Geeft
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 6 Juli 1929
Derde Blad No. 21260
UIT DE PERS.
EEN BANKBILJET
VAN VIJF GULDEN
.O.
Uw motor
KUNST- EN LETTEREN.
ANECD0TA LEIDENSIA.
HET RESULTAAT
DER KAMERVERKIEZING.
„De Standaard" (A.R.) schrqft
Eén zetel zullen we missen, als straks de
nieuwe Kamer bijeenkomt.
Wat van ons afging, verhuisde meest naar
de Staatkundig-Gereformeerden, hoewel we
ook aan de Christelijk-Eistorischen hier en
oaar verlies te boeken hadden.
Het anti-papisme en kerkelijke gevoelig
heden hebben hun diensten weer gedaan.
Voorts kreeg men Wijnkoop vpor Arts
en Flo ris Vos voor Staalman in de plaats.
En daarmee is het resultaat van een
heele wintercampagne en van groote geld
sommen precies aangegeven.
Natuurlek zijn we door bet verlies van
den zetel, dien we missen moeten, teleurge
steld .Maar we hebben tevens de overtuiging,,
dat h ij niet teloor ging door gemis aan actie
onzerzijds. Er is door velen hard gewerkt
en aan geestdrift ontbrak het niet. Doch de
stroom van leugens en verkeerde voorstellin
gen vooral van de zijde der Kersten-partrj,
bleek te sterk.
Maar ten slotte is ook daarvoor een troost
te vinden in het oud-Hollandsch gezegde, dat
in het eind de waarheid ook de snelste leugen
achterhaalt. Dat kan nog wel enkele jaren
op zich laten wachten, maar gebeuren doet
het.
Opmerkelijk in de uitkomst van de stem
bus is ten slotte ook dit, dat noch de leuze
van Staatspensioen, noch die van Ontwape
ning dien vat op het kiezersvolk bleken te
hebben, als men er van verwacht had. Noch
de S.D.A.P., noch de Vrijzinnig-Democraten
kwamen boven hun tegenwoordig zeteltal uiL
Meer dan lichte rimpeling in den vijver
wist de politieke storm ten slotte toch niet
te wekken.
Het ,,Algem. Handelsblad" (lib.) begint
een uitvoerige beschouwing over den uit
slag der Kamerverkiezing met de opmer
king, dat het liberalisme, dat aan de kie
zers geen hemel op aarde en geen zaligheid
hiernamaals kan beloven, van de gunst der
Nederlandsehe kiezers wederom wat heeft
ÏDgeboet.
Met betrekking tot de toekomstige re
geering vreest het blad, dat de proef om
zoo al niet als coalitie, dan toch als „samen
werkende rechterzijde" een regeering te
vormen, door de rechtsche partijen zal wor
den gewaagd.
,,Dr. Nolens heeft zich bereid verklaard
dc Christelijk-Historische Unie in gedach
ten weer te omhelzen en de kwestie van het
gezantschap bij het Vaticaan is voorgoed
van de baan. Dan evenwel is er van ver
vulling der onderwijswenschen van de
vrienden van den heer v. Wijnbergen geen
sprake. Het bijzonder middelbaar en hoo-
ger onderwijs op kosten der schatkist is
door de verzwakking der anti-revolutio
naire fractie nog iets verder buiten het
bereik komen tc hangen aan den boom
der schoone vruchten in den coalitietuin,
dan vóór deze verkiezing.
Wij zulleD moeten afwachten, of de diplo
matie van mgr. Nolens en de kracht van
den heer Colijn met de nieuwe Christelijk-
Historische fractie, waarvoor vooral de
heer De Geer, principieel-politiek gespro
ken, een versterking is (die de fractie van
<mr. Schokking en den heer Snoeck Henke
mans zeer wel gebruiken kan) er in slagen
een program samen te stellen voor de
komende periode, dat voor een rechtsche
regeering een betrouwbaar kompas kan zijn
op haar weg met de tallooze klippen daar-
gelegen.
De eenheid der millionairspartij zal mgr.
Nolens niet gaarne in de waagschaal stel
len en het is dus ten minste reeds waar-
sohijnlijk, dat wij weer een lange crisispe
riode zullen beleven.
De pers van het oude rechtsch zal in de
komende dagen belangwekkende lectuur
leveren, die een aanwijzing kan gevep om
trent de kansen dezer poging.
Slaagt per saldo dc poging tot herstel
der samenwerking, dan is het zeer onwaar-^
schijnlijk. dat aan het nieuwe kabinet een
lang leven beschoren zal zijn en dan be
gint de moeilijkheid opnieuw en zijn wij -
parlementair gesproken achterop. Im
mers, een staatkundige gedachte vertegen
woordigt de R.-K. Staatspartij niet, de
band, die haar bijeenhoudt, is van anderen
dan politieken aard en haar eenheid is nog
grooter beletsel voor een definitief herstel
der parlementaire practiik. dan de veel
heid der groepen en partijen in onze
Tweede Kamer."
En de „N R. Cf', zijn eerste indrukken
bevestigend, schrijft nog:
Zoo is dus duidelijk, dat vorming van
een heel of halfwas parlementair kabinet
ook na deze verkiezing tot de onmogelijk
heden is blijven behooren. De oplossing
van de crisis zal dus moeten worden ge
zocht in een Zakenkabinet. En degeen, die
tot samenstelling daarvan als geroepen
schijnt, is de heer De Geer. Deze heeft zich
door zijn positie, de laatste jaren van het
politiek krakeel verre kunnen houden, en
het leidersschap van een ministerie is hem
goed toevertrouwd. Hij geniet het persoon
lijk vertrouwen van het overgroot deel van
de Kamer, en niemand zal afgunstig kunnen
zijn, zoo de heer De Geer, zij het met een
ander of met een gewijzigd kabinet, zijne
oude functie behoudt. De tijd voor het inter
mezzo is naar de meening van den heer De
Geer voorbij. Het is om het even. de heer
De Geer is inventief genoeg, om een nieuwe,
sprekende aanduiding voor zijn tweeden
termijn te verzinnen.
Of de heer De Geer dan een geheel nieuw
kabinet zal samenstellen, dan wel een Te-
constructie van zijn aftredend ministerie
j beproeven, kan woiden afgewacht Veel zal
natuurlijk afhangen van het program, dat
hij zich ten doel zal stellen, te verwezen
lijken. Het aftredend kabinet was vrijwel
programloos, van homogeniteit ten aanzien
van de behandelde onderwerpen is. be
halve in de laatste twee jaren ten opziahte
van het Belgische vraagstuk, nooit veel ge
bleken. Verwacht mag worden, dat de heer
De Geer, zoo hem de formatie van een. ka
binet opgedragen wordt, in het kabinet zelf
meer eenheid van denken en richting zal
willen tot stand brengen, dan in zijn (hans
ter ziele gaand ministerie bestond, en dus
tot formatie van een nieuw kabinet zal wil
len overgaan, dat althans ten opzichte van
het te behandelen zakenprogram gqestes-
overeenstemming vertoont. Doch hoe dit zij,
vast staat wel, dat de kabinetscrisis, flie nu
ingetreden is. geen maanden, ja, als er geen
politieke intrigen op touw worden gezet,
geen drie weken zal behoeven te duren.
„Het Centrum'' (R.-K.) schrijft o.m.
De eenheid der katholieken in de Staats
partij heeft zich weer op krachtige wijze
gedemonstreerd. En daarbij bleek eveneens
het constante, de hechtheid onzer positie,
de duurzaamheid onzer politieke organisa
tie, steunend op den sterken grondslag der
beginselen.
...De partij zal, hoe de politieke constel
latie zich ook moge ontwikkelen en welke
oplossing thans aan de ministerieele crisis
moge worden gegeven, haar sterken invloed
op den gang van zaken doen gevoelen.
Een fractie van dertig man, met een
millioen kiezers achter zich, neemt van
zelf een breede plaats in, cn kan, zoo noo-
dig, ook op zich-zelve blijven staan. Met
haar kan een coalitie, een meerderheid a)s
basis voor een parlementair Kabinet, wor
den gevormd. Zonder haar lijkt dit zoo
goed als uitgesloten.
Te betreuren is, dat. de anti-revolutionai
ren een zetel verloren hebben, die blijk
baar aan dc groep van ds. Kersten is ten
goede gekomen. De aanwas der socialis
tische stemmen is een zaak, di© ons tot
waakzaamheid moet aansporenwaak
zaamheid in dien zin vooral, dat de teeke-
uen van den tijd worden verstaan en aan
het Program, waarop wij den strijd aan
vaardden. de toepassing en uitvoering
worde gegeven, welke het volk ten zegen
zal zijn.
G. W. S(annes) schrijft in de s.-d. „Voor
waarts"
Dat de christelijk-historischen vooruit
gingen is, dunkt ons, allereerst te danken
aan bet. feit. dat zij zich beter anti-papis
ten hebben getoond dan de anti-revolutio
nairen. Lingbeek was hier niet meer zóó
noodig. Intusschen zijn blijkbaar ook thans
tal van liberale stemmen op de christelijk,
historischen overgegaan, een zuivere
verplaatsing van conservatieve voorkeur,
niet een versterkte uitspraak vóór het con
servatisme.
Wijst de volksuitspraak positief niet vast
de richting aan waarin de oplossing van het
thans brandende vraagstuk der regeerings-
vorming moet worden gezocht, wèl is zij
duidelijk afwijzend tegenover een regeering
als die, welke Colijn zich in zijn jongste
begrootingsrede in dc Eerste Kamer heeft
gedacht, en tegenover het program, dat hij
to-en als conditio sine qua non voor den
steun der anti-revolutionairen heeft ont
wikkeld.
Een regeering, als door Colijn gewild,
met uitgesproken anti-sociaal en railitai-
ristisch karakter, die op het streven naar
wordende vrijheid der Indische bevolking
zwaarder nog zou drukken, is, na den 3en
Juli, niet te vormen. Geen enkele combi
natie van partijen, geen parlementaire re
geering, zou levensvatbaar zijn, waarin de
anti-revolutionaire partij een rol zou kun
nen spelen als Colijn haar had toegedacht.
In de katholieke pers wordt alvast ge
lonkt naar herstel der rechtsche coalitie.
Of dit herstel op de stembusuitspraak
klopt 1 Beslist niet.
Daargelaten, dat de houding der chris
telijk-historischen tegenover Rome de mo
gelijkheid van een herleving der rechtscho
coalitie thans al zeer onwaarschijnlijk
maakt en door vele christelijk-historische
kiezers als ontrouw zou worden gevoeld,
is daar ook de sociale factor, die zich
doet gelden. De katholieke arbeiders, pas
weer tot de R.-K. Staatspartij terugge
keerd, zouden rebelsch worden, althans
in hun hart, wanneer de Staatspartij zich
bond aan een coalitie met de meest con
servatieve en militairistische elementen uit
de Kamer, met Colijn en de zijnen, om
van de Christelijk-Historischen maar te
zwijgen.
in de ..Economische en Statistische Be
richten" van Woensdag 3 Juli schrijft de
heer H Fryda:
Een der gronden voor een vervanging
van ons zilvergeld door nikkel, waarvan de
mogelijkheid en de wenschelijkheid thans
door een staatscommissie wordt onderzocht,
is het geringere gewicht, dat nikkelen mun
ten hebben, vergeleken bij die. welk» uit
zilver geslagen zijn
Onze groote zilveren munt, de rijksdaal
der en de gulden, is betrekkelijk zwaar. Het
ongemak, dat hieruit voortvloeit, is niet tc
onderschatten, vooral sinds dc prijzen van
goederen en diensten zoo belangrijk zijn
gestegen en het bedrag, dat gemiddeld voor
elke betaling is vereischt. derhalve g-nofer'
is dan voorheen. Een vervanging van de
zware munten door lichtere stukken van
dezelfde nominale waarde komt aan dit be
zwaar inderdaad tegemoet; ook al zijn er
voor bepaalde transacties meer guldens en
rijksdaalders noodig. als deze lichter zijn,
is het mogelijk, dat het metaalgewicht, dat
voor de betaling is vereischt. niet grooter
is dan het vroeger was.
Er blijft intusschen, ook na de vervan
ging van de zware zilveren munt door lich
tere stukken, technisch een leemte in ons
geldsysteem beslaan. liet is een eisch. waar
aan een goede muntregeling moet voldoen,
dat het de gelegenheid biedt de verschil
lende betalingen op eenvoudige wijze Hot
stand te brengen. Ten onzent kunnen echter
betalingen van vier tot en met zeven gulden,
van om en bij vijf gulden dus. niet anders
worden lot stand gebracht don met tns-
sehenkomst van een aantal grove meta.it-
stukken. Drie of meer van de groolcre me
talen munten zijn als regel noodig om een
bedrag tusschen vier en zeven gulden te be
talen of om het noodige geld te kunnen te
ruggeven, als de helaling met een bankbilfel
van tien gulden geschiedt. Dat is een tech
nisch gebrek in ons geldsysteem dat zich
vooral doet gevoelen nu. oveneens door de
stijging der prijzen, betalingen van om on
bij vijf gulden Véelvuldiger voorkomen dan
voorheen.
Met de invoering van een betaalmiddel,
waarvan de nominale waarde vijf gulden
bedraagt en dal de afstand zou overbruggen,
die nu tusschen den rijksdaalder en het
bankbiljet van tien gulden bestaat, zou het
beschreven gebrek uiteraard zijn verholpen.
Ons muntstelsel kent zulk een betaalmid
del reeds. Het gouden vijfguldenstuk, inge
voerd bij de wet van 1912. heeft echter des
tijds weinig ingang gevonden bij het ver
keer. Dat er daarom aan een geldsoort van
die waarde, vooral tegenwoord'g. niet be
hoefte zou bestaan, is daarmede echter
geenszins bewezen. Het goudgeld is bij ons
nu eenmaal weinig geliefd, terwijl het gou
den vijfje bovendien ook technisch weinig
vermocht te voldoen Veel gunstiger is
daarentegen de stemming, die ten onzent
jegens het papiergeld bestaat. Een duidelijk
bewijs hiervan geeft ons de zilverbon, voor
welks behoud destijds door velen met na
druk is gepleit Daartegen bestond echter
bezwaar, wijl de coupure van f. 2.50 voor
een papieren betaalmiddel te klein werd re-
acht. Dat bezwaar kan echter niet gelden
RECLAME.
8020
Echte, onvervalschte
Standard Motor Oil
vrij vao last veroorza
kende onzuiverheden
maakt U het rijden
tot een steeds stijgend
genot. Verkrijgbaar in
verzegelde 2. 5 en 20-
Litcr-bussen en uit
de bekende 1-Liter-
flesschen.
STAWDARP
Bewaakt Uw motor
in vertrouwde handen
Waar Standard Motor Oil verkrijgbaar
is. kunt U met het volste vertrouwen
olie koopen. U geeft Uw motor dan het
beste wat er tc krijgen is.
Proeven bewijzen de voortreffelijke
kwaliteit van deze olie
Standard Motor Oil hecht zich langer aan
het metaal. Zij waarborgt een sterk en
gaaf olicfilm. dat ieder kostbaar onderdeel
beschermt. Gebruikt U Standard Motor
Oil, zoo zult U minder reparaties aan Uw
motor hebben. U kunt deze olie bovendien
in elke benoodigde hoeveelheid betrekken,
desgewenscht bij niet meer dan 1 Liter
tegelijk. Door Standard Motor Oil te
koopen, spaart U dus geld. American
Petroleum Company, Gebouw Petrolea,
's-Gravenhage.
tegen een papier van vijf gulden, waarvan
de waarde immers zooveel grooter is. Schier
overal elders, in Engeland, in Puitschland,
in Frankrijk, bestaat dan ook een paoieren
betaalmiddel van ongeveer die waarde. Fr
is geen reden, waarom het in ons geldstelsel
zou ontbreken
Het eventueel in te voeren papiergeld
van vijf gulden zou een muntbiljet kunnen
zijn, uit tc geven door den Slaat. De circu
latie van tweeërlei papiergeld naast elkaar,
van munt- naast bankbiljetten, verdient
echter geen aanbeveling. Zoowel in hel ver
leden als in het heden treft men dnn ook
veeleer het streven aan de papier-emissie
zooveel mogelijk in een hand te brengen,
met name in die der circulatiebank. Daar
om zou ook het papieren betaalmiddel van
vijf gulden hij voorkeur een bankbiljet moe
ten zijn. Hel voordeel daarvan ware. dat de
handhaving van zijn waarde tegelijk met en
op dezelfde wijze als die van de andt-re
bankbiljetten verzekerd is. Bovendien zal
dan de hoeveelheid onvolwaardige metalen
munt, wier plaats immers voor een belang
rijk deel door hef. nieuwe bankbiljet wordt
ingenomen, in verhouding tot den totalen
geldomloop belangrijk verminderen en het
gevaar daarmede zijn gekoerd, dat het on
volwaardige metaalgeld overvloedig wordt
en tot ontmunting ervan moet worden over
gegaan.
WEEKBLADEN.
HET LEVEN brengt den uitslag van den
wedstrijd der wereldschoonhr idskoningin-
nen te Galveston: 44 schoone jonkvrouwen,
w.o. miss Holland, glunderen ons aan. Be
gonnen wordt met een mooie reeks ar li ke
len met aardige foto's over Parijs: ditmaal
over Montparnasse. de nieuwe wijk der
„Bohémiens". Men ziet voorts nog wat een
„dame" niet op straat mag doen en met
welke geslepen manieren zakkenrollers aan
het werk gaan.
Dr. E. v. Raai te bespreekt in DE GROENE
AMSTERDAMMER den nog niet voltooiden
roman: de verhouding tusschen België en
Nederland. Otto van Tussenbroek wiidl aan
dacht aan de aeslhetische waarde der ver-
kiezingsbiljellen.
De UAAGSCHE POST constateert, dat
van frisch bloed na de verkiezingen geen
sprake is: voor een waar parlement schij
nen wij temperamen teel niet vatbaar, hoog
stens voor een gemeenteraadsmentaliteit.
Er is een praatje met Ignaz Neumark over
het Ilollandsche muziekleven en een lang
artikel over du 100-jarige grenadiers en
jagers.
TIJDSCHRIFTEN.
Een badnnmmer van „Nova".
Een badnummer in woord en beeld is de
jcr.gste allevering van het magazine „Nova",
waaraan verschillende Nederlandsehe shorfc-
story schrijvers hun medewerking verleenden.
Naast een aardige Haagsche Histeurie van
None, lezen we een vermakelijke „poging
tot een bavderhaaP' van Max Tak, een amu
sant tennis-verhaal van C. van Rossum, min
of meer bad-achtige bijdragen van Katy
H:llen. Bep Otten en vele anderen.
De schrijfster Elinor Glyn geeft lee, hoe
men een man moet krijgen en hoe men hem
meel behouden! terwijl W. W. Jacobs en
Ellis Parker Dutler met vermakelijke er-
halen vertegenwoordigd zijn.
Dan is er een illustratie-pagina van Jo
Spier, die de kiezers der verschillende j liiie-
ke partijen typeert. Een interview (Lil Dag-
ove-rj een bijdrage over Tooneel, vele illus-
tratie's en enkele gedichtjes besluiten den
inhoud van dit geslaagde badnummer, dat
voorzien is van een fraaien driekleuren-om
slag, ditmaal door een Hollandsche, Bob
Stratlhen van Gelder, geteekend.
Ter inleiding.
„Laet ons tot de beschrijvinge van e'lcke
bysondere staat komen, en eerstlyck van
Leyden, die de vierde is onder de groote
steden deses Landts. in ordre: en tot de
welcke ick een bysondere lie'fde, en uytter-
maten groote eer toedraghe als mijner
Voedster-Moeder; en waer ick de schoonste
tydt van myn leven heb toeghebracht".
Citaat uit dc Nederlandsehe vertaling
van een in Parijs uitgegeven werk „Les
Délices de la Hollands, avec un traité du
Gouvernement et un abregé de ce qui s'est
passé de plus memorable jusqu'a present".
Schrijver ervan was Jean Nicoias de Pari-
val. die, blijkens zijne inscriptie in het
Album Amicorum van Johannes Rhala, in
1651 onderwijzer in de Fransche taal te
Leiden was.
Het eerste geschenk van Willem
den Zwijger aan de Leidsche
Bibliotheek.
Orlers, in zijn „Beschrijving der stad
Leyden" vermeldt:
„De Bibliotheque opgherichtet wesende,
5oo heeft Mijn Heer den Prince van
OrangnenWilhelmus Hoogloff. Mem. zali
ger nagedachtenis) de selvighe begiftet met
twee uytgenomen uitnemende) ende
waarde kostbare) Boeken; namentlicken
met den Bibel die metten Coninglicken name
van Spangnen ghenoemt werdt Biblia Regia,
bestaande in de Hebreïsche, Chaldeïsche,
Grieksche, ende Latynsche Talen. Ende den
Talmud der Joden in Hebreïsch ende Chal
deïsche Tale".
Geschenken, die Prins Willem typeeren,
van wien, op het gebied van den godsdienst
strijd het mooie woord afkomstig is: „het
geschil is tc kleen om gesplijt te blijven".
Leidsch extemporé.
In den tijd toen dichten nog als een goe
dig en zachtgeaard soort van huisvlijt be
oefend werd, was het maken van „eKtem-
poré-tjes" gedichtjes, voor de vuist ge
maakt een geliefkoosde bezigheid in „ge
letterde" kringen. De in zijn tijd bekende
Amslerdamsche letteikundige* en Réveil-inan
Willem de Clercq (17951844) eerst
makelaar, spoedig secretaris later directeur
der Ned. Handel Mij. bekend om zijn
ongeëvenaard improvasietalent en buiten
gewoon sterk geheugen, van wien slechts
weinige gedichten in het licht gegeven zijn,
bevond zich eens aan een diner van de
Maatschappij van Nederlandsehe Letter
kunde te Leiden. Men hield zich aan het
dessert bezig met het maken van zooge
naamde bouts rimés. Het viel aan de Clercq
ten deel op de volgende eind-rijmen 'n vers
te moeten maken: meloen dommer
pompoen komkommer. Het onderwerp
werd door den kanselredenaar Prof. van der
Palm aangegeven en moest „de Letterkunde'
zijn.
Ziehier hoe de CleTcq zich te Leiden entre
la poire et le fromage van zijn taak kweel:
„De vrucht van Letterkunde is zoeter
dan meloen.
En langer van genot; die dit ontkent is
dommer
Dan die den perzik stelt beneden den
pompoen
Of sappen zoekt in kurk en droogte in
den komkommer".
Het auteurschap van de Clercq is later in
twijfel getrokken; het extemporéetje is er
niet minder geslaagd om.
Een brokje Leidsche journalistiek.
De Gazette de Leyde in 1677 be
gonnen, in 1738 door Elienne Luzac aange
kocht, in 1798 bij besluit van het Uitvoerend
Bewind der Bataafsche Republiek gesuppri
meerd heeft een lijd gehad, dat het blad
aanspraak mocht maken op hel epitheton
„wereldberoemd." Het was in het tijdperk,
toen Johan Luzac de courant redigeerde.
Joh an Luzac was een groot rechtsge' eerde,
die tot de slachtoffers van de buskruit ramp
in Januari 1807 telde. Hij had in 1775 de
leiding van „De Gazette de Leyde" op zich
genomen en een tijdgenoot van hem getuigt
van dit blad:
„De Leydsche Fransche Courant" reeds te
voren van dc gewone nieuwspapieren door
keurigheid van stijl, oordeelkundige schif
ting van het ware en valsche, en de ge
regelde voordracht der gebeurtenissen, lof
felijk onderscheiden, werd door de gadelooze
bekwaamheden van haren tegenwoordigen
schrijver weldra tot dien top van aanzien
en volkomenheid opgevoerd, dat zij zoowel
binnen als buiten Europa, bij alle kundigen,
een uitsluitend gezag verkreeg en de be
roemdste staatsmannen en verstandige vor
sten den schrijver in de grootste achting
hielden.
In het bijzonder verwierf hij zich de ge
negenheid en hoogachting der voornaamste
grondleggers van het Amerikaansche ge-
nieenebest. met namen van Washington,
Jefferson en Adams, welke laatste hem
het uitstekendste bewiis van vertrouwen
schonk door zijn oudsten zoon onder des-
zelfs opzigt te laten en aan zijn onderwijs
over te geven".
Toen bij besluit van 23 April 1798
de Gazette dc Leyde door het Uit
voerend Bewind der Bataafsche Rei ubliek
gesupprimeerd was en het laatste nummer
den 4en Mei van dat jaar verschenen was.
oordeelde Luzac het raadzaam zoo «poedig
mogelijk 'n soortgelijk, in 't Fransch geredi
geerd blad onder anderen tilel en redactie in
hel leven te roepen Hij wist den Waalschen
proponent Abraham Blussé over te halen
om de redactie op zich le nemen van de
„Nouvelles poliliques publiées k Leyde",
waarvan het eerste nummer 13 Mei van
datzelfde jaar vor^vheen Ook dit blad werd
door het Staats Bewind der Bataafsche Re
publiek op aandrang van den Franschen
gezant den 5en October 1804 verboden,
maar geen drie weken later verrees een
■ander steeds nog in 't Fransch gesteld
blad onder den titel ..Journal politique
puhlié k Leyde" Ms uitgevpr wordt vpt-
meld zekere J. C. Texeira Westmuller,
maar deze Westmuller bemoeide zich niet
mei de redactie, die in handen van Blus^é
bleef. In Napoleons tijd enkele jaren na
1807 werd het blad opgeheven. Een
stukje „wereldberoemde' Leidsche journalis
tiek was daarmede beëindigd.