteuze kringen beschrijft. Men ziet dan
slechts den roodgrijzen onderkant en moet
hem herkennen aan het vliegbeeld. Overi
gens is de kop donkergrauw, het voorhoofd
wit en is onder de oogen een zwarte streep.
De 9navel i9 zwartblauw en de pooten zijn
£eel, met grauwzwarte sterke klauwen. Men
moet maar eens trachten, dit waar te
nemen bij een gevangen of opgezet exem
plaar, want in natuurstaat zorgt de vogel er
wel voor, niet te' dicht bij de menschen te
komen. Interessant is het, als zoo'n Boom
valk op een gegeven oogenblik zijn kringen
steeds kleiner maakt en daarna „wiekelt"
d w z. met een even trillend bewegen der
vleugels stil blijft slaan hoog in de lucht,
met scherpe oogen ondertusschen zijn prooi
bepaalt en dan als een pijl naar beneden
stort om deze te grijpen. In Friesland noemt
men dat stilstaan in de lucht: „wiekden",
een woord van dezelfde structuur als hak
kelen, tokKelen, trappe'len, enz. In de Ooste
lijke provinciën zegt men: de vogel „bidt"
voor het eien, en elders noemt men het
weer „zwemmen".
Zeer algemeen kan men de'Ze gewoonte,
schoon lang niet zoo mooi, waarnemen bij
de Sterntjes of Vischdiefjes, die soms in
menigte boven onze grachten zweven om
naar allerlei aas ts grijpen.
De' landlieden noemen roofvogels, als de
beide wiekelsoorten, en verder havik, sper
wer enz. Stootvogels, omdat zij met een
stoot van uit de hoogte op hun prooi neer
vallen.
De Boomvalk of blauwe wiekei is een
trekvogel die in den winter naar het Zuiden
gaat. Exemplaren uit Skandinavië nemen
dan evenwel tijdelijk bezit van het jacht
terrein.
In onze boschrijke streken bouwt zoo'n
boomvalk zijn nest, dat uitstekend verbor
gen zit in het dichtste van een hoogen spar-
rentop. En als toevallig in de buurt van
een kraaienkolonie een verlaten ne9t 19,
wordt dit graag in bezit genomen. Tusschen
de massa kraaien van zoo'n kolonie gaat
de wiekei schuil en misschien is het een
soort onbewuste wijsheid van den vogel om
op deze' wijze het roofvogelbestaan te kun
nen handhaven tegenover de arglistigheid
der jager9.
Het vrouwtje legt 35 eieren, die na
21 dagen uitkomen Het voedsel der vogels
beslaat uit kleine vogels en insecten. Vooral
talloozen musschen worden de buit van den
Boomvalk
We zeiden al. dat de Torenvalk of ge
wone wiekei zeer nauw is verwant met de
vorige. In Zuid-Holland noemt men hem
Roodvalk Deze is stand- en zomervogel.
Niet minder sierlijk dan de Boomvalk be
weegt de Torenvalk zich in de lucht. Het
vliegbeeld is precies hetzelfde.
De kop is van boven aschgrauw. de staart
eveneens, maar deze bezit aan het einde
HOE ADAMSON ZICH ONTDOET VAN ONGEWENSCHT BEZOEK 1
een zwarte dwarsband met witte punten.
Van onderen is hij geelwit met bruine
vlexjes. Verder zijn ae poolen en de washuid j
geel en de klauwen zwart. Heide vogels
maken hetzelfde geluid: kli-kli-kli-kli".
Ook de torenvalk kiest gaarne zijn woon
plaats in een verlaten kraaiennest, hetzij in
hooge boomen of in oude kerktorens en
andere hooge oude gebouwen. Hij zweeft
minder boven het bosch dan boven het
vlakke veld. Van aanzienlijke hoogte ont
dekt hij zijn prooi: muisjes, kikkers, hage
dissen, maar ook grootere insecten als
sprinkhanen en krekels. Als hij al „wieke-
lend", „biddend" of zwemmend" zijn prooi
heeft gekozen, klapt hij zijn vleugels dicht
tegen het lijf, en laat zich als een steen
vallen in suizende vaart, 't Gaat zoo snel,
dat men den vorm van het dier niet eens
ineer goed kan waarnemen. Up een paar
meter afstand van den bodem slaat hij
even remmend de vleugels uit, kijkt naar
zijn prooi en grijpt deze' met de klauwen
vast, en vliegt er mee omhoog. Insecten
worden onderweg opgepeuzeld; een gruotere
prooi worut meegenomen naar een veilige»
wijkplaats. Hel gebeurt maar zelden, dal de
torenvalk op een kleiner zangvogeltje stoot.
Dan moet de honger wel erg groot zijn.
De beide wiekelsoorten, zooals trouwens
allerlei roofvogels waren vroeger algemeener
dan thans. Er heescht nu eenmaal bij jagers
boschwachters en alles wat officieel ge
rechtigd is, een vuurwapen te dragen, een
blind vooroordeel, dat alles wat 9tootvogel
is, schade berokkent aan den wildstand.
Doodschieten dus.
Toch 19 dat heel jammer, want daardoor
wordt het evenwicht in de natuur ten slotte
verbroken. Want de Boomvalken waken
voor een teveel aan musschen-, de toren
valken houden geducht opruiming onder de
muizen. Wie de speTwers uitroeit, verschaft
de gunstigste levensvoorwaarden aan de
Vlaamsche Gaaien, die de meest meedooge-
looze verwoesters van zangvogelleven zijn.
Het klinkt misschien heel vreemd: maar de
roofvogels hebben evenveel recht op bescher
ming als onze aardigste zangertjes.
Misschien komen we op dit onderwerp
nog wel eens terug.
RECLAME.
H. P. H. KEEREWEER
BEGRAFENISSEN 't.i. eei
AUTO-TRANSPORT
Aalmsrkl 16. CREMATIE
WERKLOOSHEID IN
DE BOLLENSTREEK
4762
Maatregelen ter bestrijding.
Nadat tevoren van verschillende zijden
pogingen waren in het werk gesteld om te
komen tot maatregelen ter bestrijding van
de werkloosheid in de bollenstreek, is on
geveer een jaar geleden door den Bedrijfs-
raad aan de besturen van den Land- en
Tuinbouwbond en St. Deus Dedit verzocht
een commissie in het leven te roepen, die
tot taak zou krijgen een onderzoek in te
stellen naar den toestand van de werk
loosheid in de bollenstreek en middelen
te beramen om deze werkloosheid te be
strijden. Tot leden dezer commissie warden
benoemd de heeren: Adr. Goemans. Mille-
kom, J. Pijnacker Jzn.. Lisse; P. de Groof
Jzn., Noordwijk, werkgevers; A J. Loer
akker, Haarlem, C. v. d Berg Lisse-, W.
Mesman, Hillegom, werknemers. Tot voor
zitter werd benoemd mr. A Tepe te Leiden;
de heer C. van Baar. te Haarlem werd toe
gevoegd als secretaris. Op lö Februari 1929
werd de commissie geïnstalleerd
De commissie heeft haar rapport uitge
bracht waarin zij o.m constateert, dat in
tegenstelling met de industrie, waar bij
bloei der onderneming de werkloosheid af
neemt, deze in de bollenstreek toeneemt
naarmate het bedrijf gunstiger is.
De oorzaak moet worden gezocht in de
gewijzigde bedrijfsmethoden. Werd voor
heen een belangrijk gedeelte van den grond
open gehouden en dus des winters bewerkt,
thans is het open land om allerhande rede
nen belangrijk minder, zoodat een belang
rijk deel van den arbeid, welke vroeger des
winters werd verricht, nu naar de zomer
maanden. die toch reeds druk zijn. wordt
verschoven. Het gevolg is. dat des zomers
meer losse arbeiders henoodigd zijn. die
zich dan in de bloembollenstreek vestigen,
doch waarvoor des winters geen emplooi
is. Daar komt nog bij dat verschillende
firma's het aantal arbeider? zon klein mo-
gelük houden, zegt het „H.bld
Waar een groot gedeelte van deze wprk-
looshpid ontstaat door de gevolgde produc
tiemethode en zelfs de grootere hlopj van
het bedrijf d»e tendenz van grootere werk
loosheid geeft, zegt het rapport zou het niet
onredeliik ziin. wanneer ook de lasten aan
de werkloosheid verbonden voor een groot
deel door het bedriif werden gedragen Dit
zou kunnen wanneer alle werkgevers naap
r^H°. van het aantal losse arbeiders, dat
zii in dienst hehhpn, een bedrag zouden
storten in een fonds, hetwelk bestemd is
Leidsche dissertatie.
Den 8sten Juni 1673 promoveerde een
Vlissingsche arts tot Med doctor aan de
Universiteit te Leiden. Zijn dissertatie over
sleenen in de blaas van het menschelijk
lichaam, luidde: „disputatio de calculo
rerum et vesicae" en voorin staat een ge
dicht van niemand meer of minder dan
J Antonides van der Goes. Het gedicht luidt
als volgt:
Hoe ongelyk is 'swerrelts loon
De steen, de pijnbanck van de nieren
Die andren straft met duizent doón,
Bekroont u met Apols laurieren:
Nu wilt myn zangnimf, wil te vreen
Om dese Glorie, u beschooren,
Naer uw' verdienste in 'tLeidsch Atheen,
Zich mêe uyt vriendtschap laten hooren.
O Vlissingsche Arts, zoo wyrd aan mij!
Gods zegen volge uw Artsenij.
Dissertaties met poëtische inleidingen,
voorwoorden opdrachten of dankbetuigin
gen behooren thans tot het verleden. Wan
neer men bovenstaand gerijmel van Van
der Goes leest, zegt men niet: helaas!
Leidsch weldoener.
Den 24 September 1631 overleed te
's-Gravenhage een der bewindhebbers der
0-I. Compagnie, David Nuyts. Antwerpe
naar van geboorte, maar in Juni 1627 be
giftigd met het poortersrecht der stad Leiden.
Bij testamentaire beschikking liet Nuyts aan
de arrnen der 17 stemhebbende steden van
Holland legaten na van kapitale actiën, zoo
wel in de O.-I. als in de W.-I. Compagnie
Leiden verkreeg f 4000 in O.-I. en f. 1000 in
W.-I. actiën. De aalmoezeniers der stad
Leiden hebben, om hunne dankbaarheid
voor zulk een aanzienlijke gift te toonen,
de beeltenis van David Nuyts in koper laten
snijden en er een groot aantal afdrukken
van laten vervaardigen. Het volgende lof
dicht werd hem bovendien gewijd:
„Dit Beeldt wert hier vertoont, niet om
syn deftigh wesen
Oock niet vermits de man veel boecken
heeft geleesen.
Maar, om een hooger deugt; dat is zijn
milde gunst
Die bij Godt beter is als oock de beste kunst.
De gunst met daet verselt sy aen den
naecten armen,
Oock gantsche Landen door de Leeden
kan verwarmen,
Want vond men onder al veel lieden
syns gelyck,
Al die nu schamel is, die was in
haesten Ryck."
Doodbericht.
In de volgende bewoordingen gaf in 1606
de Sub-Regent van het Theologisch College
te Leiden aan de Gecommitteerde Raden der
Staten van Holland bericht van het over
lijden van Ds. Johannes Kuchlinus:
„Ds Johannes Kuchlinus. Regent over 't
Collegie Theologiae, welcke UWE. EE. ge
lieft heeft alhier te stellen, is op gisteren
den 111 July ten II uren, naer den
middage in den Heere Christ zalichleyck
ontslapen, naer dat hy twee dagen, zynde
getast van de apploplexia te bedde gelegen
hadde T'is hem aengecomen in zyne be-
roepinge Zalerdachs naer den ses uren
's morgens, alzoo hy (volgende de gedurige
ordre van 't Collegie) besig was met de
jonckeit te oefenen in disputationes theolo-
gica. Ende alzoo hy van de E E. Heeren
Staten tot directie van zoo zwaren ampt ge-
stelt is geworden, heb ik volgende myn
ampt, als wezende syn collega en subregent
en zwager, niet willen naer laten uwe E E.
zulex mits dezen te verwittigen, opdat
tzelfde door Uwe EE. tot kennisse derzelver
Staten nemen zoude, en zy dien volgende
niet alleen zouden beraetslagen tot besten
oorbaer en profyt van 'tcollegie voornt-
maer oock uyt hare ofte Uwe EE. vergade-
ringe, eenigen committeren tot begravenisse
van denzelven, wecke wezen zal op Woens
dag toecomende des 5 deser loopende maent
July, zoo den Heere zulex toelaet.
Ick zal daerentus9chen naer mijn ver
mogen in alle vleit en getrouwicheyt ver-
zorgpn, dat de directie van t Collegie in zyn
behoorlyke en gewoonlyke stuer blyve,
Godt almachtich biddende dat hy Uwe EE
in dese dangereuse tyden met wysheit- wil
begenadigen tot behoudenisse onses Vader-
lants en zijne H Gemeynte.
Geschreven in den Collegie der Theologiae
lot Leyden op huyden den IV July 1606.
Bij Uwe EE. Dienaer,
P. BERTIUS,
Sub Regent Collegii Theologiae."
Ballotage.
Om tot de Leidsche Rederijkerskamer
_,In Liefde Werckende" te worden toegp'a-
ten moest men eerst een ballotage onder-
gaan. Daaromtrent schreef hel Reglement
der Kamer (Ao 1616) het volgende voor:
„Die in 't geselschap zal begeren te co-
men of beminder te wesen als er yemant
onlbreect. zal alvoren drye Sondagen achter
den anderen gehouden zijn ter ca mere te
verschynen omme by de gebroeders 9yn
ommegaens ende wezenshalven wat zijn
omgang en persoon betreft) onderso«ht
ende geprouft te worden, twelc gedaen
synde zullen de gemeen broederen jpgens-
woordich synde omme stemmen off zij den
zelven in haer gezelschap ende V^rgade-
ringe zullen hegeeren t'ontfangen. ende in
dien de stemmen zulex vallen, zal men
dcnzelve Burgemeesleren inder tijt voor
stellen omme geapprohpert te werden die
in zulcken gevalle (ot zijn ingang betalen
zal vijftien stuvers."