DE SPREEUWTJES. ANEKDOTE. grijpt, dat ik ook niet graag zou willen, dat jou een ongeluk overkwam. Zoo komt het, dat ik razend wordt van angst, wanneer ik mij in de eerste weken van jouw bestaan ongerust maak. Dat vieten ze hier in Artis wel en daarom krijg je voorloopig niemand te zien dan den directeur en den oppasser, Vreemdenbezoek zou mij dol maken, zoodat ik niet meer wist wat ik deed en dan hing je leven aan een zijden draad." „Moeder, waar zijn die elf kinderen van tante Betsy?" Enkelen zijn gestorven en anderen ver kocht." „Verkocht Toch niet aan een slager, zooals wel eens met onze achterneefjes, de yarkens, gebeurd?" „Neen, vent. Zoo erg is het gelukkig niet In de slagerswinkels hangt nooit nijlpaar- denspek. De negers in Afrika lusten het wel, maar de Hollanders zouden er mis schien niet op gesteld zijn. En al hadden ze het graag, dan kregen ze het nog niet tusschen de tanden." „Waarom niet?" ,,'t Zou veel te duur zijn. Een nijlpaard van een jaar of anderhalf brengt soms wel .tienduizend gulden op." „Ik weet wel, wie er zooveel geld voor geeft." „Wie dan V' „De koningin. Eu dan wordt het nijl paard voor de gouden koets gespannen." Moeder moest een brief gaan halen Even aan het Postkantoor. Loekie wou graag met haar meegaan Met haar liev'lingspopje Door. Ooh, wat lang moest Moeder wachtenl Loek verveelde zich geducht 'k Was veel liever buiten, Moeder 1 Zegt ons Loekie met een zucht. Maar op eens ziet zij een weegschaal; Kijk daar in den versten hoek! JJn met Doortje in haar armen Gaat ze op verkenning, Loek. Doortje-kind, jij moet gewogen Babbelt Moeder Loekie dan Jij wilt steeds te weinig eten En daar wordt je mager van. Als je toch bent afgevallen!! Is j2 Moedertje heel kwaad Nee, nee; nu geen waterlanders. Je berouw komt wel wat laat! Maar als 'k zie, mijn lieve Doortje, Dat je aangekomen bent, Krijg je als belooning, schalje, 'nMooien ketting hoor, present! 9 Weer gebrul van Bibi; weer beantwoord aan den anderen kant van het schot. „Neen, kleine wijsneus! De koningin heeft wel paarden, maar geen nijlpaarden. Jonge nijlpaarden worden gekocht door an dere diergaarden. Doordat er zooveel jacht gemaakt is op onze familie, zijn we niet zoo heel talrijk meer en daardoor zijn we in prijs gestegen, 't Duurt gelukkig nog een heelen tijd, eer dat jij volwassen bent. Heb ik je gisteren, toen de oppasser mij eten bracht, ook niet in het gras zien happen „Ja moes, maar dat was maar mallig heid. Ik liet het weer vallen." „Dat is heel goed. Jouw maag is er nog niet voor geschikt. Ze zullen je wel bij je moeder litOA, totdat je een maand of acht oud bent. Dan kun je wél gras eten en brood ook, maar zelfs dan, wanneer je in een hok apart komt, krijg je bij je gewone eten nog 10 liter melk per dag." „Hoera! Wat zal ik dan dik worden! Moo, mag ik nu een poosje op je -hals zitten „Ga je gang maar, mijn hartje!" En moeder Bibi liet zich in 't water zak ken, zoo diep, dat alleen haar ooren, öogen en neus er boven uit staken, terwijl de kleine zich öp haar hals neervlijde, de oogen naar de deur gericht, want hij meende den welbekenden stap van den oppasser te hooren. Door laat zich geduldig wegen. Moeder Loekie heeft het druk Met de schaal goed te bekijken 't Is voor Door een groot geluk. Dat haar Moes niet goed kan lezen, Of Door afviel of kwam aan. Was dan ook zoo'n groote weegschaal, Waarop niets dan cijfers staani Eind'lijk komt Loek tot d' ontdekking. Dat zij er geen steek van wist En met schitteroogjes, guitig, Juicht ze: 0, 'k heb mij vergist! Maar nu zie ik toch heel duid'lijk, 1Dat mijn kleijie popje Door Afgevallen is geen haartje Ook niet aangekomen, hoor! En mijn poppekind, 'kweet 'tzeker, Weegt juist zooveel als het moet Ata het anders is, geloof me, Dan is deze cchaal niet goed! Popje Door lijkt op haar moeder. Altijd zoet en zelden stoutl t-j Dat 's 't geheim, waarom een ieder 1 Juist zoo heel veel van haar houdt! -w Daar hadden eens twee spreeuwtjes^ Al achter dat hout Van hooitjes en strootjes Een nestje gebouwd. Tt Was keurig in orde En best naar hun zin\ En eindelijk kwamen. De jonkjes daar in. Dat was me een vreugde 1 Dat gaf me een pret: Was altijd vroeg op, Maar ook laat steeds naar bed 't Was halen en sleepen Dan hier en dan daar, Maar eindelijk viel hun 1 Dat voeden te zwaar. De kleinen toch groeiden, Nog sneller dan riet, Zij schreeuwden om eten, Maar anders 'ook niet, Zoo kregen zij veertjes, Zoö waren zij groot. Maar vliegen dat mocht niet, Wijl vader 't verbood. Hij wist wel zij zijn Te zwak er nog voor. En wie het eens waagde, Ging zeker verloor, Doch een van die kleintjes, Zeer wijs in z'n oog, Zei: 't zou cok wat geven, Als ik daar eens vloog. Ik weet niet wat al dat Verbieden beduidt. Ik wil en ik zal er Vandaag nog eens uit, Daar spreidt hij zijn wiekjes En wip vliegt hij heen, Och! arme daar valt hij Daar heb je geween. In zijn nestje te komen Dat won hij wel graag Maar 't was daar zoo hoog Eu hij zat' daar zoo laag Wat deed nu die stumper Geweldig zijn best, Maar nooit kwam hij weder In 't Ouderlijk nest. Want de poes van de buurvrouw, Kwam juist daar voorbij, SproDg haast op het spreeuwtje, Naar binnen ging hij. Zoo duur kwam het beestje, Zijn ondeugd te staan* Ik bid u toch kinderen Denk altijd daaraan, Als vader of moeder, U soms iets verbiedt Doet dan als dat eigenwijs Spreeuwtje toch niet. Ingezonden door Nico Krel, Bob komt met een gezicht vol zeep de kamer binnen stormen: „Moeder booren Jfl ooren bij je gezicht of bij je hals?" Moeder (heel verbaasd): „Waarom vraag je dat, mijn jongen?" Bob (heftig verontwaardigd): „Nou u had toch gezegd, dat Mina mijn gezicht moest wasschen, en nou wil ze mijn ooren ook doen",

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 14