De Leidsche Korfbalclub „Fluks" SPORT. DAMES- en HEERENLEDEN FEUILLETON. De misdaad v. d. Franschen Brigade-Commandant. lftk naar die zftde verleggen. Secundaire toegangen zijn echter bij een gebouw als dit zeer zeker goed te gebruiken en de daar aan verbonden bezwaren van npmteverlies en beperking in de vrijheid van schikking der lokalen achten wij niet overwegend. Het is niet zoo eenvoudig een oordeel uit te spreken over de aesthetische mogelijkheid van behoud van den gevel- Er is niemand in onze Afdeeling, die ook maar het geringste er voor voelt te trachten aar. het nieuwe stadhuis een krakter te geven in den geest van dat van den geveL Onze Afdeeling wenscht een nieuw gebouw, dat, even onomwonden als het oude, het stempel toont van den tijd, waarin het ontstond. En niemand kan zich daarom ontveinzen, dat het aanzien van het nieuwe interieur geens zins zal beantwoorden aan de verwachting, dien de oude gevel wekt. Voor de vlak achter den gevel liggende vertrekken zullen ae verhoudingen niet belangrijk behoeven te verschillen van de oude, men kan zich daarvoor ook een behandeling denken, die, zonder eenige vormnabootsing, bjj de oude oeelen zich harmonisch aansluit, maar het gebeele wezen van bet nieuwe gebouw zal tooh volkomen van bet oude verschillen en moeten verschillen, reeds de ruimte-ontwik keling dwingt daartoe. Deze overweging, gevoegd bjj de gedachte, dat ook de beet uitgevoerde restauratie ons den ouden gevel niet teruggeven kan, vooral nu de toppen volkomen jfijn vernield, deed twee onzer leden, dr. Berlage en dr. Pit, tot het inzicht komen, dat de overblijfselen van den ouden gevel niet mogen gehand haafd worden bft den bouw van het nieuwe stadhuis. Zij meenden, dat de nog goed^ bewaarde onóerdeelen, als de middenpartij met de stoep, en de drie poortjes, wel verdienden, als museumstukken, te worden bewaard en zouden er desnoods toe kunnen medewerken,, dat zij werden opgesteld aan een voor dat doel te maken binnenplein van het nieuwe stadhuis- Maar het behoud van den gevel in zijn geheel en op zijn tegenwoordige plaats beschouwden zjj als een te ver gedreven historisme, een verkeerd-begrepen piëteit, die het nieuwe gebouw zouden maken tot een miskenning van het karakter van zuivere bouwkunst. De tien andere leden van onze Afdeeling, die medewerkten aan dit advies, de heeren Van Eerestegn, Hanrath, Van Heeswijk, Kalf, Leeuw, Martin, Odé, Sluyterman, Van der Steur en Vogelsang, zijn v3n andere meening. Naar hun oordeel bleef van den eerbied- waardigen ouden gevel zoo véél, en zooveel essentieels, bewaard, dat het niet geoor loofd is dat op te ruimen. Zij zftn van mee ning, dat de aesthetische waarde van den gevel niet uitsluitend is gelegen in de be- einóigingsvormen, die door den brand wer den verwoest, maar vooral in de compositie als straatwand, met het rhythme van de lange vensterrijen, en in de prachtige zilvergrijze kleur in de ele menten kortom, die bleven bewaard. Zij meenen, dat dit stadhuis ook nog iets meer en iets anders is dan een architec tonische schepping alleen, zij zien in den gevel, met zijn ontroerende opschriften en de uitgesproken blijdschap van zijn vor mentaal, de steenen vertolking van een 6temming uit het verleden, do verbeelding van een allergewichtigst tijdstip uit de etads- en de Landsgeschiedenis. Deze aesthetische en historische waarden kan de gevel gehouden, ook al wordt hij gerestaureerd en terwille dé&rvan mee nen zij moet ook het aesthetisch con trast worden aanvaard, dat zij wel niet ontkennen, maar dat zij allerminst beslis send vinden. Zij wezen erop, dat men nim mer heeft geschroomd bij oude gebouwen in later tijd nieuwe deelen te voegen in op dat oogenblik „modernen" trant, dat men gothische choron heeft aangebouwd bij ro- maansche kerken en renaissance- of barok- vergrootingen bij gothische stadhuizen, dat men herhaaldelijk ook voor middeleeuw- sche kerken in de zestiende, de zeventiende en de achttiende eeuw ..moderne" gevels heeft gezet en dat al zulke contrasten de gèbotiwen dikwijls boeiender maakten en ons in den regel niet treffen al9 leelijk of hinderlijk. Wanneer het Leidsche stadhuis niet ver brand was, zou de noodzakelijkheid het be langrijk te vergrooten, zich ongetwijfeld te eeniger tijd hebben voorgedaan en zeker zou geen „modern" architect dan hebben geaarzeld de opdracht tot het ontwerpen van deze vergrooting te aanvaarden. Toch zou een contrast dan evenmin te vermij den zijn en zou hij bovendien voor onver gelijkelijk moeielijker vraagstukken ko men te staan dan thans, nu hij niet door een bestaande dispositie en alleen door een zeer bruikbare gevelindeeling gebonden is. Het scheen den vier architecten onder de aanhangers van deze meening zelfs een zeer aantrekkelijke opgaaf voor een be gaafd bouwmeester aan het hier door de omstandigheden-zelf gestelde probleem een ook aesthetisch bevredigende oplossing te geven, C. DE TOREN. De, volgens mr. Overvoerde, vermoede lijk in de veertiende eeuw gestichte toren bestond uit een baksteenen romp, bekroond door een spits van ten deele met leien, ove rigens met lood, bekleed hout. Het schijnt aanvankelijk vlak afgedekt geweest te zijn, verkreeg althans tegen 1460, nadat hij in 1411 was verhoogd, een nieuwe spits. Hoe wel hij toen veel lager was dan wij hem hebben gekend, baarde zijn toestand reeds in 1512 zóóveel zorg. dat aan deskundigen de vraag werd voorgelegd, of hij niet vei ligheidshalve behoorde te woTden afgebro ken. De meeningen waren verdeeld, maar een Goudsrhe metselaar nam aan hem staande te houden. De in 1573 verbrande spits werd in 1577 door een nieuwe vervangen, die omstreeks 1700, met behoud van het oude silhouet, voor een belangrijk deel werd vernieuwd. Voor zoover hij niet was ingebouwd, is de steenen romp in de achttiende of negen tiende eeuw met nieuwe 9teen bekleed, waardoor liij zijn karakter grootendeels verloor. In 1870 vond men in geconstateerde zet tingen aanleiding geregeld te controleeren, of er beweging in het lichaam was. De telkens blijkende vrees voor instorting was niet ongegrond, want de constructie van den toren was allerbedenkelijkst, daar hij niet alleen, in de richting oost-west. een met een spitsbogig tongewelf overkluisden doorgang had. maar ook in zijn noord- en zuidwanden over twee derden van de hoogte was doorbroken door met spitsbogen overdekte openingen, van zoo groole breedte, dat niet veel meer dan de muur dikte overbleef voor de pijlers, die deze bo gen dragen. Toen bij den brand alle balk lagen door het vuur waren verwoest en de reeds vroegc-r aangebrachte ijzeren ankers door vallende stukken vernield, waren deze pijlers, niet door conlreforten geschraagd, niet langer bestand tegen den zijdelingschen druk der bogen, die door het uitwijken van hun rechtstanden zich vervormden en los raakten van het overige muurwerk. In de oostelijke en westelijke wanden van den toren, die, verzwakt door talrijke later in gebroken vensters en een rookkanaal, toch reeds weimg samenhang bezaten, werden de oude verticale scheuren voortdurend wij der. De traptoren scheurde los. Do toestand werd ten slotte zoo bedenke lijk, dat wij op 16 April Uw College moes ten adviseeren den toren onverwijld te Ia- ten afbreken, omdat hij gevaar opleverde \'oor de belendingen. Nu op deze wijze niet alleen de spits, maar grootendeels ook de romp is verdwe nen, achten wij herbouw in den ouden vorm fe minder mogelijk, omdat wij in de be staande opmetingen niet het geringste ver trouwen kunnen hebben, sinds ons is ge bleken. dat in de opmetingen van den voorgevel, van dezelfde hand, fouten voor komen van 1 M. en meer. Voor het silhouet van de stad en ook als dominant en symbool van het stadhuis, achten wij een toren onmisbaar Het zal echter goed zijn hem niet te bouwen op de plaats van den ouden, omdat die, midden op het bouwterrein gelegen, ons zeer be lemmerend schijnt voor de dispositie van het nieuwe stadhuis. De toren had vroeger het meeste belang voor het gezicht aan de zijde van de Visch- markt Wanneer hij in moderne vormen zal herrijzen, is er alle aanleiding hem aan dien kant te houden, waar hij kan samen gaan met het daar te stichten nieuwe front, onafhankelijk van den ouden gevel. Zijn juiste plaats daar zal uitteraard door de compositie van het geheel worden bepaald. SLOTBESCHOUWINGEN. Onze Afdeeling in haar geheel acht her bouw van den toTen in de oude vormen onmogelijk en sprak met 10 tegen 2 stem men zich uit vóór het behoud en de her stelling van den ouden gevel aan de Bree- straat. De voorstanders van deze restauratie wa ren echter verdeeld in hun oordeel hoe daarbij behoort te worden gehandeld met de toppen. Het is een feit, dat de toppen, zij het dan in scherven, zóó volledig zijn bewaard, dat het niet a priori onmogelijk genoemd kan worden ze in hoofdzaak na te volgen. Over de vraag, of zulke navolging ook wenscheiijk is, ontstond in onze Afdeeling een levendige gedachtenwisseling. Terwijl de heeren Berlage en Pit, principieel tegen standers van elke restauratie van den gevel, hun oordeel niet uitspraken, werden door anderen twee tegenovergestelde meeningen verdedigd, die beide aanhangers vonden. Prof. Odé. de beeldhouwer in ons mid den, acht het gewenscht, dat nieuwe toppen worden gemaakt naar de hoewel dan ge broken toch nog zóó volledig aanwezige oorspronkelijke. Hij acht dit mogelijk op een wijze, dat zij het vroegere geheel, en dat ten volle, in de herinnering zouden terugroepen. Hij acht het niet gewenscht de toppen te laten en zeker niet geraden van den ar- chitectonisch-decoratieven, oorspronkelijken vorm af te wijken door een nieuwe, vrije vormgeving, daar hierdoor aan de conceptie van den oorspronkelijken bouwmeester ge weld zou worden aangedaan en de pogingen daartoe z.i. op een teleurstelling zullen uit- loopen. Wat het beeldhouwwerk der toppen be treft, zou ook dat naar het oorspronkelijke niet slaafs, maar interpreteerend, te co- pieeren zijn en dit acht hij gewenscht nu zóó volledige gegevens ons inlichten over de bedoelingen van den oorspronkelijken bouwmeester. Op slecht9 enkele deelen na is daarvan alles nog aanwezig, doch verre weg het grootste deel door breuk niet meer toe te passen. Waar echter enkele deelen geheel verloTen zijn gegaan en daardoor du9 nieuwe moeten worden geconcipieerd, zou nader te over wegen zijn en kunnen worden getracht al het beeldhouwwerk der toppen nieuw te scheppen, maar z. i. toch in elk geval met handhaving van den algemeenen architec- tonisch-decoratieven vorm der oorspronke-» lijke toppen en in voldoende harmonie daar mede. Tegen het denkbeeld van het copieeren van het oorspronkelijke beeldhouwwerk werd aangevoerd, dat, behoudens enkele inderdaad charmante stukken ornament, het te zwak is om van een hcdendaagsch beeld houwer te mogen vorderen het als voorbeeld te nemen. Men meende ook, dat vroegere po gingen de onmogelijkheid hebben getoond beeldhouwwerk te copieeren, vooral wan neer het, zooals hier, sterk verweerd is Men achtte het ook een zonde tegen de historie te willeir.tfei-bergen, dat deze toppen zijn verwoest en men meende, dat aan de conceptie van den oorspronkelijken ont- weTper voldoende recht werd gedaan, wan neer de caesuren van het dak door dwarse daken, en de verticale accenten van den wand door toppen op de oude plaatsen, wor den hersteld, terwijl de vormgeving van die toppen dan zou moeten worden overge laten aan een hedendaagsch architect in samenwerking met een beeldhouwer. Met de opvatting van Prof. Odé vereenig- den zich de heeren Van Beresteijn, Van Heeswijk. Martin. Sluyterman en Van der Steur, met de andere meening de heeren Hanrath. Kalf, Leeuw en Vogelsang De heer Hanrath zou den gevel nog lievet zonder toppen hersteld zie» dan met co- pieën van de oude, de heer Kalf achtte deze laatste zeer principieel onjuist en bij voor baat tot mislukking gedoemd, dat het hem beter voorkwam den gevel te sloopen dan aldtfs te vervalscheti. Onze Afdeeling heeft niet verheeKT. dat in haar midden over een belangrijk onder deel van deze restauratie groot meenings- verschil beslaat. Zij kan dit te gereeder doen, omdat de ervaring heeft geleerd, dat zulk verschil dikwijls tijdens de uitvoering van het werk bevredigend wordt opgelost Zoo stelt zij zich voor, dat over de toppen niet definitief zal worden beslist, dan na dat een proef is genomen met de beide hierboven uiteengezette opvattingen. Ales hangt er van af, of de leiding iu goede handen komt en he>t verheugt haar daarom te kunnen mededeelen, dat de heeren Van Heeswijk en Odé. die van res tauratiewerk zoo ruime ervaring hebben, be reid zijn zich belangloos met het toezicht op dit werk te belasten, de eerste voor zoo ver de Minister van Financiën hem daar toe vrijheid zal willen geven. Hare beschouwingen samenvattend, heeft dc Afdeeling de eer Uw College te advi seeren als volgt: Aan een onzer beste architecten worde opgedragen schetsontwerpen te maken voor een nieuw stadhuis voor Uwe Gemeente, ter plaatse van het oude, met een nieuwen toren en een nieuw front aan de Visch- marfet en met behoud van den te restau- reeren ouden voorgevel en het daarbij aan sluitend dakvlak, voor zoover die van waarde zijn, dus met prijsgeving, desge- wenscht, van de gedeelten uit 1662 en 1735. Hem worde volkomen vrijheid gelaten, zoo wel wat de afbakening en de al- of niet- vrijlegging van het bouwterrein en de plaats, van den toren betreft, als ten aanzien der vormgeving De restauratie van den gevel geschiedde onder toezicht van de heeren Van Heeswijk en Odé. Onze Afdeeling wil ten slotte, tegenover het gevoelen van hare leden Berlage en Pit, verklaren, dat naar haar oordeel, nu de mo gelijkheid van behoud van den voorgevel mocht blijken, het een zedelijke plicht is van de Overheid, dat behoud te vrzekeren. Uit de moties, aangenomen door de com missie uit de burgerij, den Universiteits raad en den Senaat van de Universiteit, zat Uw College zijn gebleken, dat het aanvaar den van dezen plicht beantwoordt aan het levendig verlangen van zeer velen, aan wier iiitspraaik groote waarde moeten worden ge hecht. Onze Afdeeling wenscht Leiden het best* en het mooiste stadhuis toe, dat onze tijd kan bouwen. Zij ziet, nu de omstandigheden zelf een nieuw front aan de Vischmarkt eischen, de mogelijkheid van een gebouw, dat ook uitwendig getuigen zal van den tijd, waarin het ontstond, en zij heeft volledig vertrouwen, dat het talent van onze heden- daagsche architecten een waardig monument zal weten te scheppen en daarbij door het be houd van den ouden gevel eer aangespoord dan belemmerd zal worden. Voor wat, met het interieur en den prach- tigen ouden toren, verloren ging, kan Uwe Gemeente worden schadeloos gesteld door het nieuwe geheel, dat, ook voor zoover het van grooten eerbied voor het verleden ge tuigt, uitdrukking zal geven aan wat er leeft in onzen tijd, en dat aan de historische herinnering-zelve grooter geestelijke betee- kenis zal ontleenen dan een volkomen nieuw gebouw bezitten kan. De Afdeeling B der Rijkscommissie voor de Monumentenzorg: .T. A. G. VAN DER STEUR, Voorzitter KALF, Secretaris. WATERPOLO. R.Z.C.—POELMEER. Hedenavond zal in Den Haag een polo- wedstrijd gespeeld worden PoelmeerR.Z.C. ROEIEN. OFFICIEELE BELANGSTEL LING VOOR GUNTHER. Naar wij vernemen, hebben de Ministers van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van Binnenlandsche Zaken en Land bouw een zeer vleiend schrijven gericht tot den beer Gunther, den overwinnaar van Henley. RECLAME. VRAAGT Inlichtingen en opgave aan het secre tariaat: Hugo de Grootstraat 4 of op he Oefenveld Kanaalweg nabij Wilhelmin: brug, op Woensdag-, Donderdag- en Vrij dagavond van 7.30 tot 9 uur. 825! Vanaf heden voor nieuwe leden h-ainin; iederen avond van 79 uur 2e twaalfh voor de a.s. competitie 2e klasse N. K. CRICKET. MET DE FLAMINGO'S OP REIS. Van 20 tot 30 Juli zullen de Flamingo'? een toer maken in Engeland, waar zes wed strijden worden gespeeld. Naar wij verne men zal onze stadgenoot, d>e heer W. Eige- man (Ajax) deel uitmaken van het elftal. FLAMINGO-JUNIORES- TOURNOOI Maandag en Dinsdag a.s. wordt dooi V.R.A. te Amsterdam het jaarlijksche Fla- mingo-Juniores-Tournooi georganiseerd. He! Leidsche elftal, dat aan deze wedstrijden zal deelnemen, is samengesteld uit: A. van Goor (aanvoerder), D. Boon, J. Buurman J. Godding, Ch. van Goor, H. Jonker en H de Vrind, leden van Ajax en A. van.Es, F. van Es, W. Kapaan en Gh. Lama:, leden van L. C. C. SCHAKEN. OM HET WERELD KAMPIOENSCHAP De wedstrijd om het wereldkampioen schap schaken tusschen dr. Aljechin e Bogoljubow, die uitdager is, is thans off cieel vastgesteld. Gisteren werd de over eenkomst onderteekend. De wedstrijd begin! op 5 September a.s. te Wiesbaden. KORFBAL. FIKS (Oegstgeest)". De competitiewedstrijd Fiks IK.V.S. I is door Fiks gewonnen met 41. Dit is de eerste competitiewedstrijd, die door Fits I is gewonnen. Fiks II verloor met 70 van Pernix. -ö- TIJDSCHRIFTEN. „SPORT IN BEELD" opent met een toto van Gunther op de eereplaats, terwijl verder ruimschoots aandacht wordt besteed aan de T.T.-races bij Assen; de zwemwedstrijden te Leiden en Rotterdam, en het tennistour- nooi te Wimbledon. RECLAME. ■{la*. del. -^endeu^. $271 Naar A. CONAN DOYLE. Geen van de vijanden bad bij de Engel- schen in Wellington's leger een zoo onverzoenl ijken haat opgewekt als één Franschman onder Massena's strijdmacht. Deze had een zóó ongehoorde misdaad be gaan, dat de lieden in Engeland zelf de vuisten balden. De pleger van dat vreeselijke heelt* Elienne Gérard, brigade-commandant bij de huzaren, de vroolijke, jolige Etienne, de litveling der dames en der zes brigades van de lichte cavalerie. Het vreemde was, dat hij zichzelf niet bewust was van het onvergeeflijke dier daad, welke hem een strop zou bezorgd hebben, hadden de Engelschen hem te pak ken gekregen. Integendeel, hij vond dat avontuur ten tijde van Napoleon heel amusant en ver telde in zijn eenvoudig café graag het vol- gende verhaal: Het liep tegen het einde van 1810, dat ik en Massena en anderen Wellington te rugdrongen en wij alle hoop koesterden hem en zijn leger de Taag in te drijven. Doch op een kleinen afstand voor Lissabon ont dekten wij, dat wij verraden waren, want daar had de Engelschman een sterke ver dedigingslinie opgeworpen, waar wij on- mogelijk ons doorheen konden wringen. Wij konden nu niet anders doen dan zoo goed mogelijk haar blokkeeren Op zekeren dag werd ik bij Massena in zijn tent geroepen. Hij staaTde mij ernstig aan; ik voelde dat hij zenuwachtig was, niet op zijn gemak, maar mijn komst scheen hem goed te doen; het is prettig om met dappere mannen in contact te komen. „Kolonel Etienne Gérard," sprak hij, „ik heb altijd hooren zeggen, dat u een onder nemend kranig, officier bent." Ik kon moeilijk dit zelf bevestigen, ik salueerde, terwijl ik de sporen aan mijn hakken deed rinkelen. „Welnu, ziehier een plan vóór u; niet moeilijk te raden wat ik van u ga vragen. Daar hebt u de omgeving van Torres Ve- dTas. U ziet hoe vèr-strekkend zij is; kan men daar doorheen komen, dan hebben we vijf en twintig Eng. mijlen open veld, dat tusschen hen en Lissabon ligt. Het is van het hoogste belang voor mij om te weten, hoe Wellington's troepen aldaar verspreid liggen, en het is mijn wensch, dat u zich daarvan op de hoogte stelt." Zijn woorden deden mij huiveren. „Generaal," zei ik, „het is mij niet mo gelijk als kolonel der lichte cavalerie spion- nendiensten te doen". Hij glimlachte en klopte me op mijn schouder. „Je zoudt geen huzaar zijn, om niet zoo warmbloedig te antwoorden. Als je goed toeluistert, zul je ontdekken, dat ik je niet gevraagd hebt om voor spion te spelen. Wat zeg je van dit paard" Hij was met mij naar buiten getreden en daar werd een pracht van een dier rond geleid. Ik trilde van genoegen over dat kranige exemplaar, „Dit is," zei Massena, „Voltigeur", het snelst loopende paard uit ons leger. Ik zou wenschen, dat ge hedenavond weg- reedt, uw weg rondom de vijandelijke linies uitvondt en mij berichtte den sland hunner zaken Een uniform moogt ge dra gen, dus'mocht ge gevangengenomen worden, zijt ge voor spionnendood gevrij waard. Het is mogelijk, dat ge onopgemerkt door de voorposten komt, want de pos ten staan zeer verspreid. Zijt ge daar een maal aan .voorbij, dan kunt ge bij dag licht alles vermijden, wat u in den weg mocht komen, pn kunt ge, de wegen ver mijdend. misschien onopgemerkt ontkomen. Zijt gij morgenavond niet teruggekeerd, dan begrijp ik, dat gij gevangengenomen zijt." Hoe zwol mijn borst, toen ik, in het zadel springend, dit wondermooie dier deed galop- peeren voor de oogen van mijn meester! Ik trok mijn sabel en bracht hem mijn groet en reed uit naar mijn eigen kwar tieren. waar het nieuws reeds mijn man nen bereikt had. Wat waren zij trotsch op hun kolonel en ik op hen! Zij verdien den een onversaagden chef. De nacht beloofde stormachtig te wor den, wat mij wel aanstond. Een fijne re gen begon te vallen; er was geen maan, alles was somber, doch mijn hart was licht bij de gedachte aan de eer, mij te beurt gevallen, en de glorie, die wachtte. Deze tocht zou één zijn van de schit terende series, die mijn sabel in een staf zou doen veranderen. O, wat hebben we ons al gedroomd; wij, dwaze jeugd! Had ik kunnen voorzien, op dien nacht, waar in ik wegreed, ik de verkorene onder 60,000 man, dat ik mijn leven eindigen zou met het planten van kool met een inkomen van 100 francs in de maand! Mijn weg bereed ik zeer rustig, daar het donker was „Voltigeur" stapte kalmpjes voorwaarts, de leidsels bad ik los in de hand en ik liet hem zijn gang gaan. Drie uren lang vorderden wij op deze wijze in de richting, met Massena overlegd, en het scheen mij toe, dat alle gevaar ach ter me lag. Ik zette er wat meer vaart in, omdat ik bij zonsopgang in de achterhoede van het heele leger wilde zijn. Massena ech ter had de versterkingen van den En gelschman onderschat; in plaats van één linie, vond ik er drie en de laatste bleek de lastigste. Terwijl ik doorreed, voldaan ever het tot nog toe bereikte succes, gloeide er plotseling een lantaarn vóór me, zag ik den glans van geweerloopen en de scher men ng van een roodjas. „Wie daar?" schreeuwde een stem, en wat voor een steml Ik week uit naar rechts en rende als een bezetene er van door; een dozijn kogel9 suisden mij ach terna, maar ik hield mijn hoofd koel en de vaart eT in, totdat ik niets meer waar nam en vaststelde, dat ik de vijandelijke linies gepasseerd was. Doch opeens nog voel ik den schok als ik er aan terug denk opeens knakte mijn paard zon der zucht of 9teigering dood onder mij neer! ZondeT dat ik het had bemerkt, was een kogel door zijn lijf gegaan; het edele dier wist van geen wijken en had door- geTaced. zoolang er leven in hem was. Daar stond ik nu. een huzaar zonder paard; wat moe9t ik beginnen met mijn laarzen, mijn sporen, mijn klinkende sabel! Ik was diep in de vijandelijke linie doorge drongen; hoe zou ik er ooit weer uitkomen? Binnen een halfuur tijds zou het dag zijn het hart zonk me in die schoenen. Maar dat duurde niet lang; na mijn wanhoop, verkilden mijn hersenen tot ijs en gloeit mijn hart als vuur. Ik stond van mijn paa^: overeind en overlegde wAt te doen. Ik be gon „Voltigeur" van zadel, halsters en teu gcis te ontdoen, die ik in den grond weg stopte, opdat niemand zou weten, dat hier een Fransch paard was geweest Daarop verliet ik hem en besloot gedurende den da? mij te verschuilen en 's nachts mijn we; verder te zoeken. Rondom mij zag ik in de verte kampvuren en ook reedis gedaanten, die zich bewogen. Gelukkig ontdekte ik niet ver van mij een groot vierkant huis, waar aan nog een langv-laag gebouw grensde. Drie wegen kwamen daar samen en ge makkelijk herkende ik, dat hier de po9a<h of wijnkroeg was. Alles was er nog donker en ik begreep, dat dergelijke aangename kwartieren zeker bewoond werden door iemand van voorname positie. Ik heb ge leerd, dat, hoe dichter het gevaar nabij is. des te veiliger de plek is, waar je je beviDd! daarom was ik vast besloten deze wijk plaats vooreerst niet te verlaten. Het la?p gebouw was zeker de stal, ik kroop er m- daar de deur open stond. Lk verschool mu in de nok van het dak, dat ik door middé. van een ladder kon bereikenik ontdekte, dat er achter de hooi-massa een klein ven ster wa9, van waar ik dien. weg kon be spieden. Ik had mij niet vergist; e'en personage van beteekenis had deze kwartieren betrok ken. Officieren kwamen af- en aan gere den en steeds ring ik denzelfden naam va* hun lippen op: „Sir Staple ton Sir Stapleion". (Slot volgt 2—3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 10