Geeft LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 6 Juli 1929 Derde Blad No. 21260 UIT DE PERS. EEN BANKBILJET VAN VIJF GULDEN .O. Uw motor KUNST- EN LETTEREN. ANECD0TA LEIDENSIA. HET RESULTAAT DER KAMERVERKIEZING. „De Standaard" (A.R.) schrqft Eén zetel zullen we missen, als straks de nieuwe Kamer bijeenkomt. Wat van ons afging, verhuisde meest naar de Staatkundig-Gereformeerden, hoewel we ook aan de Christelijk-Eistorischen hier en oaar verlies te boeken hadden. Het anti-papisme en kerkelijke gevoelig heden hebben hun diensten weer gedaan. Voorts kreeg men Wijnkoop vpor Arts en Flo ris Vos voor Staalman in de plaats. En daarmee is het resultaat van een heele wintercampagne en van groote geld sommen precies aangegeven. Natuurlek zijn we door bet verlies van den zetel, dien we missen moeten, teleurge steld .Maar we hebben tevens de overtuiging,, dat h ij niet teloor ging door gemis aan actie onzerzijds. Er is door velen hard gewerkt en aan geestdrift ontbrak het niet. Doch de stroom van leugens en verkeerde voorstellin gen vooral van de zijde der Kersten-partrj, bleek te sterk. Maar ten slotte is ook daarvoor een troost te vinden in het oud-Hollandsch gezegde, dat in het eind de waarheid ook de snelste leugen achterhaalt. Dat kan nog wel enkele jaren op zich laten wachten, maar gebeuren doet het. Opmerkelijk in de uitkomst van de stem bus is ten slotte ook dit, dat noch de leuze van Staatspensioen, noch die van Ontwape ning dien vat op het kiezersvolk bleken te hebben, als men er van verwacht had. Noch de S.D.A.P., noch de Vrijzinnig-Democraten kwamen boven hun tegenwoordig zeteltal uiL Meer dan lichte rimpeling in den vijver wist de politieke storm ten slotte toch niet te wekken. Het ,,Algem. Handelsblad" (lib.) begint een uitvoerige beschouwing over den uit slag der Kamerverkiezing met de opmer king, dat het liberalisme, dat aan de kie zers geen hemel op aarde en geen zaligheid hiernamaals kan beloven, van de gunst der Nederlandsehe kiezers wederom wat heeft ÏDgeboet. Met betrekking tot de toekomstige re geering vreest het blad, dat de proef om zoo al niet als coalitie, dan toch als „samen werkende rechterzijde" een regeering te vormen, door de rechtsche partijen zal wor den gewaagd. ,,Dr. Nolens heeft zich bereid verklaard dc Christelijk-Historische Unie in gedach ten weer te omhelzen en de kwestie van het gezantschap bij het Vaticaan is voorgoed van de baan. Dan evenwel is er van ver vulling der onderwijswenschen van de vrienden van den heer v. Wijnbergen geen sprake. Het bijzonder middelbaar en hoo- ger onderwijs op kosten der schatkist is door de verzwakking der anti-revolutio naire fractie nog iets verder buiten het bereik komen tc hangen aan den boom der schoone vruchten in den coalitietuin, dan vóór deze verkiezing. Wij zulleD moeten afwachten, of de diplo matie van mgr. Nolens en de kracht van den heer Colijn met de nieuwe Christelijk- Historische fractie, waarvoor vooral de heer De Geer, principieel-politiek gespro ken, een versterking is (die de fractie van <mr. Schokking en den heer Snoeck Henke mans zeer wel gebruiken kan) er in slagen een program samen te stellen voor de komende periode, dat voor een rechtsche regeering een betrouwbaar kompas kan zijn op haar weg met de tallooze klippen daar- gelegen. De eenheid der millionairspartij zal mgr. Nolens niet gaarne in de waagschaal stel len en het is dus ten minste reeds waar- sohijnlijk, dat wij weer een lange crisispe riode zullen beleven. De pers van het oude rechtsch zal in de komende dagen belangwekkende lectuur leveren, die een aanwijzing kan gevep om trent de kansen dezer poging. Slaagt per saldo dc poging tot herstel der samenwerking, dan is het zeer onwaar-^ schijnlijk. dat aan het nieuwe kabinet een lang leven beschoren zal zijn en dan be gint de moeilijkheid opnieuw en zijn wij - parlementair gesproken achterop. Im mers, een staatkundige gedachte vertegen woordigt de R.-K. Staatspartij niet, de band, die haar bijeenhoudt, is van anderen dan politieken aard en haar eenheid is nog grooter beletsel voor een definitief herstel der parlementaire practiik. dan de veel heid der groepen en partijen in onze Tweede Kamer." En de „N R. Cf', zijn eerste indrukken bevestigend, schrijft nog: Zoo is dus duidelijk, dat vorming van een heel of halfwas parlementair kabinet ook na deze verkiezing tot de onmogelijk heden is blijven behooren. De oplossing van de crisis zal dus moeten worden ge zocht in een Zakenkabinet. En degeen, die tot samenstelling daarvan als geroepen schijnt, is de heer De Geer. Deze heeft zich door zijn positie, de laatste jaren van het politiek krakeel verre kunnen houden, en het leidersschap van een ministerie is hem goed toevertrouwd. Hij geniet het persoon lijk vertrouwen van het overgroot deel van de Kamer, en niemand zal afgunstig kunnen zijn, zoo de heer De Geer, zij het met een ander of met een gewijzigd kabinet, zijne oude functie behoudt. De tijd voor het inter mezzo is naar de meening van den heer De Geer voorbij. Het is om het even. de heer De Geer is inventief genoeg, om een nieuwe, sprekende aanduiding voor zijn tweeden termijn te verzinnen. Of de heer De Geer dan een geheel nieuw kabinet zal samenstellen, dan wel een Te- constructie van zijn aftredend ministerie j beproeven, kan woiden afgewacht Veel zal natuurlijk afhangen van het program, dat hij zich ten doel zal stellen, te verwezen lijken. Het aftredend kabinet was vrijwel programloos, van homogeniteit ten aanzien van de behandelde onderwerpen is. be halve in de laatste twee jaren ten opziahte van het Belgische vraagstuk, nooit veel ge bleken. Verwacht mag worden, dat de heer De Geer, zoo hem de formatie van een. ka binet opgedragen wordt, in het kabinet zelf meer eenheid van denken en richting zal willen tot stand brengen, dan in zijn (hans ter ziele gaand ministerie bestond, en dus tot formatie van een nieuw kabinet zal wil len overgaan, dat althans ten opzichte van het te behandelen zakenprogram gqestes- overeenstemming vertoont. Doch hoe dit zij, vast staat wel, dat de kabinetscrisis, flie nu ingetreden is. geen maanden, ja, als er geen politieke intrigen op touw worden gezet, geen drie weken zal behoeven te duren. „Het Centrum'' (R.-K.) schrijft o.m. De eenheid der katholieken in de Staats partij heeft zich weer op krachtige wijze gedemonstreerd. En daarbij bleek eveneens het constante, de hechtheid onzer positie, de duurzaamheid onzer politieke organisa tie, steunend op den sterken grondslag der beginselen. ...De partij zal, hoe de politieke constel latie zich ook moge ontwikkelen en welke oplossing thans aan de ministerieele crisis moge worden gegeven, haar sterken invloed op den gang van zaken doen gevoelen. Een fractie van dertig man, met een millioen kiezers achter zich, neemt van zelf een breede plaats in, cn kan, zoo noo- dig, ook op zich-zelve blijven staan. Met haar kan een coalitie, een meerderheid a)s basis voor een parlementair Kabinet, wor den gevormd. Zonder haar lijkt dit zoo goed als uitgesloten. Te betreuren is, dat. de anti-revolutionai ren een zetel verloren hebben, die blijk baar aan dc groep van ds. Kersten is ten goede gekomen. De aanwas der socialis tische stemmen is een zaak, di© ons tot waakzaamheid moet aansporenwaak zaamheid in dien zin vooral, dat de teeke- uen van den tijd worden verstaan en aan het Program, waarop wij den strijd aan vaardden. de toepassing en uitvoering worde gegeven, welke het volk ten zegen zal zijn. G. W. S(annes) schrijft in de s.-d. „Voor waarts" Dat de christelijk-historischen vooruit gingen is, dunkt ons, allereerst te danken aan bet. feit. dat zij zich beter anti-papis ten hebben getoond dan de anti-revolutio nairen. Lingbeek was hier niet meer zóó noodig. Intusschen zijn blijkbaar ook thans tal van liberale stemmen op de christelijk, historischen overgegaan, een zuivere verplaatsing van conservatieve voorkeur, niet een versterkte uitspraak vóór het con servatisme. Wijst de volksuitspraak positief niet vast de richting aan waarin de oplossing van het thans brandende vraagstuk der regeerings- vorming moet worden gezocht, wèl is zij duidelijk afwijzend tegenover een regeering als die, welke Colijn zich in zijn jongste begrootingsrede in dc Eerste Kamer heeft gedacht, en tegenover het program, dat hij to-en als conditio sine qua non voor den steun der anti-revolutionairen heeft ont wikkeld. Een regeering, als door Colijn gewild, met uitgesproken anti-sociaal en railitai- ristisch karakter, die op het streven naar wordende vrijheid der Indische bevolking zwaarder nog zou drukken, is, na den 3en Juli, niet te vormen. Geen enkele combi natie van partijen, geen parlementaire re geering, zou levensvatbaar zijn, waarin de anti-revolutionaire partij een rol zou kun nen spelen als Colijn haar had toegedacht. In de katholieke pers wordt alvast ge lonkt naar herstel der rechtsche coalitie. Of dit herstel op de stembusuitspraak klopt 1 Beslist niet. Daargelaten, dat de houding der chris telijk-historischen tegenover Rome de mo gelijkheid van een herleving der rechtscho coalitie thans al zeer onwaarschijnlijk maakt en door vele christelijk-historische kiezers als ontrouw zou worden gevoeld, is daar ook de sociale factor, die zich doet gelden. De katholieke arbeiders, pas weer tot de R.-K. Staatspartij terugge keerd, zouden rebelsch worden, althans in hun hart, wanneer de Staatspartij zich bond aan een coalitie met de meest con servatieve en militairistische elementen uit de Kamer, met Colijn en de zijnen, om van de Christelijk-Historischen maar te zwijgen. in de ..Economische en Statistische Be richten" van Woensdag 3 Juli schrijft de heer H Fryda: Een der gronden voor een vervanging van ons zilvergeld door nikkel, waarvan de mogelijkheid en de wenschelijkheid thans door een staatscommissie wordt onderzocht, is het geringere gewicht, dat nikkelen mun ten hebben, vergeleken bij die. welk» uit zilver geslagen zijn Onze groote zilveren munt, de rijksdaal der en de gulden, is betrekkelijk zwaar. Het ongemak, dat hieruit voortvloeit, is niet tc onderschatten, vooral sinds dc prijzen van goederen en diensten zoo belangrijk zijn gestegen en het bedrag, dat gemiddeld voor elke betaling is vereischt. derhalve g-nofer' is dan voorheen. Een vervanging van de zware munten door lichtere stukken van dezelfde nominale waarde komt aan dit be zwaar inderdaad tegemoet; ook al zijn er voor bepaalde transacties meer guldens en rijksdaalders noodig. als deze lichter zijn, is het mogelijk, dat het metaalgewicht, dat voor de betaling is vereischt. niet grooter is dan het vroeger was. Er blijft intusschen, ook na de vervan ging van de zware zilveren munt door lich tere stukken, technisch een leemte in ons geldsysteem beslaan. liet is een eisch. waar aan een goede muntregeling moet voldoen, dat het de gelegenheid biedt de verschil lende betalingen op eenvoudige wijze Hot stand te brengen. Ten onzent kunnen echter betalingen van vier tot en met zeven gulden, van om en bij vijf gulden dus. niet anders worden lot stand gebracht don met tns- sehenkomst van een aantal grove meta.it- stukken. Drie of meer van de groolcre me talen munten zijn als regel noodig om een bedrag tusschen vier en zeven gulden te be talen of om het noodige geld te kunnen te ruggeven, als de helaling met een bankbilfel van tien gulden geschiedt. Dat is een tech nisch gebrek in ons geldsysteem dat zich vooral doet gevoelen nu. oveneens door de stijging der prijzen, betalingen van om on bij vijf gulden Véelvuldiger voorkomen dan voorheen. Met de invoering van een betaalmiddel, waarvan de nominale waarde vijf gulden bedraagt en dal de afstand zou overbruggen, die nu tusschen den rijksdaalder en het bankbiljet van tien gulden bestaat, zou het beschreven gebrek uiteraard zijn verholpen. Ons muntstelsel kent zulk een betaalmid del reeds. Het gouden vijfguldenstuk, inge voerd bij de wet van 1912. heeft echter des tijds weinig ingang gevonden bij het ver keer. Dat er daarom aan een geldsoort van die waarde, vooral tegenwoord'g. niet be hoefte zou bestaan, is daarmede echter geenszins bewezen. Het goudgeld is bij ons nu eenmaal weinig geliefd, terwijl het gou den vijfje bovendien ook technisch weinig vermocht te voldoen Veel gunstiger is daarentegen de stemming, die ten onzent jegens het papiergeld bestaat. Een duidelijk bewijs hiervan geeft ons de zilverbon, voor welks behoud destijds door velen met na druk is gepleit Daartegen bestond echter bezwaar, wijl de coupure van f. 2.50 voor een papieren betaalmiddel te klein werd re- acht. Dat bezwaar kan echter niet gelden RECLAME. 8020 Echte, onvervalschte Standard Motor Oil vrij vao last veroorza kende onzuiverheden maakt U het rijden tot een steeds stijgend genot. Verkrijgbaar in verzegelde 2. 5 en 20- Litcr-bussen en uit de bekende 1-Liter- flesschen. STAWDARP Bewaakt Uw motor in vertrouwde handen Waar Standard Motor Oil verkrijgbaar is. kunt U met het volste vertrouwen olie koopen. U geeft Uw motor dan het beste wat er tc krijgen is. Proeven bewijzen de voortreffelijke kwaliteit van deze olie Standard Motor Oil hecht zich langer aan het metaal. Zij waarborgt een sterk en gaaf olicfilm. dat ieder kostbaar onderdeel beschermt. Gebruikt U Standard Motor Oil, zoo zult U minder reparaties aan Uw motor hebben. U kunt deze olie bovendien in elke benoodigde hoeveelheid betrekken, desgewenscht bij niet meer dan 1 Liter tegelijk. Door Standard Motor Oil te koopen, spaart U dus geld. American Petroleum Company, Gebouw Petrolea, 's-Gravenhage. tegen een papier van vijf gulden, waarvan de waarde immers zooveel grooter is. Schier overal elders, in Engeland, in Puitschland, in Frankrijk, bestaat dan ook een paoieren betaalmiddel van ongeveer die waarde. Fr is geen reden, waarom het in ons geldstelsel zou ontbreken Het eventueel in te voeren papiergeld van vijf gulden zou een muntbiljet kunnen zijn, uit tc geven door den Slaat. De circu latie van tweeërlei papiergeld naast elkaar, van munt- naast bankbiljetten, verdient echter geen aanbeveling. Zoowel in hel ver leden als in het heden treft men dnn ook veeleer het streven aan de papier-emissie zooveel mogelijk in een hand te brengen, met name in die der circulatiebank. Daar om zou ook het papieren betaalmiddel van vijf gulden hij voorkeur een bankbiljet moe ten zijn. Hel voordeel daarvan ware. dat de handhaving van zijn waarde tegelijk met en op dezelfde wijze als die van de andt-re bankbiljetten verzekerd is. Bovendien zal dan de hoeveelheid onvolwaardige metalen munt, wier plaats immers voor een belang rijk deel door hef. nieuwe bankbiljet wordt ingenomen, in verhouding tot den totalen geldomloop belangrijk verminderen en het gevaar daarmede zijn gekoerd, dat het on volwaardige metaalgeld overvloedig wordt en tot ontmunting ervan moet worden over gegaan. WEEKBLADEN. HET LEVEN brengt den uitslag van den wedstrijd der wereldschoonhr idskoningin- nen te Galveston: 44 schoone jonkvrouwen, w.o. miss Holland, glunderen ons aan. Be gonnen wordt met een mooie reeks ar li ke len met aardige foto's over Parijs: ditmaal over Montparnasse. de nieuwe wijk der „Bohémiens". Men ziet voorts nog wat een „dame" niet op straat mag doen en met welke geslepen manieren zakkenrollers aan het werk gaan. Dr. E. v. Raai te bespreekt in DE GROENE AMSTERDAMMER den nog niet voltooiden roman: de verhouding tusschen België en Nederland. Otto van Tussenbroek wiidl aan dacht aan de aeslhetische waarde der ver- kiezingsbiljellen. De UAAGSCHE POST constateert, dat van frisch bloed na de verkiezingen geen sprake is: voor een waar parlement schij nen wij temperamen teel niet vatbaar, hoog stens voor een gemeenteraadsmentaliteit. Er is een praatje met Ignaz Neumark over het Ilollandsche muziekleven en een lang artikel over du 100-jarige grenadiers en jagers. TIJDSCHRIFTEN. Een badnnmmer van „Nova". Een badnummer in woord en beeld is de jcr.gste allevering van het magazine „Nova", waaraan verschillende Nederlandsehe shorfc- story schrijvers hun medewerking verleenden. Naast een aardige Haagsche Histeurie van None, lezen we een vermakelijke „poging tot een bavderhaaP' van Max Tak, een amu sant tennis-verhaal van C. van Rossum, min of meer bad-achtige bijdragen van Katy H:llen. Bep Otten en vele anderen. De schrijfster Elinor Glyn geeft lee, hoe men een man moet krijgen en hoe men hem meel behouden! terwijl W. W. Jacobs en Ellis Parker Dutler met vermakelijke er- halen vertegenwoordigd zijn. Dan is er een illustratie-pagina van Jo Spier, die de kiezers der verschillende j liiie- ke partijen typeert. Een interview (Lil Dag- ove-rj een bijdrage over Tooneel, vele illus- tratie's en enkele gedichtjes besluiten den inhoud van dit geslaagde badnummer, dat voorzien is van een fraaien driekleuren-om slag, ditmaal door een Hollandsche, Bob Stratlhen van Gelder, geteekend. Ter inleiding. „Laet ons tot de beschrijvinge van e'lcke bysondere staat komen, en eerstlyck van Leyden, die de vierde is onder de groote steden deses Landts. in ordre: en tot de welcke ick een bysondere lie'fde, en uytter- maten groote eer toedraghe als mijner Voedster-Moeder; en waer ick de schoonste tydt van myn leven heb toeghebracht". Citaat uit dc Nederlandsehe vertaling van een in Parijs uitgegeven werk „Les Délices de la Hollands, avec un traité du Gouvernement et un abregé de ce qui s'est passé de plus memorable jusqu'a present". Schrijver ervan was Jean Nicoias de Pari- val. die, blijkens zijne inscriptie in het Album Amicorum van Johannes Rhala, in 1651 onderwijzer in de Fransche taal te Leiden was. Het eerste geschenk van Willem den Zwijger aan de Leidsche Bibliotheek. Orlers, in zijn „Beschrijving der stad Leyden" vermeldt: „De Bibliotheque opgherichtet wesende, 5oo heeft Mijn Heer den Prince van OrangnenWilhelmus Hoogloff. Mem. zali ger nagedachtenis) de selvighe begiftet met twee uytgenomen uitnemende) ende waarde kostbare) Boeken; namentlicken met den Bibel die metten Coninglicken name van Spangnen ghenoemt werdt Biblia Regia, bestaande in de Hebreïsche, Chaldeïsche, Grieksche, ende Latynsche Talen. Ende den Talmud der Joden in Hebreïsch ende Chal deïsche Tale". Geschenken, die Prins Willem typeeren, van wien, op het gebied van den godsdienst strijd het mooie woord afkomstig is: „het geschil is tc kleen om gesplijt te blijven". Leidsch extemporé. In den tijd toen dichten nog als een goe dig en zachtgeaard soort van huisvlijt be oefend werd, was het maken van „eKtem- poré-tjes" gedichtjes, voor de vuist ge maakt een geliefkoosde bezigheid in „ge letterde" kringen. De in zijn tijd bekende Amslerdamsche letteikundige* en Réveil-inan Willem de Clercq (17951844) eerst makelaar, spoedig secretaris later directeur der Ned. Handel Mij. bekend om zijn ongeëvenaard improvasietalent en buiten gewoon sterk geheugen, van wien slechts weinige gedichten in het licht gegeven zijn, bevond zich eens aan een diner van de Maatschappij van Nederlandsehe Letter kunde te Leiden. Men hield zich aan het dessert bezig met het maken van zooge naamde bouts rimés. Het viel aan de Clercq ten deel op de volgende eind-rijmen 'n vers te moeten maken: meloen dommer pompoen komkommer. Het onderwerp werd door den kanselredenaar Prof. van der Palm aangegeven en moest „de Letterkunde' zijn. Ziehier hoe de CleTcq zich te Leiden entre la poire et le fromage van zijn taak kweel: „De vrucht van Letterkunde is zoeter dan meloen. En langer van genot; die dit ontkent is dommer Dan die den perzik stelt beneden den pompoen Of sappen zoekt in kurk en droogte in den komkommer". Het auteurschap van de Clercq is later in twijfel getrokken; het extemporéetje is er niet minder geslaagd om. Een brokje Leidsche journalistiek. De Gazette de Leyde in 1677 be gonnen, in 1738 door Elienne Luzac aange kocht, in 1798 bij besluit van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek gesuppri meerd heeft een lijd gehad, dat het blad aanspraak mocht maken op hel epitheton „wereldberoemd." Het was in het tijdperk, toen Johan Luzac de courant redigeerde. Joh an Luzac was een groot rechtsge' eerde, die tot de slachtoffers van de buskruit ramp in Januari 1807 telde. Hij had in 1775 de leiding van „De Gazette de Leyde" op zich genomen en een tijdgenoot van hem getuigt van dit blad: „De Leydsche Fransche Courant" reeds te voren van dc gewone nieuwspapieren door keurigheid van stijl, oordeelkundige schif ting van het ware en valsche, en de ge regelde voordracht der gebeurtenissen, lof felijk onderscheiden, werd door de gadelooze bekwaamheden van haren tegenwoordigen schrijver weldra tot dien top van aanzien en volkomenheid opgevoerd, dat zij zoowel binnen als buiten Europa, bij alle kundigen, een uitsluitend gezag verkreeg en de be roemdste staatsmannen en verstandige vor sten den schrijver in de grootste achting hielden. In het bijzonder verwierf hij zich de ge negenheid en hoogachting der voornaamste grondleggers van het Amerikaansche ge- nieenebest. met namen van Washington, Jefferson en Adams, welke laatste hem het uitstekendste bewiis van vertrouwen schonk door zijn oudsten zoon onder des- zelfs opzigt te laten en aan zijn onderwijs over te geven". Toen bij besluit van 23 April 1798 de Gazette dc Leyde door het Uit voerend Bewind der Bataafsche Rei ubliek gesupprimeerd was en het laatste nummer den 4en Mei van dat jaar verschenen was. oordeelde Luzac het raadzaam zoo «poedig mogelijk 'n soortgelijk, in 't Fransch geredi geerd blad onder anderen tilel en redactie in hel leven te roepen Hij wist den Waalschen proponent Abraham Blussé over te halen om de redactie op zich le nemen van de „Nouvelles poliliques publiées k Leyde", waarvan het eerste nummer 13 Mei van datzelfde jaar vor^vheen Ook dit blad werd door het Staats Bewind der Bataafsche Re publiek op aandrang van den Franschen gezant den 5en October 1804 verboden, maar geen drie weken later verrees een ■ander steeds nog in 't Fransch gesteld blad onder den titel ..Journal politique puhlié k Leyde" Ms uitgevpr wordt vpt- meld zekere J. C. Texeira Westmuller, maar deze Westmuller bemoeide zich niet mei de redactie, die in handen van Blus^é bleef. In Napoleons tijd enkele jaren na 1807 werd het blad opgeheven. Een stukje „wereldberoemde' Leidsche journalis tiek was daarmede beëindigd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 9