CORRESPONDENTIE.
zoeken en hem verslinden"zei
wtje.
is op, de mensch is sluw en eterk",
schuwde moeder Leeuwin. „Wel niet
sterk als wij, leeuwen, doch hij is veel
oer; hij lokt ons in een vall"
och wil Ik den mensch gaan verslin-
zei Leeuwtje.
zei hij weer op een dag, toen hij bijna
rolwassen leeuw was.
niet heen. mijn zoon", smeekte op
dag moeder Leeuwin. „De mensch
je vader gedood, hij zal ook jou doo-
d dan blijf ik hier zoo eenzaam achter",
mensch zal mij niet dooden, moe
zei Leeuwtje op fieren toon. „Maar ik
den mensch!"
dan heen, mijn zoon, en zoek den
eh", sprak moeder Leeuwin.
verliet nu reeds den volgenden dag
wtje moeder Leeuwin, om zijn groot-
vijand, den mensch, te zoeken en
na te dooden. Hij liep de woestijn uit
wam nu dadelijk op een" uitgestrekte
waarop een os-liep te grazen. „Zou
mensch zijn?" dacht hij.
liep nu op den os toe en brulde
iteii men9ch?"
a;i#elneen". antwoordde goedig de os.
komt ge er bij, dat ik de mensch zou
Wèl moet ik den mensch dienen. Ik
den zwaren ploeg door de aarde trek-
waarin hij het koren zaait. Ik moet,
lat koren rijp is, de volgeladen kar
en, en als ik te oud ben, om al dat
werk te doen, dan doodt hij mij en
iij op".
aar vertel me da® eens, waar ik wel
nensch kan vinden V' vroeg Leeuwtje-
el, ge vindt den mensch overal", ant-
dde de os. „Ge ziet hem op de vlak-
in de bossdhen, op de bergen en op
eën. Maar wat hebt ge er aan, hem
zoeken, hij is misschien wel niet zoo
als gij zijt, doch hij is veel slimmer
wij beiden samen."
och wil ik den mensch zoeken", hield
wtje vol. Toen ging hij verder, totdat
en paard zag grazen. Denkende dat
ier wel de mensch kon zijn, sprak hij
lan met de woorden: ,,Gij zijt zeker
e-nsch, nietwaar V'
oe komt ge er bij, dat ik een mensch
hinnikte vroolijk het paard. „Neen,
zoo gelukkig ben ik niet. Ik ben een
en moet het rijtuig van den mensch
trekken. En soms zit de mensch op
rug, daai moet ik heel hard met hem
draven, en wil ik dit niet, dan slaat
jij en drukt de scherpe sporen in mijn
k
de
le
ai
bei
st
we<
•ogi
da
>otj<
razf
sloj
n w
eng*
den,
s he
i, wi
antn
laat ge dit alles maar toe, zonder u
rweren V' vroeg Leeuwtje.
at- zou het mij helpen, zoo ik tegen-
telde V' antwoordde het paard. „De
an den mensch is zoo heel groot.'-*
der ging weer Leeuwtje, totdat hij
;el ontmoette. „Dat zal wel de mensch
dacht hij. En hij liep naar Grauwtje
eroeg: „nu heb ik toch zeker den
h gevonden V'
zou ik, arme ezel, een men6ch
vroeg Grauwtje heel verbaasd. „Ik
iiets dan zijn lastdier, zijn slaaf."
k, zijt gij een slaaf van den mensch V'
Leeuwtje.
ik ben zijn slaaf', begon nu droef
:el te balken. „Groote vrachten laat
3osl nij torsen, totdat mijn rug bijna
ar om doe je dat dan vroeg
rtje. „Waarom stribbel'je niet tegen t
om verscheur je den mensch dan
ik zie wel, dat gij den mensch niet
balkte de ezel. „Ge weet dus ook
boe groot zijn macht is over ons,
en hoe slim hij is."
toch wil ik den mensch zoeken, en
looden!" riep Leeuwtje. „Ik wil zien
aeer macht heeft, hij of ik!"
el, probeer het," zei de ezel. „Maar
oof, dat de mensch het van u zal win-
erkei 3 werd Leeuwtje op den ezel, toen
100 tot he«n durfde spreken. Hij zet
een woord meer, doch Kep trotsch
den kant op van het woud. En toe»
in di% woud was gekomen, zag hij
een houthakker, die i>ezig was een
boom om te hakken. „Ik zal maar heele-
maal nie-t vTagen, of dat nietige wezen de
mensch is", mompelde Leeuwtje, „maar
toch kan ik hem wel eens vragen, of hij
soms weet,, waar ik den mensch kan vin
den. Leeuwtje zag niet den angst van den
houthakker, toen hij op dezen toeliep, want
hij vroeg hem heel gewoon: „Zeg eens,
weet gij, waar ik den mensch kan vinden?"
Heel verbaasd, omdat hij in hém niet den
mensch herkende, keek de houthakker
Leeuwtje aan, daarna dacht hij even na
en zei toen zeer vriendelijk: „Kom maar
even mee naar dezen boomstam."
Leeuwtje, niets kwaads vermoedende,
volgde den houthakker op den voet. En
zoodra ze mi bij den boomstam stonden,
zei weer de houthakker: „Steek nu eerst
je voorpooten hier eens in,"
't Was een spleet, waar een wig in zat.
En zoodra nu Leeuwtje zijn twee voorpoo
ten in deze spleet had gezet, sloeg de
houthakker de wig weg, zoodat Leeuwtje
gevangen zat."
„Au, au, laat mij<n pooten los!" brulde
Leeuwtje
„Nog niet", lachte de houthakker. „Eerst
moet ge den mensch vinden..." Hij nam nu
een zware® knuppel en sloeg op Leeuwtje
los, zoodat deze brulde van pijn. En toen
hij nu zelf moe werd van het slaan, gaf hij
het Leeuwtje de vrijheid terug en zei„Ga
nu terug naar je hol, want je hebt den
mensch gevonden!"
Luid brullende van ellende en hinkende
op drie pooten, kwam Leeuwtje bij moedvr
Leeuwin terug.
Vreeselijk boos werd toen moeder
Leeuwin op de® mensch. „Ge ziet
nu, hoe machtig en hoe slim de mensch is",
brulde zij. „Maar ik zal alle leeuwen bij
eenroepen, want ik wil het. Teed, je door den
mensch aangedaan, wreken. Met ons allen
zullen wij tot den mensch gaan en hem
verslinden
Zoodra moeder Leeuwin ze riep, kwamen
alle leeuwen en leeuwinnen naar haar hol,
en toen ze nu lien had verteld, wat Leeuw
tje was overkomen, besloten zij den hout
hakker i® het bosch te overvallen.
Heeds den volgenden dag gingen zij er
heen. Leeuwtje ging voorop, om hun den
weg te wijzen.
..Kijk, daar staat de menschbrulde hij.
De houthakker, die het gebrul hoorde,
keek om. Hij was juist wéér begonnen met
een boom om te kappen, en toen hij nu al
die leeuwen za.g naderen, klom hij haastig
in 'n dikken boom, die daar vlak bij stond.
Daar stonden nu alle leeuwen te kijken.
Ze begrepen niet, hoe zij den houthakker
uit den boom moesten krijgen. Leeuwtje
echter kwam toen met een aardig planne
tje. „We zulle® den mensch kunnen berei
ken, als de één op den rug van den ander
klimt", zei hij. „Kijk, moeder, jij klim#
op mijn rug, en oom Leeuw weer op jou-
rug, en zoo gaat het door, totdat we een
hooge ladder hebben van leeuwen."
Alle leeuwen waren het er over eens.
't Was slim bedaoht van Leeuwtje. Ze
klommen nu op eikaars ruggen, zoodat de
bovenste leeuw reeds den houthakker kou
grijpen. Doch juist toen deze met woest
gebrul zijn klauw naar hem uitstrekte, riep
de houthakker: „Geef mij den knuppel eens
aan, ik wil dat brutale leeuwtje, dat den
mensch zoekt, nog eens flink afrossen
Leeuwtje, die heel beneden was, hoorde
deze woorden. Hij schrok daardoor zóó ge-
weldig, dat hij heelemaal moeder Leeuwin
en de andere leeuwen vergat,-die met hem
de ladder vonmden. Heel hard holde hij
weg, zoodat alle leeuwen op den grond vie
len. Behalve Leeuwtje hadden allen zich
door den val min of meer bezeerd, doch de
bovenste leeuw, die reeds zijn klauw naar
den houthakker had uitgestoken, was er
het ergste aan tóe. Hij viel half dood
neer, en toen hij daar zoo lag in het zand,
kwam de houthakker uit den boom en
doodde hem.
„De mensch, onze grootste vijand, is toch
machtiger dan wij, moeder", zei Leeuwtje
'daarna tot moeder Leeuwinr „Ge hadt ge
lijk, moeder, en voortaan zal ik altijd naar
uw raad luisteren.
„Doe dat, mijn zbon", sprak moedei
Leeuwin en ze gaf Leeuwtje een lik.
Q
Om aan jullie aller nieuwsgierigheid een
eóJKl te maken en je geduld niet langer op
de proef te stellen heb ik mijn best gedaan
om den uitslag van onzen opstel 1 en-wed-
strijd nu reeds mee te deelen En werkelijk
is het mij gelukt er mee klaar te komen,
hoewel ik het eerst niet gedacht had, want
er was heel wat tijd voor noodig om mij
door dien beTg van opstellen heen te wer
ken. Als ik het zoo eens na ga hebben jullie
allen zonder uitzondering een prettige en ge
noeglijke vacantie achter den rug Het was
ondoenlijk om precies te zeggen welk ver
haaltje het aardigst was, en daarom heb ik
alles wat voor een prijs in aanmerking
kwam (dat waren er natuurlijk veel meer
dan tien) op zij gelegd- en daar lussdhen gek
loot Dat leek mij de beste oplossing. Vinden
jullie dat ook niet?
De gelukkigen vinden hun namen elders
in het kinderkrantje vermeld.
Riekie Minnema. De vacantie heeft
jou heel wat prettige dagen bezorgd. Alleen
is het jammer dat je nu niet met onzen
wedstrijd mfe kon doen. Maar nu alles weer
achter den rug is, stuur je zeker je briefjes
weer geregeld in.
Nico van Staden. In plaats van ple
zier heb jij 'n minder gezelligen tijd gehad.
Je broertje vond het zeker fijn dat hij voor
jou naai Scheveningen mocht Heb ie een
bloeduitstorting aan het been gehad'
Neeltje Meuldijk. Eindelijk van jou ook
een9 weer een briefje. Het is wel erg kort,
maar uit je opstel ben ik heel wat meer te
weten gekomen omtrent je uitstapjes.
Jo van Egmond Toen lij het briefje
schreef, had je blijkbaar last van de warmte
want je schrijven is wel eenigszins verward.
Met Koninginnedag heb je het dus erg naar
je' zin gehad. Het weer heeft ook wel mee
geweikt om de feesten te laten slagen
Jootje de Wkker. Als ik kan, ga ik
Vrijdagavond naar den optocht kijken. M
zal erg goed uitzien, wie weet. misschien
oiitdek ik je dan wel. Is je pakje al klaar?,
Bep en Aagje Eikelenboom. Juflie heb
ben nu zeker al gezien wat de oplossing van
het vijfde raadsel is. Zoo moeilijk was die
opgave toch niet. Het kiekj,e, dat bij den
brief ingesloten was. is alleraardigst. Wel
bedankt meisjes 1
Martha Schimmel. Jij bent een echte
Teizigsler, en je schijnt er ook goëd tegen,
te kunnen. Vele andere menschen waren in
jou plaats zeeziek geworden.
Reinier de Hertog. Vertel me eens, Rei-
nier, wie heeft nu dat briefje voor jou zoo
keurig geschreven? Ik kan wel zien dat het
geen werk van jou is. Je bent stellig wel in
je schik nu je vetfioogd bent naar de 5del
klasse
Jacob Griffioen. Wat een ongeduldige
baas ben jij. Ik heb nog meer nichtjes en
neefjes, die raadsels inzenden, en daarom
moet ik ze wel eens een poosje laten liggen.
Het is al meerdere weken geleden sinds ik
wat van Adrie gehoord heb. Hoe' komt dat
zoo, ze is toch niet weer ziek geworden?
Jan Rodenburg. Eeret^vil ik je nog feli-
citeeren met je verjaardag." Wat heb jij veel
mooi9 gekregen, jongen. He'b je de choco
lade al opgegeten? Als het weer zoo nog
een poosje blijft, kun je nog veel gebruik
maken van het nieuwe zwempak
David Brokaar. 'Jij gaat hoe langer hoe
meer vooruit met het raadsels oplossen. Je
hebt nu altijd het vereischte aantal goed.
En nu waren -ze toch heusch niet zoo ge
makkelijk
Wat een geleerde bol zul je worden nu
je Fransche les krijgt.
Annie van den Nieuwendijk. Het feest
belooft heel wat, als ik zoo het programma
eens bekijk. Het kan best zijn dat ik ook
nog eens kom kijken. Je gaat dus in het ver
volg je brief zelf naar het „L. D." brengen*
Dat kan ook heel goed, nu je naar de huis
houdschool gaat. Ik vind het niet erg, hoor,
dat je een tijdje vacantie genomen hebt.
Neeltje van Breda. Bijna heb je alle
raadsels goed. Voor de eerste opgave heb je
wel drie oplossingen, maar de juiste heb je
niet kunnen vinden. Als er een opstel ge
plaatst wordt komt er natuurlijk de naam
van de schrijfster of schrijver bij.
Jo Maa?. Ik zie niet In waarom het