VOOR DE JEUGD iT. iT, r iTi iT; iT: ;Ti V LEIDSCH DAGBLAD Jaargang Donderdag 21 Febmari 1929 No. 8 LICHT IN DEN IVUURTOREN. - II11 i i! li i il I It i tl |ili nil 1111 tl |ii11111 Ill lil Engelsch van D. MOORB Vrij bewerkl door l)E LILLE HOGER WAARD. HOOFDSTUK VI. i Vunrt oren wachter. teo schip in de haven, Kapitein i Je kapitein wee acht u oamid- |>rekeo." kustwachter, die dit zei, was Kt \ao krachtige longen, doch Ir schenen niet den minsten m- apitein Hernck te maken. Hg paren slaap, die het gevolg vaa vermoeidheid ia, terwijl zijn op de massieve eikenhouten reu. cüter, die een blik wierp op Ite kleeren en de bespat to rg- l Jen Kapitein, welke spraken Ld met de elementen, w&s van ht het jammer zou zijn hem |aken, maar met den grijzen (ein viel eveDmin te spotten en gelast onmiddellijk Kapitein [wensch: hem te spreken, over greep daarom zijn slapenden I den schouder en riep: iHerrickl Word dan toch wak- leen schip in de haven", j thuis broinde de kapitein |echtcr te bewegen. schip ut de haven, Kapl- |ie man voort, zonder hem uit te laten. ^errick zat op eens recht over- in de haven, domkop 1 On- hen schip zoa het wagen in Idden in den nacht binnen te lis al twee uur geledeu gaan Be kustwachter, terwgl hij deu lungend aankeek om te ue*, per ging aiapen. wakker gemaakt om mij dat leo, ellendeling 1 I" riep K&pi- 1 uit en hg wilde rijn hoofd l&fel leggen. ftiit nu met weer gaan slapen, de man onvei biddelijk,,d« Id wenscht u onmiddellijk te lier genoodzaakt deze mede- Verscheideu malen te herua- lilein Hernck wakker genoeg 1 ie zich op te nemen. Doch Ide beteekenis dezer woorden [rong, stond hij langzaam op, Irlei weinig vleiende dingen van den scheepskapitein in diep medelijden met zich- J van oordeel, dat het leven |er der kustwacht in storin gen bed vao rozen was. I na zijn terugkeer uit Fowey rond was hij de reddingstoe- stelten der naburige visschersdorpen gaan iospecteeren, daar die naar alle waar- achijnlijkheid in een naobt als deze noodig zouden zijn. Terwijl hij hiermede nog bezig was, had de tijding van een schip in ootd hero bereikt en hij zich onmiddellijk naar de plek des onheils begeven. Het waren zware uren geweest, waarin hij met de elementen te kampen gehad had en het was dus geen wonder, dst de storm hem daarna op zijn stoel in slaap had gewiegd ,,Hoe laat is het t" vroeg hij kortaf, ter wijl hg zich het hoofd wiesch en daarmede probeerde zijn slaperige hersenen wat hel derder te maken. „Bijna vijl uur. Kapitein", luidde het antwoord. „En waar in die bevelvoerder T" „Hiernaast. Kapitein „Dan is 't maar heel goed, dat ik niet al te hard gesproken beb." zei Kapitein Hernck beurtelings lachende en gapende, terwijl hij zijn handdoek neerlegde en naar het aangrenzend vertrek ging. Een grijze officier stond vóór bet vua-. Hij salueerde, toen Kapitein Herrick bin nen k waa. „Kapitein Herrick van de kustwacht!" vroeg hij. „Om u te dienen," luidde het antwoord. „Het spijt mij, dat ik u lastig moet val len." zei de ander beleefd. „Maar het gaat over een zaak, welke geen uitstel velen kan In den vuurtoren van Fowey was geen licht gedurende een gedeelte van dezen ruwen nacht." De karutein der kustwacht waa nu hel der wakker. „Geen licht in den vuurtoren t!" riep hij uit. „De duivel hale dien ouden dwaas van 'n Jozef Pethonv en mijzelf er bij, dat tk dien man ook maar één nacht langer in dienst gelaten heb! Hoe is het moge lijk,ging hij even later voort, „dat uw schip niet op den Zwarten Ketting te plet ter is geloopen „Vreemd genoeg," antwoordde de Kaoi- tein, „wierp de vuurtoren juist toen wsj vlak bij de rotsen waren en dus op het al leruiterste nippertje, weer licht uit. We zaeen onmiddellijk, waar we waren, verwij. derden ons van de irevaarlvke plek en kon den, toen de storm kort daarna bedaard waa, de haven binnenloopen. Ik meende u echter te moeten waarschuwen, dat er iets niet Sn orde is in den vuurtoren, op dat anderen er niet het slachtoffer van zouden worden." TerwijJ hij nauwelijks luisterde naar de laatste woorden van den Kapitein, snelde Herrick naar de deur, daarb'ij buna ee*i stoeren zeeman die buiten stond te wach ten, omver loopend. „Mijn paard!'" riep hij uit. E© tot den grijzen officier zei hij: „Ik gs onmiddellijk zelf kijken." „Rn zien. wie het licht weer ontstoken heeft," voegde deze er aan toe. „Als dit Diet gebeurd was zouden wij met man en muis zijn vergaan." Hij sprak ernstig, terwijl hij zijn stem eeo weinig verhief. De matroos zei nu tegen Kapitein Hernck: „Neemt u mij met kwalijk, Kapitein, maar mag ik met u meegaan 1" Mijn fami lie wcont er." „Zeker, reker I" antwoordde de officier der kustwacht „Ka^iteu. Hernck, ik moet weer tenig naar mijn schip, maar ik zou gaarne het resultaat van uwe expeditie willen verne men." „Gij zult het hooren," aotwoorde Her rick eerbiedig en tot den matroos ging hij voort „Wil je met mij meerijden t Er is hier wel een paard voor je." De oiAtroos nam het aanbod dankbaar aan en reed weldra met Kapitein Hernck in den vroegen, donkeien ochtend naar den vuurtoren. Beiden w&ren van een lantaarn voorzien Het was stil in de lucht, maar de zeo gromde boos, nog niet heelemaal tot rust gekomen en de donkere strepen zeewier, neergeworpen op taatsen, waar steent© zelden zeewier aangetroffen werd. verkon. digdeo, dat de nacht roorbg was. Terwijl de beide ruiter» een scherpe bocht der kustlijn volgden, zagen zij plot seling den vuurtoren zijn helder licht in de duisternis uitstralen. „Iemand is er nu op post, dat is dui delijk!" zei Kapitein Hernck en de ma troos. die dit het eerste gezien had slaakte een zucht vaD verlichting. Zij redeü door de steile straat van bei kleine visschersdorp, waar de buisjes na den stormachtigen nacbt nog achter de stevig gestoten knkeD sliepen. Het was de matroo» die den weg aangaf over de hangende brug, met een zekerheid en zelfvertrouwen er over loopend, welke den Kapitein der kustwacht verbaasden. „Je kent den weg. man." zei hij, terwgl hij hem op de hielpn volgde. „Mijn familie woont er," zei de matrooe opnieuw. Hij scheen een man van weinig woorden te zijn. Zij hadden nu den toren bereikt. Op den grond lag een verbrijzelde lan taarn. De matroos raapt haar op. bekeek haar zwijgend en Hep de half vergane lad ders op. Steeds hooger en hooger stegen de beidn mannen. De lantaarns hielden zij tusschen de tanden geklemd, ten einde hun handen vrij te hebben en zich vast te kunnen hou den. Zoo legden zij denzelfden weg. af. dit een klein meisje vóór hen gegaaD was. dij kwamen aan de verdieping vlak onder di© der laDtnarn en bleven een oogenbhk staan om op adem te kimen, vóór zij de laatste lader opklauterden Op de bovenste verdieping van den vuur toren lag de nog steeds bewustelooze wach ter te midden der overblijfselen, welke eens den lantaarn standaard gevormd hadden. Onder de opening id den muur, voor de lantaarn bestemd, bevond zich een ruw houten bank, waarop een meisje stond, een meisje, dat de armen boven bet hoofd strekte en zób de lantaarn .n evenwicht hield, die op een ijzeren staaf steunde, d© lantaarn, welker licht het schip gered haill Het lange donkere haar hing verwilderd om haar hoofdhaar gezichtje, dat zicb bij de naderende voetstappen omgewend had, was angst aanjagend bleek, haar don kere oogen verrieden ptjD eo bezorgdheid. Zij bewoog zioh noch sprak, terwgl Rapi-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 13