Opruiming
Wat de vrouw draagt.
Doodemans rots
Vöste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 6 Juli 1929
Vierde Blad
No. 21260
RECHTZAKEN.
FEUILLETON.
DE ZIJDEN MANTEL
•is de prettigste dracht voor hoog-zomerweer,
want hi] is iicht en sterk in het dragen,
staat steeds zeer gekleed en elegant, en
komt zoowel voor de namiddag-wandeling
als voor den avond in aanmerking
De zijden stoffen, die men voor dit doel
kiest, zijn slechts in enkele gevallen sterk
glanzend, daar men tegenwoordig, zooals
algemeen bekend is, aan doffe weefsels de
voorkeur geeft, gezien ons verlangen uitgaat,
niet naar een opvallend, doch een beschei
den-elegant kleedingstuk. Daarom wordt
ook veel meer crèpe-mongol en marrocain
verwerkt, dan crèpe-satin, dat meestal met
de doffen kant naar buiten, te bewonderen
valt.
De zijden mantel van dit seizoen is slechts
weinig gegarneerd, daar de thans heer-
srihende mode zoo min mogelijk haar toe
vlucht neemt tot opschik, reden waarom de
laatste creaties dan ook zoo eenvoudig
mogelijk gehouden worden.
Des te meer aandacht wordt echter aan
de 1 ij n geschonken, daar het bij een klee
dingstuk zonder garneering natuurlijk uit
sluitend aankomt op de coupe, en den stof,
waaruit het vervaardigd is.
De nieuwe mode is in dit opzicht dan ook
allesbehalve eenzijdig, onverschillig of het
een mantel met plooien, met klokken of een
rechte mantel betreft, laat hij iederen vorm
lot zijn recht komen. Hieruit blijkt dus, dat
geen vrees gekoesterd behoeft te worden
voor de „Unrformkleeding", integendeel, de
zeer persoonlijke smaak zal op den voor
grond kunnen treden en zijn rechten doen
gelden.
Een groote rol speelt de bontgarneering,
welke steeds de meest geliefde afwerking is.
wat niet te verwonderen valt, daar bont in
het gezicht altijd flatteert en aan het be
treffende kleedingstuk een onvergelijkelijke
zachtheid en elegance verleent. Toch wordt
in vele gevallen het bont voor de manchetten
verwerkt, terwijl dan deze garneering als
kraag achcterwege blijft. Hierdoor wordt
weer een geheel ander, doch niet minder
pikant en luchtig zomersch effect verkregen.
Van veel gewicht is natuurlijk dc kleur
van den. mantel; het meest practisch en
meest voorkomend is zwart, dat men bij
elke japon dragen kan en. indien tenminste
stevig gevoerd, kan deze mantel ook in den
Herfst goede diensten bewijzen.
Er zijn veel dames, die zwart voor de
lichte, zonnige dagen te donker vinden en
daarom liever marineblauw kiezen, wat
men dan ook heel veel ziet Veel komen
voor mantels in overeenstemming met de
daarbij behoorende japonnen (welke teza
men een complet vormen) en wel in beige,
zandkleur, groen, donker-gobelinblauw enz.
Naast de gekleede doen thans van zich
spreken de halflange zijden mantels in
pale tot-model. Deze staan ook zeer ge
kleed.
Ook de ,.cape" is weer op den voorgrond
getreden in eenvoudige doch decoratieve
modellen. Evenals bij den mantel komt
ook hier het halflange model veel voor,
waaronder de japon zichtbaar blijft. Voor
zachte zomeravonden zal deze cape een
heerlijke dracht zijn.
Een der beste modellen ziet u op de eer
ste afbeelding: het onderste deel wordt bij
een gehouden, terwijl een' langharig bontvel
den kraag vormt. Verder is het model een
voudig en recht en de bevallige manier
van dragen zal er de groote elegance aan
moeten geven.
Een voorname rol in de nieuwe mode
speelt de princessemantel, uit Amerika af
komstig, die vooral de taillelijn sterk
accentueert, hetgeen bij ons ook reeds
burgerrecht verkregen heeft. De 2e afbeel
ding toont u een dergelijk exemplaar van
een door strepen in afdeelingen gescheiden
jas, welke naar onderen toe breeder wor
den. De armen zijn even gegolfd, de bont
kraag valt op de schouders iets breeder,
waardoor de taille nog slanker lijkt.
Ook met zoompjes en stiksels kunnen
aardige effecten bereikt worden; de 3e tee-
kening brengt e'en mantel, waarvan het
kraagje tot een los op den rug neerhangenae
shawl verlengd is. de van achteren spits
toeloopende banen kunnen door stiksels
worden afgewerkt, terwijl de rok plooien
vertoont'.
Een bijzondere voorliefde heeft de volant
mantel, die iels jeugdigs en vroolijk-zomers
verleent Zoo'n mantel, verfraaid door een
bontkraag, ziet u als laatste afbeelding
op bijgaande schets.
VOOR DE MOTORFIETS-SPORT
moet men er op letten kleuren te kiezen,
welke practisch zijn, aan het gestelde doel
beantwoorden, en ook makkelijk te reini
gen zijn, daar stof en olie de betreffende
kleeren maar al te dikwijls in een mini
mum van tijd bederven. Een bijzondere
samenstelling is een combinatie van jum
per en broek, waarbij dan voor de rust
plaatsen en de maaltijden een rok gedragen
wordt om er niet al te sportief uit te zien.
Rok en broek zijn in den regel uit ge
ïmpregneerd linnen of een waterdichten
zomerstof vervaardigd, die echter niet te
grof mag zijn, daar het stof er al te ge
makkelijk zou indringen. Het bovenste ge
deelte is bijna zonder uitzondering een
product der gebreide-goedeTen-industrie,
daar dit verreweg het meest practische is,
nooit knoeit of een slordige indruk maakt
en bovendien is het gemakkelijk te reini
gen. Naast de veelkleurige en door ver
schillende patronen verfraaide jumpers,
ziet men tegenwoordig ook véél n -
kleurige exemplaren, harmoniëerend
met de overige kleeding en passend bij de
imotor- of Pullman kap.
BORBUURSEL OP KINDERKLEERTJES
werkt niet alleen decoratief, doch beant
woordt volkomen aan de mentaliteit van
het kind, dat dol is op bonte kleuren en
patroontjes.
Het spreekt vanzelf dat hierbij geen ge
compliceerde motieven in aanmerking ko
men, doch uitsluitend de reeds ,,voorzich-
zelf sprekende" patronen op allereenvou
digste wijze uitgevoerd. Zoo ziet u b.v. op
de teekening geslyleerde gele orakelbloe-
men met groene sleelen en een 2de jurkje,
een eenvoudig jakje, versierd méb een
mandje bonte bloempjes.
De wol, waarmee gewerkt wordt moet
onder alle omstandigheden waschecht zijn,
daar anders het wasschen bemoeilijkt zou
worden en het borduurwerk zou vervagen
om ten slotte heelemaal te verdwenen,
wat natuurlijk een groote teleurstelling
zou zijn.
De lezeres, die mij om een patroon voor
een wagenkleedje vroeg, heeft lang op
antwoord moeten wachten. Maar nu gaat
dat dan. ook aan mijn artikel vooraf.
Ik voor mij vind. dat een wagenklecdje
fijn en dun moet wezen, een luchtig dek
over een zijden dekentje. Daarom zou ik u
aanraden er een tcJ haken van gekleurde
ha&kzijde, in verschillende zachte linten;
haak een groot aantal rondjes van zeker
niet meer dan 10 c.M. middenlijn; zulke
rondjes zijn eenvoudig en u werkt ze vlug;
zet zeven lossen op en haak de eerste aan
de laatste vast; daarna haakt u zooveel
vasten tot het ronde gat is opgevuld; nu
een toer van één losse één stokje-, daarna
kunt u zelf variatie? bedenken of een of
ander bekend sterretje nahaken. De laatste
toer moet een pieo-randje zijn. Zorg dat al
uw sterretjes goed plat en gelijk van grootte
zijn. Maak daarna een aantal kleinere
rondjes en zet tenslotte de groolen en klei
nen aan elkaar tot uw kk'edje groot ge-
noee is; als u wat mooie zachte tinten
heeft cn ieder sterre'tje in één kleur af
werkt, maakt het kleed den indruk van een
bos veelkleurige bloempjes.
U kunt het ook van vierkanten of ruilen
maken; maar rondjes staan liever, zach
ter. Op één ding moet u héél streng letten;
dat uw sterren precies even groot zijn;
want anders wordt het model van het kleed
niet goed. Ik zag er laatst een, dat geheel
uit groote sterren bestond, in plaats van
de kleintjes waren er van lossen dubbele
lussen gehaakt, waardoor een zacht blauw
lint was geregen, precies zoo breed, dat de
gaten er door werden opgevuld. Dat maakte
ook een bijzonder aardig en luchtig effect.
Een huisvrouw tobt met een vette kraag
en mouwranden in de goede jas van haar
man en vraagt of daar niets tegen te doen
is. U moet het eens probeeren met wat
ammoniak. Ve'rmeng in een klein kannetje
gelijke deelen ammonia liquida cn water;
neem een schoon lapje, doop dit in het
mengsel en maak er de glimmende plek
ken mee nat. Krab nu met een beenen,
houten of glazen spatel of vouwbeentje over
de ve'tte vlekken en veeg na iedere ..krab"
dat vouwbeen met een doekje goed schoon;
anders wrijft u de volgende keer het vuil
weer in de kraag! U zult zien, dat u ieder
maal op het vouwbeen een laagje vet
schrapt De behandeling moet net zoo lang
worden voortge'zel tot er géén vuil meer
op het vouwbeen komt. Daarna moet u de
kraag en mouwen met helder frisch water
nawasschen en tot besluit flink schoonbor-
stelen. U zult zien, dat het zaakje er ter
dege van opknapt- Maar pas op voor uw
oogen, ammonia bijt en is een scherp
goedje.
Ik was laatst bij een vriendin op bezoek.
Haar dochtertje is een handige peuter. Die
had ergens gelezen, dat men van oude
handschoenen nog allerlei moois kan,
maken en zij had dat gelezene in praktijk
gebracht! Zoo knipte ze van een oude bruin
glacé handschoen de drie middenvingers
af; tornde van iedere vinger één naadje
heelemaal open, daarna legde zc dc openge-
tornde lapjes leer naast elkaar en naaide
ze aaneen tot een zakje. Ook de pink werd
los g€'tornd; hier knipte ze een rondje uit
en maakte er den bodem van 't zakje van,
door er alle leerpunten aan te bevestigen*
Met flink dik garen festonneerde zij lateT de
naden en ook den 1/2 c.M. omgeslagen
bovenrand. Voor afsluiting naaide zij er
knoopsgaten in cn reeg hierdoor een smaL
lc-'eren bandje. Het was een hoogst origineel
taschje geworden, dat stevig bleek boven
dien. Een andere oude handschoen had zij
aan stukjes gesmeden en van die kleine
reepjes een kwast gefatsoeneerd, die het
taschjc van onderen zeer gracieus af
maakte.
Iedereen weet, dat de vingers uit oude
handschoenen zoo'n goede bescherming zijn,
voor verwonde toppen van onze eigen vin
gers. Het is alken altijd een erge toer om
die handschoentoppen niet te verliezen.
Ook daar had zij een praktisch middeltje op
gevonden door van boven in de hand
schoenvinger kleine smalle gleufjes te snij
den en hier een fijn ve'terlje door k rijgen
dat men slechts behoefde dicht te knoopen
om den vinger onbewegelijk vast te zetten.
Een lezeres wil graag weten, hoe zij de
gummi handschoenen moet reinigen, die zij
geregeld voor vieze huishoudelijke werkjes
gebruikt. U kunt ze gewoon in zeepsop
schoon wasschen, daarna goed naspoelen
in helder water, afdrogen met een zfem-
leeren lapje en zo even buiten den zon,
doch in den wind hangen om door en door
droog te worden. Blijkt het den volgenden,
dag, dat niet alle vlekken verdwenen, dan
kunt u die* wegkrijgen met een doekje, dat
in benzine of naphta is gedoopt. Maar wees
heel voorzichtig, dat er geen vuur of gas
vlammetje in de buurt is; anders vliegt
alles in brand!
Als u uw karalfen en bloemglazen bij
zonder helder hebben wilt, moet u ze 21
uur laten slaan gevuld met een oplossing
van zout en azijn. Schud nu en dan de
karaf flink heen en weer, spoel daarna
met schoon waler na en uw glaswerk zal
blinken zooals het nog nooit geblonken,
heef tl
DIEFSTAL IN HET
RIJKSMUSEUM.
De Vijfde Kamer der Rechtbank te Am
sterdam heeft uitspraak gedaan in de straf
zaak legen den 21-jarigen leerling-machi
nist, die ervan verdacht wordt, dat hij on
26 April 11. in het Rijksmuseum een schil
derij, voorstellende Anna van Brunswijk,
uit de lijst sneed en daarna zich toeeigende.
De verdachte, die ook vervolgd wordt we
gens een museumdiefstal te Haarlem had in
de instructie bekend, doch die bekentenis
op de terechtzitting ingetrokken. Het O. M.
had ëén jaar gevangenisstraf gevorderd. De
Rechtbank legde de geëischte stTaf op, onder
overweging dat het stelen van een schilderij
uit een museum bijzonder ernstig is.
VERDUISTERING.
Do rechtbank tc Assen veroordeelde N.
C. Schwering, orftslagen kantoorhouder der
Posterijen te Zorgvliet wegens verduiste
ring in dienstbetrekking tot tien maanden
gevangenistraf.
RECLAME.
8079
Naar het Engelsch van
A. T. QUILLER—COUCH.
66)
Omstreeks veertig voet van het water, dat
nu schuimend over het zand plaste, liep de
Doodemans Rots plotseling uit in een smalle,
zwarte richel, die dan ineens afbrak. Deze
richel of punt was bij hoog water natuurlijk
niet te zien en daartegen was de „Belle
Fortune" waarschijnlijk aangeslagen voor
dat het schip terug geworpen werd en in de
dieple verdween. Dit was dus de „Zuid
punt" die op den gesp werd vermeld. Hij
zette den passer zorvuldig vaat en begon
toen langzaam naar het noordwesten te
meten.
„Eind Zuid Punt 27 voet", herinnerde ik
mij van den gesp. Hij groef met zijn hiel
een klein gaatje op de plaats waar het
touwtje eindigde, liep toen achteruit naar de
rots. ditmaal naar den noordkant En steeds
zat ik te wachten.
Weder hoorde ik hem zoeken naar het
merkteeken, een oude ijzeren ring. die vroe
ger gebruikt werd om een bootje aan vast te
leggen hij vloekte omdat hij het niet vin
den kon. Na een paar minuten kwam hij
echter weer voor den dag en trok het bandje
stijf aan, van de klip naar het westen. Hij
deed het heel langzaam, maar telkens keek
nij even op en speurde heel snel om zich
Ineen; en dan begon hij weer. Er was nog I
xnels te zien dan de ronde maan boven ons J
hoofd, de schitterende zandvlakte en de
glimmende golven die gebogen lijnen van
zilver vormden; geen ander geluid dan het
suizen van den nachtwind.
Waarschijnlijk had hij geluk met zijn op
metingen, want het bandje kwam weer uit
bij het gaatje dat hij met zijn voet in het
zand had gemaakt. Nu bleef hij een oogen-
blik staan, haalde den gesp voor den dag,
die schitterde toen hij hem omkeerde en be
keek die aandachtig. Het scheen hem te be
vredigen, hij keerde tenminste naar de rots
terug om zijn gereedschappen te halen. En
steeds lag ik te wachten met het mes in
mijn hand.
Wedergekomen op het punt waar de twee
lijnen elkaar ontmoetten, wierp hij een
haastigen blik om zich heen en begon vlug
te graven. Hij stond nu met zijn gezicht
naar de zee en den rug naar mij toegekeerd,
zoodat ik mij kon oprichten en wat meer op
mijn gemak toekijken. Hij werkte snel en de
kuil werd al heel spoedig vrij diep. Als er
daar inderdaad een schat begraven lag, dan
zou hij spoedig ontdekt worden.
Daar hoorde ik de spade tegen iets hards
aan komen. Hij had zeker nog niet diep ge
noeg gegraven. De gesp had vermeld „vier
voet zes inches" en de kuil kon nog niet
meer dan drie voet diep zijn. Colliver bukte,
haalde er iets uit en bekeek het nauwkeurig
Toen ik mij vooroverboog om te kijken,
draaide hij zich half om en ik zag dat hij
een schedel in zijn hand had. Van wien was
die schedel? Zeker van een der slachtoffers
van de „Belle-Fortune" of misschien van
John Railton, gezakt tot boven.de schatten
waarvoor hij zoo menigeen het leven beno
men had en eindelijk zelf aan zijn eind was
gekomen. Het was een griezelig idéé, maar
het scheen Colliver niet te hinderen, want
met een zwaai gooide hij hem over hét
strand in de onverzadelijke zee.
Toen begon hij opnieuw te graven en ik
op te letten. Hij werkte een volle twintig
minuten door, verspreidde het zand naar
links en naar rechts en telkens hield hij een
oogenblik stil om te meten.
Nu dacht ik dat hij wel bij dc opgegeven
diepte gekomen was. want een paar maal
haalde hij den gesp uit en hield even op met
zijn werk.
Hij wou juist weer beginnen na zulk een
pauze, toen zijn spade knarste tegen iets
aan. Hij bukte om te kijken wat het was en
begon toen het zand weg te graven met een
ongeloofelijke snelheid.
De schat was gevonden!
Hij werkte als een bezetene, .zoodat ik
zelfs op dien afstand zijn ademhaling luid
hoorde op en neergaan. Eindelijk, na een
•laatsten blik in het rond. knielde hij neer en
ik kon hem niet meer zien.
Nu was mijn tijd gekomen.
Met het mes in de hand klaulerde ik
zachtjes naar beneden langs den zuidkant
van de rots en liet mij op het zand neer
vallen.'
De kuil was ongeveer aan den noordkant,
zoodat, als ik achter den rotswand aan den
zuidkant kroop, ik heel dicht bij hem kon
komen zonder dat hij mij zag. al had hij op
gekeken. Maar hij was nu verdiept in zijn
buit, zoodat ik heel stil naderde tot op een
afstand van tien voet ongeveer; toen kroon
ik op handen en voelen vooruit tot aan den
rand van den kuil en keek er over heen.
Daar zat hij. beneden mij. binnen mijn
bereik met zijn rug naar mij loc. De maan
stond vlak tegenover mij. zoodat zij geen
schaduw van mij af wierp. Daar zat hij en
voor hem, in het zandbed, stond een groote
ijzeren kist met een breoden, ijzeren band
er omheen en met een kolossaal hangslot
gesloten. Op het roestige deksel kon ik zelfs
de ruw uitgehouwen initialen A. T. onder
scheiden.
Ik hield mijn adem in toen hij mijn groot
vaders sleutel uit zijn zak haalde en hem
in het sleutelgat stak, nadat hij eerst zorg
vuldig het zand or uit gehaald had. Het on
handelbare slot knarste ontzettend en met
moeite gelukle liet hem den sleutel om te
draaien. En steeds knielde ik boven hem
met mijn mes in de hand.
Toen, met een langen, gereklcn zucht,
lichtte hij het knarsende deksel op. Wij bei
den keken er in met groolc oogen, die bij
kans verblind werden van hetgeen wij
zagen.
Want dit was het wat wij aanschouwden:
Eerst niets dan een gloed van uitschie
tende stralen die glansden, schitterden en
stralen schoten van allerlei kleuren rood,
violet, oranje, groen en donker karmozijn.
Daarna zag ik langzamerhand dat al deze
schitterende kleuren kwamen uit een ver
zameling van allerlei steenen, groote en
kleine, maar te zamen vertegenwoordi
gend een onnoemlijke waarde.
Ik haalde even adem en keek weer toe.
Diamanten, robijnen, safieren. amethisten,
opalen, smaragden, turkooizen en een on
noemelijk aantal andere steenen lagen op
een ruwen hoop door elkaar en schitterden
alsof zij verheugd waren het hemellicht
weer te zien. Sommige steenen waren gepo
lijst. andere ruw. sommigen tot colliers en
kettingen geregen, anderen gezet in ringen
of armbanden en barbaarsche sieraden; daar
lagen ze een rijkdom, die eens menschen
verwachting, der vorsten droomen verre te
boven ging.
De kist was vijf voet lang en drie breed1,
het was of de juweelen lagen in een soort
van lade of ijzeren bak, die in zee gezonken
was. In den hoek was een afzonderlijk ijze
ren vierkant kistje met een ijzeren deksel.
Toen wij met opengesperde oogen toekeken,
haalde Colliver diep adem, een zucht van
voldoening en gierigheid, en lichtte het dek
seltje op.
Onmiddellijk vertoonde zich een rijke
stroom karmozijn licht, rein cn indrukwek
kend, schitterend, uitstralend; de stralen
schenen zich te concentreeren in een
gloeiend, vlammend hart, overgaande in on
peilbare diepten van purperen gloed. Kalm
en schitterend lag hij daar, alsof er geen
vloek rustte in die diepten; sterker dan
eeuwen, onvergankelijk en zegevierend,
wreed: de Groote Robijn van Ceylon!
Met ren zucht van genot strekte Colliver
de hand er naar uit, toen ik de mijne met
kracht op zijn schouder legde en opsprong.
Het was gedaan met mijn geduldig wachten.
Hij uitte een gil van ontzettenden schrik,
sprong overeind en stond oogenblikkelijk
tegenover mij. Reeds was zijn mes half uit
zijn gordel getrokken; reeds had hij een
sprong vooruit gedaan, toen hij mij zag
staan vlak boven hem.
Met bloot hoofd stond ik daar in het
maanlicht, het bleeke licht viel op mijn mss
en op mijn bloote bor9t en vastberaden ge
zicht. Blootshoofds, terwijl de wind speelde
met mijn haren, wachte ik af dat hij zou
toespringen. Maar die sprong kwam nooit.
(JVordt vervolgd)