De Moord te Giessen-Nieuwkerk
In Kinder,
mantel
EET MEER CHOtOltDE BEEPEN
70*le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 13 September 1929
Derde Blad
No. 21319 1
'S morgens om 11 en °s middags om A uur,
ZWITSERSCHE
FEUILLETON.
Martin's verjongingskuur.
Voorloopige invrijheidstelling van Klunder en Teunissen?
De president vraagt: Zijn de rapporten
ran rechercheur De Jong aan het dossier
toegevoegd
Getuige: Neen (verbazing in de zaal).
Pres.: Dus de verdediging heeft er geen
tennis vcan kunnen nemen?
Get.: Neen.
Pres.: Dat was dus een geheimzinnig
dossier. De verdediging wist dus niet hoe
bezwarende verklaringen van de Kroon's
waren afgelegd.
Wann.eer heeft vrouw Kroon haaT be
zwarende verklaringen ingetrokken?
Get.: Zij is tijdens de instructie bij mij
geweest en heeft gezegd dat Teunissen en
Klunder onschuldig waren.
Op dat moment geloofde ik werkelijk aan
de onschuld van KI. en T. In het kabinet
ran den rechter-commissaris heeft zij die
intrekking van haar bezwarende verklaring
weer herroepen en gezegd, dat die verkla
ringen wel juist waren geweest
Die herroeping was door haar geschied
uit vrees voor Klunder en Teunissen, vooral
roor den laatste.
Pres.Had zij voor die laatste herroe
ping weer met den. rechercheur De Jong
gesproken 1
Get.Dat weet ik niet.
Mr. RoobolDat staat in de stukken.
Pres.: Inderdaad!
Later merkt getuige nog op, dat de
Kroon's nooit over pressie geklaagd heb
ben.
Te kwart over één werd de zitting ge-
«horst.
(Reeds in een gedeelte van onze vorige
oplaag geplaatst).
Na d« pauze wordt mr. A. C. Kronen
berg, substituut-officier van justitie te
Dordrecht, door de verdedigers onder-
Tiaagd.
Mr. Den Hollander vraagt waarom ge
tuige nooit maatregelen genomen heeft
iegen Vermeer.
Get.Het heeft een punt van overweging
tgemaakt om Vermeer wegens meineed
ie vervolgen, ik heb dat echter nog aan
gezien.
Mr. Den Hollander: Maar u weet, dat
Vermeer u herhaalde malen voorgehouden
heeft hoe mis u was met uw vermoedens;
o.m. heeft hij u dit in een brief uiteen
gezet. Vermeer heeft er in dien brief, ge
schreven toen hij in voorarrest zat, na-
Jarakkelijk op gewezen, dat de Kroons met
hun bezwarende verklaringen logen. Een
ander had u toch later aanleiding moe
ien geven om Vermeer wegens meineed te
rervolgen. Waarom deedt u dit niet1?
Get.Ik vond daar geen tennen voor.
Mr. Den Hollander: U heeft uit de rap-
|»rten van De Jong kunnen opmaken, dat
RECLAME.
I OEN HAAG. ROTTERDAM.
■Alléén Hofweg 6. Hoogstr. hoek Spui.
■2344
hij daarin wel tienmaal gelogen heeft, is u
dat niet opgevallen Zoo beweert De Joeig
in een geheim rapport dat Klunder den
moord in Culemborg gepleegd heeft, omdat
hij toen zonder overjas is thuis geko
men en...
Pres.en oendat hij tot alles in staat
is. (Gelach).
Mr. Den Hollander: Later beweert De
Jong weer, dat Klunder dien moord in Cu
lemborg niet kan hebben gepleegd! In een
ander rapport betioht De Jong Klunder
weer voor driekwart van een moord te
Apeldoorn en te Drachter Compagnie... al
leen omdat hij in de buiwt geweest wasi
Op verdere vragen verklaart get. dat
hij ondanks alles aan de bezwarende ver
klaringen van De Kroons is blijven ge-
looven.
Pres.Hebt u tot De Jong nooit gezegd,
dat hij geen kunstgrepen mocht aanwen
den 1
Get.Ik heb wel gezegd, dat hij g>en
vexatoire maatregelen mocht nemen. Denk
er om, heb ik gezegd, dat ge geen enkelen
kunstgreep of zoo iets gebruikt.
Dan krijgt verdaohte Tennissen gelegen
heid mr. Kronenberg vragen te stellen.
Waarom ben ik gearresteerd vraagt, bij.
Mr. Kronenberg: Op den inhoud van het
dossier.
Verd. Teunissen: Noiem daar eens iets
van
Get.De verklaringen van Mijnster, Bouw
meester enz.
Als Teunissen den officier dan in scher
pe bewoordingen aanvalt, verzoekt de pre
sident hem zich te matigen.
Naar aanleiding van enkele vragen van
verd. Klunder aan den officier merkt dn
president op, dat hij het tooh wel vreemd
vindt, dat de intrekking tijdens de in
structie door vrouw Kroon van haar be
zwarende verklaringen in het bijzijn van
de verdachten verzwegen is.
Verd. Klunder (tot mr. Kronenberg)
Terwijl u het geheele geheime dossier
kende, durfde u levenslange gevangenis
straf tegen ons te vragen!"
Pres.: „Vergeet niet, Klunder, dat iedereen
kan dwalen. Je wilt toch niet zeggen, dat de
officier te kwader trouw heeft gehandeld?"
Verd.. Klunder: „*t Ging niet aan om ke
rels in de kracht van hun leven op zulke
gronden levenslang naar de gevangenis te
willen zenden. Ik wil wel aannemen, dat
mr Kronenberg te goeder trouw is geweest,
maar ik kan mij zijn houding niet be
grijpen".
Pres. (tot mr. Kronenberg): „Vermeer heelt
ai tijd de onschuld der verdachten volge
houden, alleen sprak hij later over het af
wezig geweest zijn van Klunder en Teu
nissen voor „geruimen tijd". Hebt u nooit
gevraagd of in dien zoogenaamden geruimen
tijd de verdachten den moord hebben kun
nen plegen?"
Get.: „Ik meen wel, dat ik dat gevraagd
heb; ik geloof echter, dat Vermeer zich toen
met de beantwoording op de vlakte heeft
gehouden."
Pres.: ,,'t Is heel jammer, dat er op dat
begrip „geruimen tijd" door niemand is inge
gaan. Ik begrijp dat eer-lijk gezegd niet goed!"
De volgende getuige is mr. J. Bentford
van Valkenburg, rechter in de Arrond.-
Rechtbank te Dordrecht.
In 1925 heeft mr. Bentford toentertijd als
rechter-commissaris voor het eerst in de
zaak gewerkt. Klunder, Teunissen en de
beide Kroons zaten toen gevangen. Get.
had toen reeds kennis genomen van de rap
porten van De Jong. Get. heeft goedgevon
den, dat De Jong zou trachten, de verdach
ten tot een bekentenis te brengen. Hij deed
dit in het belang van het onderzoek.
Pres.: „De wijze waarop De Jong ver
boorde was u onbekend?"
Get.: „Ja."
Pres.: „Daar zat nu juist het gevaat in.
RECLAME.
2311
wanneer de maag begint te vragen,
neemt de arbe/c/skracht af;
N.V. HOLLANDSCH
CHOCOLADE-FABRIEK
~\s o e cf z 3 a m
V o t?stG fk e n d
Hollandsch Zwitsersche Chocolade Reepen in alle soorten verkrijgbaar bij
EN GROS J. DIRKSE, Haarlemmerstraat 167, Telefoon 2602. EN DETAIL
De Jong kon gebruik maken van strikvra
gen. De Jong heeft van die verhooren rap
porten opgemaakt; hebben deze u nooit den
indruk gegeven, dat hij te ver ging?"
Get.: „Neen, president."
Pres.: Zou u op een dergelijke manier
geïnstrueerd hebben?"
Get.: „Waarschijnlijk niet."
Pres.: „Dat zijn toch geen methoden. Het
verhoor van De Jong is, dat blijkt uit zijn
rapporten, suggestief geweest! U hadt bij het
verhooren der verdachten een leiddraad aan
de rapporten?"
Get.: „Dat is zoo."
Pres.: „En De Jong woonde de verhooren
bij, niet als veldwachter om de orde te be
waren, maar hij bemoeide zich er mee!
Dan komt de kwestie van den hamer ter
sprake.
Pres.: Vindt u het niet vreemd, dat Klun
der en Teunissen, dien avond bij de Kroons
terug komende, gezegd zouden hebben: „We
hebben den haltechef van Giessen-Nieuw
kerk met een hamer vermoord en den hamer
op de plaats laten liggen! (Vroolijkheid).
Acht u het aannemelijk dat verdachten een
dergelijke verklaring afgelegd hebben? En
toen vroolijk het feestje hebben voortgezet?"
(Gelach).
Get.: „Er moest toch een verklaring zijn.
Pres „Ja, en daarom hebben zij er bij
gezegd, dat zij den haltechef de hersens
hadden ingeslagen. Misschien hebben zij er
ook zijn leeftijd nog bij vermeld! (Groote
hilariteit).
Get. Bentford van Valkenburg zet dan
verder den gang van het onderzoek uiteen
en vertelt hoe vrouw Kroon in zijn eigen
kabinet haar oorspronkelijk belastende ver
klaring weer hersteld heeft. Terecht of ten
onrechte, aldus get., maar ik kreeg op een
zeker oogenblik den indruk dat vrouw
Kroon de waarheid sprak.
Pres.: Zat De Jong er toen ook bij? (Hi
lariteit).
Get.: Dat geloof ik wel.
Pres.: In die rapporten staat ook, dat, als
Tennissen driftig is, hjj iemand is, die tot
alles in staat is?
Get.: Inderdaad.
Pres.En waarom gaan ze halverwege
een half uurtje fietsen, om in te breken in een
huis Jwaar misschien het minste uit de
heele buurt te halen is? En als ze dan den
seinhuiswachter bij den paal zien, worden ze
opeens driftig en slaan ze hem dood! (Groote
vroolijkheid).
Als de president de verdediging vraagt of
deze heeren den getuige nog iets te vragen
hebben, citeert mr. Roobol Horatius: „Nee
ludisse puderet, sed non incidere ludum".
Vervolgens wordt als getuige gehoord dr.
B. Vos uit Hellendoorn ,die mededeelingen
doet over den agent Meintjes.
De volgende getuige is de heer M. Hoeks-
ma, adjunct-directeur van de gevangenis te
Dordrecht. Get ,legt omtrent Teunissen on
gunstige verklaringen af. In een rapport aan
den voorzitter van het college van regenten
heeft get. hem o.m. een bruut en een beest-
mensch genoemd.
Pres.: Kunt u zich niet voorstellen, dat
iemand, die onschuldig gevangen zit, bui
ten zichzelf geraakt?
Get.Jawel.
Pres.: Dan was uw rapport ook al een
geheim stuk wel wat lichtvaardig, niet
waar
Get. Hoeksma vertelt verder, dat Kroon
hem gezegd heeft: Herinnert u zich, dat u
mij in de kerk verboden heeft te hoesten,
dat wa3 voor mjjn vrouw om haar een teeken
te geven, dat zij haar verklaring moest in
trekken. (Beweging en vroolijkheid).
Verd. Teunissen verwijt dan in opgewonden
bewoordingen den rechter-commissaris mr.
Bentford van Valkenburg, dat hjj toegelaten
hoeft, dat hij en Klunder door leugens van
anderen in het ongeluk zijn gestort.
Pres.: En daarom hebt u in het huis van
bewaring getracht de zaak weer met list
en leugen aan het rollen te krijgen, ten einde
al het mogelijke te probeeren om uw on
schuld aangetoond te krijgen?
Teunissen: Ja, we hebben goede leer
meesters gehad! (Beweging in de zaal).
Volgende getuige is J. M. F. de Jong,
Rijks-rechercheur van politie.
Sinds November 1924 heeft get. in op
dracht van mr. Kronenberg in de zaak-
Giessen-Nieuwkerk gewerkt. Hjj kwam al
heel gauw op het spoor van Klunder en Teu
nissen. Zoo heeft hij in Deventer zekeren Van
Oosten in den arm genomen. Van zjjn re
cherches maakte hij rapporten op, welke
I hij zond aan mr. Kronenberg.
Pres.: Waarom maakte u geen processen-
i verbaal op?
1 Get.: Nu ja. een rapport of...
Pres.: Tusschen rapport en proces-verbaal
is een groot verschil.
Get. deelt mede, dat als gevolg van zijn
rapporten Klunder. Teunissen, de Kroons en
later Vermeer gearresteerd zijn geworden.
Pres.: En toen de rechtsingang verleend
was, hebt u uw bemoeiingen tooh niet opge-
geven ,doch naast den rechter-commissaris
gewerkt. Vindt u dat niet vreemd voor een
R ijks-rech ercheur
Get. De Jong: Het was in opdracht.
Weer komt dan de kwestie van den liamer
ter sprake.
Pres.: Naar aanleiding van het feit, dat
vrouw Kroon op 3 Maart verklaard had, dat
de hamer van haar en haar man was en dat
Klunder en Teunissen van elven tot kwart
voor één weg waren geweest, hebt u zich
tot Kroon gewend, nietwaar?
Get.: Ja, en toen heeft Kroon gezegd:
schrijf het maar op een briefje en als mjjn
\tcuw dat onderteekent, geloof ik het.
'Fres.: U hebt toen dat briefje geschreven?
Get.Jawel.
Pres.: Waarom hebt u bij de confrontatie
tusschen Klunder en Teunissen met de beide
Kroons tusschen de eerste beiden in gezeten
was dat noodig?
Get.Ja, want Kroon zei, dat hjj doodsbang
was voor Teunissen. (Gelach).
Pres.: En bij die confrontatie is niet ter
sprake gekomen, dat zjj haar bezwarende
verklaringen tegenover mr. Kronenberg in
getrokken had?
Get.: Neen.
Fres.En bij de confrontatie heeft zjj
Klunder en Teunissen weer beschuldigd?
Get.: Jawel.
Op een gegeven oogenblik protesteert ge
tuige De Jong er tegen dat Teunissen bin
nensmonds „vuile ploert" gezegd heeft.
Teunissen: „Och man, ik zei niets."
Pres. (tot get.): „U hoort meer dan wij."
(Gelach.)
Daarna bespreekt de president de om
standigheden. waaronder Teunissen in 1925
weer gearresteerd is, daarbij opmerkend,
dat het toch een eigenaardige manier van
onderzoek is, om tegen den een te zeggen:
als je maat nu bekend heeft, en gezegd dat
jij de moordenaar bent, wat zeg jij dan?
Get. ontkent dit.
Teunissen: Hij heeft het^ me uit een
schrift voorgelezen: Ik, Christiaan Klunder,
verklaar, dat Teunissen den moord begaan
heeft! (Beweging.)
Pres.: Is het waar. dal u de Kroons met
een vervolging wegens aboTlus gedreigd
hebt?
Get.: Ja.
Pres.: Waarvoor was dat noodig?
Get. haalt de schouders op.
Als getuige dan vertelt, hoe volgens rle
verklaring van Kroon de hamer gemaakt is,
meTkt de president, op: „Maar ieder, die
hersens heeft, kan zien, dat het zoo ni<»t
gebeurd kan zijn."
Get.: „Maar wie zegt me, president, dat
de hamer, dien u me vertoont, dezelfde is?"
(Gelach en protesten in de zaal).
De president verwijt get. dan, dat hij
Kroon op schrift heeft gegeven, hetgeen
deze voor het Gerechtehof te 's-Gravenhage
verklaren moest.
Ook de advocaat-geneTaal laakt deze
handelwijze in zeer scherpe bewoordingen.
Pres.: U bent ook bij de arrestatie van
Vermeer geweest, nietwaaT?
Get.: Jawel.
Pres.: En wat heeft u toen over den ha
mer gezegd, u had die toch in een acte-
tasch bij u?
Get.: Ik heb Vermeer gevraagd, of hij
den hamer kende, waar Kroon geregeld ijs
mee klopte. Vermeer antwoordde hierop be
vestigend.
Pres.: En u hebt Vermeer den hamer toen
niet laten zien?
Get.: Neen, dat is heel jammer geweest.
Pres.: En u hebt De Jong. niettegen
staande dat de verdachten voor den rechter
commissaris gevangen zaten, hen zonder
pressie en naar beste weten gehoord?
Get.: Dat heb' ik gedaan.
Sprekend over de kwestie van de rijwiel-
lantarens vraagt de president of getuige aan
Kroon den Taad heeft gegeven om het roode
en groene glaasje uit zijn lantaarn te ver
wijderen, omdat Meintjes alleen van witte
Door RAFAëL SABATINI.
Uit het Engelsch door G. M. G. d. W.
U
I Nu hij dit besluit genomen had, veran-
prie hij plotseling van tactiek. Tot nu toe
1 hij zijn krachten gespaard, hij was er
P&nig mee geweest, met het oog op den
pngdurigen strijd die hem misschien nog
Tochtte. Plotseling ging hij aanvallender
füze te werk, terwijl hij tot nu toe zich
kif verdedigd had, en nu was de aanval
J^eend. Hij maakte den mantel van zijn
■irni los, vouwde hem samen en wierp hem
het hoofd en het lichaam van een zij-
aanvallers, zoodat hij er in gewikkeld
s en niets zien kon. Toen sprong Garna-
naar hem toe en trof zijn beenen met
f1 harden slag, zoodat hij neerstortte.
■en bukte hij plotseling en stak zijn degen
de dij van den vent De man gaf een
Nen gil en viel neder, niet meer in staat
p uit te richten. Toen nog een flinke de-
pstoot naar den man die onder den man-
f; 'ag te wriemelen. Bijna oogenblikkelijk
pden de bewegingen op.
I bessan brak het zweet van alle kanten
IJ; hij rilde van afschuw van alles wat hij
It' De douairière deed niets dan de af-
Tjiwelijkste vloeken uiten en intusschen
p Garnache zich omgedraaid om met
r%>io af (e rekenen. de laatste van al
F? tegenstanders
1^ kapitein trad moedig vooruit, gewa-
I™ niet zwaard en dolk; op dat oogenblik
voelde Garnache zich uitgeput en had bit
ter berouw, zijn mantel in den steek te heb
ben gelaten. Toch vocht hij hardnekkig
voort en terwijl zij schermden en stamp
ten door de kamer. Marius stond naar hen
te kijken, hij was gestrompeld tot naast
zijn moeder en leunde zwaar op Tressans
schouder. De markiezin keek hem aan, zij
zag doodsbleek.
„Die man moet de duivel zijn in eigen
persoon", hoorde Garnache haar zeggen.
„Loop gauw weg om hulp te halen Tres-
san, God weet of hij anders niet nog ont
snappen zal. Haal meer manschappen, an
ders wordt Fortunio ook nog gedood. „Laat
ze hun geweer meebrengen".
Tressan liep weg als een bezetene, ter
wijl de twee mannen doorvochten, stam
pend en hijgend ronddraaind en dan weer
tegenover elkaar, hijgend en blazend: hun
degens knarsten en sloegen vuur.
Het stof op den vloer deed hen bijna stik
ken en meer dan eens gleden zij uit in het
bloed, waarmee de vloer was bedekt, ter
wijl het niet veel scheelde, of Garnache
viel over het lijk van een van zijn slacht
offers, waartegen hij zijn voet had ge-
stooten.
En de douairière, die den strijd aanzag en
wel wat van de schermkunst af wist, be
greep, dat het niet lang zou duren tenzij er
hulp kwam, of Garnache, hoe vermoeid hij
ook was, had ook Fortunio afgemaakt.
Langzamerhond was Garnache omge
keerd. zoodat hij nu met zijn rug naar het
raam en het gezicht naar de deur van de
slaapkamer stond, waar mademoiselle nog
steeds was blijven staan met toenemenden
afschuw en angst Zijn rechter schouder
was in dezelfde lijn als de deur van de
wachtkamer waar madame bleef staan, hij
zag dus niet dat zij Marius zijde verliet en
stilletjes de kamer in sloop om vlug achter
hem te komen. De eenige van wien Garna
che verraad vreesde, was de man, dien hij
met een dijwond had neergeveld en hij
zorgde buiten bereik te blijven van een
aanval van dien kerel.
Maar al zag hij de beweging niet van de
markiezin, mademoiselle zag ze en ze sper
de haar oogen open van angst. Zij begreep
wat het verraderlijke plan was van de
vrouw. En ze had het niet berepen met een
snik van angst, of ze dacht: wat madame
kan doen. kan ik ook doen".
Plotseling zag Garnache iels; Fortunio,
die het plan van de douairière begreep, keek
even niet zijn tegenpartij aan, hetgeen hem
noodlottig geweest zou zijn, daar Garnache
op het punt was een aanval te doen, toen
hij zich van achteren voelde aangegrepen,
zijn armen werden vastgehouden door een
paar slanke armen, die zich om hem heen
sloegen en over zijn schouder voelde hij
den adem van haar arme wang en hoorde
hij een boosaardige stem:
„Steek nu toe, Fortunio!"
De kapitein deed niets liever. Hij hief zijn
vermoeiden aim op en bracht de punt op
de hoogte van de borst van Garnache, maar
op dat oogenblik was het, of die arm van
lood was. Valérie volgde het voorbeeld van
de markiezin en was juist bij tijds. Zij greep
Fortunio's half opgeheven arm en hing er
aan met al haar gewicht.
De kapitein verwenschte haar afschuwe
lijk. want hij was waanzinnig van angst.
Hij begreep,- dat als Garnache de markiezin
afschudde, het met hem zelf gedaan ^ou
zijn. Hij trachtte zich los te wringen, maar
de inspanning maakte, dat hij op dei) grond
viel. hij was dood vermoeid en het jonge
meisje bleef met al haar gewicht aan zijn
arm hangen. Hij viel op de knieën, Valérie
bleef hem dapper vasthouden en viel met
hem mede en riep Garnache dat zij den ka
pitein vasthield.
Garnache spande al de krachten in die
hij nog over had en maakte zich los uit de
omarming. Toen duwde hij haar van zich
af met een geweld, waar hij zich geenszins
van bewust was. „Dit zijn de eerste vrou-
wenarmen, madame, waarmee Martin de
Garnache ooit heeft kennis gemaakt," z i
hij. „En nooit zal de omhelzing van een
schoone vrouw iemand minder welkom zijn
geweest."
Hijgend pakte hij een van de omgewor
pen stoelen op. Hij hield den stoel bij den
rug vast en liep naar het venster. Hij had
zijn zwaard laten vallen en riep mademoi
selle toe den kapitein nog even vast te hou
den. Hij zwaaide den stoel in de hoogte en
wierp hem tegen het raam. Men hoorde een
donderend geluid en kletteren van glas en
voelde een kouden luchtstroom van den
Novemberavond, die de lucht kwam zuive
ren. verpest door het gevecht van zooeven
Weder zwaaide hij met den stoel en
weder en weder, totdat er eindelijk geen
venster meer openbleef, maar niets dan
een groote opening met hier en daar een
stuk glas aan het lood.
Op dat oogenblik kwam Fortunio weer
met moeite op de been, bevrijd van het
jonge meisje, dat bijna bewusteloos ned^r-
zonk. Hi] sprong naar Garnache toe. Deze
keerde zich om en wierp den gehavenden
stoel naar den kapitein. De stoel bleef aan
zijn voeten liggen tegen zijn beenen aan,
zoodat hij op den grond viel, bezeerd en
spartelend. Voordat hij zich kon herstellen,
vloog een gedaante door de opening van het
gewezen venster.
Mademoiselle gilde:
„U zult dood vallen mijnheer de Gar
nache, u zult dood vallen!" Hartverscheu
rend was haar angstige stem.
Dit was het laatste wat de ooren van
mijnheer de Garnache bereikte, toen hij met
het hoofd vooruit in de duisternis verdween
van dien killen Novembernacht
HOOFDSTUK XVIII.
In de gracht.
Fortunio en de markiezin kwamen tege
lijkertijd aan het raam en waren juist bij
tijds om een doffen plof in het water te
hooren, ongeveer vijftig voet beneden hen.
Het maansikkeltje was juist door een wolk
bedekt en voor hun oogen, die nog verblind
waren van het kaarslicht, was de duister
nis ondoordringbaar.
„Hij ligt in de gracht!" riep de markiezin
opgewonden uit en Valérie, die nog op den
grond zat waar Fortunio haar van zich had
afgeschud, trilde van angst.
Voor al de afschuwelijkheden rondom
haar, de ineengedoken lijken, die 9til op den
grond lagen, het bloed overal, de gebroken
meubelen en het kermen van den man met
de gewonde dij voor dat alles was zij
ongevoelig. Garnache was dood. dacht zij;
hij was zeker dood. het was of die gedachte
ook in haar iets doodde.
Onwillekeurig snikte zij hardop: „Hij is
doodt hij is doodl hij is dood!"
(Wordt vervolgd).