HET RIJK EN DE GEMEENTEN
Doodemans rots
70*te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 21 Juni 1929
Derde Blad No. 21246
UIT HfcT parlement.
KERK- EN SCHOOLNIEUWS.
SPREEKCEL.
FEUILLETON.
De Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer.
Verschenen is de Mem. v. Antwoord aan
de Eerste Kamer op het Voorl. Verslag over
iet ontwerp van wet tot herziening van de
financieele ve:rhouding tusschen het Rijk en
de gemeenten en wijziging van eenige be
palingen der Provinciale wet en der Ge
meentewet.
Dat het wetsontwerp in de Eerste Kamer
ip een laat oogenblik in behandeling komt,
wordt ook door de* Regeering betreurd; en
dat zulk9 een gevolg js van het tijdstip der
indiening bij de Tweede Kamer, wordt door
haar erkend. Dat intusschen die indiening
had kunnen worden vervroegd, betwijfelt de
Regeering.
Dat in den opzet van het wetsontwerp te-
veel aan het Rijk en de gemeenten gedacht
zou zijn als twee tegenover elkander ge
stelde corporaties, heeft de Regeenng met
groote bevreemding vernomen. Een der voor
naamste motieven van het ontwerp is juist
geweest, dat méér dan tot dusver Rijk en
gemeenten, althans economisch, als een een
heid moeten woTden gezien. Vandaar ook,
dat het niet langer toelaatbaar werd gacht,
dat de door het Rijk gevolgde regelen van
belasting verdeeling ingrijpend verstoord
werden door gemeentelijke fiscale uitwas
sen, noch dat door het kringsgewijs omslaan
van uitgaven voor onderwerpen van alge
meen belang in de ééne gemeente van het
zelfde Rijk een tienmaal zwaardere last
werd getorst dan in de andere, en dit als
gevolg niet van verschil in beleid, maar van
verschil in draagkracht en sociale structuur.
De bevreemding, dat de huidige minister
van Financiën, die voorstander was van
vermindering der directe belastingen, omdat
die bijzonder zwaar drukken en kapitaal
vorming tegengaan, eindigt met een wet le
ontwerpen waardoor die belastingen zullen
worden verhoogd, mist een feitelijken grond-
Immers de directe belastingen zullen
door het ontwerp niet worden verhoogd.
De Regeering herhaalt, van oordeel le zijn
dat het vraagstuk van de financieele verhou
ding tusschen het Rijk en de gemeenten er
m hoofdzaak een is van een*meer gelijk
matige behandeling van 's Rijks ingezete
nen en dat een regeling, welke hiermede
geen rekening houdt, niet voldoende rende
ment geeft aan de gelden welke zij vordert.
Wat de grief betreft, dat het wetsontwerp
peen waarborg bevat, dat na zijn aanvaar
ding niet weder bij nieuwe Rijkswetten de
kosten van uitvoering van nieuwe wette
lijk© regelingen geheel of ten deele ten laste
der gemeenten zullen worden gebracht,
wordt opgemerkt, dat zelfs de meest nadruk
kelijke bepaling, in dien geest in dit oïit-
*erp opgenomen, den bédoelden waarborg
niet zou verschaffen.
Ter beantwoording van de opmerking,
dat, om een goede regeling van de finan
cieele verhouding tusschen het Rijk en de
gemeenten te verkrijgen, een splitsing had
moeten zijn gemaakt tusschen de gemeen
telijke uitgaven, welke worden gedaan ten
algemeenen nutte, en die, welke worden ge
daan in het eigen huishoudelijk belang der
gemeenten, terwijl dan de eerste ten koste
van het Rijk en de laatste ten koste van de
gemeenten zouden moeten komen, wordt
herinnerd, dat reeds uit het Tapport der
Staatscommissie is gebleken, hoe op dien
grondslag nooit tot een bevredigende oplos
sing is te komen.
De opmerking, dat de thans voorgestelde
gelijkmaking op het gebied van belasting
druk niets heeft te maken met de regeling
der financieel© verhouding tusschen het Rijk
en de gemeenten, is onjuist. De ongelijkheid
m gemeentelijke belasting moest worden
verminderd; zondeT dit doel hadden verhoog
de Rijksuitkeeringen aan de gemeenten wei
nig zin.
Dat een belangrijk aantal gemeenten door
deze wet storing in do handhaving of in de
verdere ontplooiing van haar gemeentelijk
leven zullen ondervinden, verwacht de Re
geering niet. Wèl het omgekeerde.
Aan de> leden, di-e van meeifing bleken,
dat, nu de hoofdsom der belasting op den
zelfden voeit voor alle gemeenten zal wor
den vastgesteld, het beter ware geweest,
de aanvullende- belasting aan de gemeenten
zelve over te laten, wordt herinnerd aan
wat reeds bij de algemeene beschouwingen
in de Tweede Kamer werd betoogd, dat
namelijk het vooropgestelde doel om duur
zaam te breken met de groote ongelijkheid
van "belastingheffing in de verschillende
gemeenten en de schadelijke overbelasting
in veie harer, niet kon worden bereikt,
wanneer de eigen plaatselijke inkomsten
belasting in stand werd gehouden.
Een vergelijking van de tarieven der
fondsbelasting met die der Rijksinkomsten-
belasting is volkomen onjuist en miskent
de beteekenis van het ontwerp. De fonds-
belasting komt niet in de plaats van de
bestaande gemeentelijke inkomstenbelas
tingen.
Uitvoerig betoogt de Regeering op grond
van tal van cijfers dat met kan worden
volgehouden, dat het luttel aantal gemeen
ten, hetwelk uitsluitend (met orpcenten op
de Rijksinkomstenbelasting werkt, tot de
zwaarbelaste gemeenten behooren. Integen
deel nemen zij onder d-e 1100 zusteren een
zéér bevoorrechte plaat® in, en een toe
komst, waarin aan andere gemeenten een
gelijk lot zal beschoren zijn, dreigt niet
als een schrikbeeld, maar lokt als een
dorado.
Dat de algemeene gedachte van het
wetsontwerp met in strijd is met de ge
meentelijke autonomie, is, naar het de Re
geering voorkomt, uit de tot dusver ge
voerde schriftelijke en mondelinge gedach-
tenwisseling zóó overtuigend gebleken, en
zóózeer door schrijvers en sprekers van
elke richting erkend, dat zij zich niet ver
wonderen, da<t op dit punt in het Voorl.
Verslag niet meer uitvoerig werd inge
gaan.
Dat groote en vooral snel-vooruitgaande
gemeenten dóór de belastingregeling van
het ontwerp zullen worden geschaad en
in haar opgaande lijn tegengehouden,
wordt door de Regeering allerminst ver
wacht. Veeleer meen en zij, dat onder de
huidige regeling de economische opblbei
van menige gemeente is belemmerd.
Er is geen sprake van, dat de door art.
12a. sub II getroffen personen, dóór hun
Nederlanderschap te laten varen, zich a.an
de belasting zouden kunnen onttrekken.
Het behoeven heelemaal geen 'Nederlan
ders te zijn, en voorzoover zij dit wèl zijn,
zou naturalisatie in een vreemd land hen
niet helpen. Het schijnt dat de na deining
van een vroeger wetsontwerp tot deze mis
vatting heeft geleid.
Omtrent de zakelijke bedrijfsbelasting is
de Regeering van oordeel, dat deze aange
legenheid thans niet aan de orde kon wor
den gesteld.
Tenslotte betoogt de Regeering dat aan
vankelijk aan de gemeenten een eigen ver
teringsbelasting toegedacht was, waarbij
zij uiteraard groote vrijheid van handelen;
zouden hebben. Toen later die eigen ver
teringsbelasting verdween, was er aanlei
ding, de voorgestelde facultatieve heffing
van de wt> en forensen niet overbodig te
achten. De Regeering heeft haar oorspron
kelijk standpunt wèl gehandhaafd.
RECLAME.
7017
(Van onzen parlementairen medewerker).
Den Haag, 20 Juni 1929.
Behandeling der Ziektewet Het ontwerp
aangenomen Inwerkingtreding
op 1 Augustus,
De Ziektewet is thans door de Eerste
Kamer in behandeling genomenAan spre
kers geen gebrek, maar aan nieuw© in
zichten omtrent de zaak wel, wat zeker
niet te verwonderen is na de zeer langdu
rige behandeling van d© zaak in de Tweede
Kamer. Laten we ctos dus bepalen tot de
me-dedeeling, dat het ontwerp door de
meeste sprekers aannemelijk werd gehee.
ten. De heeren Gelderman (Vrijheidsb.),
Reymex (R.-K.) en Danz (S.D.A.P.), die
voor di© pauze het woord voerden, deden
wel bezwaren booren, welke als eoho's uit
de Tweede Kamer klonken, maar zij wa
ren niet zoo overwegend, dat zij van plan
waren tegen te stemmen. Na de rustpoos
heeft. mevr. Pothuis—Smit (S.D.A.P.) zeer
uitvoerig haar ergernis uitgesproken over
het door de Tweede Kamer aanvaarde
amendement van den heer Aalberse om d©
ongehuwde moeder buiten de wet te hou
den. De heer Van der Hoeven (C.-H.) had
er vervolgens geen vrede mede, dat de bij
zondere ziekenkassen buiten de regeling
waren gehouden. Maar terwijl eerstgenoem
de verklaarde niettemin voor de wet
zullen stemmen, had de heer Van der
Hoeven daartegen overwegend bezwaar en
volgens hem zouden ook de meeste Chris-
telijk-histariische leden deswege met hem
tegen het ontwerp stemmen.
Mini/Ster Slotemaker heeft met groot©
opgewektheid het wetsvoorstel weder ver
dedigd en toegelicht. Natuurlijk ook zon
der nieuws te berd© te brengen, hij had
evenwel een paar goed© troeven in de haai
den door er op t© kunnen wijzen, dat en-
keil e punten in de wet. die niet naar den
zin der sprekers waren, niet aan hem wa
ren te wijten, doch bij amendement in de
wet waren gebracht. Alleen voor de uit
sluiting van de ongehuwde moeder sproner
hij zelf met 'overtuiging in de bres, omdat
zij volkomen strookt© met zijn eerbied
voor het huwelijk.
Gerepliceerd is er niet en bij d© daarop
gevolgde stemming is het ontwerp aange
nomen met de groote meerderheid van 23
tegen 4 stammen. Tegen stemden de Chris-
telijk-Historische leden Van der Hoeven,
De Vos van Steenwiik en Verkouteren ov*
de Anti-Revolutionair Pollema. Maar wat
een schaars 'bezocht© vergadering!
Teekenen we nog even aan, dat het alsnu
goedgekeurde voorstel op 1 Augustus in i
werking zal treden en met 1 Maart
in volle uitvoering zal zijn. Van wat er
heden verder behandeld is, vermelden wij
im de eerste plaats, dat de kasvoorschot-
ten aan de Kcwn. Holl. LToyd zonder dis
cussie zijn goedgekeurd. Alleen die heeren
Van Embden (V.-D.) en De Gijselaar
(C.-H). verzochten aanteekening, dat zij
zich met het voorstel niet konden veree-
nigen.
Na korte discussie heeft de Kamer haar
goedkeuring gehecht aan de wijziging van
de Leerplichtwet evenals aan de supple
tore Tndische begTootJimgen. Tegen het
voorstel oon aan den heer Hoogeboezem
een paar mijn con cessies in Oost-Java te
verleenen, had de heer -v. Embden (V.-D.)
ernstig bezwaar omdat de regeer rog zich
bij het; contract verbond de concessie niet
te zullen naasten binnen een periode van
30 jaar. De minister van Koloniën kon hem
niet overtuigen -van de billijkheid van deze
bepaling, opgenomen ten einde den con
cessionaris meer zekerheid en vastheid in
zijn onderneming te verschaffen, waardoor
het hem mogelijk zou zijn kapitaal te krij
gen. De heer Van Embden vond deze gunst
niet rechtmatig en vroeg stemming aan.
Daar evenwel het aantal aanwezigen :ot"
een handjevol was geslonken, was de Voor
zitter zoo verstandig de stemming tot
morgen aan te houden.
Hef wetsontwerp tot opheffing van het
verbod van uitvoer van huiden en been
déren is door de Kamer zonder stemming
goedgekeurd, waarna zij zich tot slot van
den middag heeft bezig gehouden met de
begrooting van het Wegenfonds.
De heer Van der Lande (R.-K.) heelt
daarbij weder geprotesteerd tegen het uit
blijven van definitieve plannen voor een
brug over de Wa-al bij Nijmegen, terwijl
de heer Hermans (S.D.A.P.) klaagde, dat
Arnhem nog steeds geen vaste brug over
den Rijn heeft.; Minister Van der Vegte
heeft het een en ander over de plannen
tot bruggenbouw gezegd zonder veel posi
tiefs mede te deel en, maar in ieder geval
heeft hij den heer Van der Lande genoegen
gedaan met de verzekering, dat de voor
bereiding voor den bouw van een brug bij
Nijmegen reeds vergevorderd is.
Morgen komt de begrooting van het Zui-
derzeefonds aan de orde.
PREDIKBEURTEN.
VOOR ZONDAG 23 JUNI.
BODEGRAVEN.
Ned.-Herv. Kerk: Voorm. 10 uur. de heer
Müller; nam. halfzeven, ds, Pott.
Geref. Kerk; Voorm. 10 uur en. nam
halfzeven, ds. Dam.
Geref. Gem.: Voorm. 10 uur en nam. half
zeven, preeklezen.
BOSKOOP.
Ned.-Herv. Kerk: Voorm. 10 uur ds. Glas.
Geref. Ketrk: Voorm. 10 en nam. 6 uur,
ds. Petersen.
Salvatori: Voorm. halftien en nam. 6 uur,
ds. van der Wal van Groningen.
Evangelisatie Dwars-NieuwstraafVoorm.
halftien en nam. 6 uur, ds: van Voorthuij-
zen van Rijssen.
Chr. Geref. KeTk Voorm. halftien en nam.
6 uur, leesdienst.
Rem Geref. Gem. Voorm. halfelf, ds. J.
A. de Koning, van Ulrecht.
HAZERSWOUDE.
Ned.-Herv. Ke'rk: Voorm. halfelf, ds. Brou
wer, van Alphen; nam. halfncht ds Sle-
houder. van Alphen.
Geref. Kerk: Voorm. halfelf en nam. lialf-
acht, ds. den Harlogh.
DE KAAG.
'Ned.-Herv. Kerk; geen opgave ontvangen.
KATWIJK AAN ZEE.
Getef. Kerk: Voorm. 10 en nam. 6 uur,
ds. Ingwersen.
KOUDEKERK.
Ned -I-Ierv. Kerk: Voorm. 10 uur, ds. de
Bruijn van Alphen; nam. halfzeven, prof.
Plooij, van Leiden.
Geref. Kerk: Voorm. 10 en nam. 7 uur,
ds. Haspers.
LEIDERDORP.
Ned.-Herv. Kerk: Voorm. 10 uur en nam.
halfzeven, ds Mondt.
Gere'f. Kerk: Voorm. halftien (Voorb. H.A.)
en nam. halfzeven, ds. Dijk.
LEIDSCHENDAM.
Ned.-Herv, Gem.: Voorm. 10 uur, ds.
Overinga, van Scheveningennam. half
zeven, ds. K. H. E. Gravenmeijer. van Den
Haag.
NOORDWIJKERHOUT.
Ned-Herv. Kerk: Voorm. 10 uur, d9. Hof
stede.
RIJNSBURG.
Ned.-Herv. Kerk: Voorm. halftien en nam.
5 uur, ds. Altena.
VALKENBURG.
Ned.-Herv. Ke'rk: Voorm. 10 uur, ds. Her-
manides; nam. halfzeven, dr. Riemens, van
Leiden.
VEUR.
Geref. Kerk: Voorm. kwart voor tien en
nam. 6 uur, ds. H. Kouwenhoven.
VOORHOUT.
Ned.-Herv. Kerk: Nam. halfdrie, d9. J. H.
Mulder, van Hillegom.
WADDINXVEEN.
Ned.-Herv KeTk: Voorm. 10 uur. lees
dienst; nam. halfzeven, ds. van der Bijl,
van Gouda.
Geref. Kerk: Voorm. 10 en nam. 6 uur,
sd. Hoek.
Chr. Afg. Gem.: Voorm. 10 en nam,
6 uur, ds. H. J. Grisnigt.
WARMOND.
Ned.-Herv. Kc-'rk: Voorm. 10 uur, de heer
Siderius van Katwijk-aan-Zee*. nam. 6 uur,
ds. Herman id es, van Valkenburg.
ZOETERWOUDE.
Ned.-Herv. Kerk: Voorm. halfelf, ds,
Eijkman.
o
NED. HERV. KERK.
Beroepen: te Sint-Maartensdijk ds. J. de
Bres te Bruchem-, te Opende Gr.), H. J.
Drost, cand. te Driebergen; te Garderen:
Cand. Warmolts te Wezep; te Pernis: J.
P. van Leusden te Steenwijk.
Aangenomen: naar Hoogvliet: P. v. d.
Kraan, cand. te Zeist.
Bedankt: voor Stellendam: J Snoek te
Vrijhoeve.
DOOPSGEZINDE GEMEENTEN.
Aangenomen: naar Amsterdam: ds. C.
Nijdam te Borne.
NEDERLANDSCH
BIJBELGENOOTSCHAP.
In Parkzicht" te Amsterdam kwam het
Ned. Bijbelgenootschap in jaarvergadering
bijeen. Na opening en een inleidend woord
van jhr. H. L. Quarles van Ufford, den.
voorzitter, sprak prof. dr. F. M. Th. Böhl
over opgravingen op bijbelschen bodem.
De rekening van den penningmeester ver
meldt, dat het nadeelig 9aldo ad f. 19.837.86
dank zij enkelen meevallers teruggeloopen
is tot f. 7256. Het kapitaal van het genoot
schap liep, dank zij een legaat en koers
winst van ruim f. 537.000 tot ruim
f. 542.000 op.
Met groote blijdschap vermeldt de voor*
zitter nog, dat de „vereeniging voor bijbel
verspreiding" te Amsterdam aan een be-,
zwaar van het Genootschap tegemoet ge
komen is en haar I naam veranderd heeft
in „Vereeniging tot verspreiding van de
Heilige Schrift". Deze naamsverandering
heeft tót gevolg, dat thans voor het eerst
een afgevaardigde dezer vereeniging op de
vergadering van het bijbelgenootschap aan
wezig is.
De aftredende leden van het Hoofd
bestuur ds. J. A. Beyerman, mr. Schoch
en de heer Wellenziek werden herkozen en
in de plaats van jhr. dr. W. C. Quarles
van Ufford. die naar het buitenland ver
trok, gekozen prof. mr. Paul Scholten, in
de plaats van ds. J. P. van Bruggen die
zich niet meer beschikbaar kon stellen, de
heer H. A. de Boer, alg. secretaris van het
Ned. Jongelingsverbond, en in de plaats
van den heer F. G. G. Schokking de «heer
jhr. M. T. G. van Lennep, directeur van
het Centr. bure; j voor Inwendige Zending.
In de middagvergadering sprak de heer
H. A. de Boer. algemeen secretaris van
het Nederlandsch Jongelingsverbond over:
„De taak der Jeugdcommissie en de mede
werking der Afdeelingen daaraan".
RADIO-KLACHT.
Een abonné klaagt:
De bezitters van radiotoestellen worden
in Mauritsstraat en omgeving wederom
zeer ernstig gehinderd in hun luisteren.
Het is eigenlijk nooit rustig. Er zit voort
durend iemand met opzet te storen.
53)
Naar Het EngelscH van
A. T. QUILLER—COUCH.
..Zeg, wie is die vrouw?" riep ik uit.
-Dat moet je weten, want je was het
bootste gedeelte van den avond der eerste
JPvoering van „Francesca" met haar in
haar loge."
Een afschuwelijke, een verlammende
'fees beving mij.
..Hoe heet zij, en hij?" Gauw, is 'shemels
Baam zeg het mijl"
..Colliver! Hij heet Simon Colliver. Maar
Jaïper, wat i9 er? Wat
ft haalde den ketting met den gouden
^sp voot den dag en gaf hem haai, zonder
te zeggen
l .Hemel! wat is dat?" riep zij uit. „Hii
heeft precies zulk een ding precies een-
als dit. het behoort er bij. Ik herinner
heel goed dat ik het gezien heb toen ik
Ï0Z een heel klein kind was. O zeg! welk
nieuw geheim is dat nu weer? alweer een
«lende?"
..Claire. Colliver is hier in Londen, of was
"ler tenminste een week geleden."
..HieT?"
•••ft- Claire, hij was het die Tom vermoord
wit."
■.Thomas Loveday vermoord! ik begritp
°el niet." Zij was doodsbleek geworden en
'-k de handen uit alsof zij steun noodig
„Zeg
„Ja Claire," zei ik, toen ik naar haar toe
ging en mijn arm om haar heen sloeg, „het
is de waarheid, zoo waar als ik hier voor
je sta. Colliver, de man van je moeder, heeft
op laaghartige wijze mijn onschuldigen
vriend Tom vermoord ter wille van dit stuk
goud; en wat nog meer zegt misschien,
Simon Colliver heeft ook ter wille van dat
zelfde verwenschte ding mijn vader ver
moord!"
„Je vaderI"
Zij schudde zich los uit mijn arm en stond
mij daar bij het graf van Tom aan te kijken
met een blik van afschuw die mij door alles
heenging.
„Ja, mijn vader; of neen, het is zoo niet.
Ofschoon Colliver er hem toe aanzette, het
was niet zijn hand die de misdaad ten uit
voer bracht Dat liet hij over aan een
armen ongelukkige dien hij later zelf dood
sloeg een zekeren Rail ton John
Railton."
„Wat!"
„Nu, Claire, wat is er 1 Spreek Claire!"
„Tk ben Janet Railton."
HOOFDSTUK VIII.
Hoe het scherm viel op „Francesca,
een treurspel".
Het eerste oogenblik deinsde ik terug alsof
men mij in het gezicht had geslagen, maar
toen wij elkaar aanzagen lazen wij de wan
hopige waarheid in eikaars oogen en :k
sprong nog juist bijtijds vooruit om haar op
te vangen in mijn armen. Blindelings al9
het ware voortgedreven door iets vreeselijks,
struikelend over do graven, droeg ik haar
in mijn armen naar den uitgang van het
kerkhof en bleef daar hijgend staan.
Koud en wit als marmer lag zij in mijn
armen, zoodat ik een oogenblik dacht dat zij
dood was.
„Gelukkig maar," had mijn hart geroepen
en toen lachte ik luid (God vergeve het mij!)
over de ontzettende wreedheid van dit alles.
Maar zij was niet dood. Terwijl ik de oogen
gevestigd had op dat lieve, doodsbleeke ge
zichtje, stroomde het bloed langzaam terug
en klopte zachtjes tegen haar slapen, de
zachte ademhaling begon terug te komen.
Zwakjes en verbaasd sloeg zij de donkere
oogen op tot het daglicht, toen sloot zij ze
weer en kermend fluisterde zij iets.
„Claire!" riep ik uit, en mijn stem scheen
van verre te komen, zoo hol en onnatuurlijk
was de klank, „ik moet je thuis brengen;
ben je wel genoeg om te loopen?"
Ik had haar neergelegd op den steen
waarop de dragers gewoonlijk de kist neer
zetten. Nauwelijks een week geleden had
de kist van den armen Tom een oogenblik
op dien kouden steen gestaan. Toen ik mij
over haar heen boog om haar antwoord op
te vangen en zag hoe zeer dat gezichtje aan
een doode deed denken, toen dacht ik hoe
gelukkig het voor ons beiden zou wezen om
daar samen voor goed te mogen rusten: den
doodenakker niet te verlaten, maar te mo
gen binnengaan in de eeuwig© rust.
Na een wijle, toen ik mijn vraag her
haalde, openden zich haar lippen en ik luis
terde.
Ik keek den weg op. Het kerkhof lag ver
buiten de stad en het was op dat oogenblik
zeer stil in den omtrek. Gelukkig zag ik
echter in de verte een rijtuig aankomen. Ik
liep er naar toe en bracht het naaT den in
gang van het kerkhof. En bijgestaan door
den verbaasden koetsier, zette ik mijn lie
veling op de bank. Toen gaf ik het adres
op en verzocht hem zoo spoedig mogelijk
weg le rijden. Daarna sprong ik er zelf in.
Zij was nog heel flauw en lag tegen de
kussens aan. Het rijtuig reed heel langzaam;
wij spraken geen woord gedurende den
langen rit. Zij sloeg de oogen in het geheel
niet op en ik achl wat had ik kunnen
zeggen om haar gerust te stellen? En toch,
hoe verlangde ik naar woorden toen ik haar
zachtjes zag ademhalen; dat weet de Hemel
alleenI Maar geen enkel woord verbrak de
stilte en eindelijk stonden wij stil voot een
heel eenvoudige woning in Oud-Kensington.
Hier gaarde Claire al haar krachten bij
een, opdat haar moeder niet te veel zou
schrikken. Nog steeds met afgewende oogen
stapte zij zoo goed als zij kon uit het rijtuig
en tastte naar den knop van de deur.
Ik wilde haar volgen.
„Neen, neen," zei ze gejaagd, „laat mij nu
alleen ik zal je morgen schrijven en je
misschien spreken; maar nu niet, niet van
daag!"
Voordat ik antwoord kon geven was zij in
huis verdwenen
Het was vier en twintig uur later.' Ik was
nog even wanhopig als den vorigen dag.
Niettegenstaande mijn twijfel aan mij zei f,
smeekte ik inwendig of liever verzekerde ik
mij zelf, dat zij mij niet zou afwijzen. En
dan viel ik op de knieën en bad zooals ik
nog nooit te voren gebeden had of de Hemel
iets wou wegnemen van de wreedheid die
op het lot van mijn lieveling drukte. In het
vuur van mijn gebed was ik bereid het ge
heim. dat op mijn leven drukte, op te geven
en vergiffenis te schenken aan den moor
denaar van mijn vader, die mijn leven lang
mijn vijand geweest was, hem te laten loo
pen zonder hem te vervolgen, liever dan
Claire op te geven. Maar terwijl ik bad,
aanschouwde ik in mijn verbeelding de
Doodemans Rots, die zich nog onverbidde
lijk verhief tusschen mij en den Hemel.
Dien avond ging het publiek, dat zich ver
zamelde in het Coliseum om het nieuwe
treurspel te zien, boos en teleurgesteld weg,
want Clarissa Lambert speelde niet. Een
andere actrice nam haar rol over maar
welk een verschil! En al dien tijd lag zij,
voor wie het publiek gekomen was, op haar
knieën te worstelen met een droeviger
treurspel dan Francesca.
Vierentwintig uur later begaf ik mij haas
tig naar Oud-Kensington, want ik had een
briefje in mijn zak, waarop slechts deze
woorden stonden geschreven: „Kom om 3.30
ClaiTe". En mijn hart was bezwaard: 'k
verkeerde in hevige spanning. Verscheidene
minuten te voren liep ik al voor het huis
heen en weer en toen mijn horloge het be
paalde uur aanwees klopte ik aan en werd
toegelaten.
Mevrouw Lultrell kwam mij in dc gang
tegemoet. Ze zag er vreeselijk bleek en ver
moeid uit. zoodat ik verbaasd was toen zij
heel eenvoudig zei: „Claire is wat ongesteld
en kon inderdaad gisteravond niet spelen,
maar ze zou je graag spreken."
Het verbaasde mij dat Claire's moeder er
zoo vreemd uitzag, als zij niets wist van
hetgeen er gebeurd was, maar ik dacht dat
ongesteldheid de oorzaak was; daarom bleef
ik even staan en vroeg of zij niet wel was.
:,Zie ik dan zoo bleek?" antwoordde zij.
„Neen. het is niets, heelemaal niets neem
daar maar geen notitie van. Ik gevoel mij
wel wat slapper dan gewoonlijk vandaag,
maar anders niets. U zult Claire in de voor
kamer vinden." En zij ging heen.
^Wordt vervolgd.J