TEEKENPLAATJE.
belooning. die hij zelf verlangt", had de
graaf in zijn wanhoop tot alle bedienden ge
zegd. ..'t Komt er niet op aan. hoeveel men
verlangt, als ik mijn lief mei9je maar ge
zond en wel terugkrijg.
Oude Jan was. na het onderhoud met den
graaf, als versuft naar huis gegaan Hij had
zelfs niet meer aan de palmtakjes gedacht,
dir afgesneden bij de heg lagen. Hij had
alleen gedacht, aan het huis, dat hem zoo
lief was geworden en dat hij nü zoo gauw
zou moeten verlaten.
„Ja, Ja, vrouw, dan neemt een jonge
tuinman mijn plaats in", zuchtte hij. „Dan
komt er een jonge tuinmansvrouw in deze
woning waar wij veertig jaren zoo geluk
kig waren. En wij, wij zullen onze laatste
levensjaren in het tuinhuisje moeten door
brengen. Ach. als dat graaf Godard wist.
„Kom. Jan, wees niet zoo bedroefd,"
troostte de tuinmansvrouw, ,,'t Is morgen
Palm-Zondag! Over een week is 't Paschen!
En wie kan zeggen, wat er gebeuren kan
in den tijd tusschen Paschen en Pinkste
ren r"
Toen zijn vruaw zoo over Palm-Zondag
sprak, dacht op eens de tuinman aan de
palmtakjes, die nog bij de heg lagen. Hij
stond op en liep naar buiten.
„Waar ga je heen?" vroeg de vrouw,
't Is al donker; je kunt nu toch niet meer
werken en de iongen heeft alles al bijge-
harkt. Je hebt buiten niets meer te doen
„Ik moet de palmtakjes naar het kasteel
brengen", was het antwoord „Ik vergat ze
mee te nemen-, ze liggen nog bij de heg en
de graaf zal ze morgen vroeg noodig heb
ben als hij met de gravin naar de kerk
gaat
„Doe dan je jas aan, Jan; 't is guur bui
ten." waarschuwde de vrouw.
Werktuigelijk nam de tuinman zijn jas,
trok die aan en ging heen. In het donker
grabbelde hij de palmtakjes bijeen. Ach,
nu had hij de mand vergetenDie stond in
't tuinhuisje, met de stekken, die hij Maan
dag wilde planten. In zijn ijver om alles
in orde te hebben, zooals het behoorde,
liet Jan de palmtakjes liggen en ging heen,
om de mand te halen. Doch zoodra hij
in 't park kwam, zag hij bij den vijver
lichtjes heer. en weer danseD.
Nog niets begrijpende, wat het betee-
kende, liep hij er heen en zag tot zijn groo-
ten schrik Tinus en Kees, twee stalknech
ten van den graaf, bezig in deD ijver te
dreggen. „Is er een ongeluk gebeurd V'
vroeg hij verschrikt. ,,Is er iemand ver
dronken V'
,,Maar weet je dan niet, dat het kleine
gravinnetje weg is 1" vroeg Tinus.
,,Ze zoeken haar al vanaf dezen namid
dag", vertelde Kees.
„Watt Is het lieve, kleine meisje weg tl"
riep met angst in zijn stem de tuinman.
„Is ze niet in 't boscb 1 Niet op de heide t"
„Nergens," was het antwoord.
„Dan wil ik haar óók nog eens zoeken,"
sprak Jan „Kom, geef me vlug één van
de lantaarns. Ergens moet ze toch zijn I
En al moet ik dne dagen zoeken, vinden
wil ik het lieve kind..."
„Waarom wil jij zooveel moeite doen t"
vroeg Tinus. ,,Kom. ga liever naar huisl
Is de graaf zoo goed voor jou t Heeft hij
je vandaag niet gezegd, dat jij plaats moet
maken voor een ander, die jonger is dan
jij, oude, brave ziel, die zooveel jaren eer
lijk en trouw den ouden graaf hebt ge
diend
„Moet men dan kwaad met kwaad ver
gelden t" vroeg de oude man. „Kom, geef
me dus vlug een lantaarn I Ik ga het boscn
in en de hei overKom, vlug, 't is morgen
Palm-Zondag en tegelijk met de palmtak
jes, die ik afsneed, wil ik den graaf zijn
kind terugbrengen. God zal me helpen
baar te vinden
„Ik en met je mee," zei Tinus.
„Ik ook; ik ben moe van 't dreggen,"
6prak Kees „Maar ik geloof, dat ons zoe
ken tot mets zal leiden. Jan..."
Zoo volgden Tinus en Kees den ouden
maD en al maar zoekende tusschen de lage
struiken, kwameD ze ook bij het kreupeJ-
hout. waar Elsje rustig slapende tusschen
de struikeD lag eü bijna verborgen was
door de dorre bladeren. Maar alsof bet toe
val wilde sprong er, juist op deze plek,
«en konijn uit het hout en misschien stoor
de die Elsie's slaap, want op eens hoorden
de drie mannen heel duidelijk een, als uit
den slaap opgeschrikt, kinderstemmetje,
dat riep Wat is het donker, Mammie n
't is zoo erg koud id mijn bedje
,,'t Kind!" riep Jan, en hij trok de twee
anderen mee het kreupelhout in.
„Hier Tinus, draag jij het kind naar
huis", begon hij weer, zoodra hij Elsje in
zijn jas bad gewikkeld, „en je behoeft niet
te vertellen, dat ik er bij was, toen je het
vondt, hoorl"
„Janbaas moet me dragen naar Mammie,"
riep Elsje. „Niet Tinus. Janbaas is zoet; hij
moet me dragen.... En Tinus mag Beri
dragen, hoor!"
Toen moest Jan wel het kind naar huis
dragen. Doch zoodra ze bij het kasteel wa
ren gekomen, legde' hij Elsje in Tinus' ar
men „Jij hebt haar gevonden en Kees ook."
zei hij.
De stalknechten antwoordden hierop
niets en vlug droeg Tinus het nog slaperige
kind naar huis.
Heel dien nacht lagen de palmtakjes bij
de heg. Jan had ze vergeten! Met schrik
dacht hij er den volgenden morgen aan.
Wacht, hij zou ze gauw gaan halen en naar
het kasteel brengen, 't Was nog niet te laai.
Vlug raapte hij de takjes op; twee liet hij
liggen, één voor zijn vrouw, één voor hem
zelf. „Mijn takje zal ik nu planten voor mijn
huis", mompelde hij. .Na kerktijd zal ik het
planten op de plek, waar ik het kleine
gravinnetje terugvond
Zoo mompelende naderde Jan het kasteel.
Op het terras stond een bediende. „Zoo.
Jan. hen je daar met de palm?" vroeg hij.
„Miinheer wacht je al een half uur. Je moet
ze hem zelf komen brengen, heeft hij ge
zegd
„Ja, de graaf zal boos zijn, dat ik ze gis
teren niet heb gebracht" zuchtte Jan en
Op dit plaatje zie je, hoe Jumbo de Oli
fant. zijn oppasser Sambo goede diensten
bewijst. Een halven boomstam te ver
sjouwen is voor Jumbo een peulschilletje of
moet ik mischien zeggen: een lucifertje»?
Voor Sambo. jullie en mij zou het wel
iets zwaarder zijn.
Teeken het plaatje maar eens netjes na.
De grooteren onder jullie kunnen dat op
ruitjespapier doen. de kleineren trekken het
op dun. doorzichtig papier over, doch laten
daarbij de ruitjes weg.
Staat het plaatje op het papier, dan gaan
we het kleuren.
hij volgde trillende den bediende naar
nen.
Daar sprong Elsje dadelijk op hem toi
daardoor schrok de oude tuinman zóó,
hij de palm liet vallen. Maar vóórdat hi
kon oprapen, was reeds de graaf bij 1
en greep zijn hand. „Tuinman," zei hij, 1
dank je voor het terugvinden van n i
kind
„Ja, ja!" riep op eens Elsje, „eerst U
het konijntje en toen kwam Janbaas en i
droeg me in zijn jas! En Janbaas mag i 1
weggaan en de konijntjes 'ook niet. En
Janbaas weggaat, dan gaan de konijn j
mee. En dat wil ik niet, en Beri wil het> t
niet i
„Je hoort het, tuinman, mijn kind 1.
over je lot beslist En al komt met Pink
ren de jonge tuinman, toch blijf jij wo
in dezelfde tuinmanswoning. En dan. al j
er ten minste niets tegen hebt. zou ik g:
willen, dat jij voortaan alleen voor
moestuin bleef zorgen.... En welke be
ning wensch je nu wel? Je weet toch. j
ik een belooning uitloofde voor het ter
vinden van mijn kind
.Een belonning. heer graaf?" vroeg
verbaasd. „Maar begrijpt u dan niet, j
mijn grootste belooninz is. u het kind.
ik zelf zoo lief heb. gezond en wèl teruj
hebben gegeven? Neen. een belooning hi
God mij reeds gegeven! Want het blijven
de oudp tuinmanswoning zal voor mi]
allergrootste belnoning zijn!"
Dien dag na kerktijd, liep Jan met j j
gewijd palmtakje nanr de plek waar j
Elsje vond en daar plantte hij het ta
al9 een herinnering aan het lieve kind,
hem het geluk teruggaf.
TANTE JOH
Jumbo: grijs.
slagtanden: wit.
Boomstam- Bruin.
zijkant: (doorsnede) lie
geel.
Lucht: licht-blauw (de scheiding ti
schen lucht en grond is door een str<
aangegeven).
Grond- geql.
Gras: groen.
Sambbo1' hoed: geel.
broekje: rood.
Palm: stam: bruin.
bladeren: groen.
C. E. de L. H
i