De Moord te Giessen-Nieuwkerk In Kinder, mantel EET MEER CHOtOltDE BEEPEN 70*le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 13 September 1929 Derde Blad No. 21319 1 'S morgens om 11 en °s middags om A uur, ZWITSERSCHE FEUILLETON. Martin's verjongingskuur. Voorloopige invrijheidstelling van Klunder en Teunissen? De president vraagt: Zijn de rapporten ran rechercheur De Jong aan het dossier toegevoegd Getuige: Neen (verbazing in de zaal). Pres.: Dus de verdediging heeft er geen tennis vcan kunnen nemen? Get.: Neen. Pres.: Dat was dus een geheimzinnig dossier. De verdediging wist dus niet hoe bezwarende verklaringen van de Kroon's waren afgelegd. Wann.eer heeft vrouw Kroon haaT be zwarende verklaringen ingetrokken? Get.: Zij is tijdens de instructie bij mij geweest en heeft gezegd dat Teunissen en Klunder onschuldig waren. Op dat moment geloofde ik werkelijk aan de onschuld van KI. en T. In het kabinet ran den rechter-commissaris heeft zij die intrekking van haar bezwarende verklaring weer herroepen en gezegd, dat die verkla ringen wel juist waren geweest Die herroeping was door haar geschied uit vrees voor Klunder en Teunissen, vooral roor den laatste. Pres.Had zij voor die laatste herroe ping weer met den. rechercheur De Jong gesproken 1 Get.Dat weet ik niet. Mr. RoobolDat staat in de stukken. Pres.: Inderdaad! Later merkt getuige nog op, dat de Kroon's nooit over pressie geklaagd heb ben. Te kwart over één werd de zitting ge- «horst. (Reeds in een gedeelte van onze vorige oplaag geplaatst). Na d« pauze wordt mr. A. C. Kronen berg, substituut-officier van justitie te Dordrecht, door de verdedigers onder- Tiaagd. Mr. Den Hollander vraagt waarom ge tuige nooit maatregelen genomen heeft iegen Vermeer. Get.Het heeft een punt van overweging tgemaakt om Vermeer wegens meineed ie vervolgen, ik heb dat echter nog aan gezien. Mr. Den Hollander: Maar u weet, dat Vermeer u herhaalde malen voorgehouden heeft hoe mis u was met uw vermoedens; o.m. heeft hij u dit in een brief uiteen gezet. Vermeer heeft er in dien brief, ge schreven toen hij in voorarrest zat, na- Jarakkelijk op gewezen, dat de Kroons met hun bezwarende verklaringen logen. Een ander had u toch later aanleiding moe ien geven om Vermeer wegens meineed te rervolgen. Waarom deedt u dit niet1? Get.Ik vond daar geen tennen voor. Mr. Den Hollander: U heeft uit de rap- |»rten van De Jong kunnen opmaken, dat RECLAME. I OEN HAAG. ROTTERDAM. ■Alléén Hofweg 6. Hoogstr. hoek Spui. ■2344 hij daarin wel tienmaal gelogen heeft, is u dat niet opgevallen Zoo beweert De Joeig in een geheim rapport dat Klunder den moord in Culemborg gepleegd heeft, omdat hij toen zonder overjas is thuis geko men en... Pres.en oendat hij tot alles in staat is. (Gelach). Mr. Den Hollander: Later beweert De Jong weer, dat Klunder dien moord in Cu lemborg niet kan hebben gepleegd! In een ander rapport betioht De Jong Klunder weer voor driekwart van een moord te Apeldoorn en te Drachter Compagnie... al leen omdat hij in de buiwt geweest wasi Op verdere vragen verklaart get. dat hij ondanks alles aan de bezwarende ver klaringen van De Kroons is blijven ge- looven. Pres.Hebt u tot De Jong nooit gezegd, dat hij geen kunstgrepen mocht aanwen den 1 Get.Ik heb wel gezegd, dat hij g>en vexatoire maatregelen mocht nemen. Denk er om, heb ik gezegd, dat ge geen enkelen kunstgreep of zoo iets gebruikt. Dan krijgt verdaohte Tennissen gelegen heid mr. Kronenberg vragen te stellen. Waarom ben ik gearresteerd vraagt, bij. Mr. Kronenberg: Op den inhoud van het dossier. Verd. Teunissen: Noiem daar eens iets van Get.De verklaringen van Mijnster, Bouw meester enz. Als Teunissen den officier dan in scher pe bewoordingen aanvalt, verzoekt de pre sident hem zich te matigen. Naar aanleiding van enkele vragen van verd. Klunder aan den officier merkt dn president op, dat hij het tooh wel vreemd vindt, dat de intrekking tijdens de in structie door vrouw Kroon van haar be zwarende verklaringen in het bijzijn van de verdachten verzwegen is. Verd. Klunder (tot mr. Kronenberg) Terwijl u het geheele geheime dossier kende, durfde u levenslange gevangenis straf tegen ons te vragen!" Pres.: „Vergeet niet, Klunder, dat iedereen kan dwalen. Je wilt toch niet zeggen, dat de officier te kwader trouw heeft gehandeld?" Verd.. Klunder: „*t Ging niet aan om ke rels in de kracht van hun leven op zulke gronden levenslang naar de gevangenis te willen zenden. Ik wil wel aannemen, dat mr Kronenberg te goeder trouw is geweest, maar ik kan mij zijn houding niet be grijpen". Pres. (tot mr. Kronenberg): „Vermeer heelt ai tijd de onschuld der verdachten volge houden, alleen sprak hij later over het af wezig geweest zijn van Klunder en Teu nissen voor „geruimen tijd". Hebt u nooit gevraagd of in dien zoogenaamden geruimen tijd de verdachten den moord hebben kun nen plegen?" Get.: „Ik meen wel, dat ik dat gevraagd heb; ik geloof echter, dat Vermeer zich toen met de beantwoording op de vlakte heeft gehouden." Pres.: ,,'t Is heel jammer, dat er op dat begrip „geruimen tijd" door niemand is inge gaan. Ik begrijp dat eer-lijk gezegd niet goed!" De volgende getuige is mr. J. Bentford van Valkenburg, rechter in de Arrond.- Rechtbank te Dordrecht. In 1925 heeft mr. Bentford toentertijd als rechter-commissaris voor het eerst in de zaak gewerkt. Klunder, Teunissen en de beide Kroons zaten toen gevangen. Get. had toen reeds kennis genomen van de rap porten van De Jong. Get. heeft goedgevon den, dat De Jong zou trachten, de verdach ten tot een bekentenis te brengen. Hij deed dit in het belang van het onderzoek. Pres.: „De wijze waarop De Jong ver boorde was u onbekend?" Get.: „Ja." Pres.: „Daar zat nu juist het gevaat in. RECLAME. 2311 wanneer de maag begint te vragen, neemt de arbe/c/skracht af; N.V. HOLLANDSCH CHOCOLADE-FABRIEK ~\s o e cf z 3 a m V o t?stG fk e n d Hollandsch Zwitsersche Chocolade Reepen in alle soorten verkrijgbaar bij EN GROS J. DIRKSE, Haarlemmerstraat 167, Telefoon 2602. EN DETAIL De Jong kon gebruik maken van strikvra gen. De Jong heeft van die verhooren rap porten opgemaakt; hebben deze u nooit den indruk gegeven, dat hij te ver ging?" Get.: „Neen, president." Pres.: Zou u op een dergelijke manier geïnstrueerd hebben?" Get.: „Waarschijnlijk niet." Pres.: „Dat zijn toch geen methoden. Het verhoor van De Jong is, dat blijkt uit zijn rapporten, suggestief geweest! U hadt bij het verhooren der verdachten een leiddraad aan de rapporten?" Get.: „Dat is zoo." Pres.: „En De Jong woonde de verhooren bij, niet als veldwachter om de orde te be waren, maar hij bemoeide zich er mee! Dan komt de kwestie van den hamer ter sprake. Pres.: Vindt u het niet vreemd, dat Klun der en Teunissen, dien avond bij de Kroons terug komende, gezegd zouden hebben: „We hebben den haltechef van Giessen-Nieuw kerk met een hamer vermoord en den hamer op de plaats laten liggen! (Vroolijkheid). Acht u het aannemelijk dat verdachten een dergelijke verklaring afgelegd hebben? En toen vroolijk het feestje hebben voortgezet?" (Gelach). Get.: „Er moest toch een verklaring zijn. Pres „Ja, en daarom hebben zij er bij gezegd, dat zij den haltechef de hersens hadden ingeslagen. Misschien hebben zij er ook zijn leeftijd nog bij vermeld! (Groote hilariteit). Get. Bentford van Valkenburg zet dan verder den gang van het onderzoek uiteen en vertelt hoe vrouw Kroon in zijn eigen kabinet haar oorspronkelijk belastende ver klaring weer hersteld heeft. Terecht of ten onrechte, aldus get., maar ik kreeg op een zeker oogenblik den indruk dat vrouw Kroon de waarheid sprak. Pres.: Zat De Jong er toen ook bij? (Hi lariteit). Get.: Dat geloof ik wel. Pres.: In die rapporten staat ook, dat, als Tennissen driftig is, hjj iemand is, die tot alles in staat is? Get.: Inderdaad. Pres.En waarom gaan ze halverwege een half uurtje fietsen, om in te breken in een huis Jwaar misschien het minste uit de heele buurt te halen is? En als ze dan den seinhuiswachter bij den paal zien, worden ze opeens driftig en slaan ze hem dood! (Groote vroolijkheid). Als de president de verdediging vraagt of deze heeren den getuige nog iets te vragen hebben, citeert mr. Roobol Horatius: „Nee ludisse puderet, sed non incidere ludum". Vervolgens wordt als getuige gehoord dr. B. Vos uit Hellendoorn ,die mededeelingen doet over den agent Meintjes. De volgende getuige is de heer M. Hoeks- ma, adjunct-directeur van de gevangenis te Dordrecht. Get ,legt omtrent Teunissen on gunstige verklaringen af. In een rapport aan den voorzitter van het college van regenten heeft get. hem o.m. een bruut en een beest- mensch genoemd. Pres.: Kunt u zich niet voorstellen, dat iemand, die onschuldig gevangen zit, bui ten zichzelf geraakt? Get.Jawel. Pres.: Dan was uw rapport ook al een geheim stuk wel wat lichtvaardig, niet waar Get. Hoeksma vertelt verder, dat Kroon hem gezegd heeft: Herinnert u zich, dat u mij in de kerk verboden heeft te hoesten, dat wa3 voor mjjn vrouw om haar een teeken te geven, dat zij haar verklaring moest in trekken. (Beweging en vroolijkheid). Verd. Teunissen verwijt dan in opgewonden bewoordingen den rechter-commissaris mr. Bentford van Valkenburg, dat hjj toegelaten hoeft, dat hij en Klunder door leugens van anderen in het ongeluk zijn gestort. Pres.: En daarom hebt u in het huis van bewaring getracht de zaak weer met list en leugen aan het rollen te krijgen, ten einde al het mogelijke te probeeren om uw on schuld aangetoond te krijgen? Teunissen: Ja, we hebben goede leer meesters gehad! (Beweging in de zaal). Volgende getuige is J. M. F. de Jong, Rijks-rechercheur van politie. Sinds November 1924 heeft get. in op dracht van mr. Kronenberg in de zaak- Giessen-Nieuwkerk gewerkt. Hjj kwam al heel gauw op het spoor van Klunder en Teu nissen. Zoo heeft hij in Deventer zekeren Van Oosten in den arm genomen. Van zjjn re cherches maakte hij rapporten op, welke I hij zond aan mr. Kronenberg. Pres.: Waarom maakte u geen processen- i verbaal op? 1 Get.: Nu ja. een rapport of... Pres.: Tusschen rapport en proces-verbaal is een groot verschil. Get. deelt mede, dat als gevolg van zijn rapporten Klunder. Teunissen, de Kroons en later Vermeer gearresteerd zijn geworden. Pres.: En toen de rechtsingang verleend was, hebt u uw bemoeiingen tooh niet opge- geven ,doch naast den rechter-commissaris gewerkt. Vindt u dat niet vreemd voor een R ijks-rech ercheur Get. De Jong: Het was in opdracht. Weer komt dan de kwestie van den liamer ter sprake. Pres.: Naar aanleiding van het feit, dat vrouw Kroon op 3 Maart verklaard had, dat de hamer van haar en haar man was en dat Klunder en Teunissen van elven tot kwart voor één weg waren geweest, hebt u zich tot Kroon gewend, nietwaar? Get.: Ja, en toen heeft Kroon gezegd: schrijf het maar op een briefje en als mjjn \tcuw dat onderteekent, geloof ik het. 'Fres.: U hebt toen dat briefje geschreven? Get.Jawel. Pres.: Waarom hebt u bij de confrontatie tusschen Klunder en Teunissen met de beide Kroons tusschen de eerste beiden in gezeten was dat noodig? Get.Ja, want Kroon zei, dat hjj doodsbang was voor Teunissen. (Gelach). Pres.: En bij die confrontatie is niet ter sprake gekomen, dat zjj haar bezwarende verklaringen tegenover mr. Kronenberg in getrokken had? Get.: Neen. Fres.En bij de confrontatie heeft zjj Klunder en Teunissen weer beschuldigd? Get.: Jawel. Op een gegeven oogenblik protesteert ge tuige De Jong er tegen dat Teunissen bin nensmonds „vuile ploert" gezegd heeft. Teunissen: „Och man, ik zei niets." Pres. (tot get.): „U hoort meer dan wij." (Gelach.) Daarna bespreekt de president de om standigheden. waaronder Teunissen in 1925 weer gearresteerd is, daarbij opmerkend, dat het toch een eigenaardige manier van onderzoek is, om tegen den een te zeggen: als je maat nu bekend heeft, en gezegd dat jij de moordenaar bent, wat zeg jij dan? Get. ontkent dit. Teunissen: Hij heeft het^ me uit een schrift voorgelezen: Ik, Christiaan Klunder, verklaar, dat Teunissen den moord begaan heeft! (Beweging.) Pres.: Is het waar. dal u de Kroons met een vervolging wegens aboTlus gedreigd hebt? Get.: Ja. Pres.: Waarvoor was dat noodig? Get. haalt de schouders op. Als getuige dan vertelt, hoe volgens rle verklaring van Kroon de hamer gemaakt is, meTkt de president, op: „Maar ieder, die hersens heeft, kan zien, dat het zoo ni<»t gebeurd kan zijn." Get.: „Maar wie zegt me, president, dat de hamer, dien u me vertoont, dezelfde is?" (Gelach en protesten in de zaal). De president verwijt get. dan, dat hij Kroon op schrift heeft gegeven, hetgeen deze voor het Gerechtehof te 's-Gravenhage verklaren moest. Ook de advocaat-geneTaal laakt deze handelwijze in zeer scherpe bewoordingen. Pres.: U bent ook bij de arrestatie van Vermeer geweest, nietwaaT? Get.: Jawel. Pres.: En wat heeft u toen over den ha mer gezegd, u had die toch in een acte- tasch bij u? Get.: Ik heb Vermeer gevraagd, of hij den hamer kende, waar Kroon geregeld ijs mee klopte. Vermeer antwoordde hierop be vestigend. Pres.: En u hebt Vermeer den hamer toen niet laten zien? Get.: Neen, dat is heel jammer geweest. Pres.: En u hebt De Jong. niettegen staande dat de verdachten voor den rechter commissaris gevangen zaten, hen zonder pressie en naar beste weten gehoord? Get.: Dat heb' ik gedaan. Sprekend over de kwestie van de rijwiel- lantarens vraagt de president of getuige aan Kroon den Taad heeft gegeven om het roode en groene glaasje uit zijn lantaarn te ver wijderen, omdat Meintjes alleen van witte Door RAFAëL SABATINI. Uit het Engelsch door G. M. G. d. W. U I Nu hij dit besluit genomen had, veran- prie hij plotseling van tactiek. Tot nu toe 1 hij zijn krachten gespaard, hij was er P&nig mee geweest, met het oog op den pngdurigen strijd die hem misschien nog Tochtte. Plotseling ging hij aanvallender füze te werk, terwijl hij tot nu toe zich kif verdedigd had, en nu was de aanval J^eend. Hij maakte den mantel van zijn ■irni los, vouwde hem samen en wierp hem het hoofd en het lichaam van een zij- aanvallers, zoodat hij er in gewikkeld s en niets zien kon. Toen sprong Garna- naar hem toe en trof zijn beenen met f1 harden slag, zoodat hij neerstortte. ■en bukte hij plotseling en stak zijn degen de dij van den vent De man gaf een Nen gil en viel neder, niet meer in staat p uit te richten. Toen nog een flinke de- pstoot naar den man die onder den man- f; 'ag te wriemelen. Bijna oogenblikkelijk pden de bewegingen op. I bessan brak het zweet van alle kanten IJ; hij rilde van afschuw van alles wat hij It' De douairière deed niets dan de af- Tjiwelijkste vloeken uiten en intusschen p Garnache zich omgedraaid om met r%>io af (e rekenen. de laatste van al F? tegenstanders 1^ kapitein trad moedig vooruit, gewa- I™ niet zwaard en dolk; op dat oogenblik voelde Garnache zich uitgeput en had bit ter berouw, zijn mantel in den steek te heb ben gelaten. Toch vocht hij hardnekkig voort en terwijl zij schermden en stamp ten door de kamer. Marius stond naar hen te kijken, hij was gestrompeld tot naast zijn moeder en leunde zwaar op Tressans schouder. De markiezin keek hem aan, zij zag doodsbleek. „Die man moet de duivel zijn in eigen persoon", hoorde Garnache haar zeggen. „Loop gauw weg om hulp te halen Tres- san, God weet of hij anders niet nog ont snappen zal. Haal meer manschappen, an ders wordt Fortunio ook nog gedood. „Laat ze hun geweer meebrengen". Tressan liep weg als een bezetene, ter wijl de twee mannen doorvochten, stam pend en hijgend ronddraaind en dan weer tegenover elkaar, hijgend en blazend: hun degens knarsten en sloegen vuur. Het stof op den vloer deed hen bijna stik ken en meer dan eens gleden zij uit in het bloed, waarmee de vloer was bedekt, ter wijl het niet veel scheelde, of Garnache viel over het lijk van een van zijn slacht offers, waartegen hij zijn voet had ge- stooten. En de douairière, die den strijd aanzag en wel wat van de schermkunst af wist, be greep, dat het niet lang zou duren tenzij er hulp kwam, of Garnache, hoe vermoeid hij ook was, had ook Fortunio afgemaakt. Langzamerhond was Garnache omge keerd. zoodat hij nu met zijn rug naar het raam en het gezicht naar de deur van de slaapkamer stond, waar mademoiselle nog steeds was blijven staan met toenemenden afschuw en angst Zijn rechter schouder was in dezelfde lijn als de deur van de wachtkamer waar madame bleef staan, hij zag dus niet dat zij Marius zijde verliet en stilletjes de kamer in sloop om vlug achter hem te komen. De eenige van wien Garna che verraad vreesde, was de man, dien hij met een dijwond had neergeveld en hij zorgde buiten bereik te blijven van een aanval van dien kerel. Maar al zag hij de beweging niet van de markiezin, mademoiselle zag ze en ze sper de haar oogen open van angst. Zij begreep wat het verraderlijke plan was van de vrouw. En ze had het niet berepen met een snik van angst, of ze dacht: wat madame kan doen. kan ik ook doen". Plotseling zag Garnache iels; Fortunio, die het plan van de douairière begreep, keek even niet zijn tegenpartij aan, hetgeen hem noodlottig geweest zou zijn, daar Garnache op het punt was een aanval te doen, toen hij zich van achteren voelde aangegrepen, zijn armen werden vastgehouden door een paar slanke armen, die zich om hem heen sloegen en over zijn schouder voelde hij den adem van haar arme wang en hoorde hij een boosaardige stem: „Steek nu toe, Fortunio!" De kapitein deed niets liever. Hij hief zijn vermoeiden aim op en bracht de punt op de hoogte van de borst van Garnache, maar op dat oogenblik was het, of die arm van lood was. Valérie volgde het voorbeeld van de markiezin en was juist bij tijds. Zij greep Fortunio's half opgeheven arm en hing er aan met al haar gewicht. De kapitein verwenschte haar afschuwe lijk. want hij was waanzinnig van angst. Hij begreep,- dat als Garnache de markiezin afschudde, het met hem zelf gedaan ^ou zijn. Hij trachtte zich los te wringen, maar de inspanning maakte, dat hij op dei) grond viel. hij was dood vermoeid en het jonge meisje bleef met al haar gewicht aan zijn arm hangen. Hij viel op de knieën, Valérie bleef hem dapper vasthouden en viel met hem mede en riep Garnache dat zij den ka pitein vasthield. Garnache spande al de krachten in die hij nog over had en maakte zich los uit de omarming. Toen duwde hij haar van zich af met een geweld, waar hij zich geenszins van bewust was. „Dit zijn de eerste vrou- wenarmen, madame, waarmee Martin de Garnache ooit heeft kennis gemaakt," z i hij. „En nooit zal de omhelzing van een schoone vrouw iemand minder welkom zijn geweest." Hijgend pakte hij een van de omgewor pen stoelen op. Hij hield den stoel bij den rug vast en liep naar het venster. Hij had zijn zwaard laten vallen en riep mademoi selle toe den kapitein nog even vast te hou den. Hij zwaaide den stoel in de hoogte en wierp hem tegen het raam. Men hoorde een donderend geluid en kletteren van glas en voelde een kouden luchtstroom van den Novemberavond, die de lucht kwam zuive ren. verpest door het gevecht van zooeven Weder zwaaide hij met den stoel en weder en weder, totdat er eindelijk geen venster meer openbleef, maar niets dan een groote opening met hier en daar een stuk glas aan het lood. Op dat oogenblik kwam Fortunio weer met moeite op de been, bevrijd van het jonge meisje, dat bijna bewusteloos ned^r- zonk. Hi] sprong naar Garnache toe. Deze keerde zich om en wierp den gehavenden stoel naar den kapitein. De stoel bleef aan zijn voeten liggen tegen zijn beenen aan, zoodat hij op den grond viel, bezeerd en spartelend. Voordat hij zich kon herstellen, vloog een gedaante door de opening van het gewezen venster. Mademoiselle gilde: „U zult dood vallen mijnheer de Gar nache, u zult dood vallen!" Hartverscheu rend was haar angstige stem. Dit was het laatste wat de ooren van mijnheer de Garnache bereikte, toen hij met het hoofd vooruit in de duisternis verdween van dien killen Novembernacht HOOFDSTUK XVIII. In de gracht. Fortunio en de markiezin kwamen tege lijkertijd aan het raam en waren juist bij tijds om een doffen plof in het water te hooren, ongeveer vijftig voet beneden hen. Het maansikkeltje was juist door een wolk bedekt en voor hun oogen, die nog verblind waren van het kaarslicht, was de duister nis ondoordringbaar. „Hij ligt in de gracht!" riep de markiezin opgewonden uit en Valérie, die nog op den grond zat waar Fortunio haar van zich had afgeschud, trilde van angst. Voor al de afschuwelijkheden rondom haar, de ineengedoken lijken, die 9til op den grond lagen, het bloed overal, de gebroken meubelen en het kermen van den man met de gewonde dij voor dat alles was zij ongevoelig. Garnache was dood. dacht zij; hij was zeker dood. het was of die gedachte ook in haar iets doodde. Onwillekeurig snikte zij hardop: „Hij is doodt hij is doodl hij is dood!" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 9