De Moord te Giessen-Nieuwkerk
n nieuwe 3%
I ca
mantel
70*te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 16 September 1929
Derde Blad
No. 21321
DE AVONTUREN VAN ADAMSON.
SCHEEPSTIJDINGEN.
Voor allen die Sukkelen
Mijnhardt's Laxeertabletten
FEUILLETON.
Martin's verjongingskuur.
TEUNISSEN EN KLUNDER OP VRIJE VOETEN.
Enorme belangstelling van het publiek.
(Vervolg van Zaterdag).
De volgende getuige, Clement de Bruine,
armbezoeker te Sliedrecht is tot 1918 op
perwachtmeester der marechaussee ge
weest. Meintjes heeft, hem kort na den
moord verteld, dat hij twee menschen op
den dijk had zien rijden.
Pres.: Begreep je direct welke mannen1?
Get.Ja.
Pres.Waren Klunder cn Teunissen dan
al gearresteerd 1
Get.Dat weet ik niet. Meintjes vertelde
wel dat de hamer van Kroon was.
Get. breidt zijn. verklaring dan uit met
de mededeeling dat Meintjes hem kort na
den moord gezegd heeft ik heb Klunder
en Teunissen in den nacht van den moord
op den dijk gezien en dat ook aan den in
specteur verteld, maar die wilde er niet
aan I
Pres.Hout u dat onder e^de vol 1
Get.Ja.
De heeT Stuy vertelt dan dat getuige De
Bruine eens in het bijzijn van mr. Van
Meerten gezegd heeft, dat Meintjes een
groote praatjesmaker was.
De zitting wordt hierna geschorst.
Ook na de pauze blijft de belangstelling
in de zaal en op de publieke tribune bui
tengewoon groot. Op de Prinsengracht
voot het Paleis van Justitie, staat reeas
van den ochtend af een dichte mensehen-
menigte in de hoop, dat zij den recher
cheur De Jong te zien zou krijgen, wat
echter niet geschiedt.
Klunder en Tennissen in vrijheid.
Na herppening van de zitting doet pre
sident mr. Jolles, terwijl er in de zaal een
geladen spanning hangt mededeeling, dat
na hetgeeü bij het in den ochtend gehou
den getuigenverhoor aan den dag is getre
den, het Hof op zijn Vrijdag gegeven be
slissing terugkomt en reeds thans de on
middellijke in vrijheidstelling van Klunder
en Teunissen beveelt. (Krachtig applaus
en gejuich in de zaal)
De beide veldwachters, die achter Klun
der eri Teunissen geposteerd zijn verlaten
onmiddellijk hun plaatsen.
Terwijl de stilte in de zaal slechts lang
zaam terugkeert wordt het getuigenver
hoor voortgezet. Op de publieke tribune
klinkt hier en daar gesnik; iemand die
daar in elkaar zakt wotdt weggedragen.
RECLAME.
DEN HAAG, ROTTERDAM,
Alléén Hofweg 6. Hoogstr. hoek Spui.
2532
Getuige weduwe Boumeester, werkster te
Papendreoht, bij wie Klunder in 1923 in de
kost was. vertelt dat Klunder in den
moordnacht ongeveer halfdrie in den nacht
is thuisgekomen. Er was nog iemand bij
hem. Den volgenden morgen vond get. een
briefje op de keukentafel, meldende dat
Klunder's broek gewasschen moest worden.
Get. heeft op Klunder's kleeding geen
bloedvlekken of andere verschijnselen ge
zien. Den anderen morgen is Klunder uit
get.'s huis vertrokken zonder geld achteT
te laten. Hij is niet meer teruggekeerd.
Terwijl get. met haar man in Frankrijk
woonde, is de rechercheur De Jong bij hen
gekomen. Aan hem heeft get. gezegd, dat
er bij de broek van Klunder een briefje
had gelegen om die te wasschen.
Pres.'t Is wel heel vreemd, moet ik zeg
gen. Vroeger heeft u nooit over die broek
een verklaring afgelegd, u hebt daar vol
gens uw stukken eerst 96 November 1924
over gesproken
Klunder: Die vrouw vergiet zioh in den
tijd van mijn thuiskomst. Dat is over een en
geweest. Getuige heeft zich vergist toe-*
ze op de klok keek.
Pres.En wat zegt u van de broek De
juffrouw 'heeft gezegd dat er geen bloed
aanzat en dat hij niet vooraf gewasschen
was dus die broek speelt eigenlijk geen roll
Klunder: Ach weineen, de heele geschie
denis van die broek is onzin. (Gelach).
Pres. (tot get.): Er is een verklaring, vol
gens welke u gezegd zou hebben dat u en
uw man uit vrees voor Klunder naar Frank
rijk bent gegaan, is dat juist 1
Get.: Wel neen, meneer, daar is niets
van aan. Mijn man had werk in Frankrijk
gekregen.
Pres.En daarom wilde hij u mee heb
ben
Get.Ja.
Pres. H- had nog gelijk. (Gelach).
Mejuffrouw BotVan Wijngaarden heeft
den volgenden morgen de broek gezien;
die was wel vuil, maar niet kletsnat.. Vrouw
Kroon heeft na 't stille verhoor in Dord
recht tegen get., gezegd we hebben moeten
liegen om zelf vrij te komen, maar die
menschen zijn onschuldig, de hamer is niet
van ons en ook nooit geweest.
Op een vraag van mr. Den Hollander
antwoordt get. dat h.i. de houding van
Mijnster uit broodnijd voortsproot.
Mejuffrouw Mijnster—Van de Winkel uit
Sliedrecht heeft ook de broek gezien. Hij
was vuil maar niet doornat.
Vrouw Kroon beeft tegen gel. gezegd:
Als Leen Boumeester haar mond had ge
houden, had ik kunnen zeggen wat ik
wilde.
TeunissenHoe kunnen al die menschen
toch de vuile broek gezien hebben 1
Pres.De een moest de broek wasschen
en de twee anderen waren buurvrouw.
Teunissen: Zij zal wel van hetzelfde hout
gesneden zijn als haar man!
Pres.Mr. Roobol, er zijn twee verzoeken
van u, n.l. tot vervolging op vermoedeD
van meineed van rechercheur De Jong «n
van dc<n gewezen agent Meintjes..
De verdedigers verklaren op vervolging
geen prijs meer te stellen. „We willen ge
nade voor recht laten gelden", zegt mr.
Den Hollander.
De advocaat-generaal merkt, op, dat hi]
zijn rechten wenscht voor te behouden.
Hierna werd de zitting geschorst tot
Maandag a.s.
Klnnder aan het woord.
Uit Bussum meldt men aan het ,,Vad.":
Wij hebben met Klunder eenigen tijd een
gesprek gevoerd. Hij zeide, dat hij nog niet
kon begrijpen, dat hij vrij was en dat hij
nu weer boomen zag, terwijl hij ande.«
levenslang geen vrije lucht imeer zou heb
ben ingeademd. Ik heb destijds zelf levensr
lang tot tweemaal gevraagd, want als ik
15 of -20 jaar had gekregen, dan was ik
daarna moordenaar geworden. Want dan
had ik dien kerel, die mij er in heeft ge
draaid om promotie te maken, naar de
keel gevlogen. Daarom had ik liever le
venslang. Dan zou ik met een onbezwaarde
ziel kunnen sterven. Wat een ellende in de
gevangenis, wat heb ik mij zitten te ver
bijten over de justitie, waarvoor ik altijd
eeTbied had. Maar deze week, toen ik pre
sident Jolles bezig zag, toen heb ik weer
hoop en vertroiiwen in het recht gekregen.
Wat een prachtkerelDie ontziet niets tot
hij de waarheid heeft gevonden. Ik ben
hem dankbaar en onze advocaten en den
journalist van ,,Het Volk", Geudeker, die
zooveel voor ons heeft gedaan en de rech
ters van deze week en de Amsterdammers.
Wat een hulde, wat een bloemen! De ru;t
van de auto werd ingedrukt. Ik zat met de
glasscherven op mijn band. Maar met één
heb ik af te rekenen, dat is de ..Telegraaf"
Door het wroeten en het geschrijf van die
lui is de zaak wel meer dam drie maandtf
lang sleepen de gehouden
Mr. Roobol, dien wij ook nog even spra
ken, was in de wolken. Een onvergetelijk
moment was -het toen de proc.-generaal
bekend maakte, dat hij geen bezwaar had
tegen onmiddellijke invrijheidstelling. Nu
moet ik Maandag nog pleiten, maar ik zal
den president vragen of hij nu niet eens
wil pleiten, dan ga ik presideeren.
Mr. den Hollander was inmiddels naar
Amsterdam vertrokken, teneinde zijn ver
loving met mej. mr. Staalman publiek te
maken.
Het gezelsdhap begaf zich, mét de fami
lie Kroon, vervolgens naar Baarn, 'waar
ten huize van den' heer Stuy een huldiging
plaats vond.
Voor de radio.
Tevoren was het gezelschap te Hilver
sum geweest naar de studio van de Vara,
waar verschillende personen enkele woor
den hebber gesproken.
De heer Geudeker, introduceerde o.a. de
verdachten Klunder en Teunissen, alsmede
de getuige Stuy. Eerstgenoemde ving zijn
korte toespraak aan met een „hiep-hiep-
hoera, we zijn vrij". Daarna zeide hij. dat
de weeen van de gevangenisstraf slechts
kunnen worden beoordeeld door hen, die,
zooals hij en Teunissen, vijf jaren in de
eenzaamheid hadden doorgebracht.
Hij voegde daaraan toe, dat beiden veel
geleden hadden, doch vol goeden moed en
vervuld van vergevensgezindheid in de
wereld terugkeerden.
Verdachte Tennissen dankte voor de be
toonde belangstelling. Hij zeide, dat hij het
Amsterdamsche publiek had hooren juichen
en bracht dank aan het Hof te Amster
dam, voor hetwelk hij alle respect had.
Het was hem een vreugde te kunnen uit
roepen: In Amsterdam zijn nog rechters!
Geluige Stuy bracht eveneens dank aan
het Hof, herinnerde mede aan den zwaren
strijd, die hij en de verdachten hadden
moeten strijden. De waarheid kwam echter,
ondanks honderd leugens, aan het licht.
Aan het slot heeft de heer Geudeker de
leden van de S D.A P. opgeroepen om tegen
half twaalf op het Leidscheplein te Amster
dam samen te komen om Klunder en
Teunissen te verwelkomen en reeds om
11 uur was het daar zeer druk. Een groot
aantal agenten te voet en eenige ruiters
probeerden het verkeer gaande te houden
doch dit gelukte slechts ten deele. Met het
verstrijken van den tijd nam de menschen-
menigte steeds toe, zoodat tegen twaalven
het plein geheel volstond.
Omstreeks twaalf uur kwamen Klunder
en Teunissen op het Leidscheplein, waar
hun advocaten en mr. Buys hen ontvingen
Zij zijn verschenen op het balcon, zijde
Leidschekade, van het American-hotel, toe-
gejuichd door velen. Er was een geweldig
gedrang bij het hotel.
ADAMSON OP JAOHT!
Enthousiaste ontvangst van
J. Tennissen in Apeldoorn.
Toen gistermorgen te Apeldoorn bekend
werd, dat J. Teunissen met zijn vrouw en
twee jongste kinderen te ongeveer half
twaalf zou arriveeren, verzamelde zich
reeds lang voor dien tijd een talrijke me
nigte, die' steeds aangroeide, om hem in zijn
woonplaats te begroeten. Met muziek van
de buurtvereeniging en bloemen werd hij
op hartelijke wijze ontvangen. De buren
hadden een eenvoudige doch passende ver
siering in zijn woning aangebracht. Spon
taan werd door de menschenmassa een
,,Lang zal hij leven" aangeheven, waarop
een driewerf hoera volgde.
Ten slotte sprak de voorzitter van de
buurtvereeniging, de heer J- Popma een wel-
komstspeech uit, die beantwoord werd door
dc'n zwager van Teunissen, den heer Stuy,
die dank bracht aan het Amsterdamsch
gerechtshof voor de wijze waarop deze recht
had gedaan en aan de pers, voor den steun,
die gegeven was.
STOOMVAART-MIJ. „NEDERLAND".
ENGGANO, thr14 Sept. v. Colombo.
P. C. HOOFT, 14 Sept. v. Amst. te Bat.
ROTTI, uitr., 13 Sept. van Bombay.
JOHAN DE WITT, thr., 18 Sept. btf Pe-
rim verwacht.
JAN Pz. OOEN, uitr., 17 Sept. te Algiers
verwacht.
R01TERDAMSCHE LLOTD.
INDRAPOERA, uitr., 17 Sept. te Sabang
verwacht.
MADIOEN, 14 Sept. v. Hamb. te R'dam.
KOTA INTEN, 14 Sept. v. Rott. te Bat.
KOTA BAROE, thr., 14 Sept v. Port Said.
HOLLAND—AMERIKA LIJN.
EEMDIJK, R'dam n. Pacific Kust, pass. 14
September Ouessant.
NOORDERDIJK, Pacific Kust n. R'dam, 13
September te San Francisco.
GAASTERDIJK, Pacific Kust n. R'dam, 16
September te Hamburg verwacht.
MAASDAM, 18 Sept. van R'dam te Havana
verwacht
VOLENDAM, 13 Sept. v. R'dam te N.-York.
ROTTERDAM—ZUID-AMERIKA-LIJN.
ALWAKr, thr., 13 Sept. v. Bahia,
HOLLAND—AUSTRALIË-LIJN.
WESTERDIJK, uitr., p. 14 Sept. Ouessant.
JAVA—NEW-TORK-LIJN.
BLOMMERSDIJK, Java n. New-York, 14
September van Aleccandrië.
KON. NED. STOOMBOOT HIJ.
lAURORA en HEBE, 14 Sept. v. Amst. n.
Middl. Zee.
VAN RENSSELAER, Ambt. n. W.-rndië,
14 September van Dover.
CLIO, 13 Sept. v. Santa Marta n. Curasao.
HOLLAND—BRITSCH-INDIE-LUN.
STADSDIJK, thr., 13 Sept. v. Colombo.
HOLLAND—APRIKA-LIJN.
KLIPFONTEIN, 14 Sept. van Kaapstad n.
Port Elisabeth.
JAGERSFONTEIN, 14 Sept. van Lorenzo
Marques naar Durban
SFR1NGP0NTEIN, thr., 14 Sept. v. Mars.
DIVERSE STOOMVAARTBERICHTEN.
JONGE ANTHONY, 13 Sept. van Philippe-
ville naar Almeria.
JONGE MARIA, 13 Sept. v. Valencia te Bar
celona.
RECLAME.
met Verstopping of moeilijken, tragen
en onregelmatigen Stoelgang, zijn
onmisbaar. Werken vlug zonder kramp of
pijn. Bij Apoth. en Drogisten. Doos 60 ets.
2554
Door RAFAëL SABATINI.
Uit het Engelsch door C. M. G. d. W.
56)
De wijn fleurde Marius op, wekte Tres
san op uit zijn bedruktheid en leschte den
dorst van de markiezin. De Sénéchal wend
de zich weder tot haar met zijn onbeant
woorde vragen omtrent den afloop van dat
slachterswerk boven. Zij vertelde hem writ
Fortunio gezegd had dat Garnache ten
gevolge van zijn krankzinnigen sprong uit
het raam. verdronken was.
En toen herinnerde Tressan zich wat
Garnache gezegd had: welk lot hem in zuik
een geval was beschoren. Alle kleur ver
dween van zijn gelaat en de tijding groef
diepe lijnen van zorg en angst om zijn
®ond en oogen.
„Madame, wij zijn in het verderf ge
stort-" kermde hij.
„Tressan", antwoordde zij vol verachting,
-ie bent lafhartig. Luister naar mij. Heeft
hij niet gezegd, dat hij zijn bediende had
achtergelaten toen hij naar Condillac
^wam? Waar zou hij dien man gelaten heb
ben?"
„Misschien in Grenoble." antwoordde de
Sénéchal verschrikt
„Tracht daar achter te komen," zei ze
®et nadruk, met de oogen op de zijne ge
vestigd, zoo kalm alsof zij dien avond niets
bijzonders aanschouwd hadden.
„Indien hij niet in Gienoble is, dan toch
zeker ergens anders in Dauphiné, een ge
west. waarvan u 's komngs Sénéchal is. Al
moet ge het heele gewest door zoeken, ge
moet den kerel vinden. Ge hebt er de kwad9
gevolgen te vreezen. Hebt ge den man ge
zien?"
„Ja, ik heb hem gezien. Ik herinner mij
hem. zijn naam is Rabecque, als ik mij goed
herinner."
Hij vatte moed; zijn gezicht stond wat
minder bedrukt.
„U vergeet niets, madame", mompelde
hij. „U is bepaald bewonderenswaardig. Ik
za! van avond nog met de nasporingen be
ginnen. Mijn manschappen zijn haast allen
te Montélimar en wachten mijn hevelen af.
Ik zal een bode zenden met het bevel dat
zij zich door geheel Dauphiné moeten ver
spreiden om den man op te sporen".
De deur werd opengedaan en Fortunio
trad binnen. Hij had zich nog niet gewas
schen en zag er verschrikkelijk uit, geheei'
met bloed bevlekt. Tressan huiverde. De
markiezin sprak hem bekommerd toe
„Hoe is het met uw wond, Fortunio?"
was haar eerste vraag.
Hij maakte een afwijzend gebaar.
„Dat is niets. Ik ben heel volbloedig en
als ik mij schram, dan bloed ik zonder dat
ik het merk en waardoor een ander uitge
put zou zijn".
„Hier, drink een glas wijn, mon capitaï-
ne", animeerde zij hem heel vriendelijk en
vulde zelf zijn glas. ..En jij Marius?" vroeg
zij. „Krijg jij je krachten weer terug?"
„Ik ben wel", antwoordde Marius dof.
Zijn nederlaag dien avond maakte hem
knorrig en boos. Hij voelde, dat hij een droe
vig figuur had gemaakt in deze zaak en
zijn ijdeüheid was gekwetst. „Het spijt mij,
dat ik zoo weinig deel kon nemen aan het
gevecht", mompelde hij.
„Het kloekste gevecht, dat ik of iemand
anders ooit heb beleefd", betuigde Fortunio.
„Mijn hemel! Dat was een vechtersbaas,
die mijnheer de Garnache en hij verdiende
en beter lot dan te verdrinken".
„Weet u zeker dat hij verdronken is?"
Fortunio gaf de redenen op voor die ge
volgtrekking en die redenen overtuigden de
markiezin en ook haar zoon. Zij hadden het
trouwens nooit als een mogelijkheid be
schouwd, dat de man zulk een sprong zou
overleven. Mevrouw de Condillac keek eerst
Marius aan en daarna den kapitein.
„Denkt ge. gij beiden, dat ge in staat zuit
zijn voor dat werkje van morgen?"
„Ik, wat mij betreft, ben er nu al toe in
staat," zei Fortunio lachend
„Ik zal het ook zijn als ik eerst wat ge
rust heb," antwoordde Marius grimmig.
„Ga dan allebei wat naar bed; ge hebt het
noodig," zei ze.
„Ik ook, madame," zei de Sénéchal en hij
boog zich over de hand die zij hem toestak.
„Goeden nacht! allen samen!" Hij had er
een woordje willen bijvoegen om hun voor
den volgenden dag goed succes toe te wen-
schen, maar dat durfde hij niet. Hij draaide
zich om, maakte nog een buiging en wag
gelde de kamer uit.
Vijf minuten na zijn vertrek werd de op
haalbrug opgehaald en Fortunio gaf bevel
aan de mannen die hij teruggeroepen had
van hun nutteloozen onderzoekingstocht, om
de wachtkamer schoon te maken en ook de
voorkamer van den noordelijken toren, en
de dooden naar de kapel te brengen, die als
lijkenhuis moest dienen. Daarna ging hij
naar bed en weldra waren al de lichten in
Condillac uitgedaan; en behalve Aisenio dia
op wacht stond, droevig gestemd over alles
wat zijn vriend Battista overkomen was
want hij wist geen bijzonderheden van het
geval was alles in slaap in het kasteel.
Waren zij wat minder zeker geweest dat
Garnache verdronken was, misschien had
den ze dan niet zoo rustig geslapen op Con
dillac. Fortunio was heel slim geweest in
zijn gevolgtrekking, maar een beetje haastig.
Want ofschoon hij natuurlijk gelijk had in
zijn bewering, dat de Parijzenaar niet uit de
gracht was geklauterd noch op het punt
waar hij gezocht had, noch ergens elders
toch had hij bepaald ongelijk met te ver
onderstellen, dat hij op den bodem lag van
de gracht.
Garnache was het raam uitgesprongen,
voorbereid een andere wereld in te springen
en hij hoopte een betere wereld. Hij was
twee maal in de lucht omgedraaid en was
voorover in de kille grachtwateren terecht
gekomen en naar beneden gezakt, totdat zijn
leenen in aanraking kwamen met een min
der meegaande zelfstandigheid, maar toch
nog wel meegevend. Verbaasd dat bij tot nu
toe zijn bewustzijn niet had verloren, be
greep hij nog bijtijds, dat hij de modder
raakte, dat hij er al tot zijn enkels in zat.
Een flinke, krachtige poging met beide bee-
nen tegelijk, maakte hem los en hij voelde
zich langzaam naar de oppervlakte van het
water stijgen.
Men zegt immers, dat een man die ver
drinkt zijn heele leven voor zich ziet voor
bijgaan. In die oogenblikken. toen Garnache
naar boven dreef door de half stilstaande
wateren van die gracht, had hij den gehee-
len toestand overzien en besloten wat hij
doen zou. Toen hij aan de oppervlakte
kwam, moest hij zorgen, dat hij geen leven
maakte, want voor het raam boven 9tonden
zeker menschen toe te kijken, hoe dat zou af-i
loopen. Madame had Tressan weggezonden
om mannen met geweren te halen. Als hij
met hen terugkwam, zouden ze zeker een
kogel op hem afzenden en het zou jammer
zijn nu doodgeschoten te worden, nadat hij
zooveel verricht had.
Zijn hoofd kwam boven het water uit in
de kille duisternis van den nacht. Hij haalde
diep adem in de koude naar zeer lekkere
lucht en zijn armen zachtjes door het water
bewegende, zwom hij stilletjes niet naar
den rand van de gracht maar naar den
muur van het kasteel, want daar vlak onder
hoopte hij zeker le zijn niet opgemerkt te
worden. Het was een gelukje, dat hij een
spleet vond tusschen twee steenen; hij zag
die niet maar voelde ze toen zijn vingers
langs de granieten oppervlakte tastten. Hij
hield zich daar een oogenblik vast en dacht
over den toestand na. Hij hoorde stemmen
boven zich en zag licht door de opening
schijnen waar hij het raam had uitgesla
gen.
En nu voelde hij tot zijn verbazing
nieuwe kracht door zijn lichaam stroomen.
Hij had zich dat raam uitgeworpen, terwijl
hij nauwelijks kracht genoeg had om te
springen, bezweet en uitgeput. Het ijskoude
water van de gracht scheen hem te 9terken,
zijn vermoeienis weg te wasschen en zijn
geestkracht te vernieuwen. Zijn hoofd was
buitengewoon scherp en hij begon dus da
delijk na te denken wat hij nu doen zou.
(Wordt vervolgd).