70ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 28 September 1929 Derde Blad No. 21332 DE RUÏNE TE WARMOND. „WIEKELS" JOH. GEIJTENBEEK FOTOHANDEL - BREESTRAAT 79 DE AVONTUREN VAN ADAMSON. LAND- EN TUINBOUW. ANECDOTA LEIDENSIA. [Wanneer is Warmond ontstaan? Moeilijk te zeggen, 't Is een heel oud dorp, waarvan het eerste ontstaan zich •verliest in het duister der vroegste Mid deleeuwen In onze jeugd leerden wij dal Karei de Groote zijn aandeel had aan de stichting. Ruim dertig jaren deed Charle magne verwoede krijgstochten tegen de beideneche Saksen, welke ten slotte ein digden met een volkomen onderwerping van het vrijheidlievende volk. Het Fran kische zwaard zegevierde en de Saksen moesten in dubbelen zin het hoofd buigen voor Kareis heerschappij en voor den Chris- telijken priester. Ten einde het bekeering9werk vlotter te doen verloopen, moesten Saksen zich ves tigen in Christelijke streken en Franken in het Saksenland. 't Ligt voor de hand dat juist aan in vloedrijke personen uit de stammen deze woonplaatswisseling werd opgedragen. Dat Karei deze methode toepaste is historisch en zoo zegt men dat Warmond, Katwijk en Sassenheim hun namen te danken hebben aan Warren, Katten en Sassen, groep«-n uit verschillende Saksische 9tammen. 't Wil mij altijd voorkomen, dat onder de boeren bevolking dezer dorpen, die daar van ouds her woonde, wel sterk Saksische typen zijn op te merken. Wellicht bestaan er ethno- logische studies die dit vermoeden beves tigen. In ieder geval is Warmond er in de dagen van Karei den Grooten er al ge weest. Er is een blafferd, een naamliist van goederen, behoorend tot de Utrecht- sche Sint-Maartenskerk, die volgens prof. Blok samengesteld is in de jaren tusschen "777 en 866. In dezen blafferd worden be halve Leython, Rhinesburg, Valcanaburg, Foreschate. enz. enz. ook Warraelda ge noemd, dat in samenhang met de andere namen niet anders dan Warmond kan zijn geweest. En daarin wordt verklaard dat drie mansi. d.w.z. drie hoeven met bijbe- hoorendc landerijen aan de kerk van Utrecht behoorden.. Waar drie flinke hoe ven, elk met minstens twaalf morgen land waren, bestonden er zeker nog meerdere. Nu zou men kunnen gaan fantaseeren, of d© bewoners dier hoeven ook oorspronke lijke Saksische eigenerfden waren, die op deze wijze iD nader verband met de kerk werden gebracht. Men zou kunnen vragen, of men in hen niet de voorzaten zou kun- Den zien van de drie adellijke geslachten die in de Middeleeuwen te Warmond zoo'n voorname rol speelden. Het is immers een bekend feit dat de oudste ad.el veelal is ontstaan uit overiieersohers en be voorrechten die van elders kwamen. Ik noem als voorbeeld alleen maar, dat het Hollandsche gravenhuis stamde uit een Vikingerfamilie. Dergelijke gissingen zijn evenwel onvruchtbaar. Of Warmond toen al een kerkje bezat, is niet met a 4- b te bewiizen. Wel stond er reeds in de dagen voor Karei den Grooten een St. Willebrordskerk te Kerckwerve, op de plaats waar nu het Groene kerkje rfn-at en dit was de moederkerk van Warmond. Er kan een houten kapelletje hebben ge staan te Warmunde in Kareis dagen en in de tijden der Noormannen. Vermoedens hieromtrent vindt men uitvoerig behandeld in het boek van den heer W. Machen: „Warmond voorheen en thans", waarvan het eerste deel voor eon paaT jaren is ver schenen. „Hoogstwaarschijnlijk" lezen we daar, ,,was de kerk van Warmond in 1156 parochiekerk", dus onafhankelijk van het Groene kerkje. 't Warmonder kerkje uit die dagen zal waarschijnlijk van hout zijn geweest om eerst tegen het einde der eeuw te worden vervangen door een Romaansch gebouw van tufsteen. In het naburige Sassenheim is nog een deel van het oude tufsteenkerkje dat ong. in 1200 werd gebouwd, overge bleven. Een nauwkeurig bodemonderzoek zou kunnen leeren, in hoeverre bij den lateren herbouw van een Gothisch bedehuis is ge bruik gemaakt van de oude fundamenten. Een sterk vermoeden heb ik, dat althans de tegenwoordige toren nog daarop rust en verder kunnen we ook aannemen, dat het oorspronkelijke kerkje, zooals tal van oude dorpskerken geen koomis had, maar een vlakken gevel aan het Oosteinde, die zich bevond, waar later de triomfboog van de Gothische kerk kwam. Hierop komen we nog terug. Het zielenaantal der Warmonder paro chie moet in de latere Middeleeuwen sterk zün toegenomen. Uit allerlei gegeven.- bliikt, dat bet kerkje aanvankeliik werd bediend door één geestelijke, terwijl later een kapelaan, nog later twee daaraan wer den toegevoegd. De kerk was gebouwd op een terrein, behoorend tot het eigendom der adellijke heeren van Warmond. Uit alles blijkt, dat ook de geslachten Vau Teylingen en Van Alckemade zekere rech ten uitoefenden. Zij stonden althans in nadere betrekking tot de kerk, dan de overige parochianen. In het laatst der Middeleeuwen hadden zij hun bijzondere kapellen in de kerk, waaraan vicarissen waren verbonden, we zouden kunnen zeggen: particuliere huis geestelijken. Men begrijpt dus, dat een eenbeukig Ro maansch kerkje' niet aan de hoogere eisoheu van het groeiend geloofsleven der 14de en 15de eeuw kon voldoen. Bij gedeelten is waarschijnlijk de kerk verbouwd en ver nieuwd, zooals het in het groot ging met de Leidsche Pieterskerk. De toren is waar schijnlijk het eerst vernieuwd. Deze w<?rd later ingebouwd in een nieuw schip. Het nieuwe Gothische schip reikte niet verder, dan waar tegenwoordig het overblijfsel van het koor begint. Eerst in de jaren van 1525 tot 1527 werd het vijfhoekig afgesloten koor gebouwd. Op een en ander komen we in een slot artikel terug. Ofschoon maar een dorpskerk moet de Warmonder kerk toch aan zekere eischen van schoonheid hebben beantwoord. We hebben reeds gezegd, dat ze onder bescher ming van drie adellijke geslachten stond. We zouden er nog aan toe kunnen voegen dat zij door verschillende schenkingen in de 15e en 16e eeuw zeer rijk was geworden. De middelen ontbraken dus niet, om het heiligdom in- en uitwendig te verfraaien. De heer Machen licht ons omtrent allerlei schenkingen uitvoerig in. Verder is het bekend, dat de Warmond- sche parochie soms als pastoor mannen van beteekeni» had, die zitting hadden in hoo gere geestelijke colleges, Zoo vinden we er kanunniken onder van de St. Pancraskerk te Leiden en van ds Mariakcrk te Utrecht. Hoe is de kerk een ruïne geworden Men herinnert zich dat Leiden na de inneming van den Briel de zijde van den Prins van Ch-adje had gekozen. Tal v«n steden hadden hetzelfde gedaan. Men weet dat toen het legér van Don Frederik een roof- en veroveringstocht hield door Gel derland en Holland. De namen Zutpc.cn, Naarden en Haarlem zeggen voldoende. In '73 had het beleg van Haarlem plaats. Lei den zou daarna aan de beurt zijn. Men weet, dat de Spanjaarden in een heel wij den boog zich voor het eerste beleg de stad vestigden, ten einde dien boog steeds nauwer to maken. De bedreigde Lei- denaars zonDen op wraak en zoo werd op Woensdag, 13 Augustus 1573 door verwoede Leidsche buTgers en soldaten de kerk in brand gestoken en verwoest. Kale brokstukken van de muren bleven slechts staan, doch van den toren was al leen de spit» verbrand. Verder had door de verwoesting het koor nog het mmst^ ge leden .De heer Vain Warmond, wiens eigendom het gebouw wa-s het stond zooals we weten op zijn grondgebied liet later, waarschijnlijk omstreeks 1612 het koor weer in den ouden staat herbouwen, opdat dit zou kunnen dienen voor de Pro- testantsche godsdienstoefeningen. Anderen meenen dat^het kooT reed» in 1579 werd hersteld. Hoe dit zij, als Protestantarhe kerk heeft het dienst gedaan tort 1874. Het koor was toen bouwvallig geworden, een nieuwe Protestantsohe kerk werd gebouwd aan den weg en de oude werd afgebroken, zoover als zij in 1573 was verwoest. In on-s vol eend artikel gaan we de ruïne nader bekijken. RECLAME. Ruime sorteering vanaf 45 CENT Een zonnige Septemberdag. Het waas van een droomfijnen nevel tintelt in de lucht. De bermen van den weg naar Poelgeest zijn wat stoffig, maar het water van de vaart blinkt als opaal en spiegelt met fijne glansen den blauwen, hier en daar even bedonsden hemel. De landen liggen traag en roerloos. Heel in de verte blinken de witte zeiltjes op de Kaagpiassen. Warmond mijmert onder groen-grijs ge boomte. Voor mij ligt Oud-Poelgeest en kijkt met doode vensteroogen tusschen 't al wat herfstlijk kleurend geboomte door. Het is er stil. De roekenkolonie schijnt onder den invloed van de droomerige rust der herfst- atmosfeer. Enkele vliegen nog af en aan en laten even hun „kraa kraa" hooren. Een late kievit probeert of hij nog kan kopje- duikelen, maar de rechte lust schijnt er toch af. 't Blijft bij een schuchtere poging. Er is evenwel iets anders, dat plotseling mijn aandacht houdt geboeid. Hoog in de lucht is een blanke vogel, wiens vliegbeeld zich scherp afteekent tegen 't ijle, goud- doorzonde hemelblauw. Lange, smalle, spitse vleugels, een staart, eenigszins ge lijkend op die van een zwaluw, gevorkt, maar met evenwijdige zijlijnen. Van onderen gelijkt de vogel grijsachtig rood, soms heel zacht rose, al naar mate de belichting onder het zwenken. Statig zweeft hij in een wijden kring, heel hoog boven de toppen der hoo rnen van Poelgeest. Af en toe gaan even de spitse wieken op en neer en dan drijft hij weer verder in zweefvlucht een grooten cir kel beschrijvend. Al zeilend in groote krin gen gaat het dier verder, tot ik het uit het oog verlies, 't Kan niet anders, of het moet een Boomvalk zijn, of zooals men in Fries land zegt: een blauwe wiekei in tegen stelling met den gewonen wiekei of toren valk, waarop wij nog terugkomen. De Boomvalk is van boven leiblauw maar dat kan men onmogelijk waarnemen, wanneer de vogel zoo heel hoog boven ons hoofd zijn majesteuze kringen beschrijft. Men ziet dan slechts den roodgrijzen onderkant en moet hem herkennen aan het vliegbeeld. Overi gens is de kop donkergrauw, het voorhoofd wit en is onder de oogen een zwarte streep. De 9navel i9 zwartblauw en de pooten zijn £eel, met grauwzwarte sterke klauwen. Men moet maar eens trachten, dit waar te nemen bij een gevangen of opgezet exem plaar, want in natuurstaat zorgt de vogel er wel voor, niet te' dicht bij de menschen te komen. Interessant is het, als zoo'n Boom valk op een gegeven oogenblik zijn kringen steeds kleiner maakt en daarna „wiekelt" d w z. met een even trillend bewegen der vleugels stil blijft slaan hoog in de lucht, met scherpe oogen ondertusschen zijn prooi bepaalt en dan als een pijl naar beneden stort om deze te grijpen. In Friesland noemt men dat stilstaan in de lucht: „wiekden", een woord van dezelfde structuur als hak kelen, tokKelen, trappe'len, enz. In de Ooste lijke provinciën zegt men: de vogel „bidt" voor het eien, en elders noemt men het weer „zwemmen". Zeer algemeen kan men de'Ze gewoonte, schoon lang niet zoo mooi, waarnemen bij de Sterntjes of Vischdiefjes, die soms in menigte boven onze grachten zweven om naar allerlei aas ts grijpen. De' landlieden noemen roofvogels, als de beide wiekelsoorten, en verder havik, sper wer enz. Stootvogels, omdat zij met een stoot van uit de hoogte op hun prooi neer vallen. De Boomvalk of blauwe wiekei is een trekvogel die in den winter naar het Zuiden gaat. Exemplaren uit Skandinavië nemen dan evenwel tijdelijk bezit van het jacht terrein. In onze boschrijke streken bouwt zoo'n boomvalk zijn nest, dat uitstekend verbor gen zit in het dichtste van een hoogen spar- rentop. En als toevallig in de buurt van een kraaienkolonie een verlaten ne9t 19, wordt dit graag in bezit genomen. Tusschen de massa kraaien van zoo'n kolonie gaat de wiekei schuil en misschien is het een soort onbewuste wijsheid van den vogel om op deze' wijze het roofvogelbestaan te kun nen handhaven tegenover de arglistigheid der jager9. Het vrouwtje legt 35 eieren, die na 21 dagen uitkomen Het voedsel der vogels beslaat uit kleine vogels en insecten. Vooral talloozen musschen worden de buit van den Boomvalk We zeiden al. dat de Torenvalk of ge wone wiekei zeer nauw is verwant met de vorige. In Zuid-Holland noemt men hem Roodvalk Deze is stand- en zomervogel. Niet minder sierlijk dan de Boomvalk be weegt de Torenvalk zich in de lucht. Het vliegbeeld is precies hetzelfde. De kop is van boven aschgrauw. de staart eveneens, maar deze bezit aan het einde HOE ADAMSON ZICH ONTDOET VAN ONGEWENSCHT BEZOEK 1 een zwarte dwarsband met witte punten. Van onderen is hij geelwit met bruine vlexjes. Verder zijn ae poolen en de washuid j geel en de klauwen zwart. Heide vogels maken hetzelfde geluid: kli-kli-kli-kli". Ook de torenvalk kiest gaarne zijn woon plaats in een verlaten kraaiennest, hetzij in hooge boomen of in oude kerktorens en andere hooge oude gebouwen. Hij zweeft minder boven het bosch dan boven het vlakke veld. Van aanzienlijke hoogte ont dekt hij zijn prooi: muisjes, kikkers, hage dissen, maar ook grootere insecten als sprinkhanen en krekels. Als hij al „wieke- lend", „biddend" of zwemmend" zijn prooi heeft gekozen, klapt hij zijn vleugels dicht tegen het lijf, en laat zich als een steen vallen in suizende vaart, 't Gaat zoo snel, dat men den vorm van het dier niet eens ineer goed kan waarnemen. Up een paar meter afstand van den bodem slaat hij even remmend de vleugels uit, kijkt naar zijn prooi en grijpt deze' met de klauwen vast, en vliegt er mee omhoog. Insecten worden onderweg opgepeuzeld; een gruotere prooi worut meegenomen naar een veilige» wijkplaats. Hel gebeurt maar zelden, dal de torenvalk op een kleiner zangvogeltje stoot. Dan moet de honger wel erg groot zijn. De beide wiekelsoorten, zooals trouwens allerlei roofvogels waren vroeger algemeener dan thans. Er heescht nu eenmaal bij jagers boschwachters en alles wat officieel ge rechtigd is, een vuurwapen te dragen, een blind vooroordeel, dat alles wat 9tootvogel is, schade berokkent aan den wildstand. Doodschieten dus. Toch 19 dat heel jammer, want daardoor wordt het evenwicht in de natuur ten slotte verbroken. Want de Boomvalken waken voor een teveel aan musschen-, de toren valken houden geducht opruiming onder de muizen. Wie de speTwers uitroeit, verschaft de gunstigste levensvoorwaarden aan de Vlaamsche Gaaien, die de meest meedooge- looze verwoesters van zangvogelleven zijn. Het klinkt misschien heel vreemd: maar de roofvogels hebben evenveel recht op bescher ming als onze aardigste zangertjes. Misschien komen we op dit onderwerp nog wel eens terug. RECLAME. H. P. H. KEEREWEER BEGRAFENISSEN 't.i. eei AUTO-TRANSPORT Aalmsrkl 16. CREMATIE WERKLOOSHEID IN DE BOLLENSTREEK 4762 Maatregelen ter bestrijding. Nadat tevoren van verschillende zijden pogingen waren in het werk gesteld om te komen tot maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid in de bollenstreek, is on geveer een jaar geleden door den Bedrijfs- raad aan de besturen van den Land- en Tuinbouwbond en St. Deus Dedit verzocht een commissie in het leven te roepen, die tot taak zou krijgen een onderzoek in te stellen naar den toestand van de werk loosheid in de bollenstreek en middelen te beramen om deze werkloosheid te be strijden. Tot leden dezer commissie warden benoemd de heeren: Adr. Goemans. Mille- kom, J. Pijnacker Jzn.. Lisse; P. de Groof Jzn., Noordwijk, werkgevers; A J. Loer akker, Haarlem, C. v. d Berg Lisse-, W. Mesman, Hillegom, werknemers. Tot voor zitter werd benoemd mr. A Tepe te Leiden; de heer C. van Baar. te Haarlem werd toe gevoegd als secretaris. Op lö Februari 1929 werd de commissie geïnstalleerd De commissie heeft haar rapport uitge bracht waarin zij o.m constateert, dat in tegenstelling met de industrie, waar bij bloei der onderneming de werkloosheid af neemt, deze in de bollenstreek toeneemt naarmate het bedrijf gunstiger is. De oorzaak moet worden gezocht in de gewijzigde bedrijfsmethoden. Werd voor heen een belangrijk gedeelte van den grond open gehouden en dus des winters bewerkt, thans is het open land om allerhande rede nen belangrijk minder, zoodat een belang rijk deel van den arbeid, welke vroeger des winters werd verricht, nu naar de zomer maanden. die toch reeds druk zijn. wordt verschoven. Het gevolg is. dat des zomers meer losse arbeiders henoodigd zijn. die zich dan in de bloembollenstreek vestigen, doch waarvoor des winters geen emplooi is. Daar komt nog bij dat verschillende firma's het aantal arbeider? zon klein mo- gelük houden, zegt het „H.bld Waar een groot gedeelte van deze wprk- looshpid ontstaat door de gevolgde produc tiemethode en zelfs de grootere hlopj van het bedrijf d»e tendenz van grootere werk loosheid geeft, zegt het rapport zou het niet onredeliik ziin. wanneer ook de lasten aan de werkloosheid verbonden voor een groot deel door het bedriif werden gedragen Dit zou kunnen wanneer alle werkgevers naap r^H°. van het aantal losse arbeiders, dat zii in dienst hehhpn, een bedrag zouden storten in een fonds, hetwelk bestemd is Leidsche dissertatie. Den 8sten Juni 1673 promoveerde een Vlissingsche arts tot Med doctor aan de Universiteit te Leiden. Zijn dissertatie over sleenen in de blaas van het menschelijk lichaam, luidde: „disputatio de calculo rerum et vesicae" en voorin staat een ge dicht van niemand meer of minder dan J Antonides van der Goes. Het gedicht luidt als volgt: Hoe ongelyk is 'swerrelts loon De steen, de pijnbanck van de nieren Die andren straft met duizent doón, Bekroont u met Apols laurieren: Nu wilt myn zangnimf, wil te vreen Om dese Glorie, u beschooren, Naer uw' verdienste in 'tLeidsch Atheen, Zich mêe uyt vriendtschap laten hooren. O Vlissingsche Arts, zoo wyrd aan mij! Gods zegen volge uw Artsenij. Dissertaties met poëtische inleidingen, voorwoorden opdrachten of dankbetuigin gen behooren thans tot het verleden. Wan neer men bovenstaand gerijmel van Van der Goes leest, zegt men niet: helaas! Leidsch weldoener. Den 24 September 1631 overleed te 's-Gravenhage een der bewindhebbers der 0-I. Compagnie, David Nuyts. Antwerpe naar van geboorte, maar in Juni 1627 be giftigd met het poortersrecht der stad Leiden. Bij testamentaire beschikking liet Nuyts aan de arrnen der 17 stemhebbende steden van Holland legaten na van kapitale actiën, zoo wel in de O.-I. als in de W.-I. Compagnie Leiden verkreeg f 4000 in O.-I. en f. 1000 in W.-I. actiën. De aalmoezeniers der stad Leiden hebben, om hunne dankbaarheid voor zulk een aanzienlijke gift te toonen, de beeltenis van David Nuyts in koper laten snijden en er een groot aantal afdrukken van laten vervaardigen. Het volgende lof dicht werd hem bovendien gewijd: „Dit Beeldt wert hier vertoont, niet om syn deftigh wesen Oock niet vermits de man veel boecken heeft geleesen. Maar, om een hooger deugt; dat is zijn milde gunst Die bij Godt beter is als oock de beste kunst. De gunst met daet verselt sy aen den naecten armen, Oock gantsche Landen door de Leeden kan verwarmen, Want vond men onder al veel lieden syns gelyck, Al die nu schamel is, die was in haesten Ryck." Doodbericht. In de volgende bewoordingen gaf in 1606 de Sub-Regent van het Theologisch College te Leiden aan de Gecommitteerde Raden der Staten van Holland bericht van het over lijden van Ds. Johannes Kuchlinus: „Ds Johannes Kuchlinus. Regent over 't Collegie Theologiae, welcke UWE. EE. ge lieft heeft alhier te stellen, is op gisteren den 111 July ten II uren, naer den middage in den Heere Christ zalichleyck ontslapen, naer dat hy twee dagen, zynde getast van de apploplexia te bedde gelegen hadde T'is hem aengecomen in zyne be- roepinge Zalerdachs naer den ses uren 's morgens, alzoo hy (volgende de gedurige ordre van 't Collegie) besig was met de jonckeit te oefenen in disputationes theolo- gica. Ende alzoo hy van de E E. Heeren Staten tot directie van zoo zwaren ampt ge- stelt is geworden, heb ik volgende myn ampt, als wezende syn collega en subregent en zwager, niet willen naer laten uwe E E. zulex mits dezen te verwittigen, opdat tzelfde door Uwe EE. tot kennisse derzelver Staten nemen zoude, en zy dien volgende niet alleen zouden beraetslagen tot besten oorbaer en profyt van 'tcollegie voornt- maer oock uyt hare ofte Uwe EE. vergade- ringe, eenigen committeren tot begravenisse van denzelven, wecke wezen zal op Woens dag toecomende des 5 deser loopende maent July, zoo den Heere zulex toelaet. Ick zal daerentus9chen naer mijn ver mogen in alle vleit en getrouwicheyt ver- zorgpn, dat de directie van t Collegie in zyn behoorlyke en gewoonlyke stuer blyve, Godt almachtich biddende dat hy Uwe EE in dese dangereuse tyden met wysheit- wil begenadigen tot behoudenisse onses Vader- lants en zijne H Gemeynte. Geschreven in den Collegie der Theologiae lot Leyden op huyden den IV July 1606. Bij Uwe EE. Dienaer, P. BERTIUS, Sub Regent Collegii Theologiae." Ballotage. Om tot de Leidsche Rederijkerskamer _,In Liefde Werckende" te worden toegp'a- ten moest men eerst een ballotage onder- gaan. Daaromtrent schreef hel Reglement der Kamer (Ao 1616) het volgende voor: „Die in 't geselschap zal begeren te co- men of beminder te wesen als er yemant onlbreect. zal alvoren drye Sondagen achter den anderen gehouden zijn ter ca mere te verschynen omme by de gebroeders 9yn ommegaens ende wezenshalven wat zijn omgang en persoon betreft) onderso«ht ende geprouft te worden, twelc gedaen synde zullen de gemeen broederen jpgens- woordich synde omme stemmen off zij den zelven in haer gezelschap ende V^rgade- ringe zullen hegeeren t'ontfangen. ende in dien de stemmen zulex vallen, zal men dcnzelve Burgemeesleren inder tijt voor stellen omme geapprohpert te werden die in zulcken gevalle (ot zijn ingang betalen zal vijftien stuvers."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 9