Gemeenteraad v. leiden DE OOLIJKE OESTERFAMILIE. loodemans rots bte Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 7 Mei 1929 Derde Blad No. 21209 FEUILLETON. I4 "1 O» wa De vorige agendapunten werden z. h. st. pgeaomen. (Vervolg van gisteren). ij*. Voorstel om goed te keuren dat door {Stedelijke Lichtfabrieken een bedrag van wordt besteed ten behoeve van de Üischaffing van een installatie tot het uigen van vliegasch uit de rookgangen L'n ,je Electric;teilsfabriek. (69) [fee lieer MANDEK8 had liever gezien, gewacht was op dc gegevens uit Den pa?. Nu is ei de kans, dat ook dit niet winde zal helpen en weer een ander Lieciu zal moeten worden gevolgd. Dorh Ir, is dc f C.O.OCO uitgegeven |]s 't juist,, vraagt hij, dat de vuilvei doding 'dc grootste oorzaak is van de Pt hevi L)E Rl'.EDE meent, dat het Ifcr aaD de Lichtfabrieken gevraagd, zeer scheiden is, gezien de gevolgen' van de Uplaag, ook al zoli straks blijken, «lat rog meer moet geschieden. ■Volhouder GOSLINGA wijst cr op. hoe i voorstel iets anders betreft dan te Den Js.ig in onderzoek is, zoodat daarop niet Boeit te worden gewacht. Het geldt hier zuigen geen roetvangers, waarmede lei wordt gewacht. [Bovendien, de plaag wordt zoo grooten- |els zeker voor de helft ondervangen daarom moet dit direct geschieden. JIVel vrij zeker is het, dat de vuilverbran- I; mede oorzaak is van de plaag, a: te DeD Haag dc Centrale de hoofd taak. Wanneer B. en W. dan ook mis- lien voorstellen zuilen doen tot- ophef- I; der vuilverbranding, dan is dit zeker d van de redenen, waarmede zij dat vcr- Idigen zullen. Het offer van f. .90.00# acht I echter niet zoo gering doch voor be nding der roefcplaag moet men dit over- fcben. fee heer v. d. REYDEN meent, dat de Itplaag voor een deel komt van gebruik d minderwaardige brandstof en hij dringt op afschaffing van deze brandstof, fee WETHOUDER zegt, dat deze al met ier gebruikt wordt. Lh.st. wordt het voorstel dan aangc- I HET VERMENIGVULEIGINGSCIJFER B5o. Voorstel in zake de vaststelling van vermenigvuldigingscijfer der plaatselijke kIc belasting naar het inkomen, voor het blingjaar 1929/1930. '70) e heer DE REEDE zegt, dat bij de be- lo'.ing 1929 de financieele toestand der pent* zeer uitvoerig behandeld is. Deze jEtand is vrijwel dezelfde gebleven ~n 1 geen perspectieven zijn geopend ui* tetering beloven. Wel is er het reserve- li5 en ;s de wet betreffende de finan ce verhoudingen tusschen rijk en g* ;nten al ver gevorderd, die voov Leiden Bi gunstigen invloed belooft te hebben. Je? bij elkaar genomen kan hij zich daar- 1 t?1 vcreenigen met het voorstel van en W. heei VERWEY vraagt of de wet ter bij benadering kan zeggen, wat dc b zullen zijn van dc wet op .de finan- f't verhoudingen tusschen rijk en ge- Votcn r Ffthouder GOSLINGA wijst er op, hoe ■diepste ondergrond voor het niet kun- J verlagen van het vermenigvuldiging^- lfr> zooals B. cn W. gaarne wilden, is. 1de inkomsten der burgerij dalen, hoog- plm. gelijk blijven, op zichzelf moet al waarschuwe® rQ riiet productieve uitgaven, ook na totstandkomen zelfs van de nieuwe wet, B'van gesproken is, Berekend was, dat 1 eerste ontwerp Leiden 7 ton zou be- l'eo. het latere f. 811.000, doch nu kan door alle wijzigingen het niet meer precies zeggen. Het is gewijzigd in nadeel, doch hij durft het voordeel nog laxeeren tusschen de 7 en 8 ton, J minder zullen behoeven te worden oj> l'achl. Het op Jan. 193] in werking [den der nieuwe wM is vrij zeker te dachten. 'i hebben nog het reservefonds, om uit "Mlen. gelukkig.» Alleen zal Leiden moeten meebetalen weiliclil in de 18 millioen, kosten der wet, al hoopt hij, dat minister de Geer gelijk krijgt in zijn verzekering, dit geld wel anders te kunnen vinden. Z. li. st. wordt het voorstel daarop aan genomen VRAGEN VAN DEN HEER PARMENTIER. De heer PARMENTIER stelt onderstaande vragen aan B. c-n W. van Maandag: Ir Zijn B cn W. in staat den Raad mede te deel en voor welk bedrag, van het door den Raad op 12 Februari 1.1. toegestane blanco crediel. tot op beden gebruik gemaakt is Ier bestrijding der kosten, verbonden aan liet onderzoek naar de mogelijkheid van we deropbouw van het Raadhuis, welk onder zoek naar vrager bij geruchte vernam, gaande is. 2e. Welk bedrag ramen B. en W. dat nog noodig za! zijn voor hetzelfde doel, vooral eer B. en W. plannen inzake eventueeie we deropbouw of algeheele nieuwbouw van het raadhuis den Raad kunnen voorleggen? Vrager iichl toe. hoe hij lot zijn vragen is gekomen. Jlij hepft in de Commissie van Fabricage reeds vragen gedaan, doch wet houder Splinter zeidc daarop niets te kun nen zeggen. Later beeft hij zijn vragen her haald en toen heeft hij c-enige inlichtingen gekregen, doch bij en ook dc andere com- missic-lcden veroordeelden 't vreemd, dat de G v. F. niet volledig werd ingelicht en deze Commissie besloot daarop zich tot B. en W. Ie wenden, doch deze hebben gezegd: De commissie heeft hier niet mee te maken, en daarom bleef spr. niet anders over dan aldus te handelen door zijn vragen in den raad aan B. en W. te stellen Ook waar hij hoorde, dat gemeend wordt, dat B. en W. in zekere richting drijven in deze malc-rie. die z i. niet behoort tot de laak van B. en W. doch van den raad. Wethouder SPLINTER zegt, dat B. en W. lot heden toe zelf nog niets weten. Hij heelt dc C. v. F. medegedeeld wat hij wel wist. Wat de twee vragen betref! het volgende: Ad 1.: Van het blanco crediet is geen ge bruik gemaakt daar aan het gebeurde geen kosten voor de gemeente waren verbonden. Het verzoek van don minister de commis sie voor monumentenzorg een onderzoek te doen instellen, is natuurlijk toegestaan en deze commissie is nog steeds bezig met bet onderzoek. Zoo'n werksteiger als gezet is moest in ieder geval er komen, wat er ook besloten wordt. Ad 2: Voor hetzelfde doel zijn geen gel den noodig. daar het onderzoek gratis ge schiedt Hij zegt overigens loc, dat B. en W. met den raad in overleg zullen treden, alvorens met plannen of voorstellen te komen. Dc heer PARMENTIER vindt alles goed, maar die steiger kost toch geld en er wordt toch gewerkt door gemeente-werklieden. Wethouder SPLINTER merkt op. dat hij toch al gezegd heeft, dat de kosten daarvan onvermijdbaar waren, daar die steiger in ieder geval noodig is. Het hout blijft boven dien de waarde behouden. De heer SCHüLLER meent, dal de heer Parmentier zijn vragen verkeerd stelde waardoor B. en W. dat antwoord konden geven. Ook hij klaagt, dat de C. v. F. in geen enkel opzicht nog gekend is na den brand- zoo slaat de zaak, doch B. en W. zullen uil den hoek moeten komen. Er zijn toch kosten voor loon aan arbei ders en opzichters, voor het zetten der schut ting enz. De C. v. F. weet echter in dezen van niets. Spr. heeft dit al voorzien bij de opstelling van een reglement voor de C. v. F. doch de meerderheid van den raad wilde daarvan toen niet hooren. Zelf heeft spr. het bijgewoond, dat ook de wethouder aan den kant werd gezel, laat staan dan een raads lid! Z.i. had gevraagd moeten worden: wat is er verbruikt van hel crediet en waaraan is hel geld besteed, dit in algemeenen zin: Zoo'n steiger als gezet is. is noodig voor restauratie en die tendenz is zoodoende tevens uitgestippeld door hét plaatsen daar van. Tenslotte doet hij de vraag, die hij meende, die gesteld had moeten worden. De heer BOSMAN meende als lid der C. v. F dat de wethouder ook aan de zijde der C. v. F.-leden stond en de ontevredenheid is daardoor bevorderd. Had de wethouder direct 287. Dat neemt niet weg, dat hij erg zijn best doet om alle Oesters weer keurig cn proper in de kleeren te steken. Met verfpot en penseel komt Kreeft, zooals jullie wel weel, een heel eind en de Oesters blinken van nieuwheid als ze onder zijn kundige handen uitkomen. 288. Als een deftige familie stappen ze eindelijk weer huistoe. Want ze hebben daarboven.op aarde toch wel enkele dingen geleerd, o.a. goede manieren. En ze weten van een massa af, waarvan hun medevisschen eenvoudig geen benul hebben. „Maar'J, zegt vader Oester, „denk er om, dal jullie er zoo weinig mogelijk van spreekt. De Oester behoort zwijg zaam te zijn!" gezegd, wat hij nu deed, dan was dit niet gebeurd. Dc hc-'cr PARMENTIER meent, dat als was gezegd: ruim toren en gevel op er dan geen steiger noodig geweest was. Het hout etc. heeft straks weinig waarde meer. Het gevel- onderzoek etc. is gedaan buiten de C. v. F. cn den raad met de bedoeline blijkbaar van herbouw van den gevel; anders was de stei ger niet noodig. want men doet geen onder zoek als men geen plannen heeft! Doch er zijn toch ook personen, die zeg gen: onze bouwmeesters, lot buiten de gren zen van ons land beroemd moeten nu aan 't woord. En er zijn toch ook menschen, die meenen, dal het stadhuis niet meer op de Brecstraat moet kpmen en die daar een plein willen. In al deze dingen wordt de raad niet gekend tot zelfs voor de grootste futiliteiten, wordt hier juist uitgeschakeld. Zelfs bij de gunning van de opruiming aan de firma v. d. Akker is de commissie niet gekend. Op grond van een en ander stelt hij vol gende motie voor: De raad spreekt de wenschelijkheid uit, dat B. en W. inzake de oplossing van den stadhuisbrand geen verdere besluiten nemen zonderden raad of zonder betreffende raads commissies te kennen. De heer DE REEDE is ook van meening. dat B. en W. drijven in de richting van herstel van het oude Stadhuis, althans van den gevel. Wij zullen moeten waken, zegt spr. Hij vraagt van B. en W. een verklaring objectief te zullen zijn. De VOORZITTER zégt, dat het hem goed voorkomt, eerst "iets óp le merken, gelet op de stemming in don raad, die hierop neer komt, dat het college bezig zou zijn stappen tc doen. die praejudiceeren op het beslis singsrecht van den raad en zou drijven naar herstel van den gevel met uitsluiting van de C. v. F., bang dat deze niet zou willen mee gaan. Dat klonk o.a. uit. hetgeen de heer Schol ier zei, terwijl de heer Bosman zelfs ver deeldheid wilde zaaien in het college. Het college slaat versteld hierover, daar nooit een woord nog is gesproken over wat gebeu ren moet. Het eenige wat wel gebeurd is, is het toestaan aan de Monumentencommis sie van een onderzoek. Overigens is totaal niets gebeurd; er zijn geen beslissingen ge nomen of wat ook. Dc motie-Parmentier is daarom geheel overbodig, mede door de toezegging van B.. en W. Integendeel B. en W. willen juist niets doen buiten den raad om. Hij verzekert nog maals: wij hebben geen plannen, ook geen slinksche wederopbouwplannen, alleen de Monumentcncommissie is aan het werk ge zet, welk werk door de langdurige vorst periode erg belemmerd is. Kosten voor de gemeente zijn er niet ver bonden aan het onderzoek, 't is een gratis advies. B. en W. en de raad blijven vol maakt vrij in hun beslissing. 'Het blanco-crcdict stelt de heer Schüller zich verkeerd voor. Daarvan is alleen ge bruik gemaakt in zooverre als b.v. de Stads- zaal in bezit h> genomen. Niet één cent is gebruikt Voor liet huren van huizen is im mers zelfs crediet aan den raad gevraagd etc. Nu is er heclemaal geen reden meer voor blanco-crediet, nu de raad weer ge woon vergadert. De heer GROENEVBLD, aanvankelijk voor ons onverslaanbaar, meent, dat eerst beslist had moe ten worden wat er gebeuren zal, voor men was begonnen met hel op- ruimingswerk. Als niet tot herstel wordt In sloten is het geld daarvoor toch weg? Het geen nu gebeurt is daarom z.i. wel degelijk een drijven in de richting van herstel! En F.ij acht het volkomen begrijpelijk, dat de C. v. F zich gepasseerd voelt. Hij vraagt nog of het puin niet is te gebruiken voor asphal teering. De heer v. d. REYDEN raadt den heer Parmentier aan zijn motie in te trekken, gehoord de verklaring van B. en W., die toch niet met opzet den raad zullen be driegen. De heer SCHüLLER vraagt daarop aan den raad opgaaf te doen van alle onkosten der inrichting van het Stadhuis en de loka liteiten in gebruik genomen etc. De heer PARMENTIER zegt, dat B. en W. hem iets willen doen geloovcn wat hem onmogelijk is. Hij wijst er op, hoe men schen der gemeente op den steiger werken; die moeien toch betaald worden en dat zal de monumentenzorgcommissie toch niet doen? Hij trekt zijn motie echter in na de verklaring van den voorzitter. Wolhouder SPLINTER herhaalt nog eens, dat de 9leiger noodzakelijk was. Er zijn mejischcn bezig, die stukken weghalen, die gevaar opleveren, dat is alles. Het hout van den steiger behoudt do waarde blijft hij verzekeren. Hij komt cr ten sterkste legen op, dat B. en W. in be paalde richting zouden drijven. Er is nog niet over gesproken, wat gebeuren moet. \Yel wil hij zeggen, persoonlijk niet le geloovcn, dat de gevel le houden is, doch blijkt dit wel het geval en is het mogelijk cr een goed stadhuis in passend milieu er achter le bouwen, hij ook dit wel wil aanvaarden. Maar in ieder geval, in dezen gevel zijn zooveel historische fragmenten, dat zelfs bij afbraak de steiger nog noodig is. Het puin is voor gebruik bij asfalleering veel to De VOORZITTER zegt den heer Schüller do gevraagde opgaaf toe. De heer SCHüLLER wil nog even op- j merken, dat niet alleen de leden der C. v. I V. ontevreden waren, ook de wethouder j was dit en hij licht dit toe door er op te wijzen, hoe toen de wethouder den toren wilde afbreken mei hel oog op het gevaar, dat niet mocht, terwijl later eenvoudig hem order daartoe weFd gegeven De VOORZITTER verklaart hierop deze kwestie afgedaan. VRAGEN VAN DEN HEER SYTSMA. De heer Sytsma vraagt aan B. en W. om zoo mogelijk in openbare vergadering en anders in geheime zitting een nadero specificatie te geven van de onkosten inzake de brandverzekering betreffende het Stad huis. Hij «gaat daarbij uit van bet volgende: Uit de mededeelingen door den voorzitter in de vergadering van den gemeenteraad van 22 April j.l. inzake de brandverzeke ring van het Stadhuis gedaan, blijkt dat het totaal der vastgestelde uitkeeringen bedraagt f. 1.239.188.20, terwijl na aftrek van alle onkosten zal worden ontv. f. 1.226.780.95 Daaruit volgt dat dc onkosten hebben be dragen f. 13.107.25. Hierover vraagt hij nadere gegevens. Wethouder GOSLINGA wijst er op, hoe de heer Syt9ma verkeerd heeft afgetrokken, zijn overschot is f. 1000 te hoog en moet zijn I. 12.407.25 hetgeen van belang is, want dat is juist 1 pCt. van het schadebedrag vermecrêlerd met de kosten van expertise. Dc makelaar ontvangt deze 1 pCt. De kosten der expertise zelf zijn echter voor rekening der assuradeurs. RONDVRAAG. De lieer PARMENTIER vraagt of het niet gewenscht is een verkeersagent te plaatsen bij het Gangetje. De heer v. d. REYDEN vraagt aandacht voor de luchtbrug aan de firma Driessen toegestaan, waardoor velen reed9 besmeurde kleeren kregen. De heer SYTSMA wijst nog eens op de kale muren aan bet Gangetje, de heer HEEMSKERK vraagt, of een andere naam voor hel Gangetje misschien gewenscht kan zijn. De VOORZITTER zegt voor allen de aan dacht van B. en W. toe. Hierop, kwart voor vijf. sluiting. RECLAME. ï^uLtd- Xt M/ti 378(5 Naar het Engelsch van A. T. QUILLER—COUCH. L nam het lemmet uit zijn hand. Het" was p; s-berp en merkwaardig bewerkt, de p° kant was geheel glad, maar de andere Is oedekt met ingewikkelde teekens, met rand van fijne vruchten en bloemen; Jjs de spreuk: „Ricordati." befeekent dat woord?" vroeg ik, 'J1 het oom teruggaf. Mijn stem was Ma?t en JcaJm. dat oom mij verbaasd .Voor hij antwoordde: I. *s ?een Latijn, Jasper, maar het lijkt I 'jn en ik zou denken dat het „Her- ImÜ? keteekent of iets dergelijks, ■j llnnenng." herhaalde ik. „Ik zal het ^ennnpron, oom. Zoo zeker als vader ,!Si Za' 'k cr aan denken, wanneer Sekomrm is," onderlinge woorden voor een Jtom keek mij weer aan, maar daar *<e' of misschien dacht dat mijn nin, War was door het verdriet, zei Riff rnppr pedehit^t aan 'cmand verteld?" vroeg heh |riij! n°? niemand gezien. Er za! na- d:t '?^n. ^derzoek plaats hebben, maar 'leo* fi Pen onderzoek niets uit- ronordenaar en de vermoorde reeds ter verantwoording geroe pen. Maar waar zou de man gebleven zijn die zijn getuigenis heeft afgelegd? Het was een onwaarschijnlijk verhaal en dat alles maakt het nog meer verdacht. Maar lieve hemel!" rien mijn oom plotseling uit, „dat dit mij niet eerder ingevallen isl Je vader zou varen op de „Belle Fortune" en die man gaf den naam „James and Elisabeth" op. „Het was de „BeHe Fortune" en de man heefc onwaarheid gesproken." „Dat denk ik ook." ,.Tk weet het zeker." „Hoe kan je dat zeker weten?" „Omdat de „James and Elisabeth" op het oogcnblik'in de haven te Falmouth ligt en dc kapitein logeert in de Lugger." Toen vertelde ik hem dat ik den kapitein Antonius Merrydew gesproken had. Ach, mijn hart had behoefte zich uit te spreken, ik verteiae de geheole geschiedenis van mijn ontmoeting met John Railton en wat er op de Doodemans Rots was gebeurd. Ieder woord verleide ik. tol hetgeen de dooöe man bad nagelaten toe het pakje en den brief dien ik in den koestal verstopt had. Naar mate ik verder vertelde, werden mijn oom's oogen ol grooter en grocter van verbazing. Maar ik vertelde steeds door tot aan het einde toe en hij twijfelde niet meer zooals zoo pas of ik wel goed bij het hoofd was, maar zijn aandacht en belangstelling wer den steeds grooter. Toen mijn verhaal uil was. ontstond er een langdurig stilzwijgen. Eindelijk zei oom Loveday „Hef i<= een merkwaardig verhaal een heel merkwaardig verhaal." zei hij lang zaam en peinzend „Ik heb in mijn leven niet zoo'n vreemd verhaal gehoord. Maar de man moet gepaikt worden. Hij kan nog niet ver hier vandaan zijn als hij, zooals je zegt, gisternacht nog le Lanlrig was. Ik veronder stel dat ze hem al aan het zoeken zijn in de buurt van Polkimbra, nadat zij de verkla ring van den kapitein gehoord hebben, maar toch zal ik Joe Roscaria er op af stu ren, die beneden is. Ik moet een pijp roo- iken. Jasper, om cr nog eens goed over na te denken. Gewoonlijk rook ik niet veel, je tante houdt niet van den reuk. Maar het verzamelt je gedachten en dit is wel de •moeite waard om er over na te denken. Jij kan je intussohen wel aankleeden als je je gezond genoeg gevoelt om op te staan. En loop dan even naar den stal en haal het pakje dat je daar verstopt hebt, we zuiden het samen doorlezen als ik mijn pijp gerookt 'heb. Het i9 een merkwaardig verhaal." her haalde hij, terwijl hij de deur langzaam opendeed, „een wonderlijke geschiedenis. Ik moet een pijp rooken. Een heel merk waardige geschiedenis." Dit zeggende ging hij naar beneden en ik ging mij aankleeden. Toen ik klaar was liep ik hard naar bene den naar den koestal. Er was niemand aan geweest. Met bevende vingers maakte ik le steenen en de losgaande kalk los en haalde er mijn schat uit. De gesp glom in het licht, dat door de deur binnen viei. Alles was nog precies eender als ik het achtergelaten had. Ik hield mijn schat goed vast en liep terug naar het huis waar vrouw Busvaxgus bezig was de tafel te dekken voor het mid dagmaal Voor dat dit afgeloopen was wist ik wel dat oom Loveday het geheim ni^t onderzoeken zou. Hij zat builen, in den voortuin zijn pijp te rooken. beel plechtig; ik zag de rookwolkjes door de open deur binnendrijven; de geheele kamer rook er naar. Ik ging boven naar mijn moeders kamer cn (rad eerbiedig de half donkere kamer binnen. Ze hadden de twee personen, die elkaar zoo zeer hadden liefgehad, naast elkaar op het bed gelegd. Vreedzaam sliepen zij den slaap waarin zij elkaar wedergevon- den hadden vreedzaam, alsof geen wreede hand een einde had gemaakt aan hun leven. Ik kon er nu rustig naar kijken. Oom Loveday zal al aan tafel, toen ik be neden kwam. Maar veel trek in eten hadden wij niet Vrouw Busvargus wel is waar had door het verdriet haar eeblust nog niet ver loren, maar zij was gewoon aan zulke too- neelen. Oom Loveday deed zijn best, om nog wat opgewektheid le toonen, maar het gelukte niet al te goed. Hij wou zijn eigen gebrek aan eetlust en opgewektheid bedek ken door mijn bord op te 9tapelen met eten, mijn bord leek wel een toren van Babei door al die spijzen, maar juffrouw Busvar- gus maakte er een eind ^an en nam de tafel af en verdween in de keuken om af te was- schen. Toen wij alleen waren, zwegen wij een poos; oom Loveday stopte zijn pijp op nieuw. stak die op. toen zat hij weer in ge dachten verdiept naar de balken te kijken. Of zijn overdenkingen hem iets aan de hand hadden gedaan of dat de tabak hem vol doende had gekalmeerd, hij wendde zich ten minste tot mij en vroeg: „Heb je het pakje gehaald?" Ik haalde hel uit mijn zak Hij trok zijn grooten rooden zakdoek uit zijn zak. legde hem uit op tafel en begon langzaam het touw los te maken. De gesp, de brief en het blikken doosje werden er op gelegd en toen vroeg hij: „Was dit alles bij elkaar toen de man het je gaf?" „Neen, de brief was apart. Ik heb hem onder hel touwtje gesloken om hem niet le verliezen." £n toen hij zijn bril had opgezet en hM papier opgevouwen, zei hij: „Het lijkt mij onleesbaar schrift, of -tenminste bijna on leesbaar. Dit papier is zeker doorweekt ge weest met zout water. Kom eens hier en kijk of jij met je jonge oogen het ontcijfe ren kunt." Wij bogen ons samen over het duistere handschrift, maar de letters waren ondui delijk en slecht geschreven, terwijl hier en <3aar een dikke streep of krul de schoonheid van het geschrift ontsierde. Door die dikke strepen wa« de inkt uiteengevloeid, hetgeen het nog moeilijker maakte. Het kostte groote moeite er achter te komen, maar na herhaalde pogingen maakten wij er het vol gende uit op: „DeWelc huis Basbican, Plymo. „Beste Jack ik hoop dat ge d^zen brief in den besten welstand moogt ontvangen, van mij zelf kan ik je de beste berichten zenden. Ook moet ik je zeggen dat ik Simon als gezelschap heb op deze reis, die een goede vriend van mij is, maar meer ook niet, zooals jo wel weet. Hij kwam mij het hof maken. Maar het kan niet anders.... en de drank ik hoop in 's hemels naam dat er gelukkiger dagen zullen aanbreken. Met den handel gaat het maar slap en ik weet niet.Met de kleine Jenny gaat het best, ze weet wat ze op school geleerd heelt. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 9