CORRESPONDENTIE. kon Hans bijna niet naar binnen krijgen. En toch deed hij al zijn best, want alt Vader en Moeder iets merkten... 't Scheen, alsof er nooit een eind aan het koffiemaal zou komen, maar eindelijk, ein delijk toch mocht hij opstaan. 'g-Middags ging hij met Vader en Moe der en Paultje een wandeling door de bos- echen maken. Hans, die dergelijke uitgan getjes anders altijd heerlijk vond, kon er nu niet recht van genieten. Er was iets, dat hem hinderde, hem geducht hinderde. Telkens gingen zijn gedachten weer naar den hollen boom in den tuin en het groote Paaschei, dat daar verborgen lag en dat hij van plan was na de wandeling stilletjes naar zijn kamer te brengen om het daar achter in zijn kast te stoppen. Niet, dat hij zich ongerust maakte, dat iemand het in den hollen boom vinden zou. Och nee. dat zou zoo erg niet zijn! Ja, Hans betrapte zich zelfs op de gedachte, dat hij eigenlijk niets liever wilde dan dat het ei maai spoorloos verdwenen was. Dan hoefde hij er niet langer over te denken eD zich verwijten te doen, dat hij niet eer lijk handelde door het ei voor zichzelf ai- leen te houden Hij wilde nu voor een lief ding, dat hij het óf niet gevonden, óf eer lijk aan Moeder gebracht had om den inr houd onder hun zessen te verdeelen. Maar daarvoor was het nu te laat. De jongens waren al lang weg en dus „Is het werkelijk te laat dacht Hans weer. ,,Of zou ik nog? ,,Nee, dat nooit! Ik zou den jongens geen van allen meer onder de oogen durven ko men. als. ze 't wisten." „Nu dan wel V' Hè, vervelend, al die gedachten! Anders had hij zoo iets nooit. Dan genoot hij. van een heerlijke wandeling, terwijl nu Neen, hij wilde er niet langer aan den ken. Als hij toch niet wou! Met de handen in ziin zakken slenterde Hans achter Vader, Moeder en Paultje aan. Hij trachtte een onverschillig gezicht te zetten en een deuntje te fluiten. Maar o, wat was dat een akelig gepiep 1 't Klonk heelemaal niet opgewekt en anders kon hij fluiten „als een lijster" zei Vader wel eens. Toen Moeder eens omkeek en het onge lukkige gezicht van Hans zag, kreeg zij toch medelijden met haar oadstcn jongen. Moeder was door Oom Hans in het geheim genomen en wist due van het groote ei af. Het was eigenlijk met in haar opgekomen, dat haar Hans dit voor zich' alleen wilde bewaren in plaats van het eerlijk af te dragen. Bij het verdeelen der gekleurde eieren had zij er heelemaal niet aan gedacht. Pas later, veel later had zij zich het ei van haar broer herinnerd en daar zij Hans zoo weinig gewoon vond en het net was, alsof de jongen iets wilde verbergen, had zij die twee feiten met elkaar in verband gebracht en begrepen, wat de reden der vreemde houding van Hans was. „Kom, Hans!" zei Moeder, terwijl zij eren bleef stilstaan om op hem te wach ten. „Wat blijf je toch achter! Scheelt er wat aan V' Hans mompelde iets tusschen zijn tan den, dat Moeder niet verstond. Hij had haar nu ingehaald. Moeder trok zqn arm vertrouwelijk door den hare en ging voort: „Vertel het mij maar. Hans. Ik zie best, dr.t er iets is, dat je hindert. Misschien als je er over praat lucht dat wat op." O, Hans wilde niets liever dan dat Mo-e- der het wist en zij hem helpen zou dien zwaren last van hem af te wentelen, maar neen, hij kon het niet vertellen. Wat zou Moeder wel zeggen 1 Enne als hij het zei hoe moest hij clan beginnen Arm in arm liepen Moeder en Hans nu echter Vader en Paultje aaD. Hans kuchte eens; 't was net, of hij een brok in zijn keèl bad. Hij zou 't Moeder dan maar vertellen, maar de woorden kwamt*j hem Diet over de lippen. Moeder begreeo, welk een strijd haai Hans, die tocb eigenlijk zoon eerlijke jon- g®d was. m dit oogenblik streed od wilde hem gTaag helpen de overwinnen te be halen. Daarom begon zij heel zacht: „Is het iets met de Paascheieren van vanmorgen, Hans? Je hebt toch zeker „Nee, Moeder, nee, ik heb niet alles eer lijk afgedragen 1" barstte Hana nu los. „Er was éen ei een heel groot dat lag in den hollen boom en er waren een massa kleine eitjes in enne en ik heb er een paar van geproefd en het stil laten liggen om om het later al alleen te kunnen houden en nou „Heb je spijt 1" maakte Moeder den zin al Hans knikte. Hij beet zich op de lippen om niet in tranen uit te barsten. Wat voelde hij zich klein, wat voelde hij zich vreeselijk klein op dit oogenblik „Maar Hans!" was alles, wat Moeder zei. O, wat klonk haar stem bedroefdDui zendmaal liever had Hans gehad, dat Moe der boos op hem geweest was, hem des noods. een straf opgelegd had, dan dien verwijtenden blik in haar oogen te moeten zien. Zwijgend bleven beiden naast elkaar ▼oortloopen. „Niks meer aan te doen 1" zei Hans ein delijk om toch iets te zeggen. Hij kon dat zwiiven niet langer verdragen. „Dat meen je niet, Hans!" zei Moeder nu. Natuurlijk is er wel iets aan te doen „Maar wat dan, Moeder?" klonk het weifelend van Hans' lippen. „Den inhoud nog eerlijk met de andere jongens doelen" „Maar maar dan moet ik 't him ook zeggen „Natuurlijk! Je wilt het immers goed maken Hans knikte. „Nu, dan is er maar één middel: als we straks thuiskomen, ga je nog even naar de anderen toe en vraag je hun, of ze morgenochtend om denzelfden tijd terug komen. Zijn allen dan bij elkaar, dan zeg je, wat er gebeurd is en verdeelen wij den inhoud van het groote Paaschei." „O, Moeder 1" riep Hans verschrikt uit. „Nee, dat kan ik niet doen!" „Wou je 't dan toch liever alleen hou den, Hans, en oneerlijk zijn „Nee, Moeder, dat niet, maar „Geen maren. Doen of niet doen. Een tusschcDweg is er niet." Weer liepen beiden zwijgend naast el kaar voort Maar eindelijk eendelijk toch zei Hans: „Moeder ik zal het doen." „Goed, Hans! Ik verwachtte eigenlijk niet anders van je." „O, hoe heerlijk klonken Hans die woor den van Moeder in de ooren 1 Moeder ver trouwde hem dus weer, was hem eigenlijk blijven vertrouwen, niettegenstaande Nee, daar nu niet meer aan denkenHij wilde alles goedmaken, 't Mocht dan moei lijk, heel moeilijk zijn. Moeders vertrou wen wilde hij niet beschamen, 't Was, als of zijn schuld nu al van hem afgenomen was en opgewekt stapte hii naast Moeder voort, tot zij na een tijdje de anderen Paultje ging krijgertje spelen. Op tweeden Paaschmorken had Hans, toen hij tegenover zijn vrienden stond, nog eenige moeilijke oosrenblikken, maar hij ging recht op zijn doel af en trachtte ze zoo spoedig mogelijk te vergeten. Wat hij echter niet vergat, wareD de woorden van Anton van den burgemees ter, die zei „Je bent een echte held, hoor Hans, door ons alles eerliik te vertellen. „Nou en ofl" stemden Jaap. en Willem hiermede in. „'k Weet niet, of ik er den moed wel toe eehad zou hebben." momoelde Piet. „Leve het groote Paaschei!" riep An ton uit. „Leve het gat in den hollen boom!" klonk het van de Urmen van Jaap. ,.En leve Hnns Donker!" r^'onen Piet en W'Hem als b" afsnraak tetrelök uit. Nooit /on Hans bet trroote Paaschei In den hollen boom vergeten. In de afgeloopen week heb ik er heel wat nichtjes en neefjes bijgekregen. We zijn nu een heel groote familie, maar er zijn nog meer meisjes en jongens, die me gevraagd hebben of ze mee mogen doen* Wat zeggen jullie daarvan? Maar goedvinden, hè? Over het geheel genomen heb ik weinig klachten gekregen dat <h* raadsels te moei lijk waren. Bij het tweede raadsel van de grooteren moest op den derden regel een meisjesnaam staan, maar alle namen met een a in het midden zijn goed. Het behoefde niet beslist „Clara" te zijn. Vinden jullie het niet ginppig, dat ik van beide groepen een gelijk aantal goede op lossingen kreeg? Goba Koevoet Je had de raadsels goej opgelost; maar met het loten ben je niet ge lukkig geweest. We zullen maar hopen op een volgenden keer. Anecdotes had je mij gerust mogen sturen; die krijg ik nu zeker deze week? Celia Muijzert. Alle nichtjes en neefjes zijn blij dat er weer raadsels verschijnen. Het zal wel een gezellig avondje zijn als jullie samen aan het werk gaan om ze op te lossen. Wie van jullie is het knapste in het raden? Martha Schimmel. Jij behoort dus al twee jaar lot de raadseljeugd. dat is al een heele tijd. Vertel me eens wat je al zoo voor moois kan maken. Daar ben ik erg neiuwe- gierig naar. Eempien Wassenaar. Ik mag jou wel felicileeren dat je weer zoo gelukkig bent geweest om een prijs te winnen. Dit is al de tweede keer, hè? Jij boft maar! Het zal nu wel mooi worden in de bosschen; woon je ook dicht bij de bollenvelden? Jeanne Bertram Bedankt voor je ge- zelligen brief Ik ben benieuwd of ik ook „ellenlange brieven" van je zal krijgen. Ik houd me aanbevolen. Alle viagen van jou kan ik niet beantwoorden, dat zou een heele opsomming worden. Wel kan ik je vertellen dat ik geen kermis van de andeTe tante ben, want ik heb haar zelfs nog nooit gezien, en ken haar dus heelemaal niet. Maar daarom wil je mij toch wel als tante hebben, is het niet? Dirkje Hopman. Wat zul je trolsch zijn nu je tante geworden bent. Leuk, hè zoo'n klein nichtje en wat een mooie naam heeft ze. Maar toch ben ik nog veel en veel vaker tante dan jij. Denk maar eens aan alle raadselnichtjes en neefjes. Jan Wijnbeek. Natuurlijk ben ik niet boos als je eens een foutje maakt. En schrijf maar gerust met potlood zoolang het met inkt nog niet best gaat. Ik vind het fijn hoor dat ik er weer een nieuw neefje bij gekregen heb. Je raadsels waren goed. Als jij eens wat anecdotes hebt dan krijg ik die ook wel van jou, hè? Geertruida Kerkvliet. Wat jammer dat je tweede raadsel fout is. Maar jij bent de eenige niet. er waren er genoeg, die pre cies dezelfde fout gemaakt hebben. Heb ie al eens vaker meegedaan of is het nu voor het eerst? Henk Boom. Je raadsels en anecdote zijn aardig, ze worden stellig eens geplaatst. Probeer een volgenden keer eens een langer briefje te schrijven. Doe je het? Jootje de Wekker. Je had me wel eer der mogen schrijven, maar ik neem je het heelemaal niet kwalijk dat je het niet ge daan hebt. Ik krijg nu zeker altijd een briefje van je. hè?. Wat komt dat leuk bij elkaar dat twee keer elf. Ja, Jootje ik woon in Leiden; waarom wou je dat zoo graag weten? Jan Evers. Ik ben je dus welkom als raadsel tante, dat vind ik prettig. In een volgend briefje vertel je me eens wat meer. Het is veel leuker als ik een heeleboel van je weet. Heb je geen broertjes of zusjes, die ook mee kunnen doen? Dora la Lau Wat gewichtig dat je op een uitmoering mee mag werken. Moet je er ook nog een appart jurkje voor aan hebben, om een madeliefje voor te 9tellen? Het is jammer dat je de raadsels niet op lossen kon Bertus Pont. Jij vond de raadsels dus

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 24