Nederland en België.
oodemans rots
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 17 Juni 1929
Derde Blad No. 21242
Door grofkorrelige
tandpasta
FEUILLETON.
Publicatie van de tusschen beide landen gewisselde nota's
ïerschenen is het Witboek, bevattende de
•heiden in zake de tusschen Nederland
België hangende vraagstukken, door de
;erzijdsche regeeringen gewisseld sedert
verwerping van het verdrag van 3 April
Jjn het
Memoiandnm, door den Belgischen
gezant te 's-Gravenhage op 14 Juni
1928 aan den minister van Buiten-
landsche Zaken overhandigd,
iel volgende ontleend:
Hij haar streven naar herziening van de
"agen van 1839, welke herziening
'zakelijk is verklaard door de Mogend-
n welke dlie Verdragen onderteekend
-n en waarin door Nederland zelf is
slemd, heeft de Belgische Regeering
jdzakelijk op het oog gehad de door de
-S9ing dezer Overeenkomsten in het
-n geroepen conflicten te doen eindigen
die Verdragen in overeenstemming te
-gen met den huidigen stand van zaken
Europa. Dat is het doel, waarop de sedert
"gevoerde onderhandelingen, die hebben
'd tot de onderteekening te 's-Graven-
van het Verdrag van 1925, waren
hl.
Ofschoon deze Overeenkomst verschei-
i belangrijke Belgische eischen, in het
ander op het stuk van veiligheid, ter
liet, had Hr. M.'s Regeering haar aan-
"d als een eervol vergelijk, geschikt om
lelijke betrekkingen met Nederland te
nstigen.
De tegemoetkomende geest, dien zij bij die
■genheid aan den dag heeft gelegd geeft
recht, aan te dringen op het verkrijgen
een uiteindelijke oplos&ng der vraag-
"en ten aanzien waarvan men in 1925
overeenstemming was gekomen.
Onder deze zijn er vooral twee die een
rwijlde regeling eischen: onze verbin-
-:n met de Zee en met den Rijn. De
iende verkeersbehoeften, de toekomst
de haven van Antwerpen, waarmede
welvaart des lands nauw is verbonden,
slotte de vooruitgang der scheepvaart
'■eden, dat de verkeerswegen op de hoogte
moderne eischen worden gebracht, en
'ischen de uitvoering van werken, waar
de noodzakelijkheid met den dag groeit.
'Aan het
Antwoord-memorandum van de Ne-
derlandsche Begeering cp 28 Juni
1928 aan den Belgischen gezant te
's-Gravenhage overhandigd,
',senen we:
ield door het verlangen, hartelijke be-
ingen van nabuurschap te bevorderen,
"oht zij niet minder dan de Belgische
.ering, met deze de hangende vraag-
ken te kunnen regelen.
in Nederland voortlevende bezwaren
•j zekere zijden van de in 1925 voorziene
'ng, beletten Hr. M.'s Regeering niet,
n overtuigd te zijn, dat de beide Re-
ingen erin zullen slagen het eens le
li over de aan de bedoelde vraagstuk-
le geven oplossing."
Nederlandsche Regeering verklaart ver
ens, bereid te blijven, over te gaan tot
herziening der overeenkomsten,
ij blijft eveneens bereid, met de Belgische
.ering de met deze herziening in ver
staande kwesties te onderzoeken. Zij
deze verklaring af binnen de grenzen,
e haren goeden wil worden gesteld door
icrg voor de bescherming der essentieele
'gen van Nederland, en in de recht-
'~e verwachting, dat de Belgische Regee-
bezield is van dezelfde gevoelens voor
betreft de desiderata, welke de Regee-
le 's-Gravenhage zoude hebben voor te
In het
Schema, op 23 October 1928 namens
de Nederlandsche Regeering aan de
Belgische Regeering aangeboden,
jfen we o.m. het volgende aan:
kt volgende schema moet niet worden
'Aouwd als een reeks voorstellen, maar,
..without prejudice, als een mogelijke grond
slag voor onderhandelingen en overeenstem
ming. Het dient te worden beschouwd als een
ondeelbaar geheel.
Nederland is bereid als vervallen le er
kennen art. VII van het Verdrag van 1839
voor zoover het betrekking heeft op de
onzijdigheid van België.
Nederland is bereid als vervallen te er
kennen art. XIV van het verdrag van 1839.
Nederland is bereid mede te werken tot
het bij verdrag lot stand brengen van een
voor de betrokken terreinen bevredigende
regeling, indien België bereid is de enkele
terreinen in Zeeuwsch Vlaanderen, waar
van het water afvloeit naar de zijde van
Belgisch Vlaanderen, op denzelfden voet te
behandelen.
Vrije vaart en vrijdom van scheepvaart
rechten op het Nederlandsche en Belgische
net der tegenwoordige en toekomstige water
wegen voor de wederzijdsche schepen en,
op voorwaarde van wederkeerigheid (zon
der schade voor verkregen reehten), voor
de schepen van andere landen. Gelijkheid
van behandeling op deze netten voor de
Nederlandsche en Belgische onderdanen,
goederen en vlaggen en, op voorwaarde van
wederkeerLgheid (zonder schade voor ver
kregen rechten), voor de onderdanen, goe
deren en vlaggen van andere nationaliteit.
Elk der beide verdragsluitende partijen ver
plicht zich om op de wateren van de andere
partij geen faciliteiten of voorrechten le
verleenen, gegrond hetzij op de bestemming
of de herkomst van de schepen of van hun
ladingen, hetzij op de richting van het
vervoer.
Aanvaarding, voor de op vaarwegen ge
legen grenspunten, van de regelen (mutatis
mutandis) betreffend dc douane-formalitei
ten, aangenomen door de Centrale Commissie
voor de Rijnvaart.
Vrijheid van doorvoer. De beide landen
zullen een overeenkomst sluiten om dub
bele heffingen inzake directe belastingen te
voorkomen; middelerwijl zullen zij zich er
van onthouden op het stuk van directe be
lastingen vastgestelde minima te heffen
van de binnenscheepvaart.
(A). Waterstaatkundige regime.
Nederland is bereid aan België bij ver
drag een regime toe te staan met betrekking
tot den vaarweg van Antwerpen naar zee,
houdende: a. verplichting, voor beide lan
den, om het behoud en dc verbetering van
de vaargeulen van de Schelde en van haar
toegangen tot volle zee te verzekeren, on
der bescherming van de andere belangen,
welke met dien waterweg verband houden,
met name die der belendende gronden; b.
scheidsrechterlijke uitspraak in geval van
geschillen; c. waarborgen, dal de zaken
snel worden afgewikkeld
Nederland zal in geenerlei conventio-
neele bepaling bewilligen, die tot gevolg zou
kunnen hebben, dat zijn territoriale souve-
reiniteit op de Beneden-Schelde, hetzij
rechtstreeks, hetzij middellijk aangetast zou
worden of dat zijn Zeeuwsch gebied in ge
vaar zou worden gebracht. Het is daaren
tegen bereid om in het te sluiten verdrag
overeen te komen, dat bevoegde personen,
van weerszijden benoemd, het recht zullen
hebben kennis te nemen van elke kwestie,
die werkelijk van belang is voor den vaar
weg van Antwerpen naar zee; zij zouden
tot taak hebben voorstellen aan de beide
Regeeringen te doen om in voorkomend ge
val de belangen der scheepvaart in over
eenstemming te brengen met de andere
aanwezige rechtmatige belangen.
Voor wat de kosten betreft van onder-
houds- en verbeteringswerken, van verlich
ting en van betonning en bebakening, zou
Nederland bereid zijn de helft te betalen,
tot een overeen te komen maximum.
Ieder der beide landen zal zich belasten
met de uitvoering van de werken op zijn
grondgebied.
(B) Regime der koopvaardijschepen die
zich begeven van Antwerpen naar zee of
omgekeerd. Nederland is bereid besprekin
gen te openen om ten deze een conventio
neel regime te scheppen, dat rekening houdt
met de wederzijdsche belangen.
C) Loodswezen. Nederland is bereid
uiteindelijk en voor zoover dat van Neder
land afhangt, het door de Verdragen van
1839 ingevoerde stelsel van vrije mededin
ging af te schaffen. Maar het zal geen en
kel stelsel aannemen hetwelk lo. geen recht
zou doen wedervaren aan de door het Ne
derlandsche loodswezen sedert December
1923 verkregen uitkomsten, hetwelk 2o. het
arbeidsveld der Nederlandsche loodsen zou
beperken tot het Oostgat (Deurloo), of het
welk 3o. niet eenc valorisatie, in den meest
geschikten vorm, van de loodsgelden zoude
medebrengen. Punten van ondergeschikt
belang zouden op eene bevredigende wijze
moeten worden opgelost.
Over de tusschenwateren tusschen de
Schelde en den Rijn waren 19 en 20 Oct.
1928 voorloopige besprekingen gehouden.
Nederland is bereid de desiderata in
overweging le nemen, die België met be
trekking tot het kanaal GentTerneuzen
mocht kennen.
De som, die België jaarlijks aan Neder
land betaalt voor onderhouds-, exploitatie-
en verniëuwingskosten van het kanaal en
de daarbij behoorende kunstwerken, met
inbegrip van de electrische verlichting, zal
verhoogd worden ten einde haar 5/6 van
het geheel der gezegde kosten te doen ver
tegenwoordigen.
Beloodsing door Staatsloodsen zal op dit
kanaal verplicht zijn.
Behandeling van Terneuzen. België ver
bindt zich zonder voorbehoud, op het stuk
van spoorweg-in-, uit- en doorvoer-tarieven
Terneuzen gelijk te stellen met de wat dit
betreft meest begunstigde Belgische havens,
in dier voege, dat voorlaan het recht van
Nederland op deze gelijkstelling niet meer
betwist zal kunnen worden.
België zal een waterweg van Luik naar
de sluis bij St. Pieter nabij Maastricht aan
leggen voor vaartuigen van 1000 ton. Ne
derland zal een waterweg voor dezelfde
tonnenmaat maken lussclien genoemde
sluis en Smeermaas, door de Maas ter
hoogte van Maastricht te kanaliseeren en
een verbindingskanaal te graven tusschen
de Maas beneden Maastricht en Smeer
maas; deze weg zal eveneens berekend zijn
op een maat van 1000 Ion. Nederland zal
den bestaanden weg tusschen St. Pieter en
Smeermaas in stand laten. België zal het
kanaal tusschen Smeermaas en de Neder-
landsch-Belgische grens bij Loozen zooda
nig vergrooten, dat het verkeer met vaar
tuigen van 600 ton mogelijk is. Op verzoek
van Nederland verklaart België zich bereid
aan den waterweg tusschen Luik en de
sluis bij St. Pieter afmetingen te geven, die
het verkeer met vaartuigen van meer dan
1000 ton mogelijk maken. Nederland zal
hetzelfde doen voor wat betreft den water
weg tusschen genoemde sluis en Smeer
maas en Antwerpen, die het verkeer met
vaartuigen van meer dan 600 Ion mogelijk
maakt, zal Nederland recht hebben op een
verbindingskanaal tusschen de grens bij
Loozen of elders en bedoelden waterweg
van Smeermaas naar Antwerpen, waarvan
de afmetingen minstens gelijk zullen zijn
aan die van het minst groote gedeelte van
die van het kanaal van Smeermaas naar
Antwerpen.
Nederland is bereid de desiderata in
overweging te nemen die België ten op
zichte van aftappingen van water uit de
Maas te kennen mocht geven.
De beide landen zullen zich met elkan
der verstaan over eene billijke regeling voor
de afwatering ten einde deze overstroomin
gen te voorkomen. Bij gebreke van overeen
stemming zal voor hen beroep op een
scheidsgerecht openstaan.
België zal er toe3 medewerken dat de ont
heffing van de Fransche stapelhuisrechten
enz. worde uitgebreid tot de Nederlandsche
havens.
Aan het
Memorandum, gedateerd 12 Jan.
1929, door den Belgischen gezant
te 's-Gravenhage op 14 Januari
1C29 can den minister van Bui-
tenlandsche Zaken overhandigd,
is het volgende ontleend:
De Belgische Regeering geeft allereerst
een overzicht van haar fezmg der voorge-
RECLAME.
6751
gaan Uw tanden lang
zaam maar zeker te
gronde. Weest voorzich
tig en neemt voor de dage-
lijksche reiniging van Uw
tanden slechts de beproef
de fijnkorrelige Odol-
tandpasta. Ze is heerlijk
van smaak, en reinigt uüjlj1
en beschermt de tanden. 1
schiedcnis van do verbindingen met den
Rijn £'n zegt o.a.:
De Regeering te 's-Gravenhage is begon
nen aan le bieden de verbetering van het
kanaal van Hansweert. Zelfs aannemende,
dat dit kanaal verbreed wordt en d^t dc
bruggen dermate verhoogd worden, dat zij
geen belemmering meer vormen voor de
scheepvaart, dan nog blijft deze oplossing
geheel onvoldoende daar zij de drie reeds
vermelde gebreken niet wegneemt, n.l.r de
lengte en de toenemende moeilijkheden ver
bonden aan den vaarweg door dc Schelde;
de noodzakelijkheid om twee zeesluizen in
dit kanaal te hebben; de gevaarlijke vaart
door de Zeeuwsche wateren en in het bij
zonder door het Hellegat, welks naam veel-
beteekenend is.
Wat betreft de nadere oplossing, aange
geven door de Nederlandsche deskundigen:
heropening van het kreekrak door daar een
kanaal te maken dat Noordwaarts doorge
trokken zou worden door de Oosterschelde,
langs de Eendrach t zou loopen tot aan
Nieuw-Vossemeer, en van daar door een
doorsnijding Dintelsas zou bereiken, ver
klaart de Belgische regeering, dat de Bel
gische deskundigen niet beschikten over
voldoende gegevens. Bovendien zou de
nieuwe verbindingsweg niet het gedeelte
wegnemen dat voor de binnenvaart het ge
vaarlijkst is in de tusschenwateren, dat wil
zeggen het Hellegat. Een andere ernstige
schaduwzijde zou zijn, den zuidelijken mond
van het kanaal te projecteeren te Bath. Ten
slotte sluit het Nederlandsche plan de moge
lijkheid uit van een aansluiting op het vaste
land met het stuk kanaal, dat België op zijn
grondgebied zal graven.
De Belgische Re'geering acht het volstrekt
noodig, dat de aan te leggen vaarweg aan
België niet alleen een uitmonding in veilige
wateren waarborgt, dus oostelijk van Wil
lemstad, maar ook de reclitslre'eksche aan
sluiting met Antwerpen om den tijdrooven-
den en gevaarlijken weg door de Schelde te
vermijden.
Uitvoerig betoogt de Belgische regeenng
dat, de Schelde en de Rijn uit een juridisch
oogpunt beschouwd onder hetzelfde regime
vallen.
„Doch aldus het Memorandum wat
stelt de Nederlandsche Regeering ons vou*?
Gelijke verdeeling der kosten veroorzaakt
door de in de bedding der rivier te verrich
ten werken, met een nog niet bepaald maxi
mum van ten laste van Nederland komende
uitgaven. Dit voorstel is een zeer duidelijke
stap achteruit". Toch wenscht het Brussel-
scne Ka-bi net, bereid een nieuwen stap te
doen op den weg naar verzoening, de Neder
landsche suggestie geenszins k priori te ver
werpen, maar het behoudt zich voor hierover
zijne meening uit te spreken nadat het
Kabinet te' 's-Gravenhage het zal hebben
medegedeeld op welk maximum bedrag
Nederland zijn deelname in de kosten zou
willen limiteeren.
Nadat de kwestie der Arbitrage en der
verbetering van de rivier in het Memoran
dum zijn behandeld, en nadat ten. opzichte
van de onderhoudskosten en kosten van
verbetering o.m. is verklaard „Wat ver
beteringswerken betreft, zou de vaststelling
van ieders aandeel6™ de kosten in elk af
zonderlijk geval bij bijzondere overeenkomst
worden vastgesteld", wordt de kwestie der
vrije id van scheepvaart aan de orde gesteld.
De Belgische regeering legt er den nadruk
op, dat het noodzakelijk is om. in tijd van
vrede en zoo ruim mógelijk in tijd van oor
log. de vrije handelsvaart volledig te waar
borgen; om te zorgen voor het onderhoud en
de verbetering van de rivier, opdat de
grootste schepen te allen tijde kunnen pas-
seeren en voldaan worde aan de toenemende
eischen van het zecverkeer en den zee
handel.
De Belgische Regeering acht het wen-
sclielijk, met het oog op een praclisch be
heer van de rivier, een gemeenschappelijk
lichaam in het leven le roepen, dat de be
voegdheid zou hebben op eigen gezag te
voorzien in de eischen van het normale be
slaan van de rivier. Geschillen zouden ter
stond beslecht worden door een permanent
arbitraal college.
Inzake de afwatering van Vlaanderen is
de Belgische Regeering het eens met do
Nederlandsche.
De Belgische regeering is bereid alle mo
gelijke verbeteringen aan le brengen in het
huidige douane-stelsel en zij is bereid te
dien einde een onderzoek in le stellen naar
het beste middel om de maatregelen, welke
door de Centrale Commissie voor de Rijn
vaart zullen worden genomen, aan te pas
sen aan de bijzondere behoeften van België
en van Nederland.
Ten aanzien van voorkoming van dub
bele heffing van directe belastingen gaat
de Belgische regeering met de Nederland
sche accoord.
Op het punt van de Fransche surtaxes
i? de Belgische regeering bereid om „wat
daaruit ook moge voortspruiten voor Ant
werpen", rekening te houden met de desi
derata der Nederlandsche havens, indien
van hare zijde de Nederlandsche regeering
wel de rechtmatigheid wil erkennen van
het streven van de haven van Antwerpen
haar verbetering harer verbindingen met
met Rijn.
Aangaande behandeling van Terneuzen is
de Belgische regeering tot nader ondenzoek
bereid.
In zake het loodswezen is de Belgische
regeering bereid, te trachten overeenstem
ming te bereiken. Voor wat betreft de cor
rectie van den koers der loodsgelden, is de
Belgische regeering bereid, het bereiken van
een oplossing in den meest geschikten vorm
na tc streven. Echter zullen de rechten,
geheven voor het loodsen van de open zee
tot Antwerpen en omgekeerd niet hooger
mogen zijn dan de rechten, gelieven voor
het loodsen van de open zee naar Rotterdam
en omgekeerd.
In het algemeen maakt de Belgische re
geering, inzake vrije vaart en vrijdom van
scheepvaartrechten op de Nederlandsche en
Belgische netten, geen bezwaar tegen de
gevraagde gelijkheid van behandeling.
Over het vraagstuk der overstroomingen
in Noord-Brabant is de Belgische regeering
het eens met de Nederlandsche.
De Belgische regeering is bereid, naar den
wensch van Nederland een grooter aandeel
in de kosten van het kanaal GentTerneu*
zen op zich te nemen.
Bij het punt waterwegen in Limburg
wordt betoogd dat het noodzakelijk i9. de
opening van het kanaal Antwerpen—Hol-
Naar het Engel9ch van
A. T. QUILLER—COUGH.
•Dus u kent Clarissa Lambert?"
stamelde een bevestigend antwoord.
-»elnu? Bewondert u haar spel?"
zie haar vanavond voor het eerst
-in."
«Dat is vreemd, en toch kent u haar?"
«knikte.
Zij heeft heel veel succes daar felïci-
mij zelf mee, want ik heb haar
was het eenige dat ik kon uit-
ik. Is dat zoo bijzonder? Zij en ik
■iamilie van elkaar, om zoo te zeggen,
•hardoor te meer bevreemdt het mij dat
tooit over u gesproken heeft."
oogen schenen nu in mij te willen
11 als in een boek. Ik riep al mijn moed
en trachtte haar vasten blik te door-
Een oogenblik stilte, slechts verstoord
"et zachte ritselen van den waaier, die
fcchtjes heen en weer ging. Bij al de
dringen van dien avond was het lang
gemakkelijk om je versland er bij te
en nog moeilijker om te spreken,
u zult nog heengaan voordat u
•daarom ik u heb laten roepen. U ver
baast u over mijn woorden. En toch zijn die
heel eenvoudig gedeeltelijk behoort dit
alles tot mijn beroep. Maar in de eerste
piaats wou ik u weer eens zien. Verbaast
het u dat een oude vrouw graag een knap
pen jongen aankijkt? Krijg maar geen kleur,
maar luister naar een andere, meer dege
lijke reden. Ik zou zoo heel graag uw talis
man, dien gouden gesp of wat was het, nog
eens bekijken, het ding dat u zoo verwon
derlijk veel geluk aanbracht. Heeft u het
bij u?"
Tk had het, zooals van zelf spreekt, in
mijn vestjeszakje vastgemaakt aan het eene
eind van mijn horlogeketting; maar ik aar
zelde een oogenblik. -
„U behoeft niet bang te zijn." zei ze en cr
was een spottende klank in haar stem. ,,Ik
zal het u teruggeven, zooals ik het u den
vorigen keer teruggegeven heb. Maar als u
het mij liever niet laat zien (denk er aan, ik
heb het toch al eens gezien) aarzel dan niet
en weiger het mij. Ik zal er niet boos om
zijn."
Ik bedacht dat ze toch teleurgesteld zou
worden, het nieuwsgierige mensch en ik
overhandigde haar dus stilzwijgend den gou
den gesp met den ketting.
„Het is een merkwaardige reliquie," zei
ze, terwijl ze het langzaam bekeek en een
oogenblik op haar schoot liet liggen. „Als
het geen al te indiscreete vraag is, hoe komt
u er aan?"
„Hel heeft aan mijn vader behoord."
„Neem mij niet kwalijk," zei ze op be
slisten toon. „maar dat is haast geen ant
woord op mijn vraag."
Gedurende het stilzwijgen dat toen volgde,
nam zij den gesp weer op en bekeek nauw
keurig wkt er op geschreven stond. Ze deed
dit alleen met haar rechterhand: met de lin
ker was zij voortdurend bezig met den
waaier. Ik ben er niet heel zeker van, maar
ik verbeeldde mij zelfs dat hij wat harder
bewogen werd, wat geagileerder misschien
dan le voren
„Wat er op geschreven staat schijnt onzin
te zijn. Wat beteekent dat „Maan, einde,
zuid, diep te punt?" Ik kan er niets uit
opmaken. Er zit toch zeker een beteekenis
achter?"
„Niet dat ik weet," zei ik en ik had er
dadelijk berouw over, want weder zag ik
dien gloed in haar oogen die mij zoo teleur
gesteld had toen zij den gesp voor het eerst
zag. Hel scherm ging op voor het derde be
drijf van „Francesca" en wij zwegen, zij
met den gesp op haar schoot, ik mij afvra
gende hoe Ier wereld zij iets kon afweten
van het geheim van mijn v.ader. Dat kon zij
niet was mijn slotsom. De geheele geschie
denis van den ouden gesp maakte dat on
mogelijk. En toch, ik had berouw over mijn
overijling. Maar het was nu toch le laat; ik
wachtte dus tot zij na afloop van hel bedrijf
zou beginnen te spreken.
„Dus dit ding behoorde aan uw vader.
Vertel mij eens, was dat iemand van uw
grootte, leek u op hem?"
„Ik geloof dat hij ongeveer van mijn
lengte was," zei ik, al weer verbaasd over
die vraag, „maar verder heb ik niets van
hem. Hij was blond en ik ben donker."
„Maar uw grootvader was die niet
donker?"
„Dat geloof ik wel," antwoordde ik„
„maar werkelijk
„U is verbaasd over mijn vragen, dat
spreekt van zelf. Ach dat doet er niet toe;
houd mij maar voor een heks, als u wilt.
Zie ik er niet uit als een heks?"
„Ja, dat deed zij inderdaad, toen ze daar
zoo zat De diamanten flonkerden en glin
sterden. en verhelderden de afschuwelijke
kleur van haar huid, zoodat ze een levende
doode leek.
„Ik zie dat u nieuwsgierig naar mij is,
maar uw blikken zijn niet complimenteus,
mijnheer Trenowelh. Hier, neem uw talis
man aan en pas er goed op. Ik dank u wel
dat u hem mij hebt laten zien, maar als ik
u was zou ik hem aan niemand laten zien.
Zal ik u ooit weerzien? Ik denk van niet
lk ben bang dat ik u een gedeelte van het
treurspel heb doen missen, ik heb u te lang
opgehouden. In ieder geval, nu komt het
laatste bedrijf. Vaarwel, en pas goed op uw
talisman."
Zoo sprekende deed zij haar waaier met
een scherp geluid dicht en toen viel het mij
op dat zij geen oogenblik had opgehouden
er mee te zitten waaien. Het was iets heel
vreemds, maar er volgde iets dat nog vreem
der was Hooide ik niet een zacht spottend
lachje toen ik de loge uit en den corridor
in slapte? Ik kan het niet met zekerheid
zeggen; misschien was het maar verbeelding
loen ik later over de ontmoeting en haar ge
volgen nadacht. Ik weet alleen dat toen ik
boog en heenging, het vizioen, dat ik met
mij meenam niet was een voorstelling van
schitterende juweelen, of een geel gezicht
en wit haar en een heen en weer gaande
waaier, maar van twee koolzwarte oogen,
harde ondoordringbare oogen.
Ik zocht mijn plaats op en ging naast Tom
zitten. De vierde acte begon, zoodat ik den
tijd had om na te denken over mijn gesprek,
maar tot een oplossing kon ik niet komen.
Eindelijk gaf ik het maar op en kon alleen
Claire bewonderen. Hoe verder het stuk
voortging, hoe voortreffelijker haar spel
werd. In regels die ik Tom had hooren voor
dragen en die ik veroordeeld had, vond ik
nu een nieuwe beleekenis, een hartstochte
lijke bedoeling. Tooneelen, die ik veroor
deeld had als onhandig en te zwaar, werden
fijngevoelig voorgedragen. Er komt een
oogenblik waarop men niet langer criliseert,
maar zich tevreden stelt met verbazing, be
wondering; het was duidelijk dat mijn liefde
dit had bewerkt. Het stuk had een triomf,
een volledig succes bereikt.
„Zeg," zei Tom, voordat de laatste acte
begonnen was; „Glaire had een gelen waaier
bij zich. niet waar? Ik keek eerst overal
naar je uit en zag je eindelijk pas geheel bij
toeval. Het was een rare manier van je, mij
in het geheel geen kans te geven om een
oordeel over haar uit te spreken, want ik
heb niets van haar kunnen zien. Hè kijk
ze is weg!
Ik volgde de richting van zijn oogen en
zag dat de waaier verdwenen was uit loge 7.
„Je zag haar zeker weggaan? Nu, ik kan
je smaak niet bewonderen, dat moet ik be
kennen noch den smaak van Claire om
weg te gaan wanneer Francesca haar groot
sten triomf begint te behalen Ach! het is
treurig! .Weet je wel dal ik me voor ,e
schaam?"
„Tom," zei ik, ik wou gaarne dat hij van
Ciaire geen melding meer maakte. „Tom, je
moet het mij vergeven dal ik om je stuk ge
lachen heb."
„Je vergiffenis scheüken! beste jongen, ik
vergeef je alles, als je in het laatste bedrijf
maar schreit, maar alleen op die voor
waarde."
(Wordt vervolgd).