Rotterdamsche moordzaak.
VOETANGELS EN KLEMMEN
OP BELASTINGTERREIN.
GENEESKUNDIGE BRIEVEN.
VISSCHERIJ-BERICHTEN.
Zal de deskundige zijn conclusies wijzigen
rolgende getuige, mej. G. E., zou een
gezien hebben am kwart over zeven
de OoBt-Admiraliteitskade. Getuige
.geen zekerheid te geven dat zij ver
te herkent. Ook de chauffeur A. J.
die met mej E. heeft staan praten,
den man gezien, doch geeft een vage
-ijving. Twee dames van het kantoor
den heer Lans worden dan gehoord
het uiterlijk van. den verdachte. Eén
t hem magerder geworden, de andere
'er.
-ma wordt gehoord het 15-jarig
itmeisje, C. J. R., die in het huis
t tegenover de gang waar het kan-
van den heer Lans is. Zij heeft om
voor zeven in dezen gang twee man-
gezien. Zij kan echte» niet zeggen of
rerdachte een van de twee mannen is
- eerste getuige k décharge verklaart
boekdrukker Houtman dat hij dien
d iemand heeft zien komen van de
Admira-liteitskade. Het was zeker
hshte niet.
wijnhandelaar van den Heuvel heeft
kantoren in dezelfde gang. Om 6 uur
hij weggegaan en had niets verdachts
:n. Dezo getuige heeft van O. nooit met
wandelstok gezien.
pauze wordt mededeeling gedaan
het proces-verbaal van den agent van
die don afstand naar het Hofplein
voor- en achterhek heeft opgemeten,
verschil is nog geen minuut,
accountant Melis heeft in opdracht
den heer Lan9 de boekhouding onder-
Op den dag van den moord was hij
Jerd tot het kasboek. Het onderzoek
in zou ongetwijfeld de verduisteringen
'ihet licht gebracht moeten hebben,
de 2e helft van November beeft ge'tuige
vrijwel iederen dag onderzocht,
wordt de kwestie behandeld of van
boeken mee naar huis heeft genomen.
bovenstaande werd gisteren reeds in
c-:el onzer oplaag opgenomen).
rouw Logger heeft eens kort voor
aoord van O. thuis ontmoet; terwijl er
n op tafel lagen. Zij meent dat het
Tboeken waren.
-rd. beweert dat hij thuis gebleven was
zijn aambeien.
president noemt dit een uitvlucht,
hte heeft de boeken medegenomen om
kunnen knoeien.
:rna gaat het verhoor over dc ge'beur-
op den dag na den moord.
;in 0. is toen met commissarissen naar
:Jam gereisd en daar is over de voorl-
l van de zaak gesproken,
r. W. de Haa9 kreeg toen den indruk
'in 0. dacht er directeur te zullen wor-
Bij had ten minste gezegd voor finan-
medewerking te kunnen zorgen. Toen
duige zeide, dat van O. in geen geval
kon worden, maakte verdachte
boos en zeide: „Ik krijg hier steeds
Ik al mijn gezegden worden ver-
0 M. licht toe dat van O. geen direc-
ion worden, daar hij de vereischte be-
"heid daarvoor niet bezat.
Kokosky vindt het niets vreemd dat
procuratiehouder, die de -leiding kreeg
j dood van den directeur, zelf direc
tive worden.
Rechtbank en getuige De Haas zijn
«ur niet mee eens, omdat van O. al
verduisteringen had gepleegd dan hij
:len bezat.
vragen van den verdediger blijkt, dat
Ion in beslag genomen zijn door den
'ur van politie Ris, om een onder
in te stellen naar een evenlueele fraude
motief voor den moord kon ziin.
Kokosky merkt op. dat de fraude
.uitgekomen is na een bezoek aan den
f van Justitie.
0 M, deelt mede. dat de accountant
jwds was beëedigd, omdat er al ver-
ontdekt waren.
WC. P. van Voorst, de directeur van
y De Haas' Handelmaatschappij,
on opvolger van den heer Lans zegt,
na den moord een bespreking op
Putoor plaats vond. Van O. meende
.dal hij de leiding, op zich zou nemen.
bad van den heer Lans evenwel
uan eëns gehoord.dat van O. daarvoor
"kt was. De g«?dacbte aan een ruzie
fcn andere zaak werd door van O.
pen.
ent: „Dat is begrijpelijk want dan
0. een leelijke kans om geen direc-
worden",
de getuige deelt verder mede, dat
0 toege'zegd had nog den zei Pd en dag
Ja geldschieter te kunnen zorgen,
1 bad het dien avond nog niet ge-
uw Lans deelt' mede. dat van O.
bij haar gekomen is met het voor-
'•■Aaak over te ne'men. Hij had iemand
•n. die het geld zou voorschieten op
'de, dat Van O. directeur en de
e'er commissaris werd. Mevr. Lans,
7*1 toestemde wanneer zij haar geld
verwees Van O. toen naar haar
"btigde.
ZeKh dat deze voorstelling van
111 wezcp juist is. De geldschieter,
Bos, die bij mevr. Van Weijnen
A beeft Van O. het eerst gesproken
j des avonds uit der Haag terug-
an 0. had toen onmiddellijk gc'zegd:
vermoord".
''vertrek van Van O. en later ook
'onigkomst heeft men de over
rode zaak besproken, waarbij hij
verklaarde bet geld beschikbaar
^an O zou in zijn betrekking
j ®oods met den titel van direc-
"a hij zou zelf het toezicht blijven
houden, omdat hij wist. dat Van O. onge
schikt was aan het hoofd te staan. Hij be
vestigde. dat mevr. Van O. de waarde van
het geld niet kende, maar hij kon zich toch
niet voorstel ten. waar in 1928 al dat geld
gebléven was. Hij dacht niet zooals de pre
sident 'voorstelde, aan een „dubbel huis
houden'' daar Van O. daarvoor geen tijd
had en hij altijd thuis was. Ook ontkent hij.
dat mevr. Van We'ijnen geld kreeg, daar
hij al vijf jaar haar inkomsten beheert en
het dan zeker moest weten.
De president zegt, dat in 1925 Van O.
f.1500 leende en daarvan f.500 aan mevr.
Van O. gaf.
Getuige zegt. dat hij 't niet weet; Hij weet
ook niet van een „schijncontract" van 1927.
Het bleek, dat de bedragen, die mevr. Van
Weijnen per giro kreeg, grooter waren dan
de cheques, die zij aan Van O gaf.
Verd.: „Ik kreeg alles".
O. M.: „U leende kleine bedragen en be
taalde met girobiljetten".
Bij dc bespreking over de overname van
de zaak heeft de schoonzuster. Mevr, Van
Weijnen. dc grief geuit, dat verd. zijn baan
tje kwijt zou raken, daar de zaak wel op de
ffesch zou gaan. Hij ontkent evenwel, dat
hij wist, dat Van O. zich heeft schuldig ge
maakt aan fraude. Verder zeide zij nog, dat
verd. niet royaal wa9. Diorts vromw was
evenwel zeer verkwistend en is* het nog.
President: „En zij heeft niets...."
Getuige deelt mede, dat Van O. onder
sleuning van haar kreeg om voor de kin
deren te zorgen. Van O. hield zeer veel van
zijn kinderen en van zijn gezin en is er
ongetwijfeld op gc-steld. dat zij goed ver
zorgd worden. Dezo laatste woorden ver
oorzaakten beweging in de zaal.
Het fabrieksmeisje Leentje van Boekelen
komt verklaringen afleggen ever het ge
vonden tafelmesje Zij we:et niet meer, of
het mesje op 30 November bij het koffie
gerei was. Er waren altijd twee messen met
zwarte heften en één met een wit. Vroeger
heeft zij aan de politie verklaard, dat zij
enkele dagen het witte me'sje niet meer ge
zien had. Nu weet zij dat niet meer met
zekerheid zich te herinneren,
Mej. Tinbergen zegt. dat Van O. Vrijdag
gc'en koffie had gedronken op kantoor. Van
een verdwijning gedurende enkele dagen
weet zij niets.
Mej. Valk, telefoniste, heeft ook op dien
Vrijdag het mesje niet gezien. Enkele dagen
later weer wel. Maar zij weet niet. of het
weg gewast is. Een dag na de begrafenis,
8 December, heeft zij liet voor hel eerSt
wec'r gezien.
In weerwil van cfë langdurige pogingen
om het geheugen van deze getuige op te
frisse heil. weet zij zich niets naders lo' her
in nei-en.
De werkster van de familie Lans 'heeft
den morgen na den moord de „waschboel"
afgewasschen: het witte mesje was er
niet bij.
Verd.- „Het kan toch wel zijn, dat een
van de dames ge'en koffie gedronken heeft".
Mej. Valk zegt nu' dat zij dien Zaterdag
niet op kantoor gebleven is.
Mej Kroon, de werkster, deelt mede. dat
na hefc afwasschen haar nog een vuile kop
en schotel door Van O. gebracht werd.
Verd.: ..ITet was een theekop", ik heb
mijn bordje zelf naar de keuken gebracht".
De bloederige details van den moord wor
den weer opgerakeld door de vragen van rar.
Kokosky aan dr. E. C. van Ryssel, den lijk
schouwer. gesteld. Het O.M.* zegt, dat da
slagen op het hoofd moeten zqn toegebracht,
terwijl het slachtoffer een hoed droeg.
Dr. E. C. van Ryssel verklaarde mets van
een hoed te hebben geweten, doch nu lijj
dit hoofddeksel ziet lijkt het hem, in tegen
stelling met zijn vroegere verklaringen, waar
schijnlijk, dat de slagen zrjn toegebracht
met een zwaarder voorwerp dan een wan
delstok.
Het spreekt vanzelf, dat de verdediging
van deze belangrijke verklaring dankbaar ge
bruik maakt, temeer waar spoedig bleek uat
cieze deskundige in het geheel niets weet van
de theorie, die de politie over dezen moord
heeft opgebouwd.
Aan dr. van Ryssel wordt verzocht het
dossier te bestudeeren en Maandag wanneer
de behandeling zal worden voortgezet, mede-
te deelen, of hij wellicht redenen heeft om
zp'n conclusies te wijzigen. Hij zal zich daarby
zoo ncodig van de situatie ter plaatse op de
hcogte stellen, hetgeen tot dusverre olijk-
baar ook nog niet is geschied.
Dan worden twee schoenmakers uit Den
Haag gehoord. Bij de één heeft verd. den dag
na den moord een paar nieuwe schoenen ge
kocht. De ander heeft een paar schoenen
hersteld, waarvan de punten drijfnat waren.
Er ontspint zich over den aard van deze
vlekken een discussie, die daarmee eindigt,
óat den deskundige dr. Gerhard verzocht
wordt de schoenen nog eens te onderzoeken.
De verdediging doet het verzoek den schei
kundige den heer Van Ledden Hulsebosch
nogmaals te dagvaarden om verklaringen af
te leggen over zijn rapport betreffende het
onderzoek van de kleeding van van O.
Daarna wordt nog eens het kopjeswassohen
besproken. Het bleek uit de verschillende
verklaringen, dat Van O. Vrijdag brj zijn
schoonzuster koffie gedronken heeft. Hij
heeft tevoren getelefoneerd, dat hij zou ko
men en hjj is 's middags om 3 uur terug
gekeerd. Tijdens het bezoek is zijn broek
gerepareerd, daar dit kleedingstuk een
scheur vertoonde. Volgens verklaringen van
mej. Lans heeft verd. die broek Donderdag
ook gedragen. De broek vertoonde toen geen
scheur.
De laatste get. a décharge was mr. Leven-
bacb uit Amsterdam. Deze deelde mede, dat
Van O. bij hem en mr. Kokosky was gekomen
met de bekentenis van de verduisteringen.
H\j bad gezegd, dat hij geld opgenomen had.
Men heeft hem toen gezegd dat hjj zich
kon vrijpleiten door te zeggen, dat de heer
Lans er van geweten had.
Do president noemde dit een mooi doch
leeg gebaar, daar do genoemde bedragen niet
in de boeken stonden. In weerwil van het
feit, dat mr. Levenbach wees op het ver
band, dat gelegd kan worden met den moord,
bleef de president sceptisch gestemd. Hij
vraagt zelfs: ,,Wie komt er nu zich zelf
aangeven?"
Mr. Levenbach antwoordt, dat de fraude
toch zou moeten uitkomen.
Na in de Raadskamer geweest te zijn,
om te beslissen over het verzoek van de
verdediging inzake het dagvaarden van den
scheikundige den heer Van Ledden Hulse
bosch, deelde de president mede, dat dc
Rechtbank er voor voelt een tweede des
kundige aan te wijzen. Gevreesd wordt even
wel, dat de heer Van Ledden Hulsebosch,
aie reeds eerder een rapport heeft uitge-
bracht, niet objectief zal zijn. De Rechtbank
zal daarom dr. Hesselink uit Arnhem ver
zoeken rapport uit te brengen, of eventueel
iemand anders.
Do zitting wordt daarop geschorst tot
Maandagmorgen 10 uur. Het O.M., mr. de
Visser, zal dan requisitoir houden.
RECLAME.
uscta\jcUf4
6165
ACHTERDEURTJE.
Reeds meerdere malen is in deze rubriek
de weg aangegeven voor diegenen, die niet
tevreden zijnde met den ontvangen aanslag
in de Inkomstenbelasting, hun al of niet ver
meend recht „hoogcr op" zoeken. Daar is
eerstens de reclame bij den Inspecteur,
waarbij de reclamant volop in de gelegen
heid gesteld wordt zijn grieven naar voren
te brengen, waarna hij de beslissing des
Inspecteurs, per aangeteekende nog wel,
thuis ontvangt. Is men niet bevredigd door
de uitspraak van den Inspecteur, dan kan
men binnen een maand, daarbij den datum
van genoemden uitspraak als uitgangspunt
nemend, in hoogcr Aieroep komen bij den
Raad van Bcmop. Het kan echter gebeuren,
dat men door uiMedigheid, ziekte of andere
omstandigheden dajrttaandclijksc.lie termijn
laat verloopen, het^en/Hin ion gevolge heeft
dat men niet meer mei. kans op succes in
beroep kan gaan. Met liet" oog op dergeiijke
omstandigheden heeft de Wetgever een ach
terdeurtje in de wet gelaten, waardoor het
in bepaalde gevallen mogelijk is, dat aan een
gerechtvaardigd verzoek lot vermindering of
kwijtschelding van een aanslag alsnog wordt
voldaan. Dit achterdeurtje is hel befaamde
art. 110, waarin bepaald wordt dat de Mi
nister van financien bevoegd is, op grond
van dwaling of verschoonbaar verzuim,
kwijtschelding of vermindering tc verleenen
van den aanslag, ilsmede van do viervou
dige verhooging en de 1/i verhooging resp.
bedoeld in de artikelen 85 en 91 der wet".
Bij de bespreking van dit artikel in de
Kamer gaf de Minister in zijn toelichting te
kennen dat, „waar een voordracht tot ver
leenen der kwijtschelding of vermindering
niet zal worden gedaan, zonder dat het ad
vies van den belreffenden Inspecteur wordt
gevraagd, er geen gevaar beslaat dat van
het art. een onnoodig gebruik zal worden
gemaakt."
Deze toelichting heeft blijkbaar bij ver
schillende Kamerleden den indruk gewekt,
dat de fiscus op deze wijze wel zeer rechter
in eigen zaak bleef, daar het immers kwalijk
te verwachten zou zijn, dat een Inspecteur,
die zich niet met de wenschen van een re
clamant kon vereenigen, goedgunstig zou
adviseeren aan het departement.
Dit standpunt heeft ecnige Kamerleden
aanleiding gegeven tot het doen van een
voorstel, waarin te kennen werd gegeven dat
voorlaan het advies niet gevraagd zou wor
den aan den fiscus zelve, doch aan een col
lege van onpartijdige personen, bijv. den
Raad van Beroep.
De Minister antwoordde daarop dat de
meening van deze leden, als zou art. 110
toegepast worden ten gerieve van hen, die
bezwaar hebben tegen hun aanslag, doch
langs regelmatigen weg dat bezwaar niet
meer kunnen inbrengen, onjuist is, daar art.
110 uitsluitend toegepast wordt om verhoo
gingen, bedoeld in art. 85 en 91 kwijt te
gckelden, terwijl voor het alsnog behande
len van bezwaren tegen den aanslag zeiven
art. 109 voldoende uitkomst biedt. (Tusschen
haakjes zij medegedeeld, dat in art. 109
den Inspecteur het recht wordt gegeven on
juiste aanslagen ambtshalve te herstellen).
Verder kon de Minister niet vinden dat de
fiscus al te veel rechter in eigen zaak was.
daar immers een ieder de gelegenheid heefl
zijn grieven te onderwerpen aan het oerdeel
van den Raad van Beroep.
Ook aan niet-juristen moet het opvallen,
dat 't boven geciteerde wetsartikel 110 niet
alleen spreekt van kwijtschelding van ver
hoogingen, doch ook van kwijtschelding van
den aanslag zelf, terwijl de Minister te ken
nen geeft, dat de toepassing van dit wetsar
tikel uitsluitend betrekking zou hebben op
de verhoogingen. Klaarblijkelijk is de toepas
sing niet in overeenstemming met de wet
zelve, terwijl bovendien het Ministerieèle
antwoord geen uitkomst geeft aan degenen,
die' door een of andere oorzaak den beroeps
termijn hebben laten verstrijken.
Vermelden we verder een voorbeeld dat
genoemd wordt in de literatuur, betrekking
hebbende op de toepassing in de praktijk,
van art. 110.
Iemand richtte tot tweemaal toe e'en
RECLAME.
1172
DE ZIEKTEWET. II.
Het vermoeden, in mijn vorigen brief uit
gesproken, dat do Ziektewet het halen zou,
is reeds bevestigd. Althans, de Tweede Ka
mer heeft het ontwerp, nadat enkele der
ongeveer honderd amendementen er eenige
wijziging in hebben aangebracht, aange
nomen worden, dat ook de Eerste Kamer er
mee accoord zal gaan. De behandeling had
in groote kalmte plaats, zeer verschillend»
van dc wijze, waarop de wet-Talma behan- diend
deld werd. Het i9 tc verwachten, dat thans
na de aanneming der wet ook spoedig lot
uitvoering zal worden overgegaan.
Tc hopen is, dat dan ook dc noodzake
lijke aanvulling niet al te lang op zich laten
wachten. Wat is toch het geval? In mijn
laatstcn brief wees ik er al op, dat deze
wet alleen ziekengeld uitkeert, doch geen
ziektebehandeling verschaft, fn dc wet-
Talma was hierin langs indirecten weg
voorzien door de uitkeenng van ziekengeld
afhankelijk te stellen van de inschrijving
als lid van een „toegelaten ziekenfonds",
terwijl elders in de wet de eischen, waaraan
zulk een ziekenfonds moest voldoen, nauw
keurig waren omschreven. Langs een om
weg werd de arbeider dus Verplicht, lid van
een ziekenfonds tc worden, als hij het niet
alreeds was.
Er is nu wel een Ziekenfondswet beloofd.
Maar wanneer zal die komen? Zullen wij
wederom de nadeelen moeten ondervinden
van de verbrokkelde invoering onzer sociale
verzekeringswetten, in plaats dak deze alle
tegelijk, in een systematisch geheel worden
ontworpen en tot stand gebracht? Volgens
de genoemde plannen zullen de arbeiders
de préhue voor de erkende ziekenfondsen
zelf moeten betalen.
Iniusschen bleek de overtuiging vrij alge
meen, dat in deze richting toch ook nu al
iets gedaan behoorde te worden. En zoo is
het fonds ontstaan, welks gelden moeten
strekken om ziekte van ingevolge de wet
verzekerde personen te voorkomen of welke
de geneeskundige behandeling ten goede
komen. Feitelijk dus twee doeleinden. Het
eerste heeft aanleiding gegeven om te spre
ken van een prophylaxefonds. Ik hoop, dat
deze naam niet zal worden ingeburgerd.
Niet alleen.om het dwaze, dat er in gelegen
is vreemde woorden le gebruiken om bepa-
lingen der Ncderlandsche wet aan te dui- J
den, maar ook omdat dan het zwaartepunt
allicht ia dc voorbehoed ing zal gezodht
worden, terwijl werkelijk bedoeld is, ook de
geneeskundige behandeling heter en doel
matiger te maken.1
De Raden van Arbeid en de erkende Be-
drijfsvereenigingen (waarover spoedig meer)
moeten jaarlijks een bepaald bedrag in dit
fonds storten. Maar bovendien kunnen zij
van dc werkgevers een verplichte bijdrage
vorderen ten behoeve van dit fond9 van -L
gulden per 1000 gulden uitbetaald loon. hel
met werknemers, kunnen blijven bestaan,
evenwel niet langer dan voor telkens vijf
jaar.
Bedroeg de uitkeering volgens do wet-
Talma 70 pet. van het loon, dezo wet geeft
80 pot., welk bedrag onder bepaaldo om
standigheden tot 90 pet. kan worden ver
hoogd. Pogingen om omgekeerd ook de mo
gelijkheid le scheppen, tot 50 pet. te verla
gen, konden geen genade vinden.
Van belang i9 de wijziging, in de Kamer
bij amendement in de wet gebracht, om do
voorgestelde loonklassen, volgens welke de
uitkeering zal geschieden, te laten vallen.
In plaata daarvan wordt het werkelijk ver-
loon «als maatstaf gebruikt, zoowel
geen in totaal geschat wordt op 6 millioen
per jaar.
Door deze wet zullen zijn verzekerd vrij
wel alle arbeiders in vasten loondienst, die
niet meer dan 3000 gulden per jaar ver
dienen.
Zoodra ziekte den verzekerde ongeschikt
maakt voor zijn arbeid, heeft deze recht op
uitkeering. Als de ziekte een gevolg is van
een bedrijfsongeval of v«an een beroepsziekte
welke volgens de laatste wijziging der On
gevallenwet met een ongeval gelijk gesteld
wordt, dan vervalt dit rec-ht. In geen geval
wordt, indien de zieke ook op andere wijze
verzekerd is, meer uitkeering verleend dan
voor zoover het totale bedrag der uilken-
ringen met het normale loon overeenkomt.
In dc wet-Talma werd zwangerschap en
bevalling zonder meer met ziekte gelijk ge
steld. In deze wet zijn daaraan toegevoegd
dc woorden: „van de gehuwde vrouw". Deze
wijziging heeft in en builen de Kamer vele
longen en pennen in beweging gebracht. Het
ligt buiten het kader van deze brieven, er
dieper op in te gaan.
Bij de wet-Talma was de verzekering ge
heel toevertrouwd a-an de Raden van Ar
beid. In de nieuwe wet vinden wij daar-
na.ast de bedrijfsverenigingen, welke moe
ten zijn samengesteld uit centrale vereeni-
gingen van werkgevers en algemeen erkende
vakcentra-les of vereenigingen van werk
lieden. Ten einde versnippering te voorko
men is vastgesteld, dal door de werkgevers
van zulk een bedrijfsvereniging minstens
2V* millioen gulden per jaar aan arbeids-
loonen moet worden betaald. Bij de behan
deling in de Kamer is als overgangsmaat
regel bepaald, dat organisaties van werk
gevers, zoo mogelijk ook in samenwerking
voor dc» vaststelling der premie als voor de
uitkeering.
Met dc invoering van deze wet zal de
sociale verzekering in ons land zonder twij-i
fel een belangrijke 9tnp vooruit gedaan heb
ben. Natuurlijk zullen nog verschillende be
stuursmaatregelen noodig zijn, eer alles op
rolletjes loopt. Het is dan nu ook eigenlijk al
wat vroeg om zich aan voorspellingen ta
wagen. Toch kan men wel al enkele
komende dingen voorzien. De' uitkeering van
80 pCt. is vrij hoog. Op zich zelf is dit al£
een mooi din-.! in deze verzekering te be
schouwen. Het huishouden kost in den regel
bij ziekte meer dan in gezonde dagen. Hefc
is dus al erg genoeg als 1/5 van do inkom
sten wegvallen. De Ongevallenwet geeft
evenwel 70 pCt. Nu komt hot wel niet zoo
heel veel voor. dat het mocielijk is uit to
maken of een bepaalde ziekelijke afwijking
al dan niet het gevolg van een bedrijfsonge
val is. maar het gebeurt toch nog al eens.
Wij zien thans in zoodanig geval in deni
regel c'cn neiging om het beweerde ongeval
aansprakelijk te stellen. Als het verbancS
erkend wordt, beleekent dit immers uit
keering.
Zoodra de nieuwe wet werkt, zal hefc
omgekeerde het geval zijn. Dan toch be-
teekent verband met een ongeval 10 pet.
minder uitkeering.
Doch groofer teleurstelling zal ondervon
den worden door het beperkte tijdvak, waar
over de verzekering geldt. Gedurende het
eerste jaar wordt slechts over hoogstens
180 dagen uitgekeerd. Duurt dezelfde ziekte
nog langer, dan wordt over elk volgend jaar;
slechts gedurendo 90 dagen ziekengeld ge
geven. Wanneer deze termijn van uitkee
ring geëindigd is, zal het verschil met de
invaliditcitsronto der Tnv.-wet eerst goed
gevoeld worden. Terwijl iemand met een
dagloon van f.8 volgens de Ziektewet da
gelijks f. 6.40 zal onlvangen, bedraagt de
invalidifeitsrente nog niet dat bedrag per
week. Dit zal voor velen zeer vreemd lijken.
Dc premiën worden behaald door den
werkgever, die echter de helft van hef loon
van den werknemer mag afhouden. In de
Kamer is nog beproefd, alles door den'
werkgevers te laten betalen, maar hiervoor
was geen meerderheid te vinden.
Vele lezers zullen dezen brief allicht taaie
lectuur vinden Ik zal dal niet legenspre-
i ken. Maar het onderwerp is voor ons ge-
request aan den Minister om vermindering
van den aanslag, doch omdat do Inspecteur
afwijzend adviseerde, werd door het Depar
tement afwijzend beschikt. Na eenigen lijd
werd de Inspecteur verplaatst, welke gele
genheid onze reclamant aangreep om nog
maals te requéstreeren. Blijkbaar had de
opvolger van eerstgenoernden Inspecteur een
anderen kijk op de zaak, althans deze advi
seerde in gunsligen zin, waarna inderdaad
door het Departement restitutie werd ver
leend. Hieruit zou kunnen blijken, dat het
advies van e'en Inspecteur wel zeer grooten
invloed uitoefent op de besluiten in dezen
van het Departement.
Het komt ons voor. dat dc opinie van
bovengenoemde Kamerleden, als zou de lis-
cus in de huidige» regeling van art. 110 wel
zeer rechter fn eigen zaak zijn. nu niet ge
heel onjuist is. Dit art. is inderdaad wel een
zeer benepen achterdeurtje in het gebouw,
waarin de rechter, van de* belastingbetalers
zijn vastgele'gd.
hoele volk van zooveel behang, dat ilc
meende, er niet over. te mogen z\Vijgen, inf
de hoop, dat ik een volgenden keer een iet
wat vroolijker beschouwing kan houden.
H. A. S.
IJMUIPE.V 13 Juni 1929.
VISCHPRIIZEN.
Tarbot per K.C. f. 0.800.50, Griet pos
kist van 50 K.G. f. 6030, Tongen per K.G.
2 301.75, Zetschol per kist van 50 K.G,
f. 3723, Kleine Schol per ki9t van 50 K.G.
f. 265.50, Schar per kist van 50 K.G. f. 10
5.70, Roggen per 20 stuks (.2619.
Groote roede Poon per kist van 50 K.G.
f 7066, Middel roode Poon per kist van
50 K.G. f. 6962. Kleine roode Poon per
kist van 50 K.G. 6655, Pieterman »n
Poontjes per kist van 50 K.G. f. 6.501.20,
Groote Sehelvisch per kist van 50 K.G. f. 57
Middel Sehelvisch per kist van 50 K.G,
1. 10—26. K'iêinmiddel Schelviseh per ki.93
van 50 K.G. f. 2-118. Kleine Sehelvisch per
kist van 50 K.G. f. 16.507, Kabeljauw per
kist van 125 K.G. f.5010, Gullen per kist
van 50 K.G. f. 17.507, Lengen per stuk
f 2 13—160. fleilbot per K.G. f. 1.65. Wij-,
ting per kist van 50 K.G. f. 5.10—3, Ma
kreel per kist van 50 K.G. f. 1913.
Aangekomen 22 Stoomtrawlers:
IJM. 126 met f. 1600, IJM. 203 met f. 1500,
IIM. 119 met f.1900, IJM. 60 met f.1900,
IJM. 152 met f. 2100. IJM. 6 met f.1500,
IJM. ISO met f.1900, IJM. 11 met f.2300,
IJM. 195 met f. 2100. IJM. 135 met f. 1800,
IJM. 10 met f. 1800, IJM. 19 met f. 1300,
IJM. 21 mei f.2900, IJM. 158 met 1.2000,
IJM. 70 met f.1900. IJM. 132 met f.1900,
IJM 97 met f. 1900. IJM. 29 met f. 1800,
IJM. 32 met f.1900. IJM. 12 met f.1600,
IJM 153 met f.200. VL. 9 met f.1200, en
de loggers KW. 79 met f.360. KW. 102 met
I. 10(0. KW. 55 met f.810. KW. 12 m»(
I 530, KW. 17 met f. 1120. KW. 31 met
f. 180 besomming.
Praairapport van Hr. Ms. „Vnlcanns".
tl Juni Tusschen 0 gr. 9' en 0 gr. 19' 01.
er, tusschen 59 gr. 20' en 59 gr. 35' Xbr.
IJM 263. 21 last: VL 205. 15 last; VL 201,
12 last; MA. 2, 13 last; op 0 gr. 55' Ól. en
59 gr. 8' Nbr. VL. 203 10 last.
3—3