69sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 31 December 1928
Vierde Blad
No. 21103
OUDEJAARSAVOND
EN NIEUWJAAR.
OUDEJAAR.
FEUILLETON.
De Trommen van het Noodlot
De Oudejaarsavond, avond van herinnering
en vooral in ons land avond van den
familiekring, is eenigsrins als de Januskop
meq de twee aangezichten. Hjj kijkt terug en
hij kjjkt vooruit. Terug naar het oude, dat
bjjna voorbjj is; vooruit naar het nieuwe,
dat bijna is aangebroken. Het is een afzon
derlijk stuk van een tijdperk, dat we in
onze gedacthen als het ware afsnijden van
de rest, een tijd-moot, waarin we het niets
bevreemdend zouden vinden, zoo de wijzers
van de klok voor een wjjle stil bleven staan.
Tcch gaat die tijd z"n gang, onverstoorbaar,
in hetzelfde rhythme der eeuwen, en als de
twaalf slagen hebben geklonken, ten tes-
ken dat het laatste uur van den laatsten
jaar-dag voltooid is, als de nieuwe dag, het
nieuwe jaar is aangebroken, is alles precies
hetzelfde; het tijdrhythme schrjjdt voort als
altjjd en brokkelt reeds van den aanvang de
nieuwe tijdruimte af in zijn onveranderlij-
Jcen loop over jaren en eeuwen heen.
Maar de menschen we zeiden het al
doen even alsof het anders was. Ze omhul
len het jaareinde met een geheimzinnigen
sluier. De wisseling van één der tijdperken,
naar welker aantal zij, die niet bq eeuwen
rekenen, hun leven afmeten en het lang of
kort noemen, is voor hen van te groote be-
teekenis om er onverschillig, en alsof zij niet
bespeurd werd, aan voorbij te gaan. Zoo ko
men de bijzondere vieringen, de eigenaardige
gebruiken, die met den Oudejaarsavond van
jaar tot jaar worden bestendigd.
SinUSylveeter-avond, zoo wordt de avond
van 31 December ook wel genoemd naar
Sylvester, die in de jaren 31433b pa as
was en volgens de overlevering den kran-
ken keizer Constantijn de Groote doo.ota
en van dezen het zoogenaamde „Patrimoni
um Christi" ten geschenke ontving. Den 31en
December 335 stierf hij en hij wordt als hei
lige vereerd. De Grieksohe kerk viert zijn
f6est den 2en Januari; de Roomsch-katho-
liekc den 31 en December.
De ernstige overdenking, de meer plech
tige viering van den 31en December-avond
door de Christenen, heeft zich geënt op de
eigenaardige gebruiken, die bij de heiden-
Bche volken lang vóór het Christendom in
zwang waren, zooals de Christenheid prac
tise!) als haar leiders waren al haar groote
feesten plaatste op de data der oude heiden
se he vierdagen, die zg niet kon verdringen,
doch waaraan zjj, aldus doende, een ander
karakter wist te geven.
Wat zien we nog thans gebeuren ap den
Oudejaarsavond? Klokken luiden, vuurwerk
wordt afgestoken, schoten gelost, stoom
fluiten en sirenen gillen en dreunen; er is in
sommige kringen druk gedoe; gejuich en ge
jubel. Er wordt gedanst, gegeten en gedron
ken; men klimt op stoelen om bij den laat-
steu klepelslag van twaalf uur er af en
als het ware het nieuwe jaar in te sprin
gen. Men omarmt elkaar; men wenscht dik
wijls luidruchtig „veel heil en zegen!" Wie
er, het eerst bij is, is de knapste!
Doet dat niet denken aan de gebruiken
'der oude Germanen, die met gastmalen en
drinkgelagen, waarbij soms een woeste, dol-
uitgelaten pret over de gasten raasde, den
laatsten avond van het jaar vierden? Er werd
geweldig rumoer gemaakt met horens, trom
mels en ketels, want de geesten, die volgens
hun geloof in den tijd der zonnewende rond
waarden zonder rust te vinden, die geesten
moesten worden verjaagd, opdat het nieuwe
jaar zonder onrust kon worden begonnen.
Zooals toen, is het thans. En omgekeerd.
Nog is de gewoonte niet uitgestorven om op
den Oudejaarsavond lood in een vuurlepel
te doen smelten, het dan uit te storten in
koud water om vervolgens uit de nu ontstane
lood-figuren de toekomst te voorspellen.
En eertijds? De oude Germanen trachtten
ook op dien laatsten jaar-avond in de toe
komst te zien. Zij zetten zich daartoe op
een stierenhuid aan een kruisweg neder
en poogden uit de voorbijtrekkende nevelen
eene aanwijziging te verkrijgen omtrent den
gesluierden onbekende die naderde: het
nieuwe jaar. Ook wel klommen zij. met het
zwaard om de heupen, hoog op de daken
der huizen. Daar werd ernstig het ruischen
van den wind en de windrichting beluisterd
en bespied om er eene voorspelling uit op
te maken.
Offerkoeken werden bereid en zoo het
meel goed wilde rijzen, was men blijde-, het
zou een gelukkig jaar zijn. dat aanstaande
was.
En wij? We kennen nog onze opgerolde
nieuwjaarskoeken: obliën. En dit woord
van ouds oblaten wijst weer terug op
het offeren. Zoo staan wij op de schouders
der voorgeslachten en zijn wij aan hen
verbonden tot in vaak onbegrepen bijzon
derheden van gewoonte en gebruik.
En dan kwam het Nieuwe Jaar!
Maar niet altijd lieten de menschen het
aanvangen op den zelfden tijd. Laten wij
even eenige „jaarstijlen" opnoemen.
Allereerst den Jaarsdagstijl, d. w. z. het
jaar aanvangend op 1 Januari, door Julius
Caesar naar hier overgebracht.
Dan den Paaschstijl. Het jaar begon met
Paschen. Deze regeling werd korten tijd in
Frankrijk gevolgd en in 1300 naar ons
land uitgevoerd, waar zij echter niet lang
behouden bleef.
Hetzelfde kan men zeggen van den
Kerststijl, beginnende met 25 December
(Kerstmis), waarbij dan achter de datee
ring de woorden a nativitate (vanaf de
geboorte van Jezus) geplaatst werden. In
1310 werd deze stijl door de geestelijke
overheid in het bisdom Utrecht voorge
schreven, doch had geen succes.
Eindelijk nog een Delftschen stijl, die
het jaar liet beginnen op 25 Maart (Maria
boodschap).
Van al deze stijlen heeft de Juliaansche
(Julius Caesar) het gewonnen. Bij plakkaat
van 16 Juni 1575 beveelt de koning Filips
van Spanje, dat in Nederland het jaar
1576 den len Januari zou aanvangen. En
aldus is het gebleven, althans voor ons
land, dat alleen tijdens de Fransche be
vlieging van na de Revolutie een korten
tijd lust 9cheen te hebben de tijdrekening
der Nationale Concentie van 5 October
1793 na te apen. Bij dit stelsel ving het
jaar aan op 22 September 1792 Vendé-
miaire jaar D elke maand had dertig da
gen of drie décades; aan de aldus ver
kregen 360 dagen waren nog 5 aanvullings
dagen in een schrikkeljaar 6 toe
gevoegd, die ..Sansculottides" heetlen. Maar
Napoleon, ofschoon „issu de la Révolu-
tion", schafte den len Januari 1806 dien
kunstmatigen rommel af, en voerde weer
dc Juliaansche tijdrekening, verbeterd door
paus Gregorius, in.
Hoe zijn wij nu aan den tegenwoordigen
kalender gekomen?
De oude Egyptenaren rekenden al met
zonnejaren en bepaalden den duur daar
van, te rekenen van den tijd dat Sirius
het sterrebeeld van den Hond het eerst
des morgeDS vóór zonsopgang aan den
oostelijken hemel is waar te nemen, lot
den tijd, dat dit opnieuw geschiedt.
De Romeinen namen dit over. Maar
sedert Romulus begon het jaar op 1 Maart.
Dit verklaart waarom September (de
zevende). October (de achtste), November
(de negende) en December (de tiende) al
dus heeten. ofschoon zij feitelijk de 9e, 10e,
11e en 12e maand zijn.
Julius Caesar verbeterde den kalender.
Hij gaf aan het jaar twee maanden er bij:*
Januari en Februari, die hij aan Maart liet
voorafgaan. De le Januari, maand gewijd
aan den God Janus, werd al9 begin van het
jaar met offers, dezen ter eer, gevierd.
Caesar had echter het jaar op 365 dagen
gegaan en 6 uur gesteld.
Dat was elf minuten te veel. En de tijd,
die met eeuwen rekent, maakt zuk een
klein verschil tot een belangrijk iets. De tijd
rekening raakte bij de zon ten achteren. Het
werd een warboel. Toen er ruim vijftien
eeuwen over heen waren gegaan en
allerlei lapmiddeltjes niet geholpen hadden
om orde in de zaken der tijdrekening te
brengen, nam in 1582 paus Gregorius de
zaak in handen. Hij beval dat de 4e Octo
ber van dat jaar zou worden opgevolgd
niet door den 5en, doch onmiddellijk door
den 15en October en bij stelde in, dat al
leen de eeuwjaren, welker eeuw-cijfer door
4 deelbaar is, schrikkeljaren zouden zijn
(dus de jaren 1600 en 2000 wel, 1900 niet).
Deze nieuwe regeling, naar genoemden
paus de Gregoriaansche genoemd, en die
dus een aanvulling en verbetering der Ju
liaansche is, werd eerst in de Roomsch-
katholieke, daarna ook in de Protestant-
sehe landen aanvaard, maar de Grieken
en Russen deden daaraan niet mee en heb
ben nog de oude Juliaansche tijdrekening,
die wij nu om der wille van de Grieken de
Grieksche noemen.
Dus: 1 Januari de Nieuwjaarswensch
naar den wensch van Julias Caesar.
Aangesien nu, volgens den Schoolmees
ter, de Romeinsche historie een buiten
kansje is voor iemand zonder memorie, zij
het vergrmd aan een Nieuwjaarsgebruik te
herinneren, dat nauw samenhangt met de
Romeinsche geschiedenis.
De Romeinen en Sabijnen waren een
tijd lang slechte vrienden. Daar was reden
voor. De Sabijnsche maagdenroof expli
ceert dat voldoende. Men kan dus begrij
pen, hoezeer de Sabijnsche koning Tatius
gevleid was, toen bij het begin van het
jaar (toen nog 1 Maart) een troepje Romei
nen hem ten teeken van vriendschap eenige
takjes kwamen brengen, die geplukt waren
in een bosch, gewijd aan de godin Strenia.
Deze naam gaf aan het geschenk en aan
de geschenken, die later op de eerste jaar
dagen zouden volgen, den naam strena ot
strenua, waarvan het Fransche woord
étrenne (nieuwjaarscadeau) afkomstig is.
Want het bleef niet bij gewijde takjes.
Het gToen werd vervangen door dadels en
honig, later door andere geschenken. Da
dels en honig hadden een symbolische be-
teekenis; men sprak er den wensch mede
uit, dat de dagen, die komen zouden, zoet
mochten zijn als de aangeboden gave. „Er
is echter iets beters dan dadels en honig",
zeiden de Romeinen, toen de weelde toe
nam en de oude zeden van eenvoud
schaarsch werden. Er werd verlangen ge
boren naar geld Voortaan werden de veld
vruchten vervangen door medailles en geld
stukken. Het volk offerde op den eersten
dag van het jaar zijn groote of kleine
gave aan den keizer en deze antwoordde
daarop met geschenken en uitdeelingen.
Dit nam zóó groote afmetingen aan, dat
Tiberius het geven der geschenken verbood.
Maar Caligula dwazer nagedachtenis
maar toch nog zoo dwaas niet hief het
verbod op. Hij kondigde aan, dat hij zelf
zoowel de door Tiberius geweigerde als de
aan hem zelf verschuldigde nieuwjaarsea-
deaux in ontvangst zou nemen. Op den
feestdag stond hij in hoogst eigen persoon
in de vestibule van zijn huis en had geen
handen genoeg om zijn schatten naar zich
toe te halen.
De Romeinen vonden de gewoonte der
nieuwjaarsgeschenken in Gallië of in Frank
rijk reeds aanwezig. Op den eersten dag
van het jaar werd een inzameling gehou
den van de geheiligde plant der Druïden,
van de „gui", den mistel, die op de eiken
woekert. Met een gouden snoeimes sneden
de priesters die af en verdeelden de plant
onder de geloovigen. Nóg heet in de om
trekken van Chartres het nieuwjaarsge
schenk niet étrenne maar „gui-Pan." In de
buurt van Bordeaux noemt de bevolking
de nieuwjaarsliederen nog „guilanus.
De „étrennes" zijn gebleven, zooals ook
enkele gebruiken van vroolijkheidsuitingen,
in weerwil van anathema's en excommuni
caties. welke uitgesproken werden tegen
hen, die de eerste dagen van Januari met
dansen, optochten en geschenken wilden
vieron. De „duivelsche étrennes" werden
bestendigd. De spelen, de tomooien, de
„couts plénières", waarmede het nieuwjaar
in Paasch- en in Kerststijl (zie boven) werd
gevierd, eveneens.
Er zijn aardige staaltjes van „étrennes"
bekend. Onder Lodewijk XIV genoot de
vorst, maar vooral „de vriendin" van den
vorst, die „te vriend" gehouden moest
worden, van de geschenken der hovelingeu.
Zoo kreeg mevrouw de Montespan in 1679
de kostbaarste geschenken van den broer
des konings en zelfs de koningin overlaadde
do favorite met cadeaux, waarvoor deze
echter niet de minste erkentelijkheid toon
de. Tot zelfs madame de Maintenon bracht
haar étrenne aan de voeten der tijdelijk
begenadigde. Deze laatste wist echter wel,
wat zij deed. Al beantwoordde zij de be
leefdheid der anderen niet, voor den ko
ning, haar minnaar, wist zij wel uit haar
reserve te komen. Zij gaf hem b.v. den len
Januari 1684 een gouden boek, waarin mi
niatuurschilderijen voorkwamen van alle
Hollandsche steden, die tijdens den veld
tocht van 1672 ingenomen waren. Een be
schrijving der belegeringen en Racine's en
Boileau's lofuitingen waren daaraan toege
voegd.
Het curieuste nieuwjaarsgeschenk, waar
van melding wordt gemaakt, is zeker dat
van madame de Thianges voor den hertog
du Maine. Deze dame, noch bang om te
vleien noch om gevleid te worden, had
niets beters uitgedacht dan een vergulde
kamer, zoo groot als een tafel. Boven do
deur stond met dikke letters: kamer van
den Sublieme. „Die „sublieme" was, dat
spreekt van zelf, de hertog du Maine. In
de kamer 6tond een bed met de daaraan
in die dagen en die kringen onafscheide
lijke balustrade. In een leuningstoel binnen
de afsluiting zat de hertog, in was geboet
seerd en sprekend gelijkend. Naast hem
stond de schrijver der „Maximes", de
groote La Rochefoucauld, aan wien hij eeni
ge verzen te lezen gaf. Daaromheen de
Marcillac en Bossuet, terwijl mevrouw do
Thianges en mevrouw de Lafayette samen
zitten te lezen. Buiten de balustrade ver
hindert Boileau met een hooivork zeven
of acht kreupeldichters om naderbij to ko
men, Racine staat naast Boileau; met de-n
vinger wenkt hij Lafontaine toe om nader*
bij te komen.
Nu is voor Frankrijk de le Januari, wat
Sint-Nicolaas voor ons is. Do cadeaux
ook de ridderorden zijn dien dag vele.
Er wordt echter maar zelden gebruik ge
maakt van den surprise-vorm. De étrennes
zijn voor velen een ernstige, bezwarende
belasting geworden en de le Januari daar
door een beangstigende datum. De beleefd
heidsgeschenken der bonbondoozen, de
nieuwjaarsfooien en de familiegeschenken
zijn voor menigen Franschman een druk
kende post op het budget waarmede hij den
nieuwen tijdkring opent. Doch, evenals hier,
kan hij zich niet aan de gewoonte ont
trekken. En deze blijft, al wisselen de jaren
ook met spoed, en handhaaft haar macht,
dip zij aan de grijze oudheid, ontleent.
Is het wonder, dat in het land der ironie
de éntrennes aanleiding hebben gegeven
tot meer dan ééne snaaksche uiting?
Zoo werd van een kardinaal Dubois, die
bekend stond om zijn gierigheid, verteld
dat hij op een nieuwjaarsdag aan zijn in
tendant, die zijn geschenk kwam vragen,
antwoordde
„Ik geel u alles cadeau, wat ge me van
't jaar hebt ontstolen."
En een gierigaard te Rennes, die juist
den 31en December overleden was, tot
groote ergenis van een neefje, dat ernstige
berekeningen had gemaakt op een geschenk
van zijn oom, kreeg het volgend grafschrift:
Onder dezen marm'ren steen
Ligt de schrielste man van Rennes.
Juist vóór Nieuwjaar ging hij heen.
Om geen rooien duit, niet één.
Uit te geven voor étrennes.
1 Januari en étrennes, d. w. z. nieuw
jaar en geschenken, ze behooren bij el
kander. Doen we het hier niet in zoo groote
mate als in Frankrijk, ook bij ons kennen
we de hand, uitgestrekt om te ontvangen,
zoowel als om te geven. Het nieuwe tijd
perk met zijn onbekende toekomst stemt
teeder en mild en brengt de behoefte om
te geven zelfs daar, waar zij dikwijls ter
nauwernood wordt gevoeld.
Het oude jaar is bijna voorbij; het
nieuwe staat gereed te komen. Bij de wis
seling gaat het ais bij die der tronen: de
koning is dood, leve de koning. Sta even
slil bij het oude, doch vergeet niet, dat
het nieuwe uwe gedachten vraagt Een
onzer oude dichters heeft gezegd:
Ik zoek het hier, ik zoek het daar,
lk vind niets nieuws in 't nieuwe jaar,
Dan dat men 't nieuw heeft willen noemen
In al haar nuchterheid heeft deze op
merking. die zoo waar is, ook haar gemoe-
digende zijde. Zooals het oude was, zal ook
het nieuwe zijn. Vele verrassingen, goede
en kwade, veel verstoorde plannen, veel
onverwachte voldoeningen, zoo zal het wel
zijn in 't nieuwe, gelijk hel was in het
oude. Willen en wachten, dat is een levens
parool op 31 December. Niet alles kunnen
we zeil beredderen. Het is wijs, zich te
kunnen overgeven onder zekere omstan
digheden. Loop den tijd niet te zeer vooruit
Heeft iedere dag, naar het oude spreek
woord zegt genoeg aan zijn eigen kwaad
iedere dag zal ook wel zijn goed oogen-
blik medebrengen. Pais ce que dois. ad-
vienne que pourra, die groote levens
regel vol gezonde philosophie geldt vooral
met hel oog op een onbekende toekomst,
waarin de uren zullen komen en gaan,
zooals ze dat in het verleden hebben ge
daan: onverbiddelijk, snel en geruischloos
als voetstappen op het gras.
door
R. BRANDENBURG.
Het einde van het jaar nadert Straks doet
de torenklok weder haai twaalf heldere sla
gen hooren, en klinkt het scherpe knallen
van schoten, tem teeken dat het nieuwe jaar
zijn intrede heeft gedaan.
Wanneer de straten nat en modderig zijn
vau regen en smeltende sneeuw, wanneer de
windvlagen de kale, zwarte takken der beo.
men rusteloos doen bewegen eo hnivert om
h6t stille hnis, is het de tijd, waarop men,
gezeten aan den haard en starend in het
gloeiende vnur, onder het zachte schijnsel
der lamp, overdenkt hetgeen het afgeloopen
jaar ons bracht en zich in gissingen verdiept
over wat het komende ons brengen zal.
Zooals een wandelaar zich een oogeublik
neerzet om den weg af te zien, dien hij reeds
is gegaan ai dan het hoofd omwendt en kjkt
naar het stuk, dat hjj nog moet afleggen, zoo
overziet men zijn levensweg, laat de gebeur
tenissen nog eens langs zich voorbij trek
ken eo richt zijn blik op de toekomst.
Niet iedere wandelaar beziet zgn weg.
Daar zijn de kinderen, die dartelen langs
het pad onbekommerd en blij, de opgroeien
de knaap loopt maar voort en gont zich
tof rusten geen tijd en de jonge man en het
meisje, verloren in elkanders aanblik, nemen
misschien een oogenblik den tijd om voornit
te zien, maar meestal vergeten ze den blik
te staan achter hen.
Maar de ouderen, zjj zien niet meer zoo
ver vcoruit in ^pannen verwachting de
weg, dien zij nog te gaan hebben, is niet lang
meer, wordt kleiner en kleiner, doch des te
talrijker zijn de herinneringen aan hetgeen
ze hebben beleefd tijdens hun tocht
Wat heeft dit jaar ons gebracht? Het
bracht als zoovele andere, als het geheele le
ven, vreugde, maar ook teleurstelling en leed.
Op dezen oudejaarsavond genieten wij nog
eens na het blijde gebeuren, vertoeven wij
enkele oogenblikken bij onze smart
Er zijn er velen, die daar maar zoo licht
langs henen loopen, die hun oogen toedoen
en alleen maar blijde beelden voor ach op
roepen. Doch ook onze droevige uren maken
ons rijker, rijker aan ervaring en levenswijs
heid. Ook voor deze uren moeten we dank
baar zijn en we moeten ze even berdenken.
Misschien zullen we de herinneringen aan
de donkere tijden nog liever krijgen dan die
aan joiohende stonden. Zooals een moeder
juist haar zwak of misvormd kindje een bij
zonder plaatsje geeft in haar hart
Hoe eentonig, hoe vlak zou het leven zgn,
wanneer het enkel bestond uit lichte dagen en
er geen uren waren van strijd es minuten van
wanhoop. Juist de duisternis leert ons het
licht waardeeren. Een tropenlandschap, waar
op immer de zon brandt, kan onze aandacht
niet lang gespannen honden.
Maar het laatste uur van het jaar is niet
alleen een nur van levensbeschouwing en
overdenking, het is ook het uur van zelfcri-
tiek.
Wjj stellen cms niet alleen de vraag of
bet léven aan onze verwachtingen heeft vol-
Naar het Engelseh van
OTIWELL BINNS.
Fatuma's gekreun klonk door de stilte
van den nacht en een poos stond Ho-
nor te luisteren, met een vreemd dof ge
voel van pijn in haar hart. Ze wist. dat het
geen medelijden met die vtouw ginds was.
maar ze wilde zichzelf niet bekennen wat
het dan wel was Ze begon onrustig heen
en weer te loopen en toen ze Mannering s
tent voorbij kwam, flitsten weer andere
herinneringen door haar heen, zijn vrees,
toen ze hem verteld had. dat ze niet meer
bij Legrand waren; zijn zeggen, dat ze
hem moesten terugvinden, zijn wilde wan
hoop over wat ze gedaan had. En weer
fluisterde ze voor zich heen de hopelooze
vraag, die ze zichzelF een paar uur geleden
in de tent gesteld had. Toen hoorde ze plot
seling haar naam roepen.
Honor!
Ze draaide zich snel om en Mannering
stond bij de opening van zijn tent. zich on
zeker vasthoudend aan de touwen Ze liep
lantrzaam op hem toe. en toen ze dicht ge
noeg bij hem was vroeg hij*
Honor, wat is »r? TTeb ik het me alle
maal verbeeld? Of is Riminclon werkelijk
weg? Tk hoorde zoo'n drukte en de
stem van een inlandsehe vrouw.... Was
dat allemaal werkelijkheid?
Ja, antwoordde ze. Er kwam een
vrouw met een bericht voor Rimington en
toen is hij wegegaan.
Een paar seconden bleef hij zwijgend
9taan; en door de stilte drong duidelijk Fa
tuma's wanhopig gekreun tot hem door.
Wat is dat? vroeg hij geërgerd.
Dat i9 de vrouw. Ze huilt over een
kind dat Legrand gestolen heeft.
Wat?
Kort en scherp viel het woord in de stilte.
Bij het licht van het vuur kon ze zien hoe
er een glans van plotselinge, verbaasde
vreugde in zijn oogen kwam.
Een kind dat Legrand gestolen heeft, her
haalde ze en ze voegde er aan toe:
Dat is het bericht dat ze bracht en dat
Mr. Rimington hals over kop deed weg
gaan.
Goeie Godl!
Er was nu een uitdrukking van bijna
woeste vreugde op zijn gezicht, maar terwijl
ze hem aankeek, verdween die vreugde en
hij vroeg bezorgd:
Maar wat heeft Rimington te maken
met een gestolen negerkind?
Ze voe:de hoe haar wangen begonnen to
branden bij die vraag, maar ze antwoordde
rustig: Ik weet het niet Hij heeft mij
niets verteld.
De bezorgdheid verdween weer als
sneeuw voor de zon: Mannering begon ver
licht te lachen zoo scheen het haar ten
minste hoewel het haar een raadsel was
waarom. Toen deed hij een stap naar vo-
Ten wankelde en greep zich vast aan de
tenttouwen. terwijl hij zei: Geef me je
arm, Honor. Ik ben zoo zwak als een pas
geboren kind, maar ik moet die vrouw wat
vragen Help iij me even.
Het meisje aarzelde even. toen. gedreven
door haar eigen nieuwsgierigheid, gaf ze
hem een arm. Samen liepen ze naar de hut,
vanwaar nog steeds het doffe gekreun
kwam Het was er volkomen donker en ter
wijl hij zich aan de deurpost vasthield, zei
Mannering kregelig:
Haal in 's hemelsnaam een lantaarn,
Honor. Ik moet haar gezicht kunnen zien.
Ze deed wat hij vroeg en toen ze terug
kwam gingen ze samen binnen. Fatuma
keerde zich zwijgend om toen ze hen hoor
de aankomen, en haar gekreun hield op,
toen ze onverwachts een blanke man voor
zich zag staan en Mannering begon haar
meteen te ondervragen in het Swahili. Wat
hij zei kon Honor niet verstaan, want ze
kon zijn vlugge woorden niet volgen, maar
ze zag hoe over het knappe gezicht van de
vrouw even een uitdrukking van belang
stelling vloog, toen hij zijn eerste vraag
deed en zij gaf dadelijk antwoord. Meer
vragen volgden, en bijna iederen keer was
het antwoord: Ayweh, Bwana, hoewel
de vrouw één keer heftig van nee knikte.
Ongeveer vijf minuten gingen zoo voorbij.
De uitdrukking van wilde vreugde op Man-
nering's gezicht was weer teruggekomen en
Honor vroeg zich verbaasd af, wat die me
tamorphose in hem veroorzaakt had. Plot
seling wierp hij zijn hoofd achterover, en
lachte een lach van wilden, smade-
lijken triomf.
Honor voelde een diepe verontwaardi
ging opkomen over dat vertoon van vreug
de tegenover die zielsbedroefde vrouw.
Fatuma zelf keek doodelijk verschrikt
naar Mannering
George! riep Honor bestraffend.
Ik ben klaar Honor, riep hij. Ik
heb met deze donkere schoone afgehan
deld Geef me je arm weer. wil je?
Hij stond te wankelen op zijn beenen en
ze kon hel hem dus moeilijk weigeren,
maar ze deinsde even terug toen ze zijn arm
op haar hand voelde. Hij scheen het niet te
merken, maar strompelde door den donke
ren nacht naar zijn tent, waar hij zich weer
vastgreep aan de touwen en met een vreem
den blik voor zich uit bleef staren. Toen
lachte hij weer.
Rimington is me ook een mooie, riep
hij heesch. Die zwarte beauty daar...,
ehje begrijpt het wel. hé Honor?
Ze begreep wat hij bedoelde en weer zag
ze Alec Rimington's krachtig ernstig ge
zicht voor zich en weer weigerde haar hart
te gelooven. Hij zag den ongeloovigen blik
in haar oogen, terwijl ze aarzelde tusschen
wat haar eigen intuïtie haar zei en wat de
feiten schenen aan te wijzen.
En het kind, waarvoor hij is wegge
gaan? vroeg ze toonloos.
Van hem natuurlijk. Een halfbloed.
Ze maakte even een onwillekeurige bewe
ging, hoewel het toch alleen haar eigen ge
dachten waren die hij uitsprak, toen vroeg
ze scherp: Je voelt niet veel voor Alec
Rimington. hé?
Ik vind dat hij een bemoeial is. zei hij
ontwijkend.
Je vergeet, dat ik het hem gevraagd
heb, zei ze kort.
En waarom in 'shemelsnaam?
Omdat, zooals ik je al gezegd heb. ik
Legrand niet vertrouwde en hel blijkt nu
niet zonder reden te zijn geweest een
man die kinderen ontvoert, misschien al
vermoord heeft. Na een pauze zeide hij:
Maar hij heeft je niets verteld over het
kind?
Honor wachtte even met antwoorden
en in zijn oogen kwam een uitdrukking van
vrees, en scherp viel hij uit: Waarom
geef je geen antwoord? Heeft hij je iets over
het kind verteld?
Hij heeft me verteld, dat Legrand een
kind had gestolen, dat is alles, zei ze rus
tig. Ze zag dat de vrees weer uit zijn oogea
verdween en ze hoorde de triomfantelijke
klank in zijn stem toen hij antwoordde:
Nogal logisch, dat hij daar verder zijn
mond over houdt.... wel het verstandigste
dat hij doen kon, he?
Ze gaf geen antwoord. Ze hoorde plotse
ling weer Mannering's uitroep: Neen,
Nee! Legrand.... Een kindl Goeie God,
manDe man bij haar had van het kind
afgeweten, had er waarschijnlijk over ge
sproken met Legrand, en stelde er om de
één of andere reden levendig belang in.
Waarom?
Ze vond geen antwoord op die vraag,
maar het was een afschuwelijke gedachte,
dat George iets uit te staan kon hebben
met een man als Legrand.
Trek je er maar iet9 van aan Honor,
suste Mannering. We hebben er niets
mee te maken. Er zit hier een flinke hoe
veelheid schurken in de wildernis. Het
eenige, wat we doen moeten, is voor ons
zelf zorgen. En als we veilig en wel in
M' Buha zijn. zullen we samen lachen om...
Niet samen, viel ze hem plotseling in
de rede.
Haar toon gaf aan de woorden een betee-
kenis, die hij onmogelijk misverstaan kon.
Hij greep de tenttouwen vast en staarde
haar ongeloovig aan.
Honor, riep hij heesch. wat bedoef
je in 's hemelsnaam?
(Wordt vervolgd).