VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD aargang Woensdag 8 Mei 1929 No. 19 ■«Sw»"« li jtaTlijilTIipITli jilTiij >I?;i ;i»?>i 4lï5 *41F* IRWENNA EN DE ZEEMEERMIN. v/ het Engelsch van V. Vivian. Vrij bewerkt door DE LILLE HOGERWAARD. na legde de grove, grijze kous, rij den geheelcn middag had zit- naast, zich neer. Zij zat op de hun huisje in de dorpsstraat, men de zee kon zien en keek horizont, die zoo heel ver weg ver, dat het leek, alsof de zee :ht daar in de verte bij elkaar ide eenige minuten zat zij droo- r zich uit te staren. Haar handen keloos in liaar schoot en zij was r gedachten verdiept, dat zij haar iet achter zich hoorde aankomen, vroolijko begroeting hanr op- weer te droomen, Morwenna T' lachend, terwijl hij een stapel net- cd grond wierp. Hij ging op een aaltje naast zijn zusje zïtteü en I spottend aan. pet heelemaal te droomen," ant- UorweDna na een kort stilzwij- lat te rekenen. Weet je, David..." I keek zij haar broertje met een jeziehtjo aan en ging voort: 1 nog drie jaar moeten breïen, I het geld bij elkaar hebben om len te gaan co dat is dan k alle kousen verkoop." fote nu vriendelijk en zei: j dan zou ik het maar dadelijk Iopgeven, Zus!" paal opgeven 1" ptwaardiging, die bij het herha- [woorden op Morwcnna's gezichtje ond, verried duidelijk haar vas- i het eenmaal opgevatte plan ten I brengen. ik nog zes jaar moeten breien, i er nog meo doorgaan," zei zij It6 beslistheid. „Maar Davy," er op vertrouweLijken toon aan |1 zij zïdi naar haar broertje boog, b hoef ik niet eens meer zoo lang I Misschien is er wel iemand, die f wij VanmoTgen maakte ik een t Ned Pillineer, terwijl hij bezig betten te verstellen en hij ver- dat er een zeemeermin in do Hij had baar gisteravond met i gezien, toen hij met hoos wa- Irotsen was en hij zegt, dat zo 1 waarschijnlijkheid zal terugko- lot vanavond volle maan is. Iprobceren haar te vinden." 1 klonk David's lach toch spot- i bij uitgelachen was, zei hij Itoch niet naar zulke onzinnige Fe zult nergens anders een zee goden dan in de sprookjesbee ld zou j<? er dus naar zoeken 1 ooge-n schoten vuur. Het plotseling op en zei driftig: j. als jij het dan beter weet fillinger, boef je niet mee te misschien heb je morgen En haar breiwerk oprollend, keerde zij haar broertje den rug too en liep haastig het straatje uit naar de zee. De zon was reeds als een grooto, vurige bol ondergegaan en de maan stond koel en beider aan d«D bemel, toen Morwenna dien avond geruischloos uit bed kroop en op de teenen het huisje verliet. Daar zij geen schoenen aan had, weerklonken haar schreden zelfs niet in het straatje. Haastig liep zij voort, regelrecht afgaand op de naakte rotsen. De maan wierp haar zacht licht over het strand en haar zilveren stralen maakten het zand nog witter dan het reed9 was. Plotseling zag Morwenna iets glinsteren vlak vóór haar voeten. Haastig bukte zq zich om het op te rapen en een oogenblik later bekeek zij met een van opwinding stralend gezicht een gouden armband, die met kostbare edelsteenen bezet was. Hij fonkolde in de bruine palm van hanr op geheven hand. Gedurende eenige oogenblikkon stond ±rj vol verbazing te kijken naar dien winder- schoon en schat Toen hief zij het hoofd op en terwijl haar oogen de lange kustlijn af zochten, begon haar hartje onstuimig te kloppen. Langs het strand kwam iemand op haar af. iemand die met langzame stappen voor waarts schreed en wiens gebogen hoofd sprak van oogen, die iets schenen te zoe ken op het door de maan beschenen strand. EeD sbonn van gedachten brak over het meisje los en zij bracht haar haDd naar het voorhoofd, alsof zij al deze verwarren de denkbeelden wilde wegvegen. Niemand bad haar gezienNiemand zou het ooit te weten komenHaar gedach ten gingen naar den kleinen spaarpot thuis, waarin de spaarpenningen zoo langzaam kwamenzij ging naar bet geld, dat zij zou krijgen, als zij den armband den vol genden dag in de stad verkocht en naar alles, wat dat geld beteekende. Onwillekeurig hield zij den gevonden schat stiiver vastgeklemd en zocht zij naar een weg, waarlangs zij ongemerkt, zou kunnen verdwijnen. Vóór haar verrezen do donkere en beschermende rotsen en in het volgend oogenblik lien zij tusschen de hoo- go steenmassa's, waarvan zij wist. dat zij haar geheel aan het oog zouden onttrekken. Haar hartie klonte onstuimig en haar handen beefden, terwijl zij zich aaD do scherpe, harde rotsen vasthield. Het plot selinge gekriiecb van een zeemeeuw boven haar hoofd deed haar hevig schrikken - haar voet gleed uit en zij viel met een angstkreet ov> de linnen. Daarna werd alles donker om haar heen. In de verte hief iemand echter het hoofd op en liepen twee voeten haastig over het strand Morwenna sloeg de oogen op en keek doodelük ontsteld in het bezorgd© gezicht, dat zich over haar heen gebogen had. ,,De zeemeermin!" fluisterde zij ontzet. „Nee, lieve kind," antwoordde een zaclïto vriendelijke stem. ,,Ik zal je naar huis brengen. Je bent gevallen. Heb je ergens pijn „Mijn voet," antwoordde Morwenna zacht, terwijl zij probeerde op te staan. Zij viel echter plotseling weer terug en haar handen schenen iets te willen grijpen, dat zij niet vinden konden. Haar geheugen kwam weer terug en een oogenblik had zij aüe pijn in haar eakel vergeten. „De armband - ik stal hem," fluister de zij. ,,Hij was van een ander en ik vond hem. Ik wilde hem meenemen." „Vond je 'm hier?" vroeg de dame nu gretig. „Heb je 'm bij je?" „Ik had 'm in mijn handen, toen ik viel," antwoordde Morwenna. „Zou u misschien de dame aan het strand kunnen vinden Ik denk, dat hii van haar is en ik zou haar willen zeggen, dat het mij vreeseüjk spijt en dat het alleen maar was, omdat wo zoo graag naar Londen wilden gaan, David en ik. Drie jaar scheen zoo erg lang om nog te moeten wachten Vermoeid leunde zij achterover en do dame tilde haar nu in haar armen. „Ik was het, die je aan het strand zag," zei ze vriendelijk. ..De armband is van mij. Maar nu moet je me eerst eons vertellen, van dat Londensohe plan en wie David is. Het nam heel wat tijd, vóór alles uitge legd was en terwij! Morwenna sprak, ver bond haar nieuwe vriendin haar enkel, dio nu heel gezwollen en pijnlijk was. Toen zij er mee klaar was, zette zij bet meisje op haar schouders. Zoo liep zij langzaam met haar vrachtje naar het strand. Do armband dien zij in een spleet tusschen de rotsen gevonden had. had zii 9ecuur om haar pols dichtgemaakt. Toen zij het kleine huisje van Morwcn na's ouders bereikt hadden, had het kind erge pijn. De juffrouw legde Vader en Moe der een on ander int en Morwenna werd vlug naai bed gebrachf. Den geheelcn nacht lag zij echter onrustig in haar bed te woelen. Zij kon niet 6lapen en verlangde naar den volgenden morgen om David het gebeurde te kunnen vertellen. Haar gezicht verhelderde dan ook, toon zij tegen den ochtend zijD bekenden stap op de trap hoorde. Nauwelüks had hij de deur vao haar kamertje opengedaan, of zij zei „Je hadt gelijk met de zeemeermin, Davy. De juffrouw zegt ook, dat ze niet bestaan enne... 't spijt mij. dat ik zoo brom mig was.' David glimlachte vriendelijk terwijl hij het handie op het dek liefkoosde „Hoe is 't met je voet vroeg hij. „Hij zaJ morgen wel beter zijn," ant woordde Morwenna, terwij] zij zich zoo dapper mogelük trachtte te houden. „En, David, do juffrouv wil ons het geld geven voor de reis naai Londen schrijf dus maar aan Oom George, wanneer hij on« hebben kan ik. ik verdien 't eigenlek heelemaal niet. omdat ik den armband ge stolen had, een poosje ten minste. Nooit zou ik meer zoo iet-s kunnen doen..." „Dan heb je, behalve dat er geen zee meerminnen bestaan, dus nog ief3 geleerd." zei David en hij drukte do kleine hand liefdevol. Morwenna knikte heel ernstig. Nooit, neen nooit zou zij zich ook maar het ge* ringste, dat niet van haar was, meer wil* len toeoigenen. Met een zucht van verlichting keerde zij zich om en viel weldra in een verkwikken- den slaap.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 15