VAN EEN PAARD DAT SPREKEN KON. HET KONINKJE. «gn c. d. l. al Het was een warme middag en Bert en Suze waren ook warm warm en kwaad. Samen zalen ze op den vloer in de kinder kamer, deunden mei hunne hoofdjes tegen den muur en begonnen slaap te krijgen. „Hadden we maar wat nieuw speelgoed", zei Bert. en was ik morgen maar jarig dan zou ik een nieuw paard vragen". ..Ik wou. dat i k maar jarig was", z«4 Suze. ..dan kreeg ik een nieuwe pop. Pop Marie begint me te vervelpn en ik wou maar. dat ze niet Marie heette ik vind Rosa veei mooier naam" ..Wel", zei Bert. ..jij kunt haar naam ten minste veranderen: maar ik kan mijn paard niet veranderen Kijk nu eens naar hem wat is het toch een leelijk oud beest!" En toen zaten ze we^r stilletjes naast elkaar, leunden met hunne hoofdjes tegen den muur en b^gonnt-n weer slaap te krijgen. Na een tijdje zei Bert- ..Laten we eens .Carré" spelen. Jou pop kan op mijn paard rijden" en hij haalde zijn zweep uit de kast. en Suze probeerde of ze pop Marie ook op het paard kon laten zitten. Maar pop Marie viel er telkens af: eerst aan den epnen en toen aan den anderen kant. en altijd kwam de stumper vlak op haar hoofd te vallen. H^t paard was ook vprvelend; ver velend en ongehoorzaam Het wou heelemaal niet doen. zooals een paard uit een circus doet en er was heplemaal geen aardigheid aan Toen nam Bert zijne zweep en sloeg er driftig op los ,.J» moest je schamen", zei het paard opeens. De twee kinderen zetten groot© oogen op eii hun mond ging wijd open van den schrik, „Ja. je moest je schamen om een arm houten paard zóó te behandelen". ..Wel. het spijt me erg" zei Bert, „maar ik wist niet. dat je kon spreken". „Neen. en je wis' ook niet. dat ik kon voelen", zei het paard. ..en dan die arme pop Marie die Suze telkens met haar hoofd op den grond gooit". ,,0. i k kom er heelemaal niet op aan* Zti di pop mpt een piepstemmetje. „Mijn meesteres heeft genoeg van me-, ze houdt niet meer van me. en ze wou. dat ik Ro-Ro- F.osa heette", en pop Marie begon te huilen en te snikken. ..Ze hebben genoeg van ons allebei. Ma rie". zei het paard, heel treurig ..en we zui len gauw op de bovenste plank worden gezet bij al het andere oudp speelgoed, waar ze niet meer naar omküken" Marie begon nog een beetje meer te* snik ken. ..Ik doe toch heusch alle9 wat ik kan on het Bert naar den zin te maken; maar hoe kan hij nu verwachten, dat ik galoppeer als een circuspaard terwijl mijn poolen op een bord vastgelijmd zitten?" „En hoe kan ik nu rechtop zitten op jou rug. als ze eerst al het zaagsel uit rüe hebben gehaald verleden week. om een» te zien, waar ik eigenlijk van gemaakt ben?" „Weet je wat we zullen doen? We zullen op een nacht samen w^gloopen, Marie, en dan zullen ze er wel spijt van hebben. Ja, we zullen wegloopen. of ze moeten wat liever voor ons zijn". Cp dat oogenblik klonk de stem van Juf: „Komt kinderpn. wordt wakker", en tot hun groqte verbazing b^mprkfen ze, dat ze nog tegen dpn muur gpleund zaten. £n toen ze het verhaal aan Juf deden, zei ze, dat ze gedroomd hadden „Maar boe kunnen we nu allebei het zelfde droomen t" vroegen ze. ,,Ja, dat wist Juf ook niet. Maar, wat ze wei wist, wa-a, dat er voor hen ieder een boterham met oranje-marmelade klaar stond Daar hielden ze zooveel van en dat was zoo gezond, zei moeder, „Bitter in den mond. maakt het hart gezond." Of het nu een droom was of niet. de pop en het paard werdea voortaan goed behan deld. -O- En niemand, die hem daar zag zitten In al die bloemen, bont' en witte, Bedacht dat daar een koning zat Maar De gouden kroon verraadde datll HETTY BOREL Daar was een klein, klein koninkje. Dat wou eens uit zijn woninkje Toen liep hij naar de bloemenwei: Hij voelde zich zoo wonderblijl Hij vlocht een kran9 van paardebloemen, Hij ging een vroolijk wijsje zoemen. Zullen we deze vroolijlce maan en het niet minder vroolijke kaboutertje eens op zetten? Ik geloof stellig, dat „De stoute Sterren" een grappig boek is. Waarom zou kabouter Puntmuts anders zoo'n plezier hebben? Eerst trekken we de plaatjes en het drie hoekje op dun doorzichtig papier over. Aan het model behoeven we niets te doen. Dat dient alleen tot voorbeeld en we kunnen er dus aan zien, hoe het geheel worden moet. De beide plaatjes en het driehoekje knip pen we eerst ruw uit (wel wat wit er aan dus). Daarna plakken we ze op dun carton en gaan we de plaatjes kleuren: Maan: geel. Oogwit blauw. Kabouter: Punthoed blauw. Ja» rood. Kousen groen. Schoenen rood. Boord wit Gezicht en handen vleest kleur Boek biauw. i - Ster geel Zijn we hiermee klaar, dan gaan we plaatjes en het driehoekje secuur ullkn pen. Geeft bij ongeluk geen jaap in d neus van Manus, want dan zou hij wel ei minder vroolijk kunnen kijken en dat toch jammer zijnl Het driehoekje vouwen we op de stipi lijn om. Het smalle reepje ervan bestrijl we met lijm of gluton en nu plakken we tegen Manus aan en wel zóó. dat hij m recht komt te staan. We strijken ook e wat lijm of gluton op de kin van de mi en wel op de plaats, waar Kabouter PuH muts komt te zitten, want anders zou misschien van zijn eigennardiee zitpl" aftuimelen en dan zou me eventjes een tl teling makenl j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 14