INGEZONÜEN.
HISTORISCHE FIGUREN.
S3SS PUROL
RADIO-PROGRAMMA.
(Builen verantwoordelijkheid der Redactie).
Copie van al of niet geplaatste stukken
wordt niet teruggegeven.
OVER EEN RAADSZITTING.
Geachte Redacteur!
U zult mij zeker wel vergunnen een enkel
woord van verweer te uiten tegen de m. i.
hoogst onjuiste critiek van Uw Raadsover-
zicht-schrijver op mijn houding aan 't slot
van de zitting van Maandag jZ
Niemand ,die op dat moment aanwezig
was, kan ontkennen, dat het de duidelijke
toeleg was van de S.D.A.P. om het debat te
rekken totdat zooveel leden weg waren, dat
zij met hun tienen plus den heer Sytsma de
meerderheid uitmaakten. Waar het reeds
bijna kwart voor twaalf was, kon het on
derscheiden raadsleden niet kwalijk wor
den genomen, dat zij er genoeg van hadden.
Was men nu van S.D.A.P.'sche zijde nog
ingegaan op het voorstel Wilbrink om de
bespreking te schorsen, dan was alles nor
maal verloopen. Maar dat wilde men niet.
Men wilde in een onvoltalligen Raad door
blijven praten tot men de meerderheid had.
Dat 2 langademige S.D.A.P.'ers, de heeren
Kooistra en Groeneveld, die de kunst ver
staan met veel woorden niets te zeggen,
beiden nog na de repliek van Mr. van
Eek (toen dus het debat feitelijk was afge-
loopen) het woord vroegen, wijst daarop. En
ook, dat toen de heer Huurman voorstelde
de debatten te sluiten, de heer Kooistra
dadelijk het woord vroeg over dal voorstel.
Toen was het welletjes.
Toen heeft inderdaad de rechterzijde door
het quorum te breken zich verweerd op de
eenige wettige wijze ,die toen mogelijk was.
Zeker is 'dit geen alledaagsch middel.
Maar het is niettemin politiek volkomen ge
oorloofd tegen de tyrannie eener minder
heid.
Dat Uw overzichtschrijver zoo weinig po
litiek benul aan den dag legt door dit sabo
tage te noemen bewijst dat hij de beleeke-
nis van hetgeen gebeurde niet inzag.
Met dank voor de plaatsing,
Hoogachtend,
T. S. GOSLINGA.
Voor zoover ons bekend, heeft rechts al
tijd nog de meerderheid in den Raad, zoo
dat, wanneer de S.D.A.P. het voornemen
zou hebben gehad, door den heer Goslinga
aangevoerd, dit altijd gemakkelijk was te
verijdelen. Behalve de wethouders behoef
den slechts 8 leden te blijven, w.o. zelfs de
leden van den Vrijheidsbond in dit geval
begrepen! Maar raadsleden hebben, ook al
willen wij erkennen de onnoodige langdra
digheid en vasthoudendheid der S. D. A. P.
in deze kwestie, altijd nog een plicht te ver
vullen en kunnen niet eenvoudig wegloopen
wanneer zij het persoonlijk „welletjes" vin
den! En zeker niet een wethouder. De heer
Goslinga moge dat „politiek verantwoord"
noemen, het doet ons genoegen dan niet
zijn „politiek benul" in dezen te bezitten!
Al zou de minderheid obstructie, voeren
wat wij natuurlijk niet zouden aarzelen
scherp af te keuren dan past het de
meerderheid, en nog wel onder aanvoering
van een wethouder, dus een der schragers
der orde, niet om langs zoo'n weg, als nu
gevolgd, deze te breken.
Schrijver van „Uit de Raadzaal".
o
KAN LEIDEN'S SCHOONE
STADHUISTOREN NIET
HERBOUWD WORDEN?
Het advies van de desbetreffende afdee-
h'ng der Rijkscommissie voor Momumenteu-
zorg over den herbouw van het Leidsche
Stadhuis, zal belangstellenden niet geheel
bevredigen.
Waarom wordt van hel vraagstuk dat de
toren oplevert niet een even diepgaande
studie gemaakt als van den voorgevel?
Dat de glorieuse uiting der voorvaderen
in zulke ongemeen schoone vormen als we
lot voor kort mochten bewonderen in het
Leidsche Stadhuis heel waarschijnlijk ook
bet nageslacht overgeleverd zal worden is
gelukkig. Maar kan uit de conceptie voor
bet oude extérieur de toren gemist wor
den? De Leidsche stadhuistoren, de fraaiste
Tan ons land. zoo mooi vaD verhoudingen,
200 uiterst sierlijk van vorm, waarvan de
voornaamste kunsthistorici getuigen dat
deze fier omhoogrijzende met zijn typische
vormen het pittoreske aanzien van het ge
heel verhoogt en dat als karakteristiek on
derdeel van het monument moet worden
aangemerkt!
Hel is wonderlijk hoe fijngevoelig de
bouwmeester met kenmerkende Gotische
motieven die aan tal van Nederlapdsche
Gotische monumenten voorkomen een be
kroning voor den Hollandsche Renais-
sance-gevel concipieerde waardoor een zóó
harmonisch geheel ontstond. Telkens als
men fcenoot bij den aanblik van het Leid
sche raadhuis deelde de toren, als ondeel
baar stuk van het geheel, vooral in de be
wondering.
HpI verwondert dan ook velen dat de
Commissie, die zulke sterke argumenten
aanvoert in haar advies ten aanzien van
net raadhuis zelf. zoo zwak is in haar be
wijsvoering bij het prijsgeven van <L*n
toren Moet de invloed der leden van de
Lommissie die principieel tegen dergelijke
restauratie zijn, zij het dan ook onbe
wust. zespeurd worden?
Inzake de nipuwere bouwkunst zal een
meer bevoegd oordeel dan van Berlage nau
welijks zijn aan te wijzen maar het advies
^an dezen bouwmeester over oude gebou
wen wordt niet door ieder gedeeld. Zoo wer
en het Kommandantshuis aan den Dam
ha,sle!dam de Waalsche Kerk met
ar '£aai torentje te Rotterdam, op advies
'n Herlage gesloopt* in beide gevallen
oest hef oude voor hel nieuwe wijken,
wat!» ?en °u<* ^dhuis behoort een toren
a i functioneerde in menig opzicht,
uus de voorgevel zonder de daarbij be
hoorenden toren gelaten wordt blijft die
gevel verminkt
Een nieuw stadhuis behoeft strikt geno
men geen specialen toren want deze maakt
geen integreerend deel daarvan uit, der
halve is in de nieuwbouw een toren te ont
beren.
Nu rest de vraag: Is de oude toren weder
op te richten? De Commissie antwoordt
daarop ontkennend en baseert haar mee
ning op drie gronden, die, als ik hel wel be
greep, zijn:
lo. Er is bijna niets van dit bouwwerk
overgebleven.
2o. De beschikbare teekeningen zijn mis
schien onjuist.
3o. De oude plaats is wellicht ongunstig
voor het ontwerpen der plattegronden.
Het eerste punt kan voor sommigen vol
doende zijn om de andere twee punten niet
eens nader onder oogen te zien.
Was dit het standpunt van velen der
commissieleden? Deze quaes tie is te belang
rijk om de bijzonderheden niet na te gaan.
In het eerste punt geeft het woordje
bijna te kennen dat er nog iets over bleef:
fragmenten zullen er wel gevonden zijn die
zoowel» aanwijzingen voor het materiaal a's
voor de bewerking kunnen opleveren. In
elk geval is de grondslag van den toren
overgebleven.
De wijze waarop de commissie bet tweede
punt poneerde stelde teleur. De commissie
meent n.l. dat. nu geconstateerd was dat in
een teekening waarschijnlijk voorkomende
in een aflevering van „Oude bestaande ge
bouwen door J. H. Leliman in 1872, gelee-
kend op kleiner dan 1/200 der ware groot
te, een of meer moeten voorkomen met een
verschil van 1 meter. Op zulk een teeke
ning wordt 1 meter nog geen halve mill-
meter.
Voor me liggen deze teekeningen van
Leliman in fijn geteekende lithografie. Van
den toren zijn zes bladen 55 X 35 centi
meter groot. Het eerste geeft een aanzicht
van den toren op 1/100 der ware grootte
waarbij de steenlagen en zelfs de grootte
der leiën zijn aangegeven.
Het tweede blad toont de opstand-door
snede van den vjerkanten romp op 1/40 be
nevens pinakels op 1/10.
Het derde blad geeft de verticale door
snede en de plattegrond ter hoogte der ba
lustrade op 1/40.
Het vierde blad toont de balklagen op
drie verdiepingen en détails van het trap-
torentje op 1/40 terwijl het vijfde en zesde
blad de verticale doorsnede van de toren
helm met acht dwarsdoorsneden op 1/40 en
een détail van de balustrade op 1/10 der
ware grootte aangeeft.
Op al deze zes bladen zijn de détails zoo
volledig mogelijk en scherp geteekend met
aanduiding der constructie. Er worden vrij
veel monumenten uitgevoerd waarbij de
architect heel wat minder gegevens ver
schaft!
Tegenover het vermoeden van de com
missie dat deze teekeningen onjuistheden
kunnen bevatten kan men niet meer de
overtuiging stellen dat deze teekeningen ie
werkelijkheid nauwkeurig benaderen.
Wordt de geheele toren niet op drie schalen
volledig weergegeven gedrukt op zeven
groote bladen? (Want op de gevel teekening
is ook de toren nogmaals a! is het dan op
plm. 1/200 afgebeeld en Leliman was een
consciëntieus mensch).-
Is de toren dus met de ten dienste staan
de gegevens bijna volmaakt te recon-
strueeren, de plaatsing (en dit behandelt
het derde punt) kan zeer zeker geen on
overkomelijke moeilijkheden opleveren.
Waar volgens de commissie 1070 M2.
terrein beschikbaar behoort te zijn voor het
geheele complex daar zal toch wel hoog
stens 50 M2. ergens gereserveerd kunnen
worden voor den toren. De commissie
achtte een nieuwe toren, wenschelijk dus
is de plaats alleen (of wellicht) het bezwaar.
Hoewel de onderlinge plaatsing der deelen
bij een restauratie gehandhaafd dient te
worden zou in dit geval, nu het directe ver
band tusschen toren en overig gedeelte ont
breekt. een verschuiving van de Dlaats des
torens evenwijdig van den gevel eenige me
ters toegelaten kunnen worden.
Daareven las ik het verstag der vergade
ring van den Bond van Nederlandsche Ar
chitecten te Leiden over het onderhavige
geval gehouden. Hoezeer het me verheugt
dat. de Bond v. Ned. Architecten eenstem
mig voor het behoud der gevels is, toch be
treur ik het en ongetwijfeld velen met mij,
te lezen onder punt II dat: „Van een herstel
van den toren in den ouden vorm helaas
geen sprake kan zijn." Hierbij was ze'fs
geen toelichting! Aan Leidens Vroede Va
deren thans de beslissing.
J. J. GERSTEL.
Rotterdam, Juli 1929.
o
STADHUISBOUW.
Er is al zooveel geschreven en gesproken
over het Stadhuis, dat het eind nog ver te
zien lijkt. Ik vind het prachtig dat daar een
commissie voor benoemd is, om daarover te
beslissen, maar m. i. moet de Leidsche bur
gerij daarin ook eens een woordje mogen
meepraten, door b.v een vrijwillige stem
ming te houden voor alle meerderjarige inge
zetenen over herhouw of nieuwbauw.
Het zou mij dan niet verwonderen,
dal de overgroote meerderheid voor nieuw
bouw zou stemmen.
Herbouw van den gevel blijkt mogelijk te
zijn, maar herbouw van den toren wordt
als onmogelijk beschouwd. En juist daar zit
het hem in. Als men ons oude Stadhuis
voor den geest haalt, maar dan zonder
toren, dat lijkt immers op niets. Al wordt
de gevel nog zoo mooi hersteld, dan blijft
men altijd den toren met zijn bekend klok
kenspel missen. En dat gemis zal zich na
herbouw nog meer doen gevoelen.
Bij algeheelen nieuwbouw wordt het leed
gauw vergeten, maar bij herbouw (zonder
toren) zal men altijd herinnerd worden aan
wat eens de trots van ieder Leidenaar was.
Hier is het bekende spreekwoord van toe
passing: Bezint eer gij begint. Berouw komt
steeds le iaat. Geef ons Leidenaars een
modern Stadhuis. Zie naar het pronkstuk in
Rotterdam.
P. v. d. LINDEN.
XIII
IETS OVER GOETHE EN ZIJN OMGEVING.
IV.
De laatste vlam.
Goethe is als Molière en Napoleon. Men
houdt maar niet op over hen te schrijven
en te publiceeren Boeken en tijdschriftar
tikelen volgen elkaar op en belichten
telkens opnieuw iets van hun groote
figuren, varr hun voor de eeuwen gedaan
werk. Over Goethe is een bibliotheek vol
geschreven Hij zou met den heerscher van
Thebe, met Oedipus, kunnen zeggen,,Ik,
wiens naam heel de aarde vervult../' Id
de jaren na den oorlog, zelfs toen het
drukken en uitgeven zoo hooge kosten ver-
eischte, kwamen er werken in drie deelen
over hem uitik noem maar Ludwig's ge
weldige studie: Goethc, Geschichte eines
Menschen er. dan kon het den journalisten,
die uit den aard hunner betrekking veel
couranten in handen krijgen, overkomen,
dat zij op één dag eeD artikel zagen van
Hans Knudsen imet „Nieuws over de-n too-
neel-directeur Goethe", een 'ander van
graaf d'Haussonville over Goethe en me
vrouw De Stael". waarin Goethe's hooge
superioriteit dooT dezen Franschen geleer
de. evenals door *den redacteur van do
„Te-mps", die het artikel van a-anteekenin-
gen voorziet, duidelijk in het licht wordt
gesteld, en een derde artikel van dr. Lud-
wig Stettenheim over Goethe's laatste
liefde." Alles op één en denzelfden dag!
Ja, Goethe leeft.; hij is onsterflijk in het
rijk der gedachte, overal, waar men leest
en denkt.
Het is lang geleden, dat ik aanteeke-
ningen maakte uit die publicaties. Ik heb
er voor eenigen tijd in een ander blad van
ons land iets over geschreven en toen de
gelijktijdige verschijning dier drie artike
len vermeld. Nu mijn ..historische figuren"
mij gebracht hebben in den kring van den
grooten man van Weimar, van den grooten
Duitscher, veroorloof ik mij op ..Goethe's
laatste liefde" terug te komen. Wat ik nu
schrijf, zij een tegenhanger van mijn arti
kel van 22 Mei, waarin ik sprak over zijn
„Jeugdliefde".
Er is meer dan de gemiddelde lengte
van een menscheDleven tusschen die twee
liefdes. Op Charitas Meixner, Gretehen
Wagner, Friederike Brion ziin tal van an
dere vrouwen gevolgd, die Goethe liefhad
den of welke door hem werden bemind.
Vrouwen met namen, die door de eenwen
leven, omdat hij haar liefhad, en over wie
ik misschien later zal schrijven, al is het
niet mijn plan Goethe's onuitputtelijk rijke
leven in zijn geheel, zij het ook in grove
trekken, te volgen Goethe's laatste liefde
is wellicht de minst bekende, doch is zij
misschien niet de ontroerendste, omdat zq
eindigde met de stille ontzegging, die de
dichter zich oplegde en... omdat zij de
laatste heldere vlam was van een vuur.
dat zijn leven lang zoo heftig gebrand
had 1 Die laatste liefde voort ons naar Wei-
mar: Goethe is dan 72 jaar oud, een
gToote. sterke arbeidskraohtige man, Ex
cellentie én minister, beToemd over de
wereld. Zijn naam is van magische kracht
voor velen; vreemden, Engelschen zelfs,
trekken als ter bedevaarte op naar zijn
woonplaats Hij straalt in de glorie van
zijn hoogeD roem. De trotscbe houding,
waarover in zijn jeugd „Frau Aja." zich
verwonderde, is geworden tot een impo-
neerende Een grijsaard, die nog jareü te
leven heeft, en die zich jong gevoelt en
zijn leeftijd niet zou doen vermoeden. Zoo
zien wij heiïL
Die griisa-ard heeft lief; het is een stuk
tragiek, die liefde van den toch 72-jarige.
En wanneer men aandachtig leest wat over
die liefde bekend is, de gedichten en de
brieven en de bekentenissen, uit dien tijd
tot ons gekomen, krijgt men althans zoo
ging het mij den indruk, alsof de dich
ter zelf geen vertrouwen heeft, dat zijn
liefde zal worden beantwoord en tevens,
dat deze laatste liefde, die zich tot ééne
vrouw wendt, ook liefde voor andere in
zich sluit. Dat maakt den strijd, die tot
vrijwillige ontzegging leidde, nog tragi
scher. Goethe's heengaan uit den kring
der Levetzow's is Goethe's heengaan uit
het strijdperk der liefde, waarin hij een
zoo machtig kampioeD geweest was.
Zij heette Ulrike, Ulrike von Levetzow:
ze was zeventien jaar oud. Te Mariënbad
had hij haar ontmoet. Haar moeder kende
hij reeds lang. Hij Doemt het jonge meisje
met naampjes, die een vader en een groot
vader zou geven. Het jonge ding is waar
schijnlijk gestreeld geworden, dat een zoo
beroemd man als Goethe haar zoekt. Ze
is hoogstwaarschijnlijk ook wel eens te
mild geweest met haar kussen, maar aan
een huwelijk met hem dacht zij niet, hoe
wel de groothertog Karl August namens
Goethe tweemaal om haar hand vroeg en
haar een mooi ingericht huis en een lijf
rente beloofde, zoo zij den dichter wilde
huwen.
De dochter laat aan de moeder de beslis
sing over en de moeder aan de dochter. Op
het aanbod wordt niet ingegaan, wat p-eit
voor de onbaatzuchtigheid der Levetzow's,
want de moeder, die een pension hield en
drie achtereenvolgende jaren Goethe als be'
talend gast had, is niet gefortuneerd. Met
den dichter word't een vriendelijke ver
standhouding open gehouden, doordat het
antwoord op het aanzoek voor een ver
liefd man zeker eenige mogelijkheid op °en
vervulling van zijn wensch openliet. Maar
Goethe doorziet de werkelijkheid Hij zal
niet meer naar Mariënbad gaan; voor zich
zelf strijdt hij zijn laatsten strijd uit Doet
hij niet danken aan Hans Sachs in de
Meisfprsinger"? Den wc-'g. dien hij zoo
vaak reeds in zijn leven had gekend, moest
hij opnieuw inslaan den weg die voert tot
zelfopoffering. Wie over deze periode in
Goethe's leven diens eigen gedachten wil
kennen, kan die vinden in zijn Elegie Ma
riënbad 1823), het midden-gedicht van de
Trilogie der Leidenschaft, en in zijn Aeels-
harfen, een jaar eerder geschreven.
Ulrike von Levetzow is niet getrouwd:
„na een man als Goethe gekend te hebben",
zeide zij later, „was het moeilijk anderen
lief te hebben". In haar hoogen ouderdom
heeft zij het een en ander over haar ver
houding tot Goethe medegedeeld. „Eine
Liebschaft war es nicht", verzekert zij en
dat kunnen we aannemen. Een kleine „flir
tation" met onschuldige bedoelingen harer
zijds misschien, geen amourette, al waren
die in dien tijd aan de orde van den dag.
Haar eigen moeder had zulk een verhou
ding met een Ooslenrijkschen graaf, die, om
dat hij katholiek was. niet tot een huwelijk
kon overgaan. Maar we weten nog wat
meer dan die verzekering van Ulrike en nu
tast ik naar het artikel van dr. Ludwig Stet
tenheim.
Deze heeft tweemaal Ulrike bezocht. Zij
woonde toen op haar slot Triblilz in Bohc-
men; haar financieele omstandigheden
waren sedert Mariënbad blijkbaar gunstig
gewijzigd. De bezoeken hadden plaats in
1893 en in 1897. Zij was toen respectievelijk
90 en 94 jaar oud. Voor de wereld, die met
Goethe voortleefde, was zij een legenda
rische persoon. Bij dr. Stettenheim's komst
op Triblilz scheen zij ver van haar werke'-
1 ijken leeftijd af te zijn. Zeker, ze was hard-
hoorig; ze bediende zich van een spreek
hoorn, maar haar wangen waren nog rond,
haar blauwe oogen nog helder. Om haar
mond was een vriendelijke glimlach, die
gemakkelijk overging in een lach. De haren
waren niet wit maar grijzend. Van de be
zwaren van den ouderdom gevoelde zij
alleen maar die der hardhoorigheid.
Haar bezoeker had, waarschijnlijk ujt
bescheidenheid, het gesprek op Goethe go-
bracht. Zelve begon zij daarover. Couran
tenartikelen hadden, volgens haar, haar
verhouding tot den dichteT verkeerd voor
gesteld. Van „Liebschaft" was geen sprak*».
Waarheid en verdichting waren dooreen -
gebaspeld. „Toen ik hem leerde kennen,
was hij twee en zeventig en ik zeventien.
Ik kwam uit Straatsburg, van het pensio
naat, en kende alleen maar Voltaire en de
Fransche schrijvers. Van Goethe had ik
nooit iets geiezen; ik wist ternauwernood
wie hij was en leerde hem kennen als
„Zijne Excellentie, den heer Minister".
Maar juist die onwetendheid beviel Goethe.
Hij kende mijne familie en daar wij het
zelfde huis bewoonden, vroeg hij verlof om
met mij te gaan wandelen. Hij leerde mij
veel en liet mij deelnemen aan zijne mine-
Talogische studiën. Goethe had mijn groot
vader kunnen zijn en als zoodanig be
schouwde ik hem ook. En hij noemde mij
ook altijd zijn dochtertje.
De 90-jarige Ulrike laat den bezoeker
boeken zien. die zij van Goethe heeft gekre
gen: een exemplaar van zijn Wilhelm
Meisiers Wanderjahre en het vijfde deel van
Aus meinen Leben, met eigenhandige op
drachten van den schrijver. Niét onaardig
is wat zij vertelde van Goethe's antwoord,
toen zij, na de Wanderjahre gelezen te heb
ben, begreep, dat daaraan iets anders moest
zijn voorafgegaan.
„Ja zeker", had Goethe gezegd, „daarin
heb je volkomen gelijk, maar dat mag je nog
niet iezen; dat zal ik je vertellen". Uren
lang had hij daarop met haar op een bank
gezeten en haar verteld van de Lehrjahre
van denzelfden Wilhelm Meister.
Natuurlijk bevatte Triblitz kleine herin
neringen aan Goethe, die de bewoonster
bewaarde. Op een er van was zij zeer
trotsch. Haar grootvader van Brösighe was
het petekind van Frederik den Groote. De
brief, waarin dit door den vorst was mede
gedeeld, was nog aanwezig, doch ten tijde
van Goethe reeds zeer gehavend. Goethe
plakte het stuk netjes voor haar op en
schreef er de woorden bij. die eenigszins
gewijzigd in zijn werken zijn opgenomen,
n.l. de volgende rijmelarij:
Das Blatt, wo seine Hand geruht,
D;e einst der Welt geboten.
1st herzustellen fromm und gut:
Preis Ihm, dém gröszen Toten. (2)
De bezoeker van het slot wordt het ge
heele huis rondgeleid. Zoo komt hij in de
slaapkamer der eigenares, waar. boven het
hoofdeind van hri bed. een kopergravure
hangt, in houten lijst. Daaromheen is een
lauwerkrans gevlochten.
„Zoo zag Goethe er uit, toen ik hem
kende. Zoo leeft hij in mijne herinnering",
zeide het vriendelijke, bedrijvige oudje. Het
was de bekende gravure van Stieler. Maar
dr. Stettenheim heeft óók oogen voor een
portret van haar zelve uit dien lijd cn
hij begrijpt Goethe's verrukking over het
jonge meisje, dat zijn levensavond bestraal
de met den glans harer jeugd.
Vier jaren gaan voorbij, 't Is het jaar
1897. Weer klopt de Goethe-vriend aan de
slotpoort van Goethe's vriendin Hij vindt
de eigenaresse om zoo te zeggen niets ver
anderd.. De lieve oogen glanzen als weleer.
Het is dezelfde innemende gastvrouw. En
zij vertelt weer; zij vertelt weer van de ge
lukkige dagen uit haar lang vervlogen jeugd.
Dierbare herinneringen komen boven. Na
tuurlijk spreekt zij over „hem".
Goethe noemde mij niet alleen zijn
dochtertje, zijn kind. maar hij aanschouwde
mij ook als zoodanig. Hij zeide tot mijne
moeder, dat hij een zoon zou willen heb
ben, dien hij met mij kon laten trouwen.
Ik was. volgens hem, nog zoo kneedbaar,
dat hij mij heelemaal naar zijn zin kon
vormen en opvoeden. Goethe heeft mij
steeds veel verteld, veel geleerd. Ik had
voor hem een diepe vereering".
Vertelde zjj dr. Stettenheim wel alles? Was
het niets dan „diepe vereering" voor den
imponeer enden grooten man? En haar kus
sen .waarop Goethe zinspeelt („der Kusz,
der letzte", zegt hg; bet moeten er dos
meer geweest zijn) waren dat alleen uitingen
van diepe vereering? Toen zg in de jaren
na Mariënbad verscheidene huwelijksaanzoe
ken had afgewezen, zeide haar moeder: ,.Je
badt destijds toch Goethe moeten trouwen".
Was er dan tóch iets, iets dat een ander
karakter had dan dat van diepe vereering?
RECLAME.
Zonnebrand
8789
Maar. ik herinnerde reeds aan haar woord,
dat wie Goethe's conversatie had genoten,
niet meer tevreden kon zijn met die van an
dere mannen. Doch dat schijnt mjj een ta
verstandelijke overweging om Ulrike's weige
ringen op het eene huwelijksaanzoek na het
andere te verklaren. Een feit is het, dat
Ulrike, de bekoorlijke Ulrike, de gevoelige
Ulrike, ongetrouwd bleef in weerwil van
veler mannen wensch. Mogen we daaruit be
sluiten. dat tóoh Zou werkelijk het jonge
meisje eenige liefde voor den grijsaard
hebben gevoeld en is ten slotte de grijsaard
ae verstandigste geweest? ..Ik ben wel laat
verstandig geworden, maar ik bon het dan
toch geworden", zeide Goethe eens. Dacht hij
daarbij aan zijn besluit, niet meer naar Ma
riënbad terng te keeren?
Twee jaar na dr. Stetterheiin's laatste
bezoek aan Triblitz stierf Ulrike. Hij kreeg
daarvan het volgend bericht:
..Onze lieve Frau Baronin is rustig en zacht
ontslapen, zonder voorafgaande ziekte. Aan
den vooravond van haar sterfdag heeft zjj
nog met haar neef Adalbert von Rauch kaart
gespeelt» en Is. zooals gewoonlijk, om ;ien
uur naar haar s laapkamer gegaan. Tegen drie
uur riep zij haar kamenier en verlangde een
kop tbee, die haar echter niet smaakte.
Tegen zes uur is zij zonder doodstrijd zacht
ingeslapen".
Aldus eindigde het leven van haar, die
Goethe's laatste liefde was geweest, van wie
hij diebt. dat hij haar geheel in zjjn hart
draagt en riet begrijpen kan .dat zij nog
elders kan zjjn. Ulrike von Levetzow, voor
ons een ©enigszins raadselachtige figuur in
de drie jaren, dat Goethe de kamer bij haar
moeder te Mariënbad betrok, blijft echter in
de herinnering voortleven, omdat hij, de
groote Goethe, haar heeft lief gehad.
A. J. BOTHENIUS BROUWER.
(1) De artikelen van 8 en 22 Juni waren
abusievelijk genummerd XII; dit moest zijn
XI en XII.
(2) Men zal zich herinneren mt II „Bij
grootvader, den burgemeester", welk een
vereering Goethe voor Frederik den Groote
bad.
700R VRIJDAG 19 JULI.
Huizen, 1875 M. 10.00—10.15: Mor-
"enwijding 12.15—2.00: Concert door het
AVRO.-Kwintet 2.05—2.30: Graraolooli-
muziek 2.303.00: Lezing door A. Radix
over: Leekehulp aan zieken van geest
3 003.4ö: Concert door het AVRO.-Kwin
tet 1.155.15: Orgelconcert door Jac.
Bonset 5.15—7.15: ..La Traviata", Opera
van G. Verdil (Gramophoonplaten) 7.15
7.45: Spreekuur van den radiodokter
8.01—8.15: Gramofoonmuziek 8.15 Kur-
haus Scheveningen Symphonie-concert. Het
Residentie-Orkest. Intermezzo: Declamatie
door Kommer Kleyn. Na afloop van het
concert: Persber. Daarna: Dansmuziek
12.00: Sluiting.
Hilversum, 1070 M. (voor 6 uur 298 M.)
11.00—11.30: NCRV. Korte Ziekendienst
11 30—12.00: KRO. Godsdienstig half
uurtje 12.151.15: Lunchmuziek door
het KRO.-Trio 1.15—2.00: KRO. Gramo-
foonplatenconcert 4.005.00: Gramo-
loonplatenconcert. NCRV 5.006.45:
•NCRV. Concert. Het Hollandsch harpkwax-
tet 7.00—7.25: KRO. Causerie over:
Karaktertrekken der moderne kuituur
VPRO.-Uilz. 7.35: VPRO-Berichten
7.40VPRO. Voorlezing uit „De Kruistoch
ten" 8.15: VPRO. Concert. Vocale- en
instrumentale solisten 8.50: VPRO. Cur
sus: De ontwikkeling van het vredes-vraag-
stuk 9 30: VPRO.-Concert. Vocale- en
instrumentale solisten 10.00: VPRO.
Lezing over: Door Palestina 10.20:
VPRO. Voorzetting concert.
Daventry, 1554 M- 10.35: Kerkdienst
11.05: Lezing 11.20: Gramofoonmu
ziek 12.20: Sonalenconcert (piano, viool)
12.50: Orgelconcert 1.20: Gramofoon
muziek 420 Pianoconcert 435:
Orkestconcert 5.35: Kinderuurtje 6.20
Tuinpraatjc 6.35: Nieuwsber. 7 05:
Oude clavecimbelmuziek 7.20: Lezing
7.45: Lezing 8.05: Concert. Perfection
Soap workers band. J. lurner, tenor
9.20: Nieuwsber. 9.35: Lezing 9.50:
Nieuwsber. 9.55: Symphonieconcert.
F. Aulori, bas. Symphonie-orkest 11.20:
Een verrassing 1135: Dansmuziek.
Parijs „Radio-Pari9", 1725 M. 12.50
2.10: Gramofoonmuziek 4056.05:
Orkestconcert 6.55: Gramofoonmuziek
8.55: Concert. Orkest., Mile. Georges
zangeres.
Langenberg, 473 M. 7.20: Gramofoon
muziek 7.60: Orkestconcert 12.40:
Gramofoonmuziek 1.252.50: Orkest-
concert 5.55 :Orkeslconcert 8.20: „Die
Hermansschlachl", drama in 6 acten van
Kneip. Daarna tol 12.20: Dansmuziek.
Zeesen, 1635 M. 6.1010 50: Berich
ten en lezingen 12.201 15: Gramofoon
muziek 1.156.20: Berichten en lezin
gen 5.206.20: Concert 6 208.15:
Berichten en lezingen 8.35: ..Berlin wie
es weint und lacht". Volksstuk met zang in
3 bedrijven van O. F. Berg en D. Kalisch.
Muziek van A Conraeii.
Hamburg, 372 M 10.20: Uitz. van
Arbeiders-Sport- en Turnfeesten in Neuren
berg 4.35: Platduitsche humor 6 15:
Concert 8.15 „Drei arme kleine MideJ",
Operette. Muziek van Walter Kollo 10 50
Over den Oceaan. Groeten aan het s s.
Bremen". Concert door de scheepskapel.
Brnscel. 512 M. 5 206.20: Triocon
cert 6.55 Gramofoonmuziek 8.35:
Operaconcert. Orkest en solisten.
3—