De Leidsche
Korfbalclub „Fluks"
SPORT.
DAMES- en HEERENLEDEN
FEUILLETON.
De misdaad v. d. Franschen
Brigade-Commandant.
lftk naar die zftde verleggen. Secundaire
toegangen zijn echter bij een gebouw als dit
zeer zeker goed te gebruiken en de daar
aan verbonden bezwaren van npmteverlies
en beperking in de vrijheid van schikking der
lokalen achten wij niet overwegend.
Het is niet zoo eenvoudig een oordeel uit
te spreken over de aesthetische mogelijkheid
van behoud van den gevel-
Er is niemand in onze Afdeeling, die ook
maar het geringste er voor voelt te trachten
aar. het nieuwe stadhuis een krakter te geven
in den geest van dat van den geveL Onze
Afdeeling wenscht een nieuw gebouw, dat,
even onomwonden als het oude, het stempel
toont van den tijd, waarin het ontstond.
En niemand kan zich daarom ontveinzen, dat
het aanzien van het nieuwe interieur geens
zins zal beantwoorden aan de verwachting,
dien de oude gevel wekt. Voor de vlak
achter den gevel liggende vertrekken zullen
ae verhoudingen niet belangrijk behoeven
te verschillen van de oude, men kan zich
daarvoor ook een behandeling denken, die,
zonder eenige vormnabootsing, bjj de oude
oeelen zich harmonisch aansluit, maar het
gebeele wezen van bet nieuwe gebouw zal
tooh volkomen van bet oude verschillen en
moeten verschillen, reeds de ruimte-ontwik
keling dwingt daartoe.
Deze overweging, gevoegd bjj de gedachte,
dat ook de beet uitgevoerde restauratie ons
den ouden gevel niet teruggeven kan, vooral
nu de toppen volkomen jfijn vernield, deed
twee onzer leden, dr. Berlage en dr. Pit,
tot het inzicht komen, dat de overblijfselen
van den ouden gevel niet mogen gehand
haafd worden bft den bouw van het nieuwe
stadhuis.
Zij meenden, dat de nog goed^ bewaarde
onóerdeelen, als de middenpartij met de
stoep, en de drie poortjes, wel verdienden,
als museumstukken, te worden bewaard en
zouden er desnoods toe kunnen medewerken,,
dat zij werden opgesteld aan een voor dat doel
te maken binnenplein van het nieuwe stadhuis-
Maar het behoud van den gevel in zijn geheel
en op zijn tegenwoordige plaats beschouwden
zjj als een te ver gedreven historisme, een
verkeerd-begrepen piëteit, die het nieuwe
gebouw zouden maken tot een miskenning
van het karakter van zuivere bouwkunst.
De tien andere leden van onze Afdeeling,
die medewerkten aan dit advies, de heeren
Van Eerestegn, Hanrath, Van Heeswijk, Kalf,
Leeuw, Martin, Odé, Sluyterman, Van der
Steur en Vogelsang, zijn v3n andere meening.
Naar hun oordeel bleef van den eerbied-
waardigen ouden gevel zoo véél, en zooveel
essentieels, bewaard, dat het niet geoor
loofd is dat op te ruimen. Zij zftn van mee
ning, dat de aesthetische waarde van den
gevel niet uitsluitend is gelegen in de be-
einóigingsvormen, die door den brand wer
den verwoest, maar vooral in de
compositie als straatwand, met het
rhythme van de lange vensterrijen, en in
de prachtige zilvergrijze kleur in de ele
menten kortom, die bleven bewaard.
Zij meenen, dat dit stadhuis ook nog iets
meer en iets anders is dan een architec
tonische schepping alleen, zij zien in den
gevel, met zijn ontroerende opschriften en
de uitgesproken blijdschap van zijn vor
mentaal, de steenen vertolking van een
6temming uit het verleden, do verbeelding
van een allergewichtigst tijdstip uit de
etads- en de Landsgeschiedenis.
Deze aesthetische en historische waarden
kan de gevel gehouden, ook al wordt hij
gerestaureerd en terwille dé&rvan mee
nen zij moet ook het aesthetisch con
trast worden aanvaard, dat zij wel niet
ontkennen, maar dat zij allerminst beslis
send vinden. Zij wezen erop, dat men nim
mer heeft geschroomd bij oude gebouwen
in later tijd nieuwe deelen te voegen in op
dat oogenblik „modernen" trant, dat men
gothische choron heeft aangebouwd bij ro-
maansche kerken en renaissance- of barok-
vergrootingen bij gothische stadhuizen, dat
men herhaaldelijk ook voor middeleeuw-
sche kerken in de zestiende, de zeventiende
en de achttiende eeuw ..moderne" gevels
heeft gezet en dat al zulke contrasten de
gèbotiwen dikwijls boeiender maakten en
ons in den regel niet treffen al9 leelijk of
hinderlijk.
Wanneer het Leidsche stadhuis niet ver
brand was, zou de noodzakelijkheid het be
langrijk te vergrooten, zich ongetwijfeld te
eeniger tijd hebben voorgedaan en zeker
zou geen „modern" architect dan hebben
geaarzeld de opdracht tot het ontwerpen
van deze vergrooting te aanvaarden. Toch
zou een contrast dan evenmin te vermij
den zijn en zou hij bovendien voor onver
gelijkelijk moeielijker vraagstukken ko
men te staan dan thans, nu hij niet door
een bestaande dispositie en alleen door een
zeer bruikbare gevelindeeling gebonden is.
Het scheen den vier architecten onder de
aanhangers van deze meening zelfs een
zeer aantrekkelijke opgaaf voor een be
gaafd bouwmeester aan het hier door de
omstandigheden-zelf gestelde probleem een
ook aesthetisch bevredigende oplossing te
geven,
C. DE TOREN.
De, volgens mr. Overvoerde, vermoede
lijk in de veertiende eeuw gestichte toren
bestond uit een baksteenen romp, bekroond
door een spits van ten deele met leien, ove
rigens met lood, bekleed hout. Het schijnt
aanvankelijk vlak afgedekt geweest te zijn,
verkreeg althans tegen 1460, nadat hij in
1411 was verhoogd, een nieuwe spits. Hoe
wel hij toen veel lager was dan wij hem
hebben gekend, baarde zijn toestand reeds
in 1512 zóóveel zorg. dat aan deskundigen
de vraag werd voorgelegd, of hij niet vei
ligheidshalve behoorde te woTden afgebro
ken. De meeningen waren verdeeld, maar
een Goudsrhe metselaar nam aan hem
staande te houden.
De in 1573 verbrande spits werd in 1577
door een nieuwe vervangen, die omstreeks
1700, met behoud van het oude silhouet,
voor een belangrijk deel werd vernieuwd.
Voor zoover hij niet was ingebouwd, is de
steenen romp in de achttiende of negen
tiende eeuw met nieuwe 9teen bekleed,
waardoor liij zijn karakter grootendeels
verloor.
In 1870 vond men in geconstateerde zet
tingen aanleiding geregeld te controleeren,
of er beweging in het lichaam was.
De telkens blijkende vrees voor instorting
was niet ongegrond, want de constructie
van den toren was allerbedenkelijkst, daar
hij niet alleen, in de richting oost-west. een
met een spitsbogig tongewelf overkluisden
doorgang had. maar ook in zijn noord- en
zuidwanden over twee derden van de
hoogte was doorbroken door met spitsbogen
overdekte openingen, van zoo groole
breedte, dat niet veel meer dan de muur
dikte overbleef voor de pijlers, die deze bo
gen dragen. Toen bij den brand alle balk
lagen door het vuur waren verwoest en de
reeds vroegc-r aangebrachte ijzeren ankers
door vallende stukken vernield, waren deze
pijlers, niet door conlreforten geschraagd,
niet langer bestand tegen den zijdelingschen
druk der bogen, die door het uitwijken van
hun rechtstanden zich vervormden en los
raakten van het overige muurwerk. In de
oostelijke en westelijke wanden van den
toren, die, verzwakt door talrijke later in
gebroken vensters en een rookkanaal, toch
reeds weimg samenhang bezaten, werden
de oude verticale scheuren voortdurend wij
der. De traptoren scheurde los.
Do toestand werd ten slotte zoo bedenke
lijk, dat wij op 16 April Uw College moes
ten adviseeren den toren onverwijld te Ia-
ten afbreken, omdat hij gevaar opleverde
\'oor de belendingen.
Nu op deze wijze niet alleen de spits,
maar grootendeels ook de romp is verdwe
nen, achten wij herbouw in den ouden vorm
fe minder mogelijk, omdat wij in de be
staande opmetingen niet het geringste ver
trouwen kunnen hebben, sinds ons is ge
bleken. dat in de opmetingen van den
voorgevel, van dezelfde hand, fouten voor
komen van 1 M. en meer.
Voor het silhouet van de stad en ook als
dominant en symbool van het stadhuis,
achten wij een toren onmisbaar Het zal
echter goed zijn hem niet te bouwen op de
plaats van den ouden, omdat die, midden
op het bouwterrein gelegen, ons zeer be
lemmerend schijnt voor de dispositie van
het nieuwe stadhuis.
De toren had vroeger het meeste belang
voor het gezicht aan de zijde van de Visch-
markt Wanneer hij in moderne vormen zal
herrijzen, is er alle aanleiding hem aan
dien kant te houden, waar hij kan samen
gaan met het daar te stichten nieuwe front,
onafhankelijk van den ouden gevel. Zijn
juiste plaats daar zal uitteraard door de
compositie van het geheel worden bepaald.
SLOTBESCHOUWINGEN.
Onze Afdeeling in haar geheel acht her
bouw van den toTen in de oude vormen
onmogelijk en sprak met 10 tegen 2 stem
men zich uit vóór het behoud en de her
stelling van den ouden gevel aan de Bree-
straat.
De voorstanders van deze restauratie wa
ren echter verdeeld in hun oordeel hoe
daarbij behoort te worden gehandeld met
de toppen.
Het is een feit, dat de toppen,
zij het dan in scherven, zóó volledig zijn
bewaard, dat het niet a priori onmogelijk
genoemd kan worden ze in hoofdzaak na te
volgen.
Over de vraag, of zulke navolging ook
wenscheiijk is, ontstond in onze Afdeeling
een levendige gedachtenwisseling. Terwijl
de heeren Berlage en Pit, principieel tegen
standers van elke restauratie van den gevel,
hun oordeel niet uitspraken, werden door
anderen twee tegenovergestelde meeningen
verdedigd, die beide aanhangers vonden.
Prof. Odé. de beeldhouwer in ons mid
den, acht het gewenscht, dat nieuwe toppen
worden gemaakt naar de hoewel dan ge
broken toch nog zóó volledig aanwezige
oorspronkelijke. Hij acht dit mogelijk op een
wijze, dat zij het vroegere geheel, en dat ten
volle, in de herinnering zouden terugroepen.
Hij acht het niet gewenscht de toppen
te laten en zeker niet geraden van den ar-
chitectonisch-decoratieven, oorspronkelijken
vorm af te wijken door een nieuwe, vrije
vormgeving, daar hierdoor aan de conceptie
van den oorspronkelijken bouwmeester ge
weld zou worden aangedaan en de pogingen
daartoe z.i. op een teleurstelling zullen uit-
loopen.
Wat het beeldhouwwerk der toppen be
treft, zou ook dat naar het oorspronkelijke
niet slaafs, maar interpreteerend, te co-
pieeren zijn en dit acht hij gewenscht nu
zóó volledige gegevens ons inlichten over
de bedoelingen van den oorspronkelijken
bouwmeester. Op slecht9 enkele deelen na
is daarvan alles nog aanwezig, doch verre
weg het grootste deel door breuk niet meer
toe te passen.
Waar echter enkele deelen geheel verloTen
zijn gegaan en daardoor du9 nieuwe moeten
worden geconcipieerd, zou nader te over
wegen zijn en kunnen worden getracht al
het beeldhouwwerk der toppen nieuw te
scheppen, maar z. i. toch in elk geval met
handhaving van den algemeenen architec-
tonisch-decoratieven vorm der oorspronke-»
lijke toppen en in voldoende harmonie daar
mede.
Tegen het denkbeeld van het copieeren
van het oorspronkelijke beeldhouwwerk
werd aangevoerd, dat, behoudens enkele
inderdaad charmante stukken ornament, het
te zwak is om van een hcdendaagsch beeld
houwer te mogen vorderen het als voorbeeld
te nemen. Men meende ook, dat vroegere po
gingen de onmogelijkheid hebben getoond
beeldhouwwerk te copieeren, vooral wan
neer het, zooals hier, sterk verweerd is
Men achtte het ook een zonde tegen de
historie te willeir.tfei-bergen, dat deze toppen
zijn verwoest en men meende, dat aan de
conceptie van den oorspronkelijken ont-
weTper voldoende recht werd gedaan, wan
neer de caesuren van het dak door dwarse
daken, en de verticale accenten van den
wand door toppen op de oude plaatsen, wor
den hersteld, terwijl de vormgeving van
die toppen dan zou moeten worden overge
laten aan een hedendaagsch architect in
samenwerking met een beeldhouwer.
Met de opvatting van Prof. Odé vereenig-
den zich de heeren Van Beresteijn, Van
Heeswijk. Martin. Sluyterman en Van der
Steur, met de andere meening de heeren
Hanrath. Kalf, Leeuw en Vogelsang
De heer Hanrath zou den gevel nog lievet
zonder toppen hersteld zie» dan met co-
pieën van de oude, de heer Kalf achtte deze
laatste zeer principieel onjuist en bij voor
baat tot mislukking gedoemd, dat het hem
beter voorkwam den gevel te sloopen dan
aldtfs te vervalscheti.
Onze Afdeeling heeft niet verheeKT. dat
in haar midden over een belangrijk onder
deel van deze restauratie groot meenings-
verschil beslaat. Zij kan dit te gereeder
doen, omdat de ervaring heeft geleerd, dat
zulk verschil dikwijls tijdens de uitvoering
van het werk bevredigend wordt opgelost
Zoo stelt zij zich voor, dat over de toppen
niet definitief zal worden beslist, dan na
dat een proef is genomen met de beide
hierboven uiteengezette opvattingen.
Ales hangt er van af, of de leiding iu
goede handen komt en he>t verheugt haar
daarom te kunnen mededeelen, dat de
heeren Van Heeswijk en Odé. die van res
tauratiewerk zoo ruime ervaring hebben, be
reid zijn zich belangloos met het toezicht op
dit werk te belasten, de eerste voor zoo
ver de Minister van Financiën hem daar
toe vrijheid zal willen geven.
Hare beschouwingen samenvattend, heeft
dc Afdeeling de eer Uw College te advi
seeren als volgt:
Aan een onzer beste architecten worde
opgedragen schetsontwerpen te maken voor
een nieuw stadhuis voor Uwe Gemeente, ter
plaatse van het oude, met een nieuwen
toren en een nieuw front aan de Visch-
marfet en met behoud van den te restau-
reeren ouden voorgevel en het daarbij aan
sluitend dakvlak, voor zoover die van
waarde zijn, dus met prijsgeving, desge-
wenscht, van de gedeelten uit 1662 en 1735.
Hem worde volkomen vrijheid gelaten, zoo
wel wat de afbakening en de al- of niet-
vrijlegging van het bouwterrein en de plaats,
van den toren betreft, als ten aanzien der
vormgeving De restauratie van den gevel
geschiedde onder toezicht van de heeren
Van Heeswijk en Odé.
Onze Afdeeling wil ten slotte, tegenover
het gevoelen van hare leden Berlage en Pit,
verklaren, dat naar haar oordeel, nu de mo
gelijkheid van behoud van den voorgevel
mocht blijken, het een zedelijke plicht is van
de Overheid, dat behoud te vrzekeren.
Uit de moties, aangenomen door de com
missie uit de burgerij, den Universiteits
raad en den Senaat van de Universiteit, zat
Uw College zijn gebleken, dat het aanvaar
den van dezen plicht beantwoordt aan het
levendig verlangen van zeer velen, aan wier
iiitspraaik groote waarde moeten worden ge
hecht.
Onze Afdeeling wenscht Leiden het best*
en het mooiste stadhuis toe, dat onze tijd
kan bouwen. Zij ziet, nu de omstandigheden
zelf een nieuw front aan de Vischmarkt
eischen, de mogelijkheid van een gebouw,
dat ook uitwendig getuigen zal van den tijd,
waarin het ontstond, en zij heeft volledig
vertrouwen, dat het talent van onze heden-
daagsche architecten een waardig monument
zal weten te scheppen en daarbij door het be
houd van den ouden gevel eer aangespoord
dan belemmerd zal worden.
Voor wat, met het interieur en den prach-
tigen ouden toren, verloren ging, kan Uwe
Gemeente worden schadeloos gesteld door
het nieuwe geheel, dat, ook voor zoover het
van grooten eerbied voor het verleden ge
tuigt, uitdrukking zal geven aan wat er
leeft in onzen tijd, en dat aan de historische
herinnering-zelve grooter geestelijke betee-
kenis zal ontleenen dan een volkomen
nieuw gebouw bezitten kan.
De Afdeeling B der Rijkscommissie
voor de Monumentenzorg:
.T. A. G. VAN DER STEUR, Voorzitter
KALF, Secretaris.
WATERPOLO.
R.Z.C.—POELMEER.
Hedenavond zal in Den Haag een polo-
wedstrijd gespeeld worden PoelmeerR.Z.C.
ROEIEN.
OFFICIEELE BELANGSTEL
LING VOOR GUNTHER.
Naar wij vernemen, hebben de Ministers
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
en van Binnenlandsche Zaken en Land
bouw een zeer vleiend schrijven gericht tot
den beer Gunther, den overwinnaar van
Henley.
RECLAME.
VRAAGT
Inlichtingen en opgave aan het secre
tariaat: Hugo de Grootstraat 4 of op he
Oefenveld Kanaalweg nabij Wilhelmin:
brug, op Woensdag-, Donderdag- en Vrij
dagavond van 7.30 tot 9 uur. 825!
Vanaf heden voor nieuwe leden h-ainin;
iederen avond van 79 uur 2e twaalfh
voor de a.s. competitie 2e klasse N. K.
CRICKET.
MET DE FLAMINGO'S OP REIS.
Van 20 tot 30 Juli zullen de Flamingo'?
een toer maken in Engeland, waar zes wed
strijden worden gespeeld. Naar wij verne
men zal onze stadgenoot, d>e heer W. Eige-
man (Ajax) deel uitmaken van het elftal.
FLAMINGO-JUNIORES-
TOURNOOI
Maandag en Dinsdag a.s. wordt dooi
V.R.A. te Amsterdam het jaarlijksche Fla-
mingo-Juniores-Tournooi georganiseerd. He!
Leidsche elftal, dat aan deze wedstrijden
zal deelnemen, is samengesteld uit: A. van
Goor (aanvoerder), D. Boon, J. Buurman
J. Godding, Ch. van Goor, H. Jonker en H
de Vrind, leden van Ajax en A. van.Es,
F. van Es, W. Kapaan en Gh. Lama:,
leden van L. C. C.
SCHAKEN.
OM HET WERELD
KAMPIOENSCHAP
De wedstrijd om het wereldkampioen
schap schaken tusschen dr. Aljechin e
Bogoljubow, die uitdager is, is thans off
cieel vastgesteld. Gisteren werd de over
eenkomst onderteekend. De wedstrijd begin!
op 5 September a.s. te Wiesbaden.
KORFBAL.
FIKS (Oegstgeest)".
De competitiewedstrijd Fiks IK.V.S. I
is door Fiks gewonnen met 41. Dit is de
eerste competitiewedstrijd, die door Fits I
is gewonnen.
Fiks II verloor met 70 van Pernix.
-ö-
TIJDSCHRIFTEN.
„SPORT IN BEELD" opent met een toto
van Gunther op de eereplaats, terwijl verder
ruimschoots aandacht wordt besteed aan
de T.T.-races bij Assen; de zwemwedstrijden
te Leiden en Rotterdam, en het tennistour-
nooi te Wimbledon.
RECLAME.
■{la*. del. -^endeu^.
$271
Naar
A. CONAN DOYLE.
Geen van de vijanden bad bij de Engel-
schen in Wellington's leger een zoo
onverzoenl ijken haat opgewekt als één
Franschman onder Massena's strijdmacht.
Deze had een zóó ongehoorde misdaad be
gaan, dat de lieden in Engeland zelf de
vuisten balden.
De pleger van dat vreeselijke heelt*
Elienne Gérard, brigade-commandant bij de
huzaren, de vroolijke, jolige Etienne, de
litveling der dames en der zes brigades
van de lichte cavalerie.
Het vreemde was, dat hij zichzelf niet
bewust was van het onvergeeflijke dier
daad, welke hem een strop zou bezorgd
hebben, hadden de Engelschen hem te pak
ken gekregen.
Integendeel, hij vond dat avontuur ten
tijde van Napoleon heel amusant en ver
telde in zijn eenvoudig café graag het vol-
gende verhaal:
Het liep tegen het einde van 1810, dat
ik en Massena en anderen Wellington te
rugdrongen en wij alle hoop koesterden hem
en zijn leger de Taag in te drijven. Doch
op een kleinen afstand voor Lissabon ont
dekten wij, dat wij verraden waren, want
daar had de Engelschman een sterke ver
dedigingslinie opgeworpen, waar wij on-
mogelijk ons doorheen konden wringen. Wij
konden nu niet anders doen dan zoo goed
mogelijk haar blokkeeren
Op zekeren dag werd ik bij Massena in
zijn tent geroepen. Hij staaTde mij ernstig
aan; ik voelde dat hij zenuwachtig was,
niet op zijn gemak, maar mijn komst scheen
hem goed te doen; het is prettig om met
dappere mannen in contact te komen.
„Kolonel Etienne Gérard," sprak hij, „ik
heb altijd hooren zeggen, dat u een onder
nemend kranig, officier bent."
Ik kon moeilijk dit zelf bevestigen, ik
salueerde, terwijl ik de sporen aan mijn
hakken deed rinkelen.
„Welnu, ziehier een plan vóór u; niet
moeilijk te raden wat ik van u ga vragen.
Daar hebt u de omgeving van Torres Ve-
dTas. U ziet hoe vèr-strekkend zij is; kan
men daar doorheen komen, dan hebben we
vijf en twintig Eng. mijlen open veld, dat
tusschen hen en Lissabon ligt. Het is van
het hoogste belang voor mij om te weten,
hoe Wellington's troepen aldaar verspreid
liggen, en het is mijn wensch, dat u zich
daarvan op de hoogte stelt."
Zijn woorden deden mij huiveren.
„Generaal," zei ik, „het is mij niet mo
gelijk als kolonel der lichte cavalerie spion-
nendiensten te doen".
Hij glimlachte en klopte me op mijn
schouder.
„Je zoudt geen huzaar zijn, om niet zoo
warmbloedig te antwoorden. Als je goed
toeluistert, zul je ontdekken, dat ik je niet
gevraagd hebt om voor spion te spelen.
Wat zeg je van dit paard"
Hij was met mij naar buiten getreden en
daar werd een pracht van een dier rond
geleid. Ik trilde van genoegen over dat
kranige exemplaar,
„Dit is," zei Massena, „Voltigeur", het
snelst loopende paard uit ons leger. Ik
zou wenschen, dat ge hedenavond weg-
reedt, uw weg rondom de vijandelijke
linies uitvondt en mij berichtte den sland
hunner zaken Een uniform moogt ge dra
gen, dus'mocht ge gevangengenomen
worden, zijt ge voor spionnendood gevrij
waard. Het is mogelijk, dat ge onopgemerkt
door de voorposten komt, want de pos
ten staan zeer verspreid. Zijt ge daar een
maal aan .voorbij, dan kunt ge bij dag
licht alles vermijden, wat u in den weg
mocht komen, pn kunt ge, de wegen ver
mijdend. misschien onopgemerkt ontkomen.
Zijt gij morgenavond niet teruggekeerd, dan
begrijp ik, dat gij gevangengenomen zijt."
Hoe zwol mijn borst, toen ik, in het zadel
springend, dit wondermooie dier deed galop-
peeren voor de oogen van mijn meester!
Ik trok mijn sabel en bracht hem mijn
groet en reed uit naar mijn eigen kwar
tieren. waar het nieuws reeds mijn man
nen bereikt had. Wat waren zij trotsch
op hun kolonel en ik op hen! Zij verdien
den een onversaagden chef.
De nacht beloofde stormachtig te wor
den, wat mij wel aanstond. Een fijne re
gen begon te vallen; er was geen maan,
alles was somber, doch mijn hart was
licht bij de gedachte aan de eer, mij te
beurt gevallen, en de glorie, die wachtte.
Deze tocht zou één zijn van de schit
terende series, die mijn sabel in een staf
zou doen veranderen. O, wat hebben we
ons al gedroomd; wij, dwaze jeugd! Had
ik kunnen voorzien, op dien nacht, waar
in ik wegreed, ik de verkorene onder 60,000
man, dat ik mijn leven eindigen zou met
het planten van kool met een inkomen
van 100 francs in de maand!
Mijn weg bereed ik zeer rustig, daar het
donker was „Voltigeur" stapte kalmpjes
voorwaarts, de leidsels bad ik los in de
hand en ik liet hem zijn gang gaan.
Drie uren lang vorderden wij op deze wijze
in de richting, met Massena overlegd, en
het scheen mij toe, dat alle gevaar ach
ter me lag. Ik zette er wat meer vaart in,
omdat ik bij zonsopgang in de achterhoede
van het heele leger wilde zijn. Massena ech
ter had de versterkingen van den En
gelschman onderschat; in plaats van één
linie, vond ik er drie en de laatste bleek
de lastigste. Terwijl ik doorreed, voldaan
ever het tot nog toe bereikte succes, gloeide
er plotseling een lantaarn vóór me, zag ik
den glans van geweerloopen en de scher
men ng van een roodjas.
„Wie daar?" schreeuwde een stem, en
wat voor een steml Ik week uit naar
rechts en rende als een bezetene er van
door; een dozijn kogel9 suisden mij ach
terna, maar ik hield mijn hoofd koel en
de vaart eT in, totdat ik niets meer waar
nam en vaststelde, dat ik de vijandelijke
linies gepasseerd was. Doch opeens
nog voel ik den schok als ik er aan terug
denk opeens knakte mijn paard zon
der zucht of 9teigering dood onder mij
neer!
ZondeT dat ik het had bemerkt, was
een kogel door zijn lijf gegaan; het edele
dier wist van geen wijken en had door-
geTaced. zoolang er leven in hem was.
Daar stond ik nu. een huzaar zonder
paard; wat moe9t ik beginnen met mijn
laarzen, mijn sporen, mijn klinkende sabel!
Ik was diep in de vijandelijke linie doorge
drongen; hoe zou ik er ooit weer uitkomen?
Binnen een halfuur tijds zou het dag zijn
het hart zonk me in die schoenen. Maar
dat duurde niet lang; na mijn wanhoop,
verkilden mijn hersenen tot ijs en gloeit
mijn hart als vuur. Ik stond van mijn paa^:
overeind en overlegde wAt te doen. Ik be
gon „Voltigeur" van zadel, halsters en teu
gcis te ontdoen, die ik in den grond weg
stopte, opdat niemand zou weten, dat hier
een Fransch paard was geweest Daarop
verliet ik hem en besloot gedurende den da?
mij te verschuilen en 's nachts mijn we;
verder te zoeken. Rondom mij zag ik in de
verte kampvuren en ook reedis gedaanten,
die zich bewogen. Gelukkig ontdekte ik niet
ver van mij een groot vierkant huis, waar
aan nog een langv-laag gebouw grensde.
Drie wegen kwamen daar samen en ge
makkelijk herkende ik, dat hier de po9a<h
of wijnkroeg was. Alles was er nog donker
en ik begreep, dat dergelijke aangename
kwartieren zeker bewoond werden door
iemand van voorname positie. Ik heb ge
leerd, dat, hoe dichter het gevaar nabij is.
des te veiliger de plek is, waar je je beviDd!
daarom was ik vast besloten deze wijk
plaats vooreerst niet te verlaten. Het la?p
gebouw was zeker de stal, ik kroop er m-
daar de deur open stond. Lk verschool mu
in de nok van het dak, dat ik door middé.
van een ladder kon bereikenik ontdekte,
dat er achter de hooi-massa een klein ven
ster wa9, van waar ik dien. weg kon be
spieden.
Ik had mij niet vergist; e'en personage
van beteekenis had deze kwartieren betrok
ken. Officieren kwamen af- en aan gere
den en steeds ring ik denzelfden naam va*
hun lippen op:
„Sir Staple ton Sir Stapleion".
(Slot volgt
2—3