Wat de vrouw draagt.
'nBoht.^N
mantel
70^ Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 14 September 1929
Vierde Blad
No. 21320
VOOR DE HUISVROUW.
PUTTERTJES.
FEUILLETON.
Martin's verjongingskuur.
HEBT OOK NIET EEN EENVOUDIG
JAPONNETJE NOODIG?
Dit is in de Herfst toch werkelijk een
noodzakelijk iels en het ontbreekt ons
meestal. Deze japon beantwoordt altijd aan
verschillende doeleinden, welke zij ook mo-
;en zijn. Het is bij uitstek geschikt voor een
vluchtig bezoek hier of daar, doch ook voor
ce wandeling en op kantoor onmisbaar.
Als het iets sportiefs heeft eneenvoudig
kan het ook goede diensten bewijzen bij
een uilstapje en zelfs voor de week-end;
kortom de mogelijkheden, wanneer een
„eenvoudige japon" te dragen, zijn schier
onbegrensd.
De mode van het eenvoudige model toch
schijnt in tegenstelling met het voorjaar
een groote vooruitgang gemaakt te hebben,
want terwijl men in de afgeloopen Herfst op
de „stoffen" japon heelemaall geen acht
sloeg speelt deze in de nieuwe mode een
zeer belangrijke rol en verschijnt thans in
de meest verschillende modellen en kleuren.
Nauw met de stoffenjaponnenmode ver
want. is een in het oog loopende vermeer
dering van wollen weefsels. Deze zijn- steeds
:en weinig poreus, hebben echter niets van
'iet ruwe „fresco" maar zijn zacht en soe
pel. bijna zou men zeggen: wollig.
Effen- en patronenstoffen komen voor.
De laatste zijn echter lang niet zeldzaam
en zijn op zichzelf zeer belangrijk en ge-
RECLAME.
tf«y
OEN HAAG, ROTTERDAM.
Alléén Hofweg 6. Hoogstr. hoek Spui.
2424
liefd door de elegante vtouw die deze voor
wandeldoeleinden kiest. Met een rechten
jas erbij gedragen of een bont, wordt een
chique geheel verkregen.
Aan de nieuwe kleuren wordt veel aan
dacht geschonken. In stof kiest men minder
de donkere dan wel de fijne middentinten,
en wel in hoofdzaak het mooie noten-
bruin; verdeD ook verschillende groene
kleuTschakeeringen, die vallen tusschen het
reseda- cn het diepe flesschengrcen. Ook de
roode tinten hebben nog niet afgedaan en
vooral de naar het lila overhellende kleuren
zijn modern. Natuurlijk is blauw ook nog
steeds en vogue, terwijl verder nog voor
komen de uit verschillende hoofdkleuren
ontstane „bijkleuren".
De modellen van den stoffen japon moeten
steeds uiterst eenvoudig zijn, want alleen
dan zullen deze goed kleeden
In geen enkel opzicht is men echter aan
een bepaalde lijn gebonden. De nieuwe
Herfslmode houdt zich verre van het aan
geven van een bepaalde richting, zoodat
men geheel vrij is in zijn keuze.
Plooien ziet men evenveel als de klok-
modellen. eenvoudig gladde japonnen niet
minder dan de slanke princessemodellen,
die in alle richtingen bezit genomen heb
ben van de nieuwe Herfslmode. In ieder
ander opzicht echter is er een zoo groote
verscheidenheid, dat geen vrees voor onper
soonlijkheid hoeft te bestaan.
Allerwegen werd beweerd, dat de mode
van ceintuurs voor de Herfst had afgedaan;
'hiervan is echter absoluut geen sprake en
de ceintuurs worden bij bijna alle prin-
cessemodcllcn gedragen op natuurlijke
taillehoogte.
Interessant is. dat hel jumpermodel
steeds meer verdrongen wordt door het ver
lengde casaque-fype. dat nauwaangeslotcn
met ceintuur en een klofcrok. zeer slank
maakt. Cle teckening). Juist door de opval
lende eenvoud en de mooie kwaliteit van
den stof. welke zich makkelijk laat drapee-
ren, kleedt een dergelijke japon bijzonder
elegant. Hiernaast ziet u een japon met zij
delings platte plooien, welke door een lee-
ren ceintuur worden opgebonden. Dit is
voor blauw een heel geschikt model en
mag in geen enkele garderobe ontbreken,
daar het ons altijd uit de verlegenheid hel
pen zal.
Een glad bovenlijf, een nauwe pas en een
klokkende rok. zie hier dc mede. Mede hier
door is hel derde model op de schets al hij
zonder -actueel, terwijl de boogvormige
zoompjes er nog een apart iets aan ver-
leenen.
Als laatste afbeelding ziet u de moderne,
van patronenstof gemaakte japon. Het rechte
bovenlijf met licht garnituur (in den vorm
van een shawl kraag en schulpmanchelten)
in verbinding met de uit drie volants be
staande rok. vormt als wandeltoilet iets
nieuws en zal zeker vedl opgang maken.
Onnoodig te vermelden dat men bij deze
modellen uiterst eenvoudige, ongegarneerde
hoeden (het doet er niet toe of het nauw
sluitende of breedere zijn) van vilt of
velours draagt.
DE CAPE
is. nadat zij vele jaren onopgemerkt bleef,
thans weer te zien en de modehuizen bren
gen deze weer in verschillende variëteiten,
al naar gelang de diensten welke zij moe
ien bewijzen cn wanneer zij gedragen wor
den.
Zoo b.v. toonen wij u als eerste op de
schets, een rechten mantel met bontkraag
en halflange, afknoopbare cape. een model
dat zoowel voor sport- als wandeldoelein
den kan gedragen worden.
In het midden: de gedistingueerde, zwarte
namiddagmantel van een gladden stof en
een in het midden gescheiden, vleugelach
tige cape met grooten bontkraag.
Als laatste een avondcape van brokaat-
stof en een chique bontgaxneering.
IN KRU STATIES
behoor en in de kousenmode lot het aller
nieuwste en het gaat hier om een even
eigenaardige. als technisch-gecompiceer-
de mode, die haar oorsprong heeft in Ame
rika en het eerst werd gezien in de mon
daine badplaatsen van FÏorido en Califor
nia. De fabricatie hiervan schijnt hier te
lande nog in de kinderschoenen te staan,
doch de geruchten gaan al dat binnen kor
ten of langeren tijd dergelijke maaksels
oo kliier te bewonderen zullen zijn.
Het nieuwe idee bestaat hierin dat in de
hiel van de kous punten worden geweven
in zeer apaTte en gestyleerde ornamenten.
Alhoewel men meestal kleur op kleur werkt,
dus meestal gelijkkleurige punten in-
krusleerl, worden toch ook kontrasten ge
zocht, door b.v. in een natuurkleurige kous
zwarte punthielen te weven (Onze teeke-
ning zal u over deze mode verder inlichten)
Je kunt nog zoo voorzichtig- en zorg
vuldig te werk gaan en nbg zooveel aan
dacht aan de fonteintjes of den gootsteen
wijden op een goeden of liever: kwaden
dag raken zij t6ch verstopt. En gewoonlijk
geschiedt dat op den kwaadsten aller dagen:
op den Zaterdag, als het loodgietersvolk zijn
vrijen middag en vrijen Zondag heeft. Dan
is goede raad duur en blijkt alweer, dat
de beste van alle raden is: help u zelfl In
dit geval heusCh zoo'n heksentoer niet: stop
een handjevol soda en evenveel keuken
zout in de afvoerpijp. Laat dit even zoo
rusten Neem na een half uur een flinke
ketel kokend heet water en giet deze door
het verstopte gat. U zult bemerken dat de
verstopping voorbij is! Spoel nog met een
tweede iets minder heete ketel na. Alleen
wanneer de verstopping door propjes haar
ontstond, kunt u haar niet op deze wijze
opheffen. Dan moeten de afvoerbuizen open-
geschroefd en het haar er uit gehaald wor
den. Wees dus voorzichtig en let goed op,
dat er geen !haar in bad of fonteintje ver
zeild raakt. Wascht u uw haardos zelf, doe
dit dan in uw kom en gooi deze nooit in
een fonteintje of in iets anders met een
nauwe afvoerbuis leeg.
Een moeder schrijft mij, dat haar kleine
dochtertje, dat dol op melk is, deze niet ver
draagt. Zij krijgt er oprispingen van en
geeft dikwijls de melk weer terug. Of hier
niets tegen te doen zou zijn?
Zeer zeker, mevrouw. De quaestïe is, dat
uw kleine meid de melk op een verkeerde
manier, n.l. te gulzig drinkt. Doordat zij
dol op de melk is, drinkt zij haar kroesje
in één golf op, nét als water. Doc'h de
meeste magen verdragen dit niet.
Melk stremt n.l., zoodra zij met 'het maag
sap in verbinding komt. Drinkt iemand nu
zoo'n gansche plas melk achtereen op, dan
wordt er direct een zware koek in de maag
gevormd: wrongel, dat niet voldoende door
het maagsap doordrongen kan worden.
Heeft u nooit iemand hooren zeggen: ,,Als
je je beker melk opeens naar binnen gooit
dan wordt de melk kaas?" Het is dus veel
beter om melk met kleine slokjes te drin
ken en langzaam, met veel tusschenpoozen.
Dan vormen zich kleine stukjes wrongel in
de maag, die wel maagsap kunnen op
nemen, en die dus gemakkelijk verteerd
worden.
Nu ik het er toch over heb: er is een
goede manier om melk lang te bewaren:
kook ze direct nadat u ze kocht en laat
haar onmiddellijk in een bak met koud
water afkoelen. Wanneer de melk uit de
pan. waarin u haar kookte, in een kan
wordt geschonken en daarin langzamer
hand koud wordt gullen de bacillen, die
het zuurworden der melk op hun geweten
hebben, zich snel ontwikkelen .want 20 a
30 graden Reamur is de beste temperatuur
voor den groei dezer creaturen. Giet u de
melk echter uit de pan in een kan, die u
subiet in een groote bak ijskoud water
plaatst, dan geschiedt de afkoeling snel en
hebben de bacillen dus slechts weinig of
geen tijd om zich te ontwikkelen.
Vliegen en derzelver uitwerpselen zijn
het kruis van alle huisvrouwen. Weet u
wel, dat er een zeer eenvoudig en niet
onpleizierig middeltje is om ze uit de ka
mers te houden? Hang boven een kleine
verkade-lichtje een stukje kamfer te ver
dampen'; die lucht jaagt de vliegen subiet
op de vlucht. U moet alleen zelf wél in
de kamer blijven om op te passen, dat de
kamfer niet branden gaat.
Wanneer u de lijsten van spiegels en
schilderijen met een aftreksel van uien
bestrijkt, houdt u er de vliegen van af. U
krijgt er geen onplezierige lucht van in
de kamer en de lijsten ondervinden er geen
schade door. Om zulk aftreksel te maken,
kunt u vijf uien op één liter water laten
trekken.
Een lezeres schafte zich Japansche mat
ten aan. Zij vraagt mij nu hoe zij deze be
handelen moet om er zoo lang mogelijk
pleizier van te hebben. Wel, het gaat hier
mee als met de dieren: behandel ze met
zachtheid! Een mat mag nooit ruw uitge
klopt of uitgeslagen worden, terwijl u haar
bij 'n paar punten vasthoudt. Daar raakt 't
vlechtwerk door los; en als hier eenmaal
een steekje viel is gauw uw heele mat naar
de maan! De beste manier om een mat te
onderhouden is: deze rustig op den grond
te laten liggen en dan met een stofzuiger
te reinigen; dan verdwijnen de stofjes en
vuiltjes uit alle reten en kieren. Heeft u
geen zuiger, hang uw mat dan over een
droogrek of een stevige stok en klop er
luchtig tegen met een breede mattenklop
per; dan valt het stof er uit zonder dat
het weefsel er onder lijdt.
Zoodra u een enkel steeltje ziet losgaan,
moet u dit direct met wat raffia of riet
vast zetten; beginnen hoeken of randen af
te slijten, omboor ze dan met raffia in de
zelfde kleur als uw mat. Durft u zelf zoo'n
karweitje niet aan, geeft 't dan even aan
uw naaister: wees er in ieder geval gauw
bij; dat spaar,t ernstige slijtage en groote
onkosten uit.
Denk er voorts om. dat Japansche mat
ten geen bijtende middeltjes, zooals ammo
nia, waterstof-peroxyde e. d. verdragen. Zij
reinigen de matten goed, doch verteren
meteen de vezels. Alleen met een doek, ge
doopt in lauw zeepsop of in een borax-op-
lossing kunt u vlekken verwijderen zonder
schade te doen aan de mat. Daarna wrijft
u ze na met een andere doek met schoon
water. De mat moet geheel door-en-door
droog zijn voor u haar weer gebruiken
mag. Zorg er dus voor, dat uw doeken niot
te nat zijn en laat de matten uithangen
liefst op de tocht om droog te waaien.
RECLAME.
2420
't Is al eenige jaren geleden.
Ik fietste ergens in de buurt van Elspeet
en Garderen. De weg slingerde op en neer
over glooiende heidevelden en door donkere
bosschen. Op een der hoogste punten stapte
ik ai, gooide mijn stalen ros tegen de hel
ling en klom legen den steilen kant van
den weg op. ten einde een vrij uitzicht te
hebben en den omtrek te verkennen.
't Was een prachtige dag in het laatst
van September.
De hemel onbewolkt, een stille, warm
gouden zonneschijn door een heel fijnen
nevel, die in de verte over de heide blauw
verwaasde.
Het loofhout der Leuvenumsche hossöhen
stond in najaarsbrand.
Tusschen het donkerbrons en gelend
groen vlamden hevige tonen van purper, en
het roode goud van 't stervend teukep-
loover.
Niet ver van mij af stond een menigte
hoogopgeschoten distels, dicht bezet met
•nijdige stekels. Enkele dofpaarse bloemen
•bloeiden nog. Grooler was het aantal uitge
bloeide koppen. Uit het grijsgroene omwind
sel puilden de verdroogde bloemresten. Bij
enkele waren ook deze afgevallen en zag
men een dik zilverig penseel van samen
gedrongen zaadpluis. Nog weer andere sche
nen geheel uiteengerukt. Weinig aandacht
schonk ik verder aan deze distelvegetatie
en liet mijn oogen dwalen over de heide,
waarop Oltmans een deel van zijn roman
„De Schaapherder" af laai spelen.
Uit mijn mijmeringen over de Middel
eeuwse he romantiek werd ik plotseling op
gewekt door geritsel in de distels en de
kleurige verbeeldingen van het verleden
maakten plaats voor de kleurige gratie der
werkelijkheid.
Een paar bonte vogeltjes haakten zich
onder druk gesjilp van: „diedeliet, diedeliet"
vast aan de uitgebloeide distelkoppen en
begonnen deze met driftige snavelhouwen
uiteen te hakken. De vrij stevige omwind
sels werden kapot gescheurd: het vrucht-
pluis stoof in 't rond; een deel der zaadjes
verdween in de ijverig hakkende, rukkende
en etende bekjes.
Door RAFAëL SABATINI.
Uit het Engelsch door C. M. G. d. W.
55)
De markiezin hoorde dien droevigen
kreet; zij keerde zich om en zag het meisje
aan; zij trok de wenkbrauwen op, met. open
mond van verbazing, die een oogenblik al
het afschuwelijke van dien nacht op den
achtergrond dreef. Een vermoeden ver
spreidde zich als een olievlek over haar
boozen geest. Zij liep vooruit en greep het
meisje bij een van haar krachtelooze armen.
Marius nog bleeker dan straks, stond tegen
oen deurpost geleund en keek haar met
roode oogen aan. Indien ooit een jong meisje
haar hartsgeheim heeft hekend, dan was
het Valérie op dat oogenblik
De markiezin schudde haar woedend.
,Wat was hij voor jou. meisje? Wat was
hij voor jou?" vroeg ze met schrille slem.
-De dapperste man. de edelste vriend
men ik ooit gekend heb."
Ach kom." Zij liel den arm van hel
longe meisje los en keerde zich tot Fortunio
°m hem een bevel te geven. Maar die was
f'vreg. vrouwen moest hij niets te doen
fiebben, maar met den man die hem ont-
jjDaPt was. Hij moest zekerheid hebben of
val Garnache gedood had.
Ademloos en afgemat als hij was. met
™oed bevlekt uit de snee in zijn gezicht,
Detgeen hem er afzichtelijk deed uitzien.
vloog hij die slachtplaats uit en door de
wachtkamer. Hij pakte een brandende lan
taarn op die op den drempel was blijven
staan cn vloog de trap af naar het binnen
plein. Hier kwam hij mijnheer de Tressan
tegen, gevolgd door een half dozijn kerels,
allen min of meer half gekleed maar goed
gewapend met zwaarden en messen en een
of twee met geweren.
Ruw, met weinig eerbied voor zijn hooge
waardigheid, duwde hij mijnheer den Séné-
chal op zij en wendde zich tot de mannen.
Sommigen zond hij naar de stallen om paar-
den te halen, want indien Garnache den
sprong overleefd had en de gracht over
zwom. moesten zij hem nazetten. Wat er
ook gebeurde. Garnache mocht niet ont
snappen. De gevolgen van zoo iels vreesde
hij zoowel voor zich zelf als voor Condillac.
Vijf en zes der manschappen verzocht hij
hem te volgen en zonder zich op te houden
om Tressans angstige vragen te beantwoor
den. spoedde hij zich het binnenplein over,
door de keukens, dat was de kortste weg.
naar het vierkante buitenplein Hij gaf zich
geen tijd om tot adem te komen, hoe ver
moeid hij ook was. hij vloog voort onder
den gewelfden doorgang onder den slottoren
heen en de ophaalbrug over; de brug was
dien avond nog niet opgehaald omdat de
Sénéchal nog vertrekken moest.
Hier op de brug bleef hij staa-n en riep
zijn volgelingen toe meer fakkels te balen.
Intusschen trok hij de eenige toorts uit de
hand van den man die hem volgde.
Zijn manschappen renden de wachtkamer
van den slottoren door, want zij begrepen
uil zijn bijna waanzinnige manier van doen,
dat er haast bij het geval was. En terwijl
hij op hen stond te wachten, op de brug
met zijn toorts in de hoogte, keek hij door
het roode licht onderzoekend in hel water,
zoover zijn oog aan beide zijden reikte.
Er was nog ren flauwe beweging in de
donkere olieachtige oppervlakte, dat door
geen windje bewogen kon worden. Het kon
niet meer dan vier of vijf minuten geleden
zijn, dat GarnaHie er in gesprongen was en
bet scheen, dat het laatste rimpeltje van de
verstoring van zijn plof nog niet geheel ver
dwenen was Maar behalve dat was er
niets te zien. en Fortunio verwachtte ook
niets. Het raam van den noordelijken toren
was aan den anderen kant van het kasteel,
daar moesi bij uit zien naar sporen van
den vluchteling of naar zijn lijk.
„Haast je!" riep hij over zijn schouder
heen. „Volg mij!" En zonder op hen to
wachten, holde hij de brug over en het ge
bouw rond. terwijl zijn toorts vonken ach
ter hem spatte, die een rossen gloed wierp
op zijn zwaard.
Hij bereikte het punt waar Garpache
moest zijn neergevallen en stond onder den
lichtschijn die uit het gebroken venster viel,
vijftig voet in de hoogte; door te zwaaien
met zijn toorts bet hij licht vallen op het
zwarte water in de grachl. Geen enkel rim
peltje verstoorde de effen oppervlakte
Stemmen klonken achter hem en een rood
achtige gloed kondigde de komst van zijn
manschappen aan Hij wendde zich tot hen
en wees met zijn zwaard naar de omslre-
ken van hef kasteel.
„Verspreidt u!" riep hij. „Zoek daar
ginds! hij kan nog niet ver af zijn."
Ofschoon zij niet best wisten wien zij
zochten, maar toch begrijpende dat zij een
man moesten zoeken, gingen zij uit elkaar
en verspreidden rich zooals hij bevolen had,
om het weiland rond te zoeken, waar een
vluchteling er leelijk aan toe was, daar er
niets was. waar achter hij zich kon ver
schuilen.
Fortunio bleef waar hij was, vlak langs
de gracht. Hij bukte en zwaaide met zijn
toorts langs den grond tot den versten ho'*k
van het kasteel toe, om het zachte, weeke
slijk te bekijken. Het was onmogelijk, dat
een man daar op geklommen was zonder
sporen achter te laten. Hij was bij den
hoek; de grond was effen, ten minste hij
kon nergens een afdruksel vinden van han
den of voeten van een man. die uit het wa
ter klimt. Hij keerde op zijn schreden terug
tot aan den oostelijken hoek van het kasteel,
maar steeds met hetzelfde resultaat. Einde
lijk kreeg hij meer macht over zich zelf en
werd kalmer; zijn zenuwachtige haast was
bedaard, met flinke hand hief hij zijn toorts
omhoog en liet het licht over het water
schijnen. Hij dacht een oogenblik na: er
w$s spijt in zijn onderzoekende donkere
oogen.
„Verdronken 1" zei hij hardop, zijn
zwaard in de scheede stekende.
Een stem van boven uit het raam riep
hem. Hij keek op en za# de markiezin °n
achter haar het gezicht van haar zoon. In
de verte in de wei zag men het licht der
toortsen hier en daar flikkeren als dwaal
lichtjes
„Heb je hem gevangen, Fortunio?"
„Ja mevrouw.' 'antwoordde hij beslist.
„U mag zijn lijk hebben als u wilt. Hij ligt
hier onder in." En hij wees op het water.
Zij scheneD zijn woorden te gelooven
want zij vToegen niet verder. De markiezin
ging naar mademoiselle, die nog op den
grond zat.
„Hij is verdronken. Valérie," zei ze lang
zaam. het jonge meisje aandachtig aan
ziende.
Valérie keek op. Haar oogen stonden wijd
open en haar lippen bewogen zich even.
Toen viel zij voorover zonder een woord te
spreken. Deze laatste afschuwelijke tijding
na al wat zij reeds beleefd had, was een te
groote inspanning voor haar dapperen geest
Zij was flauw gevallen.
Tressan kwam op dat oogenblik binnen,
zeer nieuwsgierig wat er gebeurd was, want
bij had op het binnenplein niets verstaan.
De markiezin riep hem om baar met het
jonge meisje te helpen, Marius was nog te
zwak en samen brachten zij haar naar haar
kamer en legden haar te bed. Zij gingen de
kamer uit en sloten do deur. Toen gaf zij
een wenk aan den Sénéchal en aan Marius.
„Kom," zei ze, .laten wij heen gaan. Het
gezicht en de reuk hier maken mij misse
lijk. ofschoon mijn maag heel wat kan ver
dragen."
Zij nam een van de kandelaars om ze bij
te lichten en zoo gingen zij naar benedon
naar de zaal; daar vonden zij den page van
Marius, Gaston, die heel bleek zag en ver
schrikt van al het lawaai, dat hij het laatste
half uur in het kasteel gehoord had. Hij had
den hond van Marius .bij zichde arme jon
gen had het dier bij zich gehouden tot ge
zelschap en voor de veiligheid in dien ake-
ligen tijd.
De markiezin sprak heel vriendelijk tot
hem en bukte om den fyond op den zachfen
kop te kloppen. Toen verzocht zij Gaston
wijn klaar te zetten; toen de wijn gebracht
was. dronken zij een glas, somber en zwij
gend.
(Wordt vervolgd).