Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 7 September 1929 Vierde Blad No. 21314 KUNST EN LETTEREN. VOETANGELS EN KLEMMEN OP BELASTINGTERREIN. INGEZONDEN. FEUILLETON. artiiTs verjongingskuur. Bsndceng en de Tanokoeban Prahoe. jicdoeng begint als elke Indische stad, men per auto nadert, met een lange, straat, vol Chineesche winkels, met ïrelige opschriften en gele gezichten wn witte hemden en zwarte broeken. ineens mooie huizen, een groot hotel Jrie regeeringsgebouwen, een stad, zoo- er geen tweede in de tropen te vinden rijn. Mooie nieuwe stijl of aardige aan- 0ig aan het landschap, zooals bijv. de ^n-Hoogeschool, welke heelemaal op Minangkabau9ch gebouwd is. Wij wor- allerhartelijkst ontvangen, door Jac P. Eigenlijk plagiaat, zoon naam, \j dit is een zoon van den echten en ook fijne vent Mooi buis. aardige vrouw, kinderen, dat belooft wat goeds En werd goed. 's Avonds een toertje door <ad en omgeving. Een groote hoogvlak- jondom door bergen omgeven, in het ien Malabar en Patoeha. in het Noor- de Tangkoeban Prahoe, de omgekeerde r, waaruit de prauw gemaakt is en de Goenoeng Boerangrang, de takken iet loover, welke van den stam verwij- zijn. De legende van de Prahoe is ook sessant. Een vrouw verliet haar kind. later als schoon jongeling terug komt ie eigen moeder wil huwen. Om dit te [en eischt zij. dat de aanbidder een zal maken en een boot zal bouwen naar den tempel te gaan en dat in één rit. Bijna gelukt dit stoute stuk. maar de en verhooren de gebeden der moeder, de breekt door en het water loopt weg en ingekeerde prauw ligt nog steeds daar vormt de meest markante lijn van den :on van Bandoeng. Dat is uit den tijd, tooverspreuken nog macht hadden, ar wij beschikken over tooverpapieren ien vorm van introducties van den Gou- :eur-Generaal. Eerst openen die ons de van den boekenvoorraad van den Vul- ilogischen dienst dan gaan wij de too- lacht beproeven in andere richting. Er tiat hier in Indië een verbod van foto- ieeren uit vliegtuigen en ik zou graag mlkaanlandschap eens van boven be- n en natuurlijk folografeeren ook. Dus terst telefonisch audiëntie aangevraagd den legercommandant, excellentie La- die ons zoo welwillend ontving, dat wij •n een half uur met de benoodigde ver- ngen in de auto van den opperbevel- r van land- en zeemacht voortsnelden richting van het vliegveld Andin. kwamen wij bij den commandant bin- gelijktijdig met de boodschap, dat twee uigen gereed waren om met ons op te i. Even een praatje, een paar aanwij- i en leeren jas en helmhoed worden gord en voort gaat het, eerst taxi-rij- over het prachtige vliegveld en toen onkenden motor van den grond, recht den wind op, de bergen tegemoet, t een prachttand. Groen, groen en nog groen, zoover het oog reikt. Maar een ilie! Het vliegveld met zijn witte lood- ligt al achter ons; wij glijden over rijstvelden in alle tinten van groen feel niet alleen, maar ook nog geva- ri door min of meer open water, dat ijler of dichter groen waas overtrokken fan wuivende cocospalmen, spiegelend Vt sawah-water, groote pisangwouden, door den wind gerafelde bladeren en overal lusschen het groen de geelbrui- taken, gedekt met atap. dat zijn blade- ran nipah-. cocos- of andere palmen. liggen die kleine dessa's verspreid, ken nooit aaneengesloten, zooals bij de roode huizenrijen der nieuwe arbei- 'uurten. Neen, overal puilt het weelde- )pengroen tusschen de kleine vierkante uit. is de eerste indruk. Wij stijgen hoo- tn daar ligt Bandoeng voor ons met zijn in mooie tuinen, zijn openbare ge en in ruime parken, een tuinstad in ffaren zin des woords. En zalig koel, Tergat ik nog te vertellen, zoodat jedeb lts een deken niet missen kunt. Steeds wij; begonnen op achthonderd me ter, wijst de hoogtebarometer nu 1200, 1400, hoogte genoeg om de bergen te gaan nade ren, die nog boven onzen horizon staan. Wij stevenen recht op den Tangkoeban Prahoe aan en meteen verandert het land schap onder ons. Meer steile richels met bamboe en boomen, telkens diep ingesne den door riviertjes, waarvan de dalen reek sen sawah's dragen. De witte koepel van de sterrenwacht Lembang staat ook op zoo'n steile richel, die kilometers ver door loopt, een echte oude kraterrand. Dan weer een vruchtbare vlakte, dooi- kronkeld door riviertjes, in vakken verdeeld door sawah's en tapioca-velden. Even ver der, tegen de helling, thee en rubber en dan, als een grooten kegel, boven alles uit, de ge heel met oerwoud begroeide vulkaankegel. Als wij steeds ronkend en stijgend boven de thee hangen, komt ineens een afschuwelij ke stank ons tegemoet. De wind waait recht over den krater naar ons toe en tracteert ons op de gassen der zwavelbronnen, welke voor een groot deel uit zwavelwaterstof be staan. Wij zwenken op zij af, om buiten den giftigen damp te komen, en dan gaat het hooger en hooger. tot wij een eind be oosten den krater over den bergrug heen- vliegen. Juist boven den kam pakken ruk-* winden ons en slingeren het toestel heen en weer en op neer en als wij ook over die moeilijkheid heen zijn. vliegen wij. thans boven den wind, reeds hoog boven den top naar den krater. Diepgroen is het oerwoud, met lichtgele en witachtige vlekken en hoo rnen en trossen gesierd en midden in den top gaapt daar een kale. grijze ruimte, twee diepe gaten naast elkaar. Naast desoldaat, met steil neergaande wanden en grooten- deels vlakken bodem gapen daar de kra ters. waaruit overal kleine witgrijze woix- )€s opstijgen. Dat zijn de warme bronnen en zwaveluitstroomingen (solfataren). die bewijzen, dat de Tangkoeban Prahoe slechts tijdelijk zoo rustig en beschermend boven Bandoeng staat. Zwavelstank is overal om ons heen. terwijl wij rondvliegen boven de kraters. Hevige rukwinden doen telkens het toestel zwaaien en slingeren en als wij weg vliegen, naar de vlakte terug; lijkt het juist boven den bergrand, of het werkelijk een speelbal der luchtgolven zal worden. Maar mijn piloot, luitenant Swartjes, kent zijn vak en zijn berg en na een heerlijke daling in glijvlucht over de zon-overgoten vlakte, bonken wij weer over het vliegveld en keeren tot de gewone stervelingen terug. Even wat mooie luchtfoto's uitzoeken bij de foto-technische afdeeling, en dan zwiert en stuift en scheert de chauffeur van zijne ex cellentie ons weer in recordtijd naar de 6tad terug, waar wij nog even de voor vlie gen en fotografeeren benoodigde beschik king op gezegeld papier aanhalen en met een het gezegelde verzoek teekenen, waarop die beschikking gegeven was! Thuis alweer goed nieuws. Jac. P. Thijsse Jr. heeft den weg aangelegd, welke naar den kraterrand van den Tangkoeban Pra hoe voert. Deze is voor het congres haastig berijdbaar gemaakt, en moet, nu de bezoo- kers gepasseerd zijn, worden geïnspecteerd; of wij meegaan? Wij hebben al zooveel slaap te kort. dat ook dit middagslaapje er bij in kan schieten. En zoo suizen wij een dik uur later weer door de lucht, nu op gummibanden, welke soms twee aan twee, soms alle vier den grond kwijtraken, wa^nt chauffeur en dienstauto wedijveren in doodsverachting en de helling van den weg is af en toe één op vier. Eerst weer langs sawah's en klapper dan pisang en pinang- nootpalm, daarna thee, een beetje kina, wat rubber en eindelijk.... het oerwoud. Het lukt, om den chauffeur te laten stoppen en wij staan vol bewondering voor dien plan tengroei! Hooge boomen, nu ja, maar dat warnet van lianen, van epiphylen (plan ten, die bovenop andere planten groeien), van varens en vooral, wat een ondergroei! Daar staan boomvarens, met stammen van vier en vijf meter hoog. een wijd uitgesprei de veerertkroon van vier M. middellijn! Zoo moet het steenkolenwoud er hebben uitgezien. En warempel, een omgevallen stam toont afdrukken van afgevalen blad stelen, die dadelijk doen denken aan de Si- gil lari a's uit den steenkolen tijd. Verder gaat het weer door uitbundigen plantengroei, meest ronkend in tweede ver snelling, soms in de eerste op den nog zachten boschweg. Wat een werk, zoo n tracé uit te zoeken en gelijk te maken 1 Knappe vent, onze gastheer Dan plotseling houdt het bosch op nog een paar honderd meter over een steenige vlakte, met een paar verschroeide stronken er op en wij staan aan den kraterrand. Hier stonden gisteren ook onze Engelsche en Amerikaan- sche vrienden paf. die per auto op 1800 M. hoogte aan den rand van den krater wer den afgezet Dat is geloof ik eenig op aarde! zooals veel mooie en goede dingen in Groot- Nederland. Voor de tweede maal vandaag zie ik neer in den grooten krater, den Kawah Ra- toe, den krater der Koningsvrouwe. Wat een reusachtig gatl Daar beseft ge niets van. wanneer ons vliegtuig er nog een 6 k 700 M. boven hangt Vijfhonderd meter middellijn, honderd en vijftig mejer diep! Een afgrond! En daar beneden suizen stoom- en zwaveldampen te voorschijn, in sierlijke witte wolkjes. Daar verzamelen zich de stikgassen, welke onlangs drie bur gerscholieren uit Bandoeng het leven heb ben gekost en welke thans gebruikt worden door hen, die niet hebben geleerd, om ge lukkig te durven leven. Drie graven z«ju reeds verborgen in het oerwoud, dicht bij den rand der steenwoestenij. Lang kijken wij uit over de gapende diepten, beluisteren de sissende, blazende, borrelende geluiden en bezien de asch en puimsteenlagen in den kraterwand. Dan omlaag, langs een boschpaadje naar den Kawah Dhoman, een krater, welke een eind lager op de helling, midden in het oerbosch ligt en die. hoewel nog zeer jong, thans de sterkste werking vertoont. Door varens en orchideëen half dicht gegroeid, brengt het boschpaadje ons plots om ecu hoek. voor een hooge stoomzuil, welke op borrelt en sputtert tusschen kale rotsen. Overal spleten en gaten met gele randen door zwavel-af zetting, waaruit telkens stoomwolkjes opstijgen. Als ik een stap ach teruit doe, bij het folografeeren, strijkt een heete adem langs mijn knie, welke mij op zij doet springen. Weer een zwaveldamp bron met een temperatuur van misschien 200 graden Celcius. De heele bodem is warm, overal sist en borrelt en kookt het en telkens stijgen grootere stoomwolken op. De overzijde van den krater is heelemaal on zichtbaar door damp en walm. Daar draait de wind en wij springen terug het bosch in, waarvan de dichtsbijzijnde boomen verdord en verschroeid zijn Niet alleen zwavel-wa- terstof, nu ook zwaveldioxyde. de scherpe lucht van brandende zwavel yoert de wind tot ons en wij vluchten weg door het oer bosch, langs boomvarens en rotang, wilde pisang en bamboe, tot den hoofdweg, waar de auto ons wacht. 's Avonds in rok naar het groote diner van het Congres. Een veelbewogen dag. VAN DER SLEEN. RECLAME. H P. H. KEEREWEE BEGRAFENISSEN Tol.'8^1 AUTO-TRANSPORT CREMATIE 4762 N.V. VER. ROTTERDAMSCH HOFSTAD-TOONEEL Op Maandag 16 September te 8 uur geeft dit gezelschap in den Schouwburg al hier eene vertooning van „Overschotje", blijspel in drie bedrijven van Dario Nicco- demi, met Annie van der Lugt Melsert van Ecs en Cor van der Lugt Melsert in de hoofdrollen. Dit is de 283Ste vertooning van dit sluk. DE WEGENBELASTING. De wegenbelasting behoort tot die belas tingen waarvan men het nuttig effect van nabij kan gadeslaan, en die daarom door den veel geplaagden automobilist toch met een glimp van voldoening betaald wordt. Want het moet met een dankbaar hart er kend worden, dat vooral den laatsten tijd de verbetering onzer voornaamste verkeers wegen flink opschiet. Maar mijn hemel, wat 'n paperassen, tijdverlies, onaangenaam heden en oponthoud zijn er noodig om een richtige heffing der wegenbelasting te ver zekeren 1 Daar zijn eerstens de wegenkaar ten zelf; levert de aanschaffing daarvan voor den particulieren automobilist geen bezwaar op, anders is het gesteld met den autohandelaar. De vele overschrijvingen der wegkaarten, die annex zijn aan den handel in auto's, de daartoe noodzakelijke wandelingen naar het belastingkantoor, zijn een bron van tijd-, en dus vooral in dezen tijd. van geldelijk verlies. Daar komt nog bij dat iedere organisatie die steunt op het gebruik van vele schrifturen, nu eenmaal van nature stroef werkt. Dan is daar de kwestie van de ambtelijke weging 1 Deze veel beroering verwekkende regeling houdt nauw verband met de wijze waarop de heffing der wegenbelasting in de wet werd vastgelegd. Indien n.l. iemand met een motorrijtuig rijdt dat zwaarder is dan waarvoor het is aangegeven, dan loopt hij de kans dat deze overtreding geconstateerd wordt door daar toe aangewezen ambtenaren, wijl deze hot recht hebben weging van den wagen te doen verrichten. Welke zijn nu de ambtenaren die dit verstrekkende recht hebben? Hier volgt de lange lijst: Ambtenaren van de Rijks- en gemeente politie, van de directe belastingen, invoer rechten en accijnzen, hoofdingenieurs, in genieurs. technische hoofdambtenaren, tech nische ambtenaren en opzichters, allen zoo wel van den Rijks- als Provincialen Water staat; voorts de tot den Rijks- en Provin cialen Waterstaat behoorende slpis- en brug wachters. kantonniers of wegarbeiders, voor zooveel deze van een aanstelling als onbe zoldigd rijksveldwachter of gemeente-veld wachter zijn voorzien; verder de marechaus sees, rijks- en gemeente-veldwachters, om H.H. Commissarissen van politie, burge meesters en Officieren van Justitie maar niet eens te noemen. Excusez du peu! Iedere autobezitter kan uit deze lang ademige opsomming afleiden, dat er streng toezicht op den weg is, en dat het daarom van groot belang is, dat men zich zoo spoe dig mogelijk voorziet van een relaas, waar op officieel is vermeld hoe groot het ge wicht van zijn wagen is. Heeft men dit ge wichtige document in zijn bezit, dan kan men althans iedere aanhouding aan den weg met een gerust geweten afwachten, zonder dat men zich bevreesd behoeft te maken dat men den wagen op den weg moet laten wegen, met alle ongerief, kosten en oponthoud daaraan verbonden. Doch het kan niet ontkent borden, dat die aanhou dingen op zichzelf, tot vertoon van alle mee te voeren paiperassen, verre van aangenaam zijn, te meer als zulks op een rit van zeg 40 K.M. bijv. 3 k 4 maal gebeurt, hetgeen op zoog. contröledagen werkelijk geen zeld zaamheid is. Het is niet wel mogelijk voor een systeem dat zooveel ongemak veroorzaakt groote be wondering te koesteren, zelfs niet indien met wat meer goeden wil het ongerief tot kleinere proporties ware terug te brengen. Bij onze Oostelijke buren, waar men blijk baar wat meer henul heeft van het belang van het automobilisme, voorkomt men die series aanhoudingen dooT het verstrekken van een bewijsje bij de eerste contrólepost, dat goed zichtbaar op de auto bevestigd, meerdere aanhoudingen onnoodig maakt. Het valt niet in te zien waarom eigenlijk een dergelijke eenvoudige maatregel ook ten onzent niet kan worden ingevoerd. Al zou hierdoor reeds een stapje in de goede richting gedaan zijn, het eigenlijke systeem met de daarbij behoorende veel schrijverij en bureaucratie blijft intact. Het is daarom te betreuren dat de heffing van de wegenbelasting op zoodanige wijze is ge regeld, omdat ze. ofschoon nog maar kort geleden ingevoerd, reeds dreigt te veroude ren. Zoo lees ik in de „Auto" dat reeds in 1919 in den staat Oregon (U. S. A.) de hooge directe belastingen op auto's werden ver vangen door een kleine accijns op de ben zine. Deze accijns vloeide in een fonds, dat in de eerste plaats gebruikt werd om de be staande wegen te verbeteren en in de tweede plaats voor subsidieering aan nieuwe we gen. Nu tien jaar later, is het interessant om te zien. welk een opgang Oregon's systeem heeft gemaakt. Immers reeds na twee jaren hadden reeds 35 staten van de Unie de hooge directe belastingen vervangen door de populaire benzine-accijns en momenteel zijn alle Staten tot dit stelsel bekeerd. Op uitnoodiging van de exportafdeeling van de National Automobile Chamber of Commerce is op het oogenblik een Duitsche Staatscommissie haar gast, om ter plaatse een studie te maken van het Amerikaansche autobelastingstelsel. Doch het is zelfs niet noodig zoover weg te gaan, daar bij onze zuiderburen reeds sedert eenige jaren een belasting op benzine bestaat. Wie het autorijden in België kent. weet hoe heerlijk het is, indien men van Overheidswege wordt behandeld en erkend als bestuurder van een snel voertuig, zon der overlast van controle-aan houdingen, dwaze snelheid slemieten, loerende veld wachters en wat dies meer zij. Het nieuwe Ministerie zou wel ontelbare automobilisten aan zich verplichten, indien het-blijk gaf. ook in dit opzicht voor Neder land den polsslag van dezen tijd te hebben gevoeld. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie). Copie van al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. DE VISSCHERSPLAATS KATWIJK. De kwestie van een nieuwe haven. De heer Goiyt etold© in uw blad van 9 Aug. j.l. de vraag; ..Raadhuis of Visschershaven te Kat wijk." Inderdaad, er kan wanneer men er voor is dat Katwijk zijn tegenwoordige plaats onder de vissohersplaatsen blijft in nemen en ook wat betreft de plaatselijke nijverheid, wederom in bloei zal toenemenj niet genoeg de aandacht op het havenpn*- bleem worden gevestigd. Dat er iets met de voortstuwende kracht der gemeente niet in orde is, zal ieder moeten toestemmen die zich de bedrijvig heid welke een 15-tal jaren geleden heersch te aan de machine-werkplaatsen en sme derijen van Hoek a. d- Sluisweg, Ouwehand i. d. Baljuwstraat, Gesink a. d. Voorstraat, enz., herinnert en deze vergelijkt met de stille verlatenheid van nu. De ouderen cm- dor ons herinneren zich hier nog vier scheepmakerijendat de laat-st overgeble vene dezer, het groote bedrijf van Gebr. Ta at, en enkele schilderswerkplaatsen de schepen naar IJmudden zijn gevolgd, weten wij allen. En wat de handel betreft: de schepen verhandelen hun vangsten alle elders. Welk een groote dnikte gaven voorbeen een half jaar lang de haringtransporten. soms 24 uur per etmaal, aan het Prins Hendrikkanaal. En nu... Is het te verwonderen dat door badgas ten vragen worden gedaan als: „waar vin den jullie, 15000 Kafcwijkers, tocb middelen: van bestaan V' Het antwoord moet dan lui den: misschien een 1500 bij de visscherij en nevenbedrijven, en de rest grootendeels buiten de gemeente. Dit is een ongezonde toestand. Veron derstel, dat het ongelukkigerwijs eens een- paar jaar misliep met do bloembollenteelt en do tuinbouw in de omstreken. Wat dit' zou beteekenen, kunnen wij ons eenigszins indenken, wanneer wij ons herinneren hoe veel gezinnen den laatsten winter moesten worden gesteund, toen vorst het werken buiten de gemeente onmogelijk maakte, lederen winter keert dit verschijnsel in meer of mindere mate terug. Door RAFA5L SABATINI. til het Engèlsch door C. M. G. d. W. 4 moei je op de lippen tussen voordat scnja, liefje" zei hij met een harts- Mjke n niet alleen toornige stem. En •terwijl hij nog met haar worstelde om [z:n te krijgen, grepen een paar armen ■feet als riemen van staal. - z'jn verbazing liet hij haar los en op ■'Ogenblik werd hij achteruit gezwaaid pas of zes de kamer in geworpen. tafel bleef hij staan en klemde zich vast om niet te vallentoen wierp 1 zijn verwilderde, woedende oogen op r^adoor wien hij nu flauw begreep aan ton te zijn. JjDache was zijn bezinning volkomen I braakt op het oogenblik dat Valérie T' bad. Hij wierp alle voorzichtigheid f-b af. het was of hij zijn verstand I en het was alleen blinde woede die rjeef tot daden. En even plotseling als 1'^ van ergernis was opgekomen, even Ta? dreef hij af toen hij den woeden- f^ndillac voor zich zag staan en den rbegreep van de dwaasheid die hij l^aan. alles verloren, onherstelbaar ver kas zoo vele andere ondernemingen 1 geworden waren door zijn plotse- en onbedwingbaren waanzin! Wat een vervloekte, idiote dwaas! Wat betee- kende ten slotte een paar kussen toch eigen lijk bij al het kwaad vergeleken dat nu het gevolg kon wezen van zijn tusschenkomst? Waarschijnlijk zou Marius haar gekust heb ben en weggegaan zijn en om twaalf uur hadden ze Condillac rustig kunnen verlaten. In de toekomst zou hij in de gelegenheid geweest zijn om Marius op te sporen en te dooden voor die beleediging. WaaTom had hij dat niet aan de toekomst kunnen over laten? En nu zou Florimond den volgenden dag te La Rochette vermoord worden, hij zelf waarschijnlijk binnen een uur te Con dillac en dan was Valérie geheel in hun macht. Het was te vergeefs dat hij de dwaasheid die hij begaan had trachtte te bedekken. Hij boog voor Marius alsof hij zijn excuus wilde maken; hij gesticuleerde met de handen en uitte allerlei Italiaanse he woorden met een opgewondenheid alsof hij daarmee een verklaring trachtte te doen doordringen in zijn meesters hoofd. Marius zag toe en luis terde, maar zijn woede verminderde er geenszins door; integendeel het was of dat mengelmoes van woorden in een taal die hij niet verstond een beleediging te meer voor hem was. Een vloek was al wat hij liet hooren. Toen draaide hij r^nd en greep het zwaard van Garnache, dat nog op den stoel hing waar hij gezeten had en Gar nache was woedend op zich zelf over die vergeetachtigheid. Marius haalde het lange scherpe zwaard uit de scheede en trad op den man toe die zich met zijn zaken be moeide. „Par Dieu!" siste hij. „Wij zullen de kleur zien van je smerig bloed, jij die een hand durfde slaan aan een edelman." Maar voordat hij het wapen kon doen neerkomen, voordat Garnache zich kon verroeren om zich te verdedigen, had Va lérie zich tusschen hen geworpen. Marius keek haar in haar doodsbleeke, vastbera den gezicht en was buiten zich zelf van verbazing. Wat kon haar die vent schelen om tusschenbeide te komen en gevaaT te loopen zelf gekwetst te worden? Toen verspreidde zich langzaam een glimlach op zijn gezicht. Hij leed nog onder haar verachting en weerstand en eveneens onder de schande die deze man hem aan deed. Hij zag een middel om haar te kwet sen, haar trots te vernederen en haar met schaamte te bedekken. „Je schijnt bijzonder veel Belang te stel len in het leven van dien man" zei hij met een dubbelzinnige klank in zijn stem. „Ik wil niet dat je hem vermoord" ant woordde zij, „terwijl hij niets anders doet dan wat mevrouw je moeder hem opgedra gen had." „Ik twijfel er niet aan of hij is een uit stekende bewaker voor je" spotte hij. Zelfs dat zou alfcmooi genoeg geweest zijn. Met die beleediging mocht Marius mee- nen de teleurstelling die hij had ondervon den gewroken te hebben Hij kon misschien gedacht hebben dat Baltista niet meer ge daan had dan de bevelen die hij ontvangen had ten uitvoer brengen een weinig te fel misschien maar dan toch getrouw. Was dat zoo dan had hij heen kunnen gaan en ten volle wraak nemen door Florimond den volgenden morgen te dooden. Maar de on bezonnen en driftige aard van Garnache kwam opnieuw voor den dag en scheurde die laatste geringe kans in stukken. De beleediging die mademoiselle mis schien niet fcenoeg telde misschien ook niet ten volle had begrepen maakte hem razend van verontwaardiging. Hij veTgat de rol die hij speelde, vergat zelfs dat hij geen Fransch kende. „Mademoiselle" riep hij. en zij stond ver steend van schrik over die onvoorzichtig heid. „Ik verzoek u uit den weg te gaan." Hij sprak zacht en met dreigende stem, maar zijn woorden waren droevig duidelijk. „Par la mort Dieul" vloekte Marius ge heel van zijn stuk gebracht. „Hoe heet je jij die tot nu toe geen Fransch heette te kennen." En nu duwde Garnache mademoisele haast op zij en stond tegenover hem met een gloeiend gelaat, zoodat de blos door de verf heen zichtbaar was. „Mijn naam" zei hij. „is Martin Marie Rigobert de Garnache en mijn taak een einde te maken aan het leven van een der laatsten die tot het zedeloos geslacht van Condillac behooren." En zonder meer omwegen nam hij een stoel op en hield hem bij wijze van schl'd voor zich om den woedenden aanval van den ander af te weren. Maar Marius talmde een oogenblik eerst van stomme verbazing, later van vrees. Hij had eenige ondervinding van de manieren van dien kerel. Zelfs het zwaard dat hij in d^ hand had gaf hem weinig ver trouwen tegenover Garnache met zijn stoel. Hij moest hulp hebben. Hij keek naar de deur en het was of hij den afstand schatte. Voor hij de deur kon bereiken zou Garnache hem den pas afsnijden. Er was niets anders aan te doen dan te trachten den Parijzenaar achteruit te drijven. Met een plotselinge vaari naderde hij dus tot den aanval. Garnache sprong achteruit en hief .zijn stoel omhoog; op dat oogenblik kwam Mademoiselle opnieuw tusschenbeiden. „Ga op zij, mademoiselle" riep Garnaohe, die nu tot kalmte was gekomen, zooals ge woonlijk wanneer den strijd was begonnen, hij begreep duidelijk wat Marius van plan was. „Ga op zij. of wij geven hem gelegen heid alarm te maken." Hij sprong langs haar om Marius te ver hinderen de deur te bereiken. Hij was er vlak bij toen de jonge man genoodzaakt was om te keeren en zich te verdedigen, anders zou hij gevaar loopen dat Garnache hem met het zware wapen dat hij met gemakke lijkheid hanteerde, de hersens zou inslaan. Maar hij was reeds bij den drempel dus het kwaad was geschied Achteruit loopende verdedigde hij zich en bereikte de andere kamer. Garnache volgde hem maar de zware stoel was beter geschikt voor verdediging dan voor aanval en het zwaard van Marius vertoonde zich intusschen nu eens onder dan boven den stoel en noodzaakte hem een zekeren afstand te bewaTen. En nu verhief Marius zijn stem en gilde uit alle macht. „Help! Help! Fortuniol Abdonl Help jullie ezels, ik word aange vallen." Zijn woorden werden verslaan op het binnenplein en herhaald door den schild wacht en men hoorde haastige voet stappen van den man toen hij ter hulp snelde. Garnache was woedend en stelde zich voor hoe het alarm zich als een bran dend vuur door het kasteel zou verspreiden, hij vervloekte zijn dwaasheid, maar wilde Marius ten minste niet laten ontsnappen Garnache spande al zijn krachten in om hem te verhinderen de deur te bereiken die op de trap uitkwam. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 13