ALTIJD WAAKZAAM
EEN MEEVALLER
'Jenny en Nora op hen, terwijl de dokter en
Tante Lize nog niet thuisgekomen waren.
„Wat vreemd 1" zei Jenny, zoodra de jon
gens hun hun avontuur verteld hadden.
„Wat zouden ze daar zoeken?"
„Daar zullen we later wel achter komen,"
zei Bob. „Ik wou eigenlijk maar, dat we
Quick gevonden hadden. We hebben hem
einds Maandagavond niet gezien en ik be
gin nu bang te worden, dat we hem niet
meer zullen vinden."
Dit laatste zei Bob eigenlijk om zijn zusje
geen ijdele hoop meer te laten koesteren.
Hij was van plan naar zijn vader te gaan
en diens toestemming te vragen om op
nieuw op Boschwijk te gaan zoeken, daar
hij het denkbeeld, dat Quick daar was,
maar niet van zich afzetten kon.
„Ik zou bijna vergeten hel jullie te ver
tellen," zei Nora plotseling, nadat zij oen
tijdje over andere dingen gepraat hadden,
„maar toen Jenny en ik thuiskwamen, zag
ik dit papiertje en raapte' het op. We dach
ten dat het leek op de een of andere bood
schap, die in hetzelfde cijferschrift geschre-
van was als helgene, dat Jim uitvond.
Terwijl zij dit zei, gaf zij den jongens een
strookje papier; ze onderzochten het gretig.
„Waar heb je het gevonden?" vroeg Jim.
„In hel laantje, dat jullie doorfietsten,
toen je naar Boschwijk ging," antwoordde
Jenny. „Het snijdt een eindje af en we wa
ren aan den laten kant. Heb je den sleutel
van het geheimschrift en is het werkelijk
een boodschap?"
„Het is een boodschapI Daaraan valt
niet te twijfelen. En wat meer zegt: het is
geschreven op het papier, dat Vader voor
zijn recepten gebruikt!" riep Bob uit
„Wacht eens even, dan zal ik kijken, wat
het beleekent."
(Wordt vervolgd).
door AMBER.
Frits zat wat hij noemde „in de rats".
Oom Karei was bij hen gelogeerd en dat
was opzichzelf natuurlijk prettig genoeg.
Maar in het begin van de volgende week
zou hij met hem naar het circus gaan Dat
was al evenmin iets om over „in de rats"
te zitten. IntegendeelI Wat hem echter zoo
benauwde was, dat zijn vader hem zeker
niet zou laten gaan, als hij deze week een
„briefje" meebracht-
Een „briefje" kreeg je op schooi mee,
als je per week drie of meer slechte aan-
teekeningen in het klasseboek had staan.
En Frits had er a1 twee te pakken. Nu was
bet weliswaar Zaterdag en zelfs het tweeoa
lesuur van den morgen, zoodat de school
week bijna om was, maar het derde uur
üiad hij aardrijkskunde De les ging over
de nieuwe, na den oorlog ontstane landen:
Estland, Lei'land, Litauen en Polen. Maar
dat was dan ook wel zoowat het eenige,
wat Frits er van afwist, want hij had zijn
zaakjes niet geleerd. Hij was gisteravond
met oom Karei gaan dammen, die hem
altijd drie schijven vóórgaf en dan nog
bijna steeds won. Gisteravond had zijn oom
echter een partij verloren. Daar was Frits
wèt trolsch op!
Maar toch was het stom van hem ge
weest, die les niet te leeren Je zou zien,
dat hij juist een beurt kreeg; hij had er in
een heelen lijd geen gehad. En dan kreeg
hij natuurlijk onvoldoende, en een derde
aanteekening, en een briefje. En dan zou
hij niet naar hel circus mogen gaan met
oom Karei.
Frits keek eens naar buiten, waar een
schijnbaar eeuwigdurende regen staag uit
de laaghangende wolken neersiepelde. Ake
lig weer! Alles was akelig vandaag en die
regen hoorde bij zijn stemming. Waarom
had hij die les ook niet geleerd? vroeg hij
zich voor de zooveeflste maal af. Nu was
het te laat, nu ging hel niet meer.
Hij keek nogmaals het raam uit. Op
slraat fietste een slagersjongen met opzet
door de grootste plassen, dat het water
hoog opspatte. Die hoefde geen aardrijks-
kunde-lessen te kennen. Maar of hij de vol
gende week ook naar het circus zou gaan?
Waarschijnlijk evenmin als Frits.
Hemeltje, daar ging de bel all Het twee
de uur was om en nu kwam de aardrijks-
Een schippertje wou er gaan varen;
Het windje, dat woei naar rijn zin.
Hij zou het alleen heel best klaren
En stapte zijn scheepje dus in.
De loopplank was spoedig geborgen;
Toen heesch hij het zeil aan den mast.
Hij maakte zich verder geeD zorgen
En hield maar den helmstok goed vast.
Wat glijdt er het scheepje door 't water,
Dat kabbelt en klotst langs het boord.
Het klotsende watergeklateT
ls 't al, wat de stilte nu stoort.
kunde-les. Kon hij mijnheer maar met iet»
aan het lachen maken Dan zag hij wel eens
een slechte beurt door de vingers. Je kreeg
dan wel een onvoldoende in zijn aanteeken-
boekje, maar hij zette je dan soms niet in
het klasseboek.
Zoo, daar begon de les al. Eerst kreeg
Willem van Veen een beurt; over Estland.
Die wist natuurlijk alles weer. Daar zou hij,
Frits, des te erger bij afsteken. Als mijn
heer tenminste eerst nog maar een ander
een beurt gaf. Maar nee hoorl
„Frits van Dailen," zei mijnheer, „kom
jij eens voor de kaart."
Langzaam stond Frits uit zijn bank op en
mei lood in zijn schoenen en zeer weinig
aardrijkskundige kennis in zijn hoofd
begaf hij zich naar het bord, waaraan de
kaart was opgehangen.
„Zoo," zei mijnheer, „wat was je vorige
cijfer ook weer?" En hij keek in zijn aan
tekenboekje. „Hm! Niet zoo erg best. Maar
enfin, hel zal vandaag wel beter gaan hé?
,.lk ben bang van niet. Ik zou tenminste
niet weten wat U me zou kunnen vragen
wal ik wist," dacht Frits Maar dat zei hij
natuurlijk niet Hij bromde maar zoowat.
„Van Veen heeft een prachtige voordracht
gehouden over Estland," begon mijnheer
toen weer „Vertel jij ons nu eens-iets over
het volgende land. Hoe heet dat ook weer?"
„Litauen," antwoordde Frits.
„Nee jongen," wees mijnheer hem terecht.
„Dat is Letland. Ik zal jullie een ezels
bruggetje leeren, om de volgorde van die
Baltische landen nooit meer te vergeten.
Die liggen namelijk van Oost naar West
precies alphabetisch Estland, Letland, Li
tauen, Polen. Dal i9 dus makkelijk genoeg.
Het volgende land is dus ook niet Litauen
maar Letland. En vertel jij ons nu eens.
Van Dailen, hoe de hoofdstad van Letland
heet."
Het zonnetje gluurt uit den hooge;
Het lacht er one schippertje toe,
Dra knippert hij staag met zijn oogen
En sluimert er zeifs wel te moe.
Het schip wordt een spel van de win
Het mist nu de sturende hand;
De richting kan het niet meeT vinde
't Loopt vast in het riet langs den 1
Een schok schrikt den schipper dra
wakker
Zijn slaap is wel spoedig gestoord. -
Onthoud nu de les waarde makker
Val nooit meer in slaap, hoor, aan bc
Frits keek naar buiten, naar den j
en de plassen, en zweeg.
„Hm! Je wou misschien liever iels
Litauen vertellen, dat je dat zoo
noemde?" bedacht de leeraar. „Hoe
dan de hoofdstad van Litauen?"
Frits staarde nog altijd naar den
buiten en bleef zwijgen. Wat had hij
moeten zeggen? Hij wist niets. Nauwi
hoorde hij, wat mijnheer vroeg en tot
doordringen deed de vraag heelemaal
„Zoo. dat weet je dus ook all niet?
komt dat zoo? Les weer niet geleerd
waarom niet? Nu, zeg eens watl"
Wat moest Frits zeggen? Hij had
enkel excuus.
„Nu?" drong mijnheer aan.
„Het regende zoo", zei Frits verst
en schrok meteen. Wat zei hij nu voo
zin? Dat kwami natuurlijk omdat bi
door naar dien regen buiten had gek
Maar wat had dat er nu mee te maken'
Doch hoorde bij goed? Lachte
heer? Ja, warempel, hij schaterde het
„Die is uitstekend, die is werkelijk u
kend!" lachte hij. „Begrijpen jullie, w;
bedoelt, jongens? Dit geestige, maar li
niet ail te vlijtige jongmensch leert
Hessen, als hij 's morgens door het park
school wandelt. Maar vanmorgen re;
het zoo hard en toen kon hij natuurlij!
schrift niet openhouden. Het is wer
een prachtig excuus! Ga maar gauw i
deugniet en weetniet. Je krijgt natu
een onvoldoende beurt genoteerd, ma
zal je voor dit maal maar eens niet i
köasseboek schrijven, vanwege je gra
openhartigheid.
Frits liep naar zijn bank terug cn
hij weer op zijn plaats ging zitten e
greep, dat hij met oom Karei naa:
circus zou mogen gaan, zuchtte h
zichzelf: „Gossie, wat een meevaller