Gemeenteraad v. leiden
DE OOLIJKE OESTERFAMILIE.
loodemans rots
bte Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag
7 Mei 1929
Derde Blad
No. 21209
FEUILLETON.
I4 "1 O» wa
De vorige agendapunten werden z. h. st.
pgeaomen.
(Vervolg van gisteren).
ij*. Voorstel om goed te keuren dat door
{Stedelijke Lichtfabrieken een bedrag van
wordt besteed ten behoeve van de
Üischaffing van een installatie tot het
uigen van vliegasch uit de rookgangen
L'n ,je Electric;teilsfabriek. (69)
[fee lieer MANDEK8 had liever gezien,
gewacht was op dc gegevens uit Den
pa?. Nu is ei de kans, dat ook dit niet
winde zal helpen en weer een ander
Lieciu zal moeten worden gevolgd. Dorh
Ir, is dc f C.O.OCO uitgegeven
|]s 't juist,, vraagt hij, dat de vuilvei
doding 'dc grootste oorzaak is van de
Pt hevi L)E Rl'.EDE meent, dat het
Ifcr aaD de Lichtfabrieken gevraagd, zeer
scheiden is, gezien de gevolgen' van de
Uplaag, ook al zoli straks blijken, «lat
rog meer moet geschieden.
■Volhouder GOSLINGA wijst cr op. hoe
i voorstel iets anders betreft dan te Den
Js.ig in onderzoek is, zoodat daarop niet
Boeit te worden gewacht. Het geldt hier
zuigen geen roetvangers, waarmede
lei wordt gewacht.
[Bovendien, de plaag wordt zoo grooten-
|els zeker voor de helft ondervangen
daarom moet dit direct geschieden.
JIVel vrij zeker is het, dat de vuilverbran-
I; mede oorzaak is van de plaag, a:
te DeD Haag dc Centrale de hoofd
taak. Wanneer B. en W. dan ook mis-
lien voorstellen zuilen doen tot- ophef-
I; der vuilverbranding, dan is dit zeker
d van de redenen, waarmede zij dat vcr-
Idigen zullen. Het offer van f. .90.00# acht
I echter niet zoo gering doch voor be
nding der roefcplaag moet men dit over-
fcben.
fee heer v. d. REYDEN meent, dat de
Itplaag voor een deel komt van gebruik
d minderwaardige brandstof en hij dringt
op afschaffing van deze brandstof,
fee WETHOUDER zegt, dat deze al met
ier gebruikt wordt.
Lh.st. wordt het voorstel dan aangc-
I HET VERMENIGVULEIGINGSCIJFER
B5o. Voorstel in zake de vaststelling van
vermenigvuldigingscijfer der plaatselijke
kIc belasting naar het inkomen, voor het
blingjaar 1929/1930. '70)
e heer DE REEDE zegt, dat bij de be-
lo'.ing 1929 de financieele toestand der
pent* zeer uitvoerig behandeld is. Deze
jEtand is vrijwel dezelfde gebleven ~n
1 geen perspectieven zijn geopend ui*
tetering beloven. Wel is er het reserve-
li5 en ;s de wet betreffende de finan
ce verhoudingen tusschen rijk en g*
;nten al ver gevorderd, die voov Leiden
Bi gunstigen invloed belooft te hebben.
Je? bij elkaar genomen kan hij zich daar-
1 t?1 vcreenigen met het voorstel van
en W.
heei VERWEY vraagt of de wet
ter bij benadering kan zeggen, wat dc
b zullen zijn van dc wet op .de finan-
f't verhoudingen tusschen rijk en ge-
Votcn r
Ffthouder GOSLINGA wijst er op, hoe
■diepste ondergrond voor het niet kun-
J verlagen van het vermenigvuldiging^-
lfr> zooals B. cn W. gaarne wilden, is.
1de inkomsten der burgerij dalen, hoog-
plm. gelijk blijven,
op zichzelf moet al waarschuwe®
rQ riiet productieve uitgaven, ook na
totstandkomen zelfs van de nieuwe wet,
B'van gesproken is, Berekend was, dat
1 eerste ontwerp Leiden 7 ton zou be-
l'eo. het latere f. 811.000, doch nu kan
door alle wijzigingen het niet meer
precies zeggen. Het is gewijzigd in
nadeel, doch hij durft het voordeel
nog laxeeren tusschen de 7 en 8 ton,
J minder zullen behoeven te worden oj>
l'achl. Het op Jan. 193] in werking
[den der nieuwe wM is vrij zeker te
dachten.
'i hebben nog het reservefonds, om uit
"Mlen. gelukkig.»
Alleen zal Leiden moeten meebetalen
weiliclil in de 18 millioen, kosten der wet,
al hoopt hij, dat minister de Geer gelijk
krijgt in zijn verzekering, dit geld wel
anders te kunnen vinden.
Z. li. st. wordt het voorstel daarop aan
genomen
VRAGEN VAN DEN HEER PARMENTIER.
De heer PARMENTIER stelt onderstaande
vragen aan B. c-n W. van Maandag:
Ir Zijn B cn W. in staat den Raad mede
te deel en voor welk bedrag, van het door
den Raad op 12 Februari 1.1. toegestane
blanco crediel. tot op beden gebruik gemaakt
is Ier bestrijding der kosten, verbonden aan
liet onderzoek naar de mogelijkheid van we
deropbouw van het Raadhuis, welk onder
zoek naar vrager bij geruchte vernam,
gaande is.
2e. Welk bedrag ramen B. en W. dat nog
noodig za! zijn voor hetzelfde doel, vooral
eer B. en W. plannen inzake eventueeie we
deropbouw of algeheele nieuwbouw van het
raadhuis den Raad kunnen voorleggen?
Vrager iichl toe. hoe hij lot zijn vragen
is gekomen. Jlij hepft in de Commissie van
Fabricage reeds vragen gedaan, doch wet
houder Splinter zeidc daarop niets te kun
nen zeggen. Later beeft hij zijn vragen her
haald en toen heeft hij c-enige inlichtingen
gekregen, doch bij en ook dc andere com-
missic-lcden veroordeelden 't vreemd, dat de
G v. F. niet volledig werd ingelicht en deze
Commissie besloot daarop zich tot B. en W.
Ie wenden, doch deze hebben gezegd: De
commissie heeft hier niet mee te maken,
en daarom bleef spr. niet anders over dan
aldus te handelen door zijn vragen in den
raad aan B. en W. te stellen
Ook waar hij hoorde, dat gemeend wordt,
dat B. en W. in zekere richting drijven in
deze malc-rie. die z i. niet behoort tot de
laak van B. en W. doch van den raad.
Wethouder SPLINTER zegt, dat B. en W.
lot heden toe zelf nog niets weten. Hij heelt
dc C. v. F. medegedeeld wat hij wel wist.
Wat de twee vragen betref! het volgende:
Ad 1.: Van het blanco crediet is geen ge
bruik gemaakt daar aan het gebeurde geen
kosten voor de gemeente waren verbonden.
Het verzoek van don minister de commis
sie voor monumentenzorg een onderzoek te
doen instellen, is natuurlijk toegestaan en
deze commissie is nog steeds bezig met bet
onderzoek.
Zoo'n werksteiger als gezet is moest in
ieder geval er komen, wat er ook besloten
wordt.
Ad 2: Voor hetzelfde doel zijn geen gel
den noodig. daar het onderzoek gratis ge
schiedt
Hij zegt overigens loc, dat B. en W. met
den raad in overleg zullen treden, alvorens
met plannen of voorstellen te komen.
Dc heer PARMENTIER vindt alles goed,
maar die steiger kost toch geld en er wordt
toch gewerkt door gemeente-werklieden.
Wethouder SPLINTER merkt op. dat hij
toch al gezegd heeft, dat de kosten daarvan
onvermijdbaar waren, daar die steiger in
ieder geval noodig is. Het hout blijft boven
dien de waarde behouden.
De heer SCHüLLER meent, dal de heer
Parmentier zijn vragen verkeerd stelde
waardoor B. en W. dat antwoord konden
geven. Ook hij klaagt, dat de C. v. F. in
geen enkel opzicht nog gekend is na den
brand- zoo slaat de zaak, doch B. en W.
zullen uil den hoek moeten komen.
Er zijn toch kosten voor loon aan arbei
ders en opzichters, voor het zetten der schut
ting enz. De C. v. F. weet echter in dezen
van niets. Spr. heeft dit al voorzien bij de
opstelling van een reglement voor de C. v. F.
doch de meerderheid van den raad wilde
daarvan toen niet hooren. Zelf heeft spr. het
bijgewoond, dat ook de wethouder aan den
kant werd gezel, laat staan dan een raads
lid! Z.i. had gevraagd moeten worden: wat
is er verbruikt van hel crediet en waaraan
is hel geld besteed, dit in algemeenen zin:
Zoo'n steiger als gezet is. is noodig voor
restauratie en die tendenz is zoodoende
tevens uitgestippeld door hét plaatsen daar
van. Tenslotte doet hij de vraag, die hij
meende, die gesteld had moeten worden.
De heer BOSMAN meende als lid der C. v.
F dat de wethouder ook aan de zijde der
C. v. F.-leden stond en de ontevredenheid is
daardoor bevorderd. Had de wethouder direct
287. Dat neemt niet weg, dat hij erg zijn best doet om alle
Oesters weer keurig cn proper in de kleeren te steken. Met
verfpot en penseel komt Kreeft, zooals jullie wel weel, een heel
eind en de Oesters blinken van nieuwheid als ze onder zijn
kundige handen uitkomen.
288. Als een deftige familie stappen ze eindelijk weer
huistoe. Want ze hebben daarboven.op aarde toch wel enkele
dingen geleerd, o.a. goede manieren. En ze weten van een
massa af, waarvan hun medevisschen eenvoudig geen benul
hebben. „Maar'J, zegt vader Oester, „denk er om, dal jullie
er zoo weinig mogelijk van spreekt. De Oester behoort zwijg
zaam te zijn!"
gezegd, wat hij nu deed, dan was dit niet
gebeurd.
Dc hc-'cr PARMENTIER meent, dat als was
gezegd: ruim toren en gevel op er dan geen
steiger noodig geweest was. Het hout etc.
heeft straks weinig waarde meer. Het gevel-
onderzoek etc. is gedaan buiten de C. v. F.
cn den raad met de bedoeline blijkbaar van
herbouw van den gevel; anders was de stei
ger niet noodig. want men doet geen onder
zoek als men geen plannen heeft!
Doch er zijn toch ook personen, die zeg
gen: onze bouwmeesters, lot buiten de gren
zen van ons land beroemd moeten nu aan
't woord.
En er zijn toch ook menschen, die meenen,
dal het stadhuis niet meer op de Brecstraat
moet kpmen en die daar een plein willen. In
al deze dingen wordt de raad niet gekend
tot zelfs voor de grootste futiliteiten, wordt
hier juist uitgeschakeld. Zelfs bij de gunning
van de opruiming aan de firma v. d. Akker
is de commissie niet gekend.
Op grond van een en ander stelt hij vol
gende motie voor:
De raad spreekt de wenschelijkheid uit,
dat B. en W. inzake de oplossing van den
stadhuisbrand geen verdere besluiten nemen
zonderden raad of zonder betreffende raads
commissies te kennen.
De heer DE REEDE is ook van meening.
dat B. en W. drijven in de richting van
herstel van het oude Stadhuis, althans van
den gevel. Wij zullen moeten waken, zegt
spr. Hij vraagt van B. en W. een verklaring
objectief te zullen zijn.
De VOORZITTER zégt, dat het hem goed
voorkomt, eerst "iets óp le merken, gelet op
de stemming in don raad, die hierop neer
komt, dat het college bezig zou zijn stappen
tc doen. die praejudiceeren op het beslis
singsrecht van den raad en zou drijven naar
herstel van den gevel met uitsluiting van de
C. v. F., bang dat deze niet zou willen mee
gaan.
Dat klonk o.a. uit. hetgeen de heer Schol
ier zei, terwijl de heer Bosman zelfs ver
deeldheid wilde zaaien in het college. Het
college slaat versteld hierover, daar nooit
een woord nog is gesproken over wat gebeu
ren moet. Het eenige wat wel gebeurd is,
is het toestaan aan de Monumentencommis
sie van een onderzoek. Overigens is totaal
niets gebeurd; er zijn geen beslissingen ge
nomen of wat ook.
Dc motie-Parmentier is daarom geheel
overbodig, mede door de toezegging van B..
en W.
Integendeel B. en W. willen juist niets
doen buiten den raad om. Hij verzekert nog
maals: wij hebben geen plannen, ook geen
slinksche wederopbouwplannen, alleen de
Monumentcncommissie is aan het werk ge
zet, welk werk door de langdurige vorst
periode erg belemmerd is.
Kosten voor de gemeente zijn er niet ver
bonden aan het onderzoek, 't is een gratis
advies. B. en W. en de raad blijven vol
maakt vrij in hun beslissing.
'Het blanco-crcdict stelt de heer Schüller
zich verkeerd voor. Daarvan is alleen ge
bruik gemaakt in zooverre als b.v. de Stads-
zaal in bezit h> genomen. Niet één cent is
gebruikt Voor liet huren van huizen is im
mers zelfs crediet aan den raad gevraagd
etc. Nu is er heclemaal geen reden meer
voor blanco-crediet, nu de raad weer ge
woon vergadert.
De heer GROENEVBLD, aanvankelijk
voor ons onverslaanbaar, meent, dat eerst
beslist had moe ten worden wat er gebeuren
zal, voor men was begonnen met hel op-
ruimingswerk. Als niet tot herstel wordt In
sloten is het geld daarvoor toch weg? Het
geen nu gebeurt is daarom z.i. wel degelijk
een drijven in de richting van herstel! En
F.ij acht het volkomen begrijpelijk, dat de
C. v. F zich gepasseerd voelt. Hij vraagt
nog of het puin niet is te gebruiken voor
asphal teering.
De heer v. d. REYDEN raadt den heer
Parmentier aan zijn motie in te trekken,
gehoord de verklaring van B. en W., die
toch niet met opzet den raad zullen be
driegen.
De heer SCHüLLER vraagt daarop aan
den raad opgaaf te doen van alle onkosten
der inrichting van het Stadhuis en de loka
liteiten in gebruik genomen etc.
De heer PARMENTIER zegt, dat B. en W.
hem iets willen doen geloovcn wat hem
onmogelijk is. Hij wijst er op, hoe men
schen der gemeente op den steiger werken;
die moeien toch betaald worden en dat
zal de monumentenzorgcommissie toch niet
doen? Hij trekt zijn motie echter in na
de verklaring van den voorzitter.
Wolhouder SPLINTER herhaalt nog eens,
dat de 9leiger noodzakelijk was. Er zijn
mejischcn bezig, die stukken weghalen, die
gevaar opleveren, dat is alles.
Het hout van den steiger behoudt do
waarde blijft hij verzekeren. Hij komt cr
ten sterkste legen op, dat B. en W. in be
paalde richting zouden drijven. Er is nog
niet over gesproken, wat gebeuren moet.
\Yel wil hij zeggen, persoonlijk niet le
geloovcn, dat de gevel le houden is, doch
blijkt dit wel het geval en is het mogelijk
cr een goed stadhuis in passend milieu
er achter le bouwen, hij ook dit wel wil
aanvaarden.
Maar in ieder geval, in dezen gevel zijn
zooveel historische fragmenten, dat zelfs
bij afbraak de steiger nog noodig is. Het
puin is voor gebruik bij asfalleering veel to
De VOORZITTER zegt den heer Schüller
do gevraagde opgaaf toe.
De heer SCHüLLER wil nog even op-
j merken, dat niet alleen de leden der C. v.
I V. ontevreden waren, ook de wethouder
j was dit en hij licht dit toe door er op te
wijzen, hoe toen de wethouder den toren
wilde afbreken mei hel oog op het gevaar,
dat niet mocht, terwijl later eenvoudig hem
order daartoe weFd gegeven
De VOORZITTER verklaart hierop deze
kwestie afgedaan.
VRAGEN VAN DEN HEER SYTSMA.
De heer Sytsma vraagt aan B. en W.
om zoo mogelijk in openbare vergadering
en anders in geheime zitting een nadero
specificatie te geven van de onkosten inzake
de brandverzekering betreffende het Stad
huis. Hij «gaat daarbij uit van bet volgende:
Uit de mededeelingen door den voorzitter
in de vergadering van den gemeenteraad
van 22 April j.l. inzake de brandverzeke
ring van het Stadhuis gedaan, blijkt dat het
totaal der vastgestelde uitkeeringen bedraagt
f. 1.239.188.20, terwijl na aftrek van alle
onkosten zal worden ontv. f. 1.226.780.95
Daaruit volgt dat dc onkosten hebben be
dragen f. 13.107.25.
Hierover vraagt hij nadere gegevens.
Wethouder GOSLINGA wijst er op, hoe
de heer Syt9ma verkeerd heeft afgetrokken,
zijn overschot is f. 1000 te hoog en moet zijn
I. 12.407.25 hetgeen van belang is, want
dat is juist 1 pCt. van het schadebedrag
vermecrêlerd met de kosten van expertise.
Dc makelaar ontvangt deze 1 pCt.
De kosten der expertise zelf zijn echter
voor rekening der assuradeurs.
RONDVRAAG.
De lieer PARMENTIER vraagt of het niet
gewenscht is een verkeersagent te plaatsen
bij het Gangetje.
De heer v. d. REYDEN vraagt aandacht
voor de luchtbrug aan de firma Driessen
toegestaan, waardoor velen reed9 besmeurde
kleeren kregen.
De heer SYTSMA wijst nog eens op de
kale muren aan bet Gangetje, de heer
HEEMSKERK vraagt, of een andere naam
voor hel Gangetje misschien gewenscht kan
zijn.
De VOORZITTER zegt voor allen de aan
dacht van B. en W. toe.
Hierop, kwart voor vijf. sluiting.
RECLAME.
ï^uLtd-
Xt M/ti
378(5
Naar het Engelsch van
A. T. QUILLER—COUCH.
L nam het lemmet uit zijn hand. Het" was
p; s-berp en merkwaardig bewerkt, de
p° kant was geheel glad, maar de andere
Is oedekt met ingewikkelde teekens, met
rand van fijne vruchten en bloemen;
Jjs de spreuk: „Ricordati."
befeekent dat woord?" vroeg ik,
'J1 het oom teruggaf. Mijn stem was
Ma?t en JcaJm. dat oom mij verbaasd
.Voor hij antwoordde:
I. *s ?een Latijn, Jasper, maar het lijkt
I 'jn en ik zou denken dat het „Her-
ImÜ? keteekent of iets dergelijks,
■j llnnenng." herhaalde ik. „Ik zal het
^ennnpron, oom. Zoo zeker als vader
,!Si Za' 'k cr aan denken, wanneer
Sekomrm is,"
onderlinge woorden voor een
Jtom keek mij weer aan, maar daar
*<e' of misschien dacht dat mijn
nin, War was door het verdriet, zei
Riff rnppr
pedehit^t aan 'cmand verteld?" vroeg
heh
|riij!
n°? niemand gezien. Er za! na-
d:t '?^n. ^derzoek plaats hebben, maar
'leo* fi Pen onderzoek niets uit-
ronordenaar en de vermoorde
reeds ter verantwoording geroe
pen. Maar waar zou de man gebleven zijn
die zijn getuigenis heeft afgelegd? Het was
een onwaarschijnlijk verhaal en dat alles
maakt het nog meer verdacht. Maar lieve
hemel!" rien mijn oom plotseling uit, „dat
dit mij niet eerder ingevallen isl Je vader
zou varen op de „Belle Fortune" en die man
gaf den naam „James and Elisabeth" op.
„Het was de „BeHe Fortune" en de man
heefc onwaarheid gesproken."
„Dat denk ik ook."
,.Tk weet het zeker."
„Hoe kan je dat zeker weten?"
„Omdat de „James and Elisabeth" op het
oogcnblik'in de haven te Falmouth ligt en
dc kapitein logeert in de Lugger."
Toen vertelde ik hem dat ik den kapitein
Antonius Merrydew gesproken had. Ach,
mijn hart had behoefte zich uit te spreken,
ik verteiae de geheole geschiedenis van mijn
ontmoeting met John Railton en wat er op
de Doodemans Rots was gebeurd. Ieder
woord verleide ik. tol hetgeen de dooöe man
bad nagelaten toe het pakje en den brief
dien ik in den koestal verstopt had. Naar
mate ik verder vertelde, werden mijn oom's
oogen ol grooter en grocter van verbazing.
Maar ik vertelde steeds door tot aan het
einde toe en hij twijfelde niet meer zooals
zoo pas of ik wel goed bij het hoofd was,
maar zijn aandacht en belangstelling wer
den steeds grooter.
Toen mijn verhaal uil was. ontstond er
een langdurig stilzwijgen. Eindelijk zei oom
Loveday
„Hef i<= een merkwaardig verhaal een
heel merkwaardig verhaal." zei hij lang
zaam en peinzend „Ik heb in mijn leven
niet zoo'n vreemd verhaal gehoord. Maar de
man moet gepaikt worden. Hij kan nog niet
ver hier vandaan zijn als hij, zooals je zegt,
gisternacht nog le Lanlrig was. Ik veronder
stel dat ze hem al aan het zoeken zijn in de
buurt van Polkimbra, nadat zij de verkla
ring van den kapitein gehoord hebben,
maar toch zal ik Joe Roscaria er op af stu
ren, die beneden is. Ik moet een pijp roo-
iken. Jasper, om cr nog eens goed over na te
denken. Gewoonlijk rook ik niet veel, je
tante houdt niet van den reuk. Maar het
verzamelt je gedachten en dit is wel de
•moeite waard om er over na te denken.
Jij kan je intussohen wel aankleeden als je
je gezond genoeg gevoelt om op te staan.
En loop dan even naar den stal en haal het
pakje dat je daar verstopt hebt, we zuiden
het samen doorlezen als ik mijn pijp gerookt
'heb. Het i9 een merkwaardig verhaal." her
haalde hij, terwijl hij de deur langzaam
opendeed, „een wonderlijke geschiedenis.
Ik moet een pijp rooken. Een heel merk
waardige geschiedenis."
Dit zeggende ging hij naar beneden en ik
ging mij aankleeden.
Toen ik klaar was liep ik hard naar bene
den naar den koestal. Er was niemand aan
geweest. Met bevende vingers maakte ik le
steenen en de losgaande kalk los en haalde
er mijn schat uit.
De gesp glom in het licht, dat door de
deur binnen viei. Alles was nog precies
eender als ik het achtergelaten had.
Ik hield mijn schat goed vast en liep
terug naar het huis waar vrouw Busvaxgus
bezig was de tafel te dekken voor het mid
dagmaal Voor dat dit afgeloopen was wist
ik wel dat oom Loveday het geheim ni^t
onderzoeken zou. Hij zat builen, in den
voortuin zijn pijp te rooken. beel plechtig;
ik zag de rookwolkjes door de open deur
binnendrijven; de geheele kamer rook er
naar.
Ik ging boven naar mijn moeders kamer
cn (rad eerbiedig de half donkere kamer
binnen. Ze hadden de twee personen, die
elkaar zoo zeer hadden liefgehad, naast
elkaar op het bed gelegd. Vreedzaam sliepen
zij den slaap waarin zij elkaar wedergevon-
den hadden vreedzaam, alsof geen wreede
hand een einde had gemaakt aan hun leven.
Ik kon er nu rustig naar kijken.
Oom Loveday zal al aan tafel, toen ik be
neden kwam. Maar veel trek in eten hadden
wij niet Vrouw Busvargus wel is waar had
door het verdriet haar eeblust nog niet ver
loren, maar zij was gewoon aan zulke too-
neelen. Oom Loveday deed zijn best, om
nog wat opgewektheid le toonen, maar het
gelukte niet al te goed. Hij wou zijn eigen
gebrek aan eetlust en opgewektheid bedek
ken door mijn bord op te 9tapelen met eten,
mijn bord leek wel een toren van Babei
door al die spijzen, maar juffrouw Busvar-
gus maakte er een eind ^an en nam de tafel
af en verdween in de keuken om af te was-
schen.
Toen wij alleen waren, zwegen wij een
poos; oom Loveday stopte zijn pijp op
nieuw. stak die op. toen zat hij weer in ge
dachten verdiept naar de balken te kijken.
Of zijn overdenkingen hem iets aan de hand
hadden gedaan of dat de tabak hem vol
doende had gekalmeerd, hij wendde zich ten
minste tot mij en vroeg: „Heb je het pakje
gehaald?"
Ik haalde hel uit mijn zak Hij trok zijn
grooten rooden zakdoek uit zijn zak. legde
hem uit op tafel en begon langzaam het
touw los te maken. De gesp, de brief en het
blikken doosje werden er op gelegd en toen
vroeg hij:
„Was dit alles bij elkaar toen de man het
je gaf?"
„Neen, de brief was apart. Ik heb hem
onder hel touwtje gesloken om hem niet le
verliezen."
£n toen hij zijn bril had opgezet en hM
papier opgevouwen, zei hij: „Het lijkt mij
onleesbaar schrift, of -tenminste bijna on
leesbaar. Dit papier is zeker doorweekt ge
weest met zout water. Kom eens hier en
kijk of jij met je jonge oogen het ontcijfe
ren kunt."
Wij bogen ons samen over het duistere
handschrift, maar de letters waren ondui
delijk en slecht geschreven, terwijl hier en
<3aar een dikke streep of krul de schoonheid
van het geschrift ontsierde. Door die dikke
strepen wa« de inkt uiteengevloeid, hetgeen
het nog moeilijker maakte. Het kostte
groote moeite er achter te komen, maar na
herhaalde pogingen maakten wij er het vol
gende uit op:
„DeWelc huis Basbican,
Plymo.
„Beste Jack ik hoop dat ge d^zen brief
in den besten welstand moogt ontvangen,
van mij zelf kan ik je de beste berichten
zenden. Ook moet ik je zeggen dat ik Simon
als gezelschap heb op deze reis, die een
goede vriend van mij is, maar meer ook
niet, zooals jo wel weet. Hij kwam mij het
hof maken. Maar het kan niet anders....
en de drank ik hoop in 's hemels naam
dat er gelukkiger dagen zullen aanbreken.
Met den handel gaat het maar slap en ik
weet niet.Met de kleine Jenny gaat het
best, ze weet wat ze op school geleerd heelt.
(Wordt vervolgd).