HANDSCHOENEN 'oodemans rots Jaargang If Buitenl. Weekoverzicht. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 25 Mei 1929 Derde Blad No. 21223 De Arbeidsgeschillenwet in de practijk. VOETANGELS EN KLEMMEN OP BELASTINGTERREIN. FEUILLETON. t I Xienwe impasse te Berlijn Gelnk bij ongeluk Een nieuwe balling? te Parijs blijft de situatie op en neer cJtn Toen de vroegere geallieerden het reel wrijving eindelijk zoover hadden bracht, dat zij het eens waren geworden fr de verdeeling van de door Duitsch- jd te betalen schatten, kwamen er weer tiraistische klanken uit la Ville Lumière. If* heette het, dat het einde der confe- jtie en dan een gelukkig einde aanstaan ds! Om tot overeenstemming te gera- Si had Amerika een mooi gebaar ge- sakt: hooger is o.i. toch niet aan te slaan, ;eeD Üncle Sam belieft prijs te geven 3 zijn aandeel der Düitsche offerande. Vereenigde Staten hebben zich n.l. be id verklaard een deel der vergoeding or de bezettingskosten cadeau te geven sden zij ook nog wel anders, nu zij de erige landen zoo'd beetje dwongen tot ■»even van eenmaal bedongen voorrech- In vergelijking met hetgeen van de fcren werd verlangd, was het echter een üJschil, zoodat die Franschc bladen, die aken van een fooi voor een koetsier niet «zeer de plank missloegen, al klinkt het onbeleefd. Enkele bladen hoopten, dat jerika nu zijn houding ten aanzien van opa geheel zou herzien, doch er is nog Is, dat deze hoop wettigt. In door&i e jft in Amerika de meening nog, dat het jt schelden van schulden toch slechts beteekenen, dat Europa de aldus vrij lende gelden maar zou besteden aan vapening! En is deze meening zoo «emd. als men ziet, hoe de om het hardst geilde schuldeisohers van Duitschland Lioenen blijven offeren op het altaar van ITS tech keeren we terug naar de conferen- van Parijs, waarvan we ons zoo lang- serhand eenigszins hebben verwijderd, bet ook op een terrein, dat er zeer nauw verband staat: de schulden der ge- ieerden onderling. )e geallieerden waren het dan eens ge iden en daannede leek een flinke stap de richting van een uiteindelijke oplos- g gezet. Zooals zoo dikwijls, viel het «eet evenwel niet mee, toen er bijzon- heden bekend werden over de overeen- 151. Spoedig 'bleek, hoezeer men in >190 miige kringen ook zijn uiterste best d, om het te verbloemen, dat afgewe- was van de cijfers van Owen Young [dat men langs omwegen het had klaar 'ld, practisch gesproken de van itschland geëischte annuïteiten nog oogen met een kleine 100 millioeri Al iet Duitsche antwoord natuurlijk nog 'tend de geallieerde voorstellen zijn :rs te kort geleden overhandigd om over de officieele ontvangst te ki*n- oordeelen toch kan moeilijk worden jjfeld aan een afwijzing van Duitsche Dr. Schacht verklaarde toch met warding van de getallen van den Ame- i'sehen voorzitter het hoogste bod te ;n gedaan en de daarbij door hem ge- Ate reserves zijn daarnevens nog be lt ..aangevreten" bovendien; zoo be- k, dat het nog de vraag zou zijn, of atbt zelfs met handhaving van Owen fflf's cijfers de geallieerde voorstellen accepteeren o op zich zelf staand gebeuren, dat :!:min de situatie in een scherp licht komt de verhoudingen daarnevens ■oebelenhet aftreden van den twee- Duitschen gedelegeerde dr. Voeg- A1 of niet onder den druk der Duifcscne -industrie de meeningen daarom- 't loopen zeer v^r uitëfen Voegler's igaan geeft in ieder geval te kenner, bij de verantwoordelijkheid in de ge- omstandigheden niet langer wil dra- en alleen staat hij in geen gevalZijn "ïblikkelijk vervangen door zijn plaats ter verandert niets aan het feit, dat Jelijk aan den dag is getreden, hoezeer bitscliland twee stroomingen bestaan die beslist weigert langer te teeke- i*at als onmogelijk wordt beschouwd die wel wil teekenen, in de over- dat straks toch opnieuw herziening Pas gesloten overeenkomst noodwendig zal zijn. En al behaalt de laatste nog eens de overwinning, de eerste wint op den lan gen duur' Summa summarum mag geconstateerd, dat de conferentie in haar duur van reeds ruim 3 maanden in de zooveelste impasse is terecht gekomen. Zal men ook deze weten te overwinnen... Twee verkiezingen, die voor de deur staan, zullen wellicht hierbij van groot en invloed zijnmorgen hebben in België de algemeene verkiezingen voor Kamer en voor een deel van den Senaat plaats en Donderdag kiest Engeland een nieuw La gerhuis. De afloop hiervan zal in de hev- stelkwestic en tevens in alle aangelegen heden, voor ons werelddeel thans van be lang, een belangrijk woordje mee praten. Een oud spreekwoord zegt, dat er geen ongeluk zoo groot is, of er valt altijd nog een lichtzijde aan te ontdekken. De waar heid daarvan kan men constateeren uit het mislukken van den tocht der „Graf Zep pelin" naar Amerika. Bij het vertrek wer den minder vleiende beschouwingen gewis seld door de Fransche en Duitsche pers over een verbod om over gedeelten van Fransch grondgebied te thans weet de Duitsche pers niet, wat zij doen moet, om Frankrijk te huldigen voor de loyale en schitterende hulpverleening in ieder opzicht bij het maken van een nood landing op Fransch territoir tengevolge van het wel iets zonderlinge feit, dat plot seling bijkans alle motoren der Zeppelin het begaven. Over en weer zijn uitgezochte beleefdheden gewisseld en meer dan iets anders heeft het ongeluk, den Zeppelin ge troffen, een betere verstandhouding der beide rivalen bevorderd. Dat is eeD zeer verheugend verschijnsel, vooral in de hui dige omstandigheden! Niet eindigen willen we, zonder nog even op het onverwachte gebeuren te hebben ge wezen, dat een der koningen van Afgha nistan en nog wel koning Amanoellah, wiens zaak er nog zoo slecht niet scheen voor te staan, ook al ging het niet be paald voor den wind, plotseling is uitge weken naar Britsch-Indië en van plan schijnt te zijn naar Europa te gaan, waar hij de noodige nervus rerum wel zal heb ben belegd. Of dit een afscheid voor goed beteekent 1 Het getal koningen in balling schap weer vermeerderd... Sinds 1924 is hier te lande een wet in werking, welke de vreedzame bijlegging van arbeidsgeschillen regelt en zulke geschillen tracht te voorkomen. Vroeger hadden we Kamers van Arbeid, bij de wet van 1897 in gesteld, die ten doel hadden de belangen van 'patroons en werklieden in onderlinge samenwerking te bevorderen, voornamelijk door voorkoming en vereffening van ge schillen over arbeidsaangelegenhecfen, ook, voor zooveel noodig, door te bewerken, dat een scheidsrechterlijke uitspraak tusschen partijen tot stand zou komen. Daartoe waren Verzoeningsraden samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van patroons en werklieden. Bij de conflicten in de laatste jaren vóór 1920 was de invloed dezer Kamers echter vrijwel geheel ver dwenen. Dit heeft minister Aalberse geleid tot het indienen van een Ontwerp-Arbeids geschillenwet, waarvan de hoofdpunten hierop neerkwamen: voor de bemiddeling in geschillen, waarbij meer dan 50 arbeiders zijn betrokken, zouden Rijksbemiddelaars benoemd worden; waren hun bemiddelings pogingen eventueel die van daartoe aan gewezen bijzondere bemiddelaars mis lukt, dan zou een Bemiddelingsraad kunnen optreden. Een geschil zou ook ter arbitrage aan een scheidsgerecht kunnen worden on- deiSvorpen, wanneer partijen bij acte van compromis zich ten genoege van den Rijks bemiddelaar hadden verbonden de gevallen uitspraak te zullen naleven. Eindelijk werd de mogelijkheid geopend om van Regeerings- wege in bepaalde gevallen een onderzoek te doen instellen naar de oorzaak van een ge rezen arbeidsconflict. De enquête-commissie mocht daarbij de overlegging vorderen van alle boeken en bescheiden, waarover zij voor een richtige vervulling van haar taak meende te moeten beschikken. De vrijheid van partijen om te staken of uit te sluiten werd door deze regeling niet belemmerd; de bemiddeling of de arbitrage is vrijwillig. Toch zijn tegen dit wetsontwerp ernstige bezwaren geopperd, welke echter hoofdza kelijk de verplichte openlegging der boeken bij de enquête betroffen. Gelukkig zijn. al thans lot dusver, deze enquête-bepalingen volmaakt overbodig gebleken Geen enkele maal behoefde tot het instellen van een enquête te worden overgegaan. In verband met een conflict in de texliel-industrie in Twente diende de heer Albarda op 18 Maart 1924 een wetsvoorstel in tot het instellen van zulk een enquête nopens dat conflict. Dit wetsvoorstel werd echter verworpen mede in verband met de spoedig te ver wachten invoering der Arbeidsgeschillenwet. Zooals gezegd, is na die invoering echter nóch inzake dit conflict, nóch met betrek king tot eenig ander, eenig onderzoek van Regeeringswege ingesteld. Het Instituut der Rijksbemiddelaars daar entegen heeft gedurende de 5 jaren, dat de <vet thans werkt (zij is met ingang van 15 April 1924 in werking getreden) meermalen zijn diensten bewezen, vaak met gunstig resultaat. Daarvan getuigen de jaarlijks ver schijnende verslagen van hun werkzaam heden. De bedoeling, waarmede de Rijksbe middelaars zijn ingesteld, is niet, dat zij ambtshalve als arbiter optreden, of dat zij aan partijen een voorstel voorleggen, dat deze hebben te aanvaarden of te verwer pen. De Rijksbemiddelaar heeft alleen te trachten de geschilpunten te formuleeren, om de oplossing over te laten aan partijen zelf of aan nader te benoemen instantiën; hij moet dc zaak op gang brengen, al zal hij natuurlijk wel mogen trachten, door be sprekingen met partijen afzonderlijk of ge zamenlijk te voeren en zoo noodig daarbij van advies te dienen, een vreedzame oplos sing van het geschil te bevorderen. Uit de verslagen van de werkzaamheden der Rijksbemiddelaars er zijn er vier, voor de vier districten, waarin ons land ver deeld is: de heer J. B. Westerdijk voor het lste district, mr. dr S. de Yries Czn. voor het 2de. ir. II. A. van IJsselsteyn voor het 3de en prof. mr. P.' J. M. Aalberse voor het 4de blijkt, dat de Rijksbemiddelaars niet altijd hun taak precies zoo beperkt opvatten, als de wet eigenlijk wil. Melrmalen doen zij een zelfstandig voorstel, dat ook dikwijls door partijen wordt aanvaard, waarmede het geschil uit de wereld is. Wij hebben uit de jaarverslagen wèl den indruk gekregen, dat hun optreden over het geheel er zijn ook uilzonderingen gelukkig is en van tact getuigt. En dat dunkt ons van meer fceteekenis dan dat zij zich te angstvallig houden aan de letter der wet. Over het ge heel doen zij bij niet al te ernstige en om vangrijke conflicten, wel nuttig werk. Het jaarverslag oyer 1928 is merkwaar dig, ^ndat daarin voor liet eerst een voor bes tl voorkomt van het inroepen van de hulp van een scheidsrechter en van de'aan wijzing van een bijzonderen bemiddelaar, die een ander is dan de Rijksbemiddelaar. Tot dusver behoefde ook slechts éénmaal een Bemiddelingsraad samengesteld te wor den. Het werk in de betrokken fabriek was echter reeds weer hervat, toen de Bemid delingsraad gevormd was. De scheidsrechter en de bijzondere bemid delaar daarentegen hebben goed werk kun nen doen. Als scheidsrechter is naar aan leiding van een staking aan de ringspoor- baan te Amsterdam, waarbij het ging om de vraag, welke loonen bij het werk aan die spoorbaan moesten worden betaald, opge treden de heer J. N. Hendrix, lid van Gede puteerde Staten van Noord-Holland. Bijzon dere bemiddelaar was de heer Zaalberg, di recteur-generaal van den Arbeid, toen een bespreking van den Rijksbemiddelaar Aal berse met partijen in verband met een drei gend conflict in het lithografisch bedrijf niet tot overeenstemming had geleid. Onder lei ding van den bijzondcren bemiddelaar zijn toen twee bijeenkomsten gehouden, waarin een bevredigende oplossing is bereikt en waardoor zoodoende een staking is voor komen Mag. uit hetgeen de verslagen ons leeren omtrent beëindiging van vele conflicten door RECLAME. 5181 WAALS Zoekt U iets nieuws in U slaagt bij WAALS. Haarlemmerstraat 130 136. het optreden der Rijksbemiddelaars, worden afgeleid, dat de Arbeidsgeschillenwet nuttig heeft gewerkt, toch mag men het oog niet sluiten voor één gevaar, dat hier te lande stellig in mindere mate dreigt dan elders, omdat partijen niet verplicht zijn de advie zen der Rijksbemiddelaars te volgen en slechts aan de uitspraak van een scheids rechter gebonden zijn, indien zij de arbitrage vrijwillig hebben aanvaard, maar dat toch ook in Nederland niet geheel denkbeeldig is. Wij doelen op het gevaar, dat de bemidde laar of scheidsrechter zoo licht geneigd is een oplossing te zoeken, die het midden houdt tusschen wat door de arbeiders ge- eischt, door de werkgevers geboden wordt. Dit leidt tot overvragen van arbeiderszijde, tot onderbieden aan patroonszijde; het kan conflicten uitlokken, in stede van ze te voor komen .In Duitschland is zulks afdoende gebleken bij het bekende conflict in de me taalindustrie in het Ruhrgebied. De Rijks bemiddelaar behoort, ook ten onzent, in staat te zijn een krachtig neen te laten hoo ien tegenover arbeiders, die overvragen, zoo goed als tegenover patroons, die de arbeids voorwaarden zonder geldige redenen trach ten omlaag te drukken. Nu is de Rijksbemid delaar altijd een buitenstaander, die van bet betrokken bedrijf en de daarin schui lende toekomstmogelijkheden niet al te veel afweet. Dit vergroot de kans, dat hij te licht er toe zal overgaan „het verschil te deelen". Hierin schuilt inderdaad voor het succes van het instituut een niet te veron achtzamen gevaar. Afschrijving op dubieuse vorderingen. Vorige maal schreven wij over de puzzles, die zich kunnen voordoen bij de beantwoor ding van de vraag of bepaalde uitgaven in mindering van het inkomen mogen worden gebracht ingevolge art. 10 der wet op de 1 B. In aansluiting hieraan zullen we deze week eens schrijven over de verdere voor schriften. welke hetzelfde wetsartikel geeft ten opzichte van de jaarlijksche afschrijving op bedrijfsmiddelen en dubieuse debiteuren. In overeenstemming met de meeste van onze moderne wc-'lten is ook dit wetsartikel vaag geredigeerd, immers wordt slechts ge zegd. dat van de onzuivere opbrengst van een bedrijf of beroep kan worden afgetrok ken de afschrijringen op zaken, die voor de ■uitoefening van het bedrijf worden gebruikt, alsmede de afschrijvingen op schuld-vorde ringen, een en ander volgens goed koop mansgebruik. De wetgever stelt dus op den voorgrond, dat afschrijvingen slechts mogen worden toegepast op zoogenaamd vast kapitaal, dat door het gebruik in het bedrijf een waarde vermindering ondergaat, terwijl verder de afschrijvingen moeten plaatsvinden naar goed koopmansgebruik. Dit laatste komt praktisch hierop neer, dat de afschrijving jaarlijks moet geschieden volgens bepaalde vaste percentages. Zoo is het volgens de leer van den Hoogen Raad niet in overeenstem ming met goed koopmansgebruik om b.v. op een machine die f. 2000.gekost heeft, het eene jaar f. 200.af te schrijven en een volgend jaar f.500.is eenmaal op redelijke gronden een bepaald bedrag voor afschrijving vastgesteld, dan' moet de af schrijving ook in de volgende jaren tot dat bedrag geschieden. De toepassing van bo venstaand wetsvoorschrift brengt mede, dat ook op huizen of gebouwen, die geheel of gedeeltelijk voor de uitoefening van een be drijf of beroep gebruikt worden, mag worden afgeschreven; bij gedeeltelijk gebruik echter alleen over <3e waarde van dat gedeelte van liet gebouw waarin het bedrijf wordt uitge oefend. Nu is het merkwaardig, dat voor de In komsten Belasting op gebouwen kan worden afgeschreven, ook al zouden deze door een of andere oorzaak in waarde geslegen zijn. Dikwijls wordt in dit verband gevraagd of de' afschrijving mag doorgezet worden, ook al 19 het gebouw in den loop der lijden zoo oud geworden, dat er praktisch gesproken geen waardevermindering meer kan gecon stateerd worden. Het antwoord op die vraag wordt gegeven in een arrest van den Hoogen Raad van November 1926. Het betrof hier een boerderij, die» reeds meer dan 50 jaren bestond. De Inspecteur meende, dat slechts van afschrijving kan worden gesproken, indien daartegenover een aanwijsbare waarde-vermindering bestaat van het onroerend goed. waarop wordt afge schreven, terwijl deze waarde-vermindering voor gebouwen die reeds 50 jaren of langer hebben bestaan, niet meer aanwijsbaar is. De Hooge Raad heeft zich met dit standpunt vereenigd, waarmede is vast komen te slaan, dat afschrijving op gebouwen alleen is toe gestaan op perceelen, die nog voor waarde vermindering vatbaar zijn. Wat de afschrijving op dubieuse bedrijfs- vorderingen betreft, kan als alge'meene regel worden aangegeven, dat afschrijving op der gelijke vorderingen moet plaats vinden in het jaar, waarin het dubieuse karakter blijkt. Blijken onze inzichten betreffende de bo- taalkracht van een dubieusgeachten debiteur te somber geweest, dan komt de betaling van het betreffende bedrag als bate van het jaar, waarin de ontvangst plaats vindt Voor heen is het wel eens gebeurd, dat Inspec teurs e'en afschrijving op een dubieus geachte vordering, welke achteraf echter wel inbaar bleek, beschouwden als een feit, waarop kan nagevorderd worden. Gelukkig is deze zienswijze niet door den II. R. gesanctionneerd. doch heeft dit college vastgesteld, dat afschrijving op dubieuse de biteuren, mits toegepast naar goed koop mansgebruik, steeds is toegestaan. Komt de in c-en vorig jaar afgeschreven post later terecht, dan komt deze ontvangst als bate voor dit latere jaar. Uitdrukkelijk moet echter in het licht gesteld, dat de fiscus 9lechts één methode van afschrijving op debiteuren toelaat, t.w. de afschrijving naar de geschatte waarde vermindering. Andere systemen, zooals af schrijving van een bepaald percentage van het uitstaande debiteurensaldo of van den verkoopomzet worden niet geaccepteerd. Dik wijls is het Ia9tig uit tc-< maken of een vor dering een bedrijfs- dan wel een particuliere vordering is. Wanneer b.v. een restaurateur borg is gebleven voor zijn leverancier van dranken en hij wordt ten slotte aangespro ken om het bedrag, waarvoor hij borg bleef te betalen: 19 de nu ontstane vordering op de drankenleverancier nu een zakelijke of wel een particuliere? Het antwoord is ongetwijfeld afhankelijk van het standpunt, waarop men zich stelt: zoo zal dc-' belastingconsulent op redelijke gronden verdedigen, dat het hier geldt een zakelijke vordering, terwijl anderzijds een fiscaal aangelegde Inspecteur verschillende argumenten zal kunnen aanvoeren om tot de conclusie te komen, dal we hier met een particuliere vordering te doen hebben. De bekwaamheid om zijn persoonlijke inzichten ingang te doen vinden zal in der gelijke gevallen den doorslag moeten geven. Kaar het Engelsch van A T. QUILLER—COUCH. er i ïg °P| e e3| it iD| jrps-1 1 |K vond ook nog een groot pak revolver- "y. ftaar geen revolver en het viel mij :ng in, fet de scholen, die reeds gelost p- me» de revolver van den kapitein P:e." z"jn gelost en waarschijnlijk van u genomen. Ja, toen ik mij den r; der schoten herinnerde, wist ik dat L z-Acr De oproerlingen hadden waar- riniijk geen munjjje meer en inzooverre j, "eD de baas. bang, dat het bonzen tegen het Ti;^n het lawaai op het dek uit gehoord keerde snel terug. Juist was ik bij de j/jjD Coucanen's hut, toen ik boven een hoorde en een man, dien ik aan zijn '"kende als Johnston, den tknmer- it. 'raP afgestormd en riep: mij, verberg mij!" Toen mevrouw _iDeü op mijn verzoek de deur open- lier weer geschoten; de man hid L •,en omhoog en wij tuimelden beiden Ipmnen Zoodra ik binnen was, sloot ^feerde ik de deur en zag hem 'jgeen; hij was morsdood. Hij had '°t in den rug sekregen. onder de P' aden wa? °°k stervende de vloer huVan bloed. Toen wij ons over hem u'e.n fluisterde hij: „Hel was Railton. ?ezien .Vaarweb Alice," en hij t!-.Qecr- Ik legde het lijk in een hoek uk deed mijn jas uit en bedekte daarmee zijn hoofd; toen wendde ik mij lol mevrouw Coucanen. Zij schreide niet, maar zag doodsbleek. „Geef mij de geweren!" zei zij kalm, „en wijs mij hoe. ik ze laden moet." Ik deed dat toen ik voetstappen langzaam de trap hoorde afkomen. Een oogenblik later "hoorden wij twee harde slagen op de deur- paneelen er Collivers slem riep; „Trenoweth, jou hond, verstop je je hier? Geef mij die papieren en kom de deur uit." Tot antwoord loste ik een schot door de hutdeur en ocgenblikkeüjk hoorde ik hem opstaan en de trap op bollen. Het was nu ongeveer drie uur in den morgentot overmaat van ellende ging de lamp plotseling uil en wij zaten in pikdon ker. Ik trok mevrouw Coucanen op zij en barricadeerde de deur zooveel ik kon, bracht haar en het kind in een hoek van de hut, waar zij veilig zou zijn indien zij trachtten te schieten door het vallicht en ging toen naast haar zitten om na te denken. Indien de opstandelingen, zooals ik ver moedde. al'een de revolver hadden, die zij den kapitein hadden afgenomen, dan was er nog maar een schot op. want ik had cr i! vijf geteld en het was niet waarschijnlijk, dat Holding die zooals ik zeker wist, altijd een wapen bij zich had, losse patronen in zijn zak had gehad op een oogenblik, dat niemand eenig gevaar vermoedde. En nu het aantal. Behalve gapilein Hol ding die nu dood was en behalve den kok. berekende ik. dat er veertien mannen aan boord waren Vijf van de veertien wa ren ziek en nu waarschijnlijk gebarrica deerd in het kasteel. Een, de timmerman, lag hier dood op den grond en uit den gil, dien we gehoord'hadden vóór dien van den kapitein, hadden de muiters, moest ik op maken, nog een doode op hun verantwoor ding. Dus er bleven er maar acht over. Nu was het de vraag hoe groot was het aantal der opstandelingen? Ik had dadelijk gedacht dat Railton en Colliver er een handje in hadden (ik had die mannen immers altijd gewan trouwd). Het was juist tegen middernacht geweest toen wij den eersten gil hoorden, dat was het uur waarop de wacht verwis seld werd en ik weet dat die twee bij de wacht van den kapitein behoorden. Maar zouden ze alleen zijn? Dat scheen haast een onmogelijkheid en toch weet ik niet wie van het scheepsvolk ik anders moest wantrouwen En Davis, die als stuurman was aangesteld, was een vrij onverschillige zeeman, maar zoo trouw als goud. Daarenboven, het feit dat het succes der opstandelingen met het doodschieten van den dokter niet door een tweede 9ucces was gevolgd, maakte mijn vermoedens nog vaster. Ja, CoHiver en Railton waren de eenigen van wie men op dit oogenblik zeker kon zijn. En toch die veronderstelling ver baasde mij niet weinig. Ik was zoover met mijn berekeningen ge komen toen een gil, dien ik meende te her kennen als die van Cox den stuurman, mij deed begrijpen dat zij den man vermoord den. Daarna een doodsche stilte, die den ge- heelen nacht duurde. Ik moest mij haasten met schrijven, want wij hebben geen licht in de hut en ik schrijf bij hef flauwe licht dat van boven "komt. Ik wou. zoodra het morgenlicht aanbrak, op verkenning uitgaan Voorzichtig verwijderde ik de barricade en sloop de ladder op. Boven gekomen keek ik voorzichtig rond en zag dc opstandelingen bij het voorkasteel zitten drinken. Ze waren met hun vieren: Colliver, Railton, een matroos genaamd Roverson. die laatst gestraft was door kapitein Holding omdat hij op wacht geslapen had en de kok, een Chinees, Roverson zat er niet bij, hij zat aan het stuurrad. Het 9chip zeilde met volie zeilen met een stevigen zuid-westen wind. Ik bleef zoo laag mogelijk anders zou Rover son mij kunnen zien, maar hij was meer dan halfdronken en keek naar zijn kameraden met lang geen vriendelijk gezicht. Ik was juist op het punt te mikken en had Colliver het eerst op het oog, toen hij mij zag en alarm maakte en onmiddellijk sprongen ze alle drie overeind en kwamen op mij af, de Chinees vooruit. Toen veranderde ik van doelwit, maar wachtte totdat ik hem goed onder schot had en school. Ik moet hem dunkt mij in zijn enkel geraakt hebben, want hij waggelde en viel mei een luiden gil een stap of tien van mij vandaan. Dit zien de, daalde ik zoo gauw mogelijk de ladder af. keerde mij bij de huideur gekomen om en schoot voor den tweeden keer. Ik denk dat dit schot gemist heeft. De andere twee ver volgden mij totdat ik in de hut was, toen keerden ze naar hun kameraad terug. De rest van den dag is alles rustig geweest. Gelukkig hebben wij een groote bus beschuit in de hut, dus waf voeding aangaat kunnen wij het eenige dagen uithouden. Mevrouw Coucanen en ik hielden beurt om beurt de wacht dezen nacht 6 October Ik sliep: het was halftwee toen mevr Coucanen mij wakker maakte daar zij iets hoorde bij het vallicht. De boos wichten hadden bedacht dal dat het eenige punt was van waar zij ons veilig konden aanvallen; ze hadden bedacht scherpe mes sen te binden aan hel eind van lange stok ken en trachtten on? met die gebrekkige wapens te bestrijden. Het was zoo donker, dat ik haast niet kon zien om te mikken, maar na een paar schoten vlug achter elkaar gingen ze al heel spoedig weg. De re9t van den nacht was vrij rustig behalve het schreien van het kind, dal allerdroevigst was. En ook op den dag daarna gebeurde er niet veel bijzonders, behalve dat ik nu en dan geluiden hoorde in het voorkasteel, die zeker kwamen van de zieke mannen die daar opgesloten waren en trachtten er uit tc komen. 7 October. Wij werden nog altijd mei rust gelaten. Ze zijn zeker van plan ons te laten uithongeren of ons in de meening te laten dat ze ons steeds met rust zullen la ten, om ons dan onverwachts aan te vallen. Wat uithongeren betreft, daar ben ik ni?t bang voor, want die bus beschuit houdt het wel een week uit en ons onverwachts over vallen daar hebben ze ook niet veel kans op, want een van ons beiden is altijd wak ker. Ze hebben den vorigen nacht steeds zitten drinken. Railtons stem klonk dik wijls heel luid en Colliver hoorde ik zijn af schuwelijk lied zingen. 8 October. Zeker een onstuimige dag, ten minste het schip slingert, maar ik geloof dat de lui allemaal dronken zijn. Wij moeten zien op de een of andere manier de dooden kwijt (fc raken, rk durf er haast niet met mevrouw Coucanen over te spreken. Tk kan de bewondering die ik koester voor dez* flinke en teergevoelige, kies*ïhe vrouw, niet in woorden uitdrukken. Zij vroeg mij van daag of ik haar wou leeren r,en geweer te ge-bruiken. ik geloof dat zij zich tot het laatst toe verdedigen wil. Haar kind ligt haast altijd te schreien, arm wezentjel En toch is het kind gelukkiger dan wij, het weet ten minste niets van al dez* ellende. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 9