TOEN TOOS ALLEEN WAS. AAN DE TELEFOON Het was Woensdagmiddag. Toos van Dalen zat i* de huiskamer over haar boe ken gebogen. Gelukkig, ze schoot al op aan haar huiswerk. Straks, als het klaar was, mocht ze in den tuin gaan spelen. Daar ging de kamerdeur open. 't Was Moeder die binnenkwam. Maar Moeder was gekleed om uit te gaan. Dat vond Toos» niets prettig. Moeder ging anders nooit uit op Woensdagmiddag. Of, als zc uitging, wachtte ze tot Toos klaar was met haar huiswerk en dan mocht ze mee. ,,Hé Moe," zei Toos, ,,gaat u uit? Ik ben nog niet klaar met mijn werk." ,,Dat hindert niet Toos," zei Moeder. ,,lk zou je toch niet mee kunnen nemen. Het spijt me erg, dat ik uit moet op Woensdag, maar het kan heusch niet an ders, meisjelief. Maak jij nu je werk maar af, dan ben je misschien net klaar als ik thuis kom. want ik blijf niet lang weg." Toen ging Moeder heen. Pruilend keek Toos haar na. Wat saai dat Moe nu juist weg moest! 't Was zeker onverwachts op gekomen, want de thee en de koekjes ston den klaar, net zooals alle Woensdagen. Maar nu was Moeder er niet, dus konden ze samen geen thee drinken. Plotseling had Toos niets geen zin meer in haar huiswerk. En daar straks ging het toch zoo goed. Maar toen had ze zich ook gehaast, omdat ze dacht een prettigen mid dag met Moeder te zullen hebben. Waar zou Moeder toch heen zijn 1 Toos had haar boeken op zij geschoven, 't Leer en wilde heel em aal niet meer vlot ten. Wacht, ze zou eens in het trommeltje kijken. Zou er veel ia zijn Hé, 't waren juist die lekkere koekjes, waar zij zooveel van hield. Maar vee] waren er niet Zou ze er alvast eentje nemen Als Moeder niet uit wae gegaan, zou ze er nu allang een gehad hebben. Maar Toos mocht nooit koekjes nemen. Ze moest altijd wachten tot Moeder haar wat gaf. Nu ja, maar voor één keertje zou het toch zoo org niet zijn En misschien zou Moeder het niet eens merken. Ze deed het hoor! Vlug haalde Toos een koekje uit het trommeltje en met één hap was het naar 'binnen. 't Smaakte toch wel lekker! Ze ging weer even terug naar haar boe ken. Maar nu ging het leeren heelemaal niet meer. Telkens weer moest ze naar het trommeltje kijken. Wat bleef Moeder toch lang weg. Zou ze... zou ze... nóg ee* koekje nemen Moeder gaf er haar dik wijls twee. „Ja maar," zei er een stemmetje in Toos' hartje, ,,'t is heel anders als Moeder ze geeft, dan wanneer je ze neemt." Maar Toos luisterde niet naar dat stem metje. Aarzelend nam ze haar tweede koekje. Toen deed ze het trommeltje dicht. Misschien merkte moeder het niet.... Een poosje later kwam Moeder thuis. Toos boorde baar al aankomen in de gang. Vlug bukte ze zich over haar boeken. Als Moeder maar niets merkte. ,,Zoo Toosje", zei Moeder, ,,daar ben ik weer. Wat is dat, ben je nog niet klaar met je huiswerk Wil het niet erg vlotten meisje Kom, dan zal ik je eens helpen. Maar weet je wat, we drinken eerst samen een kopje thee. Daar heb je zeker ook wel Jrek in, is 't niet Met een hooge kleur knikte Toos van ja. 'Als Moe nu maar geen koekje gaf Moeder keek verwonderd naar Toos. Wat 'deed ze vreemd en wat was cc 6till Zou er iels gebeurd zijn 1 Onderwijl had Moe de thee ingeschon ken. ,,Zie zoo," zei ze, „een koekje er bij zal ook wel smaken, hè Toos Toosje werd nog rooder. Moeder deed het trommeltje open on meteen begreep ze alles. Toos had ge snoept. D&arom deed ze zoo vreemd. Maar Moe zei niets. Ze hield Toos het trommel tje voor. Ziezoo, meisje, i*u mag je twee koekjes. Die heb je mee dat lange vrachten wel ver dient, is 't niet JToo8 zei trietp, jom? haaj gezicht wsj.d door C. E. DE LELLE HOGERWAARD. In een hoekje van de kamer Staat klein Jantj'en „teel'foneert: Vader heelt zijn „grooten" jongen Gist'ren pas die kunst geleerd. Hoort hem nu een9 ernstig zeggen: Ja, hallo! met wie spreek ik? Dan bedenkt hij zich, vraagt zaak'lijk: Met wie spreekt Jan van der Slik? 0, bent u het. Paps?! Wat zegt u? Komt u nog zoo gauw niet thuis? Ja, ik zal het Mammie zeggen, 't Is in 't toestel zoo'n geruisch! Ha, nu heb ik u verstaan toch! Juicht het ventje eind'lijk blij, Komt u daad'lijk na kantoortijd? Mam is uit, maar u vindt mij! Paps. toe zeg, wacht nog e( Kan ik u nou heusch niet 'k Dacht als 'k goed keek in Zou dat toch wel gaan mis Maar 'k zie niets en 'k hoor u toch Dag, hoor Paps! ik bel ma Wacht n«g even, zou 'took 1 Dat u mij een kusje gaf? Zoo vindt Moes haar „grootei Juist nog aan de telefoon, Glimlacht om het leuke babb'lei En den kinderlijken toon. 0, ze moet haar Jan-baas kieke Jan-baa9 midden in zijn spel! Of 't gelukt is? Nu. 'k zou zegi Dat zie j'op het plaatje hoe langer hoe rooder. Och, had ze het nu maai- dadelijk bekend. Maar ze durfde niet. Dus nam ze de twee koekjes die Moe haar gaf. Daarna ging Moe haar helpen met haar huiswerk Hoewel het niet zoo vlot ging als anders, kwam het toch klaar. Toen wilde Toos naar den tuin gaan. Ge lukkig, Moe had niets gemerkt. Maar Moe hield haar tegen. „Heb je niets te zeggen, Toos?" vroeg Moeder, terwijl ze haar ernstig aanzag. Toos sloeg de oogen neer voor Moeder. „Nee, Moeder," fluisterde ze. „Heb je niet van de koekjes gesnoept, Toos?" vroeg Moeder nog ernstiger. Nu durfde Toos geen „nee" te zeggen, maar toch schudde ze met haar hoofd. „0, Toos," zei Moeder, „dat had ik nooit van je gedacht, 'k Meende dat jij mijn flink meisje was, dat ik in alles kon vertrou wen! En nu heb je vanmiddag gesnoept engejokt! Nu durf ik je nooit meer te gelooven." Opeens snikte Toos het uit. Zë had ge zien dat er tranen in Moe's oogen stonden. Moe huilde om haar.... ,,'k Zal het nooit meer doen, Moes," be loofde ze. „Toe, wees u dan niet boos pp me." M^q keek Tqos diep ya de Qogen. „Toosje," zei ze ernstig, „ik loeven, 'k Hoop dat dit een les meisje is geweest. Denk er toch het eene kwaad komt het alti] andere. Je begon met snoepen ging je jokken, 'k Zal je ditmaal geven, kind Maar weet je, wie je bedroefd hebt met je kwaad?" „Ja Moes, de Heere...." Huist „Willen we Hem dan samen ving vragen ,kind?" Toos knikte. Toen, terwijl Mo handen vasthield, bad Mee of Toos ook vergeven wilde. Toos heeft dien middag nooil De tranen in Moeder's oog h; veel meer indruk op haar geru de strengste straf had kunnen do Toos heeft ook woord gehoudei Voortaan kon Moeder gerust uitgaan, al stonden de koekjes of Eens had ze het vertrouwen Moe gekrenkt, maar dat zou ze n nooit weer doen. FfU

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 10