Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 7 September 1929
Vierde Blad
No. 21314
KUNST EN LETTEREN.
VOETANGELS EN KLEMMEN
OP BELASTINGTERREIN.
INGEZONDEN.
FEUILLETON.
artiiTs verjongingskuur.
Bsndceng en de Tanokoeban Prahoe.
jicdoeng begint als elke Indische stad,
men per auto nadert, met een lange,
straat, vol Chineesche winkels, met
ïrelige opschriften en gele gezichten
wn witte hemden en zwarte broeken.
ineens mooie huizen, een groot hotel
Jrie regeeringsgebouwen, een stad, zoo-
er geen tweede in de tropen te vinden
rijn. Mooie nieuwe stijl of aardige aan-
0ig aan het landschap, zooals bijv. de
^n-Hoogeschool, welke heelemaal op
Minangkabau9ch gebouwd is. Wij wor-
allerhartelijkst ontvangen, door Jac P.
Eigenlijk plagiaat, zoon naam,
\j dit is een zoon van den echten en ook
fijne vent Mooi buis. aardige vrouw,
kinderen, dat belooft wat goeds En
werd goed. 's Avonds een toertje door
<ad en omgeving. Een groote hoogvlak-
jondom door bergen omgeven, in het
ien Malabar en Patoeha. in het Noor-
de Tangkoeban Prahoe, de omgekeerde
r, waaruit de prauw gemaakt is en
de Goenoeng Boerangrang, de takken
iet loover, welke van den stam verwij-
zijn. De legende van de Prahoe is ook
sessant. Een vrouw verliet haar kind.
later als schoon jongeling terug komt
ie eigen moeder wil huwen. Om dit te
[en eischt zij. dat de aanbidder een
zal maken en een boot zal bouwen
naar den tempel te gaan en dat in één
rit. Bijna gelukt dit stoute stuk. maar de
en verhooren de gebeden der moeder, de
breekt door en het water loopt weg en
ingekeerde prauw ligt nog steeds daar
vormt de meest markante lijn van den
:on van Bandoeng. Dat is uit den tijd,
tooverspreuken nog macht hadden,
ar wij beschikken over tooverpapieren
ien vorm van introducties van den Gou-
:eur-Generaal. Eerst openen die ons de
van den boekenvoorraad van den Vul-
ilogischen dienst dan gaan wij de too-
lacht beproeven in andere richting. Er
tiat hier in Indië een verbod van foto-
ieeren uit vliegtuigen en ik zou graag
mlkaanlandschap eens van boven be-
n en natuurlijk folografeeren ook. Dus
terst telefonisch audiëntie aangevraagd
den legercommandant, excellentie La-
die ons zoo welwillend ontving, dat wij
•n een half uur met de benoodigde ver-
ngen in de auto van den opperbevel-
r van land- en zeemacht voortsnelden
richting van het vliegveld Andin.
kwamen wij bij den commandant bin-
gelijktijdig met de boodschap, dat twee
uigen gereed waren om met ons op te
i. Even een praatje, een paar aanwij-
i en leeren jas en helmhoed worden
gord en voort gaat het, eerst taxi-rij-
over het prachtige vliegveld en toen
onkenden motor van den grond, recht
den wind op, de bergen tegemoet,
t een prachttand. Groen, groen en nog
groen, zoover het oog reikt. Maar een
ilie! Het vliegveld met zijn witte lood-
ligt al achter ons; wij glijden over
rijstvelden in alle tinten van groen
feel niet alleen, maar ook nog geva-
ri door min of meer open water, dat
ijler of dichter groen waas overtrokken
fan wuivende cocospalmen, spiegelend
Vt sawah-water, groote pisangwouden,
door den wind gerafelde bladeren en
overal lusschen het groen de geelbrui-
taken, gedekt met atap. dat zijn blade-
ran nipah-. cocos- of andere palmen.
liggen die kleine dessa's verspreid,
ken nooit aaneengesloten, zooals bij
de roode huizenrijen der nieuwe arbei-
'uurten. Neen, overal puilt het weelde-
)pengroen tusschen de kleine vierkante
uit.
is de eerste indruk. Wij stijgen hoo-
tn daar ligt Bandoeng voor ons met zijn
in mooie tuinen, zijn openbare ge
en in ruime parken, een tuinstad in
ffaren zin des woords. En zalig koel,
Tergat ik nog te vertellen, zoodat jedeb
lts een deken niet missen kunt. Steeds
wij; begonnen op achthonderd me
ter, wijst de hoogtebarometer nu 1200, 1400,
hoogte genoeg om de bergen te gaan nade
ren, die nog boven onzen horizon staan.
Wij stevenen recht op den Tangkoeban
Prahoe aan en meteen verandert het land
schap onder ons. Meer steile richels met
bamboe en boomen, telkens diep ingesne
den door riviertjes, waarvan de dalen reek
sen sawah's dragen. De witte koepel van
de sterrenwacht Lembang staat ook op
zoo'n steile richel, die kilometers ver door
loopt, een echte oude kraterrand.
Dan weer een vruchtbare vlakte, dooi-
kronkeld door riviertjes, in vakken verdeeld
door sawah's en tapioca-velden. Even ver
der, tegen de helling, thee en rubber en dan,
als een grooten kegel, boven alles uit, de ge
heel met oerwoud begroeide vulkaankegel.
Als wij steeds ronkend en stijgend boven de
thee hangen, komt ineens een afschuwelij
ke stank ons tegemoet. De wind waait recht
over den krater naar ons toe en tracteert
ons op de gassen der zwavelbronnen, welke
voor een groot deel uit zwavelwaterstof be
staan. Wij zwenken op zij af, om buiten
den giftigen damp te komen, en dan gaat
het hooger en hooger. tot wij een eind be
oosten den krater over den bergrug heen-
vliegen. Juist boven den kam pakken ruk-*
winden ons en slingeren het toestel heen en
weer en op neer en als wij ook over die
moeilijkheid heen zijn. vliegen wij. thans
boven den wind, reeds hoog boven den top
naar den krater. Diepgroen is het oerwoud,
met lichtgele en witachtige vlekken en hoo
rnen en trossen gesierd en midden in den
top gaapt daar een kale. grijze ruimte, twee
diepe gaten naast elkaar. Naast desoldaat,
met steil neergaande wanden en grooten-
deels vlakken bodem gapen daar de kra
ters. waaruit overal kleine witgrijze woix-
)€s opstijgen. Dat zijn de warme bronnen
en zwaveluitstroomingen (solfataren). die
bewijzen, dat de Tangkoeban Prahoe slechts
tijdelijk zoo rustig en beschermend boven
Bandoeng staat. Zwavelstank is overal om
ons heen. terwijl wij rondvliegen boven de
kraters. Hevige rukwinden doen telkens het
toestel zwaaien en slingeren en als wij weg
vliegen, naar de vlakte terug; lijkt het
juist boven den bergrand, of het werkelijk
een speelbal der luchtgolven zal worden.
Maar mijn piloot, luitenant Swartjes, kent
zijn vak en zijn berg en na een heerlijke
daling in glijvlucht over de zon-overgoten
vlakte, bonken wij weer over het vliegveld
en keeren tot de gewone stervelingen terug.
Even wat mooie luchtfoto's uitzoeken bij de
foto-technische afdeeling, en dan zwiert en
stuift en scheert de chauffeur van zijne ex
cellentie ons weer in recordtijd naar de
6tad terug, waar wij nog even de voor vlie
gen en fotografeeren benoodigde beschik
king op gezegeld papier aanhalen en met
een het gezegelde verzoek teekenen, waarop
die beschikking gegeven was!
Thuis alweer goed nieuws. Jac. P. Thijsse
Jr. heeft den weg aangelegd, welke naar
den kraterrand van den Tangkoeban Pra
hoe voert. Deze is voor het congres haastig
berijdbaar gemaakt, en moet, nu de bezoo-
kers gepasseerd zijn, worden geïnspecteerd;
of wij meegaan? Wij hebben al zooveel
slaap te kort. dat ook dit middagslaapje er
bij in kan schieten. En zoo suizen wij een
dik uur later weer door de lucht, nu op
gummibanden, welke soms twee aan twee,
soms alle vier den grond kwijtraken, wa^nt
chauffeur en dienstauto wedijveren in
doodsverachting en de helling van den weg
is af en toe één op vier. Eerst weer langs
sawah's en klapper dan pisang en pinang-
nootpalm, daarna thee, een beetje kina, wat
rubber en eindelijk.... het oerwoud. Het
lukt, om den chauffeur te laten stoppen en
wij staan vol bewondering voor dien plan
tengroei! Hooge boomen, nu ja, maar dat
warnet van lianen, van epiphylen (plan
ten, die bovenop andere planten groeien),
van varens en vooral, wat een ondergroei!
Daar staan boomvarens, met stammen van
vier en vijf meter hoog. een wijd uitgesprei
de veerertkroon van vier M. middellijn!
Zoo moet het steenkolenwoud er hebben
uitgezien. En warempel, een omgevallen
stam toont afdrukken van afgevalen blad
stelen, die dadelijk doen denken aan de Si-
gil lari a's uit den steenkolen tijd.
Verder gaat het weer door uitbundigen
plantengroei, meest ronkend in tweede ver
snelling, soms in de eerste op den nog
zachten boschweg. Wat een werk, zoo n
tracé uit te zoeken en gelijk te maken 1
Knappe vent, onze gastheer Dan plotseling
houdt het bosch op nog een paar honderd
meter over een steenige vlakte, met een
paar verschroeide stronken er op en wij
staan aan den kraterrand. Hier stonden
gisteren ook onze Engelsche en Amerikaan-
sche vrienden paf. die per auto op 1800 M.
hoogte aan den rand van den krater wer
den afgezet Dat is geloof ik eenig op aarde!
zooals veel mooie en goede dingen in Groot-
Nederland.
Voor de tweede maal vandaag zie ik
neer in den grooten krater, den Kawah Ra-
toe, den krater der Koningsvrouwe. Wat
een reusachtig gatl Daar beseft ge niets
van. wanneer ons vliegtuig er nog een 6 k
700 M. boven hangt Vijfhonderd meter
middellijn, honderd en vijftig mejer diep!
Een afgrond! En daar beneden suizen
stoom- en zwaveldampen te voorschijn, in
sierlijke witte wolkjes. Daar verzamelen
zich de stikgassen, welke onlangs drie bur
gerscholieren uit Bandoeng het leven heb
ben gekost en welke thans gebruikt worden
door hen, die niet hebben geleerd, om ge
lukkig te durven leven. Drie graven z«ju
reeds verborgen in het oerwoud, dicht bij
den rand der steenwoestenij.
Lang kijken wij uit over de gapende
diepten, beluisteren de sissende, blazende,
borrelende geluiden en bezien de asch en
puimsteenlagen in den kraterwand. Dan
omlaag, langs een boschpaadje naar den
Kawah Dhoman, een krater, welke een
eind lager op de helling, midden in het
oerbosch ligt en die. hoewel nog zeer jong,
thans de sterkste werking vertoont. Door
varens en orchideëen half dicht gegroeid,
brengt het boschpaadje ons plots om ecu
hoek. voor een hooge stoomzuil, welke op
borrelt en sputtert tusschen kale rotsen.
Overal spleten en gaten met gele randen
door zwavel-af zetting, waaruit telkens
stoomwolkjes opstijgen. Als ik een stap ach
teruit doe, bij het folografeeren, strijkt een
heete adem langs mijn knie, welke mij op
zij doet springen. Weer een zwaveldamp
bron met een temperatuur van misschien
200 graden Celcius. De heele bodem is
warm, overal sist en borrelt en kookt het en
telkens stijgen grootere stoomwolken op. De
overzijde van den krater is heelemaal on
zichtbaar door damp en walm. Daar draait
de wind en wij springen terug het bosch in,
waarvan de dichtsbijzijnde boomen verdord
en verschroeid zijn Niet alleen zwavel-wa-
terstof, nu ook zwaveldioxyde. de scherpe
lucht van brandende zwavel yoert de wind
tot ons en wij vluchten weg door het oer
bosch, langs boomvarens en rotang, wilde
pisang en bamboe, tot den hoofdweg, waar
de auto ons wacht.
's Avonds in rok naar het groote diner
van het Congres. Een veelbewogen dag.
VAN DER SLEEN.
RECLAME.
H P. H. KEEREWEE
BEGRAFENISSEN Tol.'8^1
AUTO-TRANSPORT
CREMATIE
4762
N.V. VER. ROTTERDAMSCH
HOFSTAD-TOONEEL
Op Maandag 16 September te 8 uur
geeft dit gezelschap in den Schouwburg al
hier eene vertooning van „Overschotje",
blijspel in drie bedrijven van Dario Nicco-
demi, met Annie van der Lugt Melsert
van Ecs en Cor van der Lugt Melsert in
de hoofdrollen.
Dit is de 283Ste vertooning van dit sluk.
DE WEGENBELASTING.
De wegenbelasting behoort tot die belas
tingen waarvan men het nuttig effect van
nabij kan gadeslaan, en die daarom door
den veel geplaagden automobilist toch met
een glimp van voldoening betaald wordt.
Want het moet met een dankbaar hart er
kend worden, dat vooral den laatsten tijd
de verbetering onzer voornaamste verkeers
wegen flink opschiet. Maar mijn hemel,
wat 'n paperassen, tijdverlies, onaangenaam
heden en oponthoud zijn er noodig om een
richtige heffing der wegenbelasting te ver
zekeren 1 Daar zijn eerstens de wegenkaar
ten zelf; levert de aanschaffing daarvan
voor den particulieren automobilist geen
bezwaar op, anders is het gesteld met den
autohandelaar. De vele overschrijvingen
der wegkaarten, die annex zijn aan den
handel in auto's, de daartoe noodzakelijke
wandelingen naar het belastingkantoor, zijn
een bron van tijd-, en dus vooral in dezen
tijd. van geldelijk verlies. Daar komt nog
bij dat iedere organisatie die steunt op het
gebruik van vele schrifturen, nu eenmaal
van nature stroef werkt.
Dan is daar de kwestie van de ambtelijke
weging 1 Deze veel beroering verwekkende
regeling houdt nauw verband met de wijze
waarop de heffing der wegenbelasting in de
wet werd vastgelegd.
Indien n.l. iemand met een motorrijtuig
rijdt dat zwaarder is dan waarvoor het is
aangegeven, dan loopt hij de kans dat deze
overtreding geconstateerd wordt door daar
toe aangewezen ambtenaren, wijl deze hot
recht hebben weging van den wagen te doen
verrichten. Welke zijn nu de ambtenaren
die dit verstrekkende recht hebben? Hier
volgt de lange lijst:
Ambtenaren van de Rijks- en gemeente
politie, van de directe belastingen, invoer
rechten en accijnzen, hoofdingenieurs, in
genieurs. technische hoofdambtenaren, tech
nische ambtenaren en opzichters, allen zoo
wel van den Rijks- als Provincialen Water
staat; voorts de tot den Rijks- en Provin
cialen Waterstaat behoorende slpis- en brug
wachters. kantonniers of wegarbeiders, voor
zooveel deze van een aanstelling als onbe
zoldigd rijksveldwachter of gemeente-veld
wachter zijn voorzien; verder de marechaus
sees, rijks- en gemeente-veldwachters, om
H.H. Commissarissen van politie, burge
meesters en Officieren van Justitie maar
niet eens te noemen. Excusez du peu!
Iedere autobezitter kan uit deze lang
ademige opsomming afleiden, dat er streng
toezicht op den weg is, en dat het daarom
van groot belang is, dat men zich zoo spoe
dig mogelijk voorziet van een relaas, waar
op officieel is vermeld hoe groot het ge
wicht van zijn wagen is. Heeft men dit ge
wichtige document in zijn bezit, dan kan
men althans iedere aanhouding aan den
weg met een gerust geweten afwachten,
zonder dat men zich bevreesd behoeft te
maken dat men den wagen op den weg moet
laten wegen, met alle ongerief, kosten en
oponthoud daaraan verbonden. Doch het
kan niet ontkent borden, dat die aanhou
dingen op zichzelf, tot vertoon van alle mee
te voeren paiperassen, verre van aangenaam
zijn, te meer als zulks op een rit van zeg
40 K.M. bijv. 3 k 4 maal gebeurt, hetgeen
op zoog. contröledagen werkelijk geen zeld
zaamheid is.
Het is niet wel mogelijk voor een systeem
dat zooveel ongemak veroorzaakt groote be
wondering te koesteren, zelfs niet indien
met wat meer goeden wil het ongerief tot
kleinere proporties ware terug te brengen.
Bij onze Oostelijke buren, waar men blijk
baar wat meer henul heeft van het belang
van het automobilisme, voorkomt men die
series aanhoudingen dooT het verstrekken
van een bewijsje bij de eerste contrólepost,
dat goed zichtbaar op de auto bevestigd,
meerdere aanhoudingen onnoodig maakt.
Het valt niet in te zien waarom eigenlijk
een dergelijke eenvoudige maatregel ook ten
onzent niet kan worden ingevoerd.
Al zou hierdoor reeds een stapje in de
goede richting gedaan zijn, het eigenlijke
systeem met de daarbij behoorende veel
schrijverij en bureaucratie blijft intact. Het
is daarom te betreuren dat de heffing van
de wegenbelasting op zoodanige wijze is ge
regeld, omdat ze. ofschoon nog maar kort
geleden ingevoerd, reeds dreigt te veroude
ren. Zoo lees ik in de „Auto" dat reeds in
1919 in den staat Oregon (U. S. A.) de hooge
directe belastingen op auto's werden ver
vangen door een kleine accijns op de ben
zine. Deze accijns vloeide in een fonds, dat
in de eerste plaats gebruikt werd om de be
staande wegen te verbeteren en in de tweede
plaats voor subsidieering aan nieuwe we
gen. Nu tien jaar later, is het interessant om
te zien. welk een opgang Oregon's systeem
heeft gemaakt. Immers reeds na twee jaren
hadden reeds 35 staten van de Unie de
hooge directe belastingen vervangen door de
populaire benzine-accijns en momenteel
zijn alle Staten tot dit stelsel bekeerd.
Op uitnoodiging van de exportafdeeling
van de National Automobile Chamber of
Commerce is op het oogenblik een Duitsche
Staatscommissie haar gast, om ter plaatse
een studie te maken van het Amerikaansche
autobelastingstelsel.
Doch het is zelfs niet noodig zoover weg
te gaan, daar bij onze zuiderburen reeds
sedert eenige jaren een belasting op benzine
bestaat. Wie het autorijden in België kent.
weet hoe heerlijk het is, indien men van
Overheidswege wordt behandeld en erkend
als bestuurder van een snel voertuig, zon
der overlast van controle-aan houdingen,
dwaze snelheid slemieten, loerende veld
wachters en wat dies meer zij.
Het nieuwe Ministerie zou wel ontelbare
automobilisten aan zich verplichten, indien
het-blijk gaf. ook in dit opzicht voor Neder
land den polsslag van dezen tijd te hebben
gevoeld.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
Copie van al of niet geplaatste stukken
wordt niet teruggegeven.
DE VISSCHERSPLAATS
KATWIJK.
De kwestie van een nieuwe haven.
De heer Goiyt etold© in uw blad van 9
Aug. j.l. de vraag;
..Raadhuis of Visschershaven te Kat
wijk." Inderdaad, er kan wanneer men er
voor is dat Katwijk zijn tegenwoordige
plaats onder de vissohersplaatsen blijft in
nemen en ook wat betreft de plaatselijke
nijverheid, wederom in bloei zal toenemenj
niet genoeg de aandacht op het havenpn*-
bleem worden gevestigd.
Dat er iets met de voortstuwende kracht
der gemeente niet in orde is, zal ieder
moeten toestemmen die zich de bedrijvig
heid welke een 15-tal jaren geleden heersch
te aan de machine-werkplaatsen en sme
derijen van Hoek a. d- Sluisweg, Ouwehand
i. d. Baljuwstraat, Gesink a. d. Voorstraat,
enz., herinnert en deze vergelijkt met de
stille verlatenheid van nu. De ouderen cm-
dor ons herinneren zich hier nog vier
scheepmakerijendat de laat-st overgeble
vene dezer, het groote bedrijf van Gebr.
Ta at, en enkele schilderswerkplaatsen de
schepen naar IJmudden zijn gevolgd, weten
wij allen.
En wat de handel betreft: de schepen
verhandelen hun vangsten alle elders.
Welk een groote dnikte gaven voorbeen
een half jaar lang de haringtransporten.
soms 24 uur per etmaal, aan het Prins
Hendrikkanaal. En nu...
Is het te verwonderen dat door badgas
ten vragen worden gedaan als: „waar vin
den jullie, 15000 Kafcwijkers, tocb middelen:
van bestaan V' Het antwoord moet dan lui
den: misschien een 1500 bij de visscherij en
nevenbedrijven, en de rest grootendeels
buiten de gemeente.
Dit is een ongezonde toestand. Veron
derstel, dat het ongelukkigerwijs eens een-
paar jaar misliep met do bloembollenteelt
en do tuinbouw in de omstreken. Wat dit'
zou beteekenen, kunnen wij ons eenigszins
indenken, wanneer wij ons herinneren hoe
veel gezinnen den laatsten winter moesten
worden gesteund, toen vorst het werken
buiten de gemeente onmogelijk maakte,
lederen winter keert dit verschijnsel in
meer of mindere mate terug.
Door RAFA5L SABATINI.
til het Engèlsch door C. M. G. d. W.
4 moei je op de lippen tussen voordat
scnja, liefje" zei hij met een harts-
Mjke n niet alleen toornige stem. En
•terwijl hij nog met haar worstelde om
[z:n te krijgen, grepen een paar armen
■feet als riemen van staal.
- z'jn verbazing liet hij haar los en op
■'Ogenblik werd hij achteruit gezwaaid
pas of zes de kamer in geworpen.
tafel bleef hij staan en klemde zich
vast om niet te vallentoen wierp
1 zijn verwilderde, woedende oogen op
r^adoor wien hij nu flauw begreep aan
ton te zijn.
JjDache was zijn bezinning volkomen
I braakt op het oogenblik dat Valérie
T' bad. Hij wierp alle voorzichtigheid
f-b af. het was of hij zijn verstand
I en het was alleen blinde woede die
rjeef tot daden. En even plotseling als
1'^ van ergernis was opgekomen, even
Ta? dreef hij af toen hij den woeden-
f^ndillac voor zich zag staan en den
rbegreep van de dwaasheid die hij
l^aan.
alles verloren, onherstelbaar ver
kas zoo vele andere ondernemingen
1 geworden waren door zijn plotse-
en onbedwingbaren waanzin! Wat
een vervloekte, idiote dwaas! Wat betee-
kende ten slotte een paar kussen toch eigen
lijk bij al het kwaad vergeleken dat nu het
gevolg kon wezen van zijn tusschenkomst?
Waarschijnlijk zou Marius haar gekust heb
ben en weggegaan zijn en om twaalf uur
hadden ze Condillac rustig kunnen verlaten.
In de toekomst zou hij in de gelegenheid
geweest zijn om Marius op te sporen en te
dooden voor die beleediging. WaaTom had
hij dat niet aan de toekomst kunnen over
laten? En nu zou Florimond den volgenden
dag te La Rochette vermoord worden, hij
zelf waarschijnlijk binnen een uur te Con
dillac en dan was Valérie geheel in hun
macht.
Het was te vergeefs dat hij de dwaasheid
die hij begaan had trachtte te bedekken. Hij
boog voor Marius alsof hij zijn excuus wilde
maken; hij gesticuleerde met de handen
en uitte allerlei Italiaanse he woorden met
een opgewondenheid alsof hij daarmee een
verklaring trachtte te doen doordringen in
zijn meesters hoofd. Marius zag toe en luis
terde, maar zijn woede verminderde er
geenszins door; integendeel het was of dat
mengelmoes van woorden in een taal die
hij niet verstond een beleediging te meer
voor hem was. Een vloek was al wat hij
liet hooren. Toen draaide hij r^nd en greep
het zwaard van Garnache, dat nog op den
stoel hing waar hij gezeten had en Gar
nache was woedend op zich zelf over die
vergeetachtigheid. Marius haalde het lange
scherpe zwaard uit de scheede en trad op
den man toe die zich met zijn zaken be
moeide.
„Par Dieu!" siste hij. „Wij zullen de
kleur zien van je smerig bloed, jij die een
hand durfde slaan aan een edelman."
Maar voordat hij het wapen kon doen
neerkomen, voordat Garnache zich kon
verroeren om zich te verdedigen, had Va
lérie zich tusschen hen geworpen. Marius
keek haar in haar doodsbleeke, vastbera
den gezicht en was buiten zich zelf van
verbazing. Wat kon haar die vent schelen
om tusschenbeide te komen en gevaaT te
loopen zelf gekwetst te worden?
Toen verspreidde zich langzaam een
glimlach op zijn gezicht. Hij leed nog onder
haar verachting en weerstand en eveneens
onder de schande die deze man hem aan
deed. Hij zag een middel om haar te kwet
sen, haar trots te vernederen en haar met
schaamte te bedekken.
„Je schijnt bijzonder veel Belang te stel
len in het leven van dien man" zei hij met
een dubbelzinnige klank in zijn stem.
„Ik wil niet dat je hem vermoord" ant
woordde zij, „terwijl hij niets anders doet
dan wat mevrouw je moeder hem opgedra
gen had."
„Ik twijfel er niet aan of hij is een uit
stekende bewaker voor je" spotte hij.
Zelfs dat zou alfcmooi genoeg geweest
zijn. Met die beleediging mocht Marius mee-
nen de teleurstelling die hij had ondervon
den gewroken te hebben Hij kon misschien
gedacht hebben dat Baltista niet meer ge
daan had dan de bevelen die hij ontvangen
had ten uitvoer brengen een weinig te
fel misschien maar dan toch getrouw. Was
dat zoo dan had hij heen kunnen gaan en
ten volle wraak nemen door Florimond den
volgenden morgen te dooden. Maar de on
bezonnen en driftige aard van Garnache
kwam opnieuw voor den dag en scheurde
die laatste geringe kans in stukken.
De beleediging die mademoiselle mis
schien niet fcenoeg telde misschien ook
niet ten volle had begrepen maakte hem
razend van verontwaardiging. Hij veTgat de
rol die hij speelde, vergat zelfs dat hij geen
Fransch kende.
„Mademoiselle" riep hij. en zij stond ver
steend van schrik over die onvoorzichtig
heid. „Ik verzoek u uit den weg te gaan."
Hij sprak zacht en met dreigende stem,
maar zijn woorden waren droevig duidelijk.
„Par la mort Dieul" vloekte Marius ge
heel van zijn stuk gebracht. „Hoe heet je
jij die tot nu toe geen Fransch heette te
kennen."
En nu duwde Garnache mademoisele
haast op zij en stond tegenover hem met
een gloeiend gelaat, zoodat de blos door de
verf heen zichtbaar was.
„Mijn naam" zei hij. „is Martin Marie
Rigobert de Garnache en mijn taak een
einde te maken aan het leven van een der
laatsten die tot het zedeloos geslacht van
Condillac behooren."
En zonder meer omwegen nam hij een
stoel op en hield hem bij wijze van schl'd
voor zich om den woedenden aanval van
den ander af te weren.
Maar Marius talmde een oogenblik
eerst van stomme verbazing, later van
vrees. Hij had eenige ondervinding van de
manieren van dien kerel. Zelfs het zwaard
dat hij in d^ hand had gaf hem weinig ver
trouwen tegenover Garnache met zijn
stoel. Hij moest hulp hebben. Hij keek naar
de deur en het was of hij den afstand
schatte. Voor hij de deur kon bereiken zou
Garnache hem den pas afsnijden. Er was
niets anders aan te doen dan te trachten
den Parijzenaar achteruit te drijven. Met een
plotselinge vaari naderde hij dus tot den
aanval. Garnache sprong achteruit en hief
.zijn stoel omhoog; op dat oogenblik kwam
Mademoiselle opnieuw tusschenbeiden.
„Ga op zij, mademoiselle" riep Garnaohe,
die nu tot kalmte was gekomen, zooals ge
woonlijk wanneer den strijd was begonnen,
hij begreep duidelijk wat Marius van plan
was. „Ga op zij. of wij geven hem gelegen
heid alarm te maken."
Hij sprong langs haar om Marius te ver
hinderen de deur te bereiken. Hij was er
vlak bij toen de jonge man genoodzaakt was
om te keeren en zich te verdedigen, anders
zou hij gevaar loopen dat Garnache hem
met het zware wapen dat hij met gemakke
lijkheid hanteerde, de hersens zou inslaan.
Maar hij was reeds bij den drempel dus het
kwaad was geschied Achteruit loopende
verdedigde hij zich en bereikte de andere
kamer. Garnache volgde hem maar de zware
stoel was beter geschikt voor verdediging
dan voor aanval en het zwaard van Marius
vertoonde zich intusschen nu eens onder
dan boven den stoel en noodzaakte hem
een zekeren afstand te bewaTen.
En nu verhief Marius zijn stem en gilde
uit alle macht. „Help! Help! Fortuniol
Abdonl Help jullie ezels, ik word aange
vallen."
Zijn woorden werden verslaan op het
binnenplein en herhaald door den schild
wacht en men hoorde haastige voet
stappen van den man toen hij ter hulp
snelde. Garnache was woedend en stelde
zich voor hoe het alarm zich als een bran
dend vuur door het kasteel zou verspreiden,
hij vervloekte zijn dwaasheid, maar wilde
Marius ten minste niet laten ontsnappen
Garnache spande al zijn krachten in om
hem te verhinderen de deur te bereiken die
op de trap uitkwam.
(Wordt vervolgd).