EEN NiEUWJAARSVERTELUNG.
Oudejaarsmiddag. Ella kwam meehelpen
en .kleine Peler stond er met de handen op
den rug naar te kijken.
Op eens verbrak zijn helder stemmetje
de stille.
„Dat's ook wat moois," klonk het veront
waardigd; jullie haalt er alle kaarsjes af;
hoe kunnen we dan 't Oude Jaar uitlich
ten?"
„Dat moet dan dezen keer maar 's niet
gebeuren", bedisselde Gien; „we ruimen
den boom nu op. Toe Axel, neem jij het
houdcrtje uit den top. 't Kaarsje is heele-
maal opgebrand."
„Ja?" Aarzelend keek Axel naar omlaag.
„Zullen we toch maar niet
„Wat een onzinl We zijn nogal mooi in
de stemming voor zulke dingen! 't Is im
mers maar een „symbool" ietwat
gewichtig zei Gina het ,,'t beteckent al
leen maar wat, maar 't is niets."
„Wacht eens even!" Heel beslist klonk
nu op eens Ella's stem. „Petertje heeft ge
lijk. Axel laat 't houdertje staan. We doen
net zooals alle andere laren 't hier op de
Dcnnehoeve is gebeurd: wij lichten het
Oude Jaar ook nu uit."
„Zeg jij dat? Ilecht jij op eens zoo aan
pude gewoonten? En anders heb je er al
tijd zooveel over te zeggen en is niets, wat
wij hier doen, goed!"
Verbaasd keek Gina haar zus aan. Maar
nog meer verbaasd was zij, dal er geen uit
val op volgde.
Ella's oogen stonden vol tranen, toen zij
bedaard antwoordde: ,,'t Is allemaal waar
en 't Oude Jaar zal van mij niets dan
akelige dingen te berichten hebben, maar
toch neen, ik bedoel: daarom juist,
wil ik het een lichtje meegeven als
alsalseen belofte." Heel zacht
zei Ella dit; 't klonk als een snik.
Axel had 't houdertje reeds weer wat ste
viger in den top bevestigd en er een nieuwe
witte kaars in gestoken. Nu knikte hij met
den trouwhartigen blik, die hem zoo op
zijn Vader deed gelijken, naar beneden,
naar zijn oudste zus.
Meer werd er dien dag niet over gespro
ken, maar laat in den avond, toen de an
deren naar bed gingen, slak Ella 't kaarsje
aan met een plechtig, gewijd gevoel, alsof
Zij een gebed deed.
„God weet 't wel, hoe ik 't bedoel," pre
velde zij en toen werd 't haar zoo vredig
en rustig te moede ondanks alle zorg en
verlatenheid; 't was haar, alsof zij weer
een klein meisje was, dat veilig aan Moe
ders schoot zat, zooals Petertje op dien ge-
denkwaardigen avond, toen zij over 't uit
lichten van het Oude Jaar hadden gespro
ken. Zij kon er nog niet toe komen naas
bed te gaan. Vaders leunstoel stond daar
zoo verlokkendnog even over alles
denkeneen oogenblikje maar
't Scheen, dat Ella toch ingedommeld
was!
Plotseling schrikte zij op van geluiden,
die •van buitenaf lot haar doordrongen
Verbijsterd keek zij rond. Waar was zij?
Doch het licht van 't rustig brandende kaars
je bracht haar spoedig tot zichzelf. Meteen
hoorde zij stemmen. Er werd geklopt „Goed
volk," klonk het.
Was dat was dat Vaders stem?
„Is er nog iemand op?" werd er ge
vraagd.
„Vader en Jloedér zijn hier en brengen
goede tijding mee: Grootmoeder is bui
ten gevaar."
In een ommezien had Ella de deur ont
sloten en lag zij in de armen van haar ou
ders, die ze lachend en schreiend kuste.
„Het lichtje in den top van den Kerst
boom heeft ons den weg gewezen," sprak
Vader Larsen ontroerd. „Als dèt er niet
was geweest, wie weet of wij dan wel ooit
thuis zouden zijn gekomen. De hoog opge
stuwde sneeuwmassa's deden ons hier vlak
bij huis den weg missen. Ginds is lang
niet zooveel sneeuw gevallen; anders zou
den we den terugtocht nog niet gewaagd
hebben."
„Mijn lichtje, o, mijn lichtje.... wat is
God toch goed voor mijl" En met
bevende stem vertelde Ella nu vol dank
baarheid aan Vader en Moeder, welke ge
dachten haar op dezen Oudejaarsavond bij
het aansteken van het kaarsje hadden w
.Vuld.
In zijn warme huiskamer zat mijnheer
Vos te mopperen over alles en nog" wat.
Altijd mopperde hij. Maar zooals hij vandaag
was, had juffrouw Keur, zijn huishoudster,
hem nog nooit gezien, „En dat nog wel
op Nieuwjaarsdag," zei ze tot één van haar
nichtjes, die Nieuwjaar kwamen wenschen.
„Ja, en moeder vroeg juist, of u vandaag
bij haar komt theedrinken," zei het nichtje.
„Dit zal nu wel niet gaan, hè tante?"
„Neen, Mien," was het antwoord, „als hij
in zoo'n booze bui is durf ik hem niets vra
gen. „Ik schrik al als hij belt. En ga nu
maar heen, en zeg tegen moeder, dat ik
komen zal als het maar eenigszins kan. O,
stil, hoor ik daar het belletje niet
't Was zooals juffrouw Keur dacht, want
nogmaals klonk driftig het electrisch bel
letje, Dadelijk sjokte zij daarop naar boven
en klopte heel bescheiden aan de kamer
deur, terwijl ze op het norsche „binnen"
aarzelend de deur opende en vroeg: „Hebt
u gebeld, mijnheer?"
„Dat heb je toch wel gehoord? Waarom
sta je anders hier?" klonk het bits. „En wie
was daar beneden? Toch geen kinder
visite, hè?"
,,'t Was alleen mijn nichtje, mijnheer,"
was het verlegen antwoord.
„Ze kwam vragen, of ik vanmiddag kwam
theedrinken.... 'tls vandaag Nieuwjaars
dag, ziet u, en
„Ja, dat hoor ik wel aan dat spektakel
buiten," bromde mijnheer. „En wil jij uit?
Steek dan eens eerst je neus buiten de
voordeur en kijk, of jij met je oude beenen
door de sneeuw kunt baggeren. En wat
geeft het, of 't Nieuwjaar is! Is niet de ééne
dag gelijk aan den anderen?"
„Dat is wel zoo, mijnheer", stemde de
huishoudster toe: „Doch bij mijn zuster
wordt die dag altijd gevierd. En daarom wil
len haar kinderen graag, dat ik een uurtje
kom. U moet dat vroolijke troepje daar eens
zien! Ik, oude vrouw, word weer jong, als
ik zie, dat ze zoo'n pret hebbenEn u
zoudt er ook schik in hebben," durfde zij
voortgaan „Als u van tijd tot tijd eens wat
kinderen om u heen hadt, zoudt u ook zelf
vroolijk worden.... Toe, vraagt u in de
Paaschvacantie die aardige jongens van uw
zuster. Als u ze vraagt, zullen zij graag
komenUit zichzelf komen, dat durven
zijn nietHè, zei u wat?"
Ik zeg alleen, dat jij je niet met mijn
zaken behoeft te bemoeien," klonk het
norsch. „Ga jij maar op bezoek bij je eigen
neefjes. Kom, ga maar.Ja, ja, mijn neef
jes vragen," bromde hij in zichzelf, toen do
huishoudster de kamer had verlaten. „Ja
dat moest er nog bijkomen 1 Dat zou èl te
gek
„Wat is èl te gek, oude brombeer?" vroeg
op eens een fijn stemmetje. „Is het èl te
gek, om je neefjes eens hier te vragen?"
„Hè, durfde "juffrouw Keur zoo iets zeg
gen?" Boos keek mijnheer Vos om. doch
toe hij niemand zag, bromde bij: „Als je
zoo alleen zit, verbeeld je je altijd iets
yreemds te hooren
„Waarom zit je hier ook altijd alleen?"
jproeg weer hetzelfde stemmetje. „Waarom
ben je zoo'n tnoppeiaar geworden? Kom,
kijk maar eens in het haardvuur, dan
je mij
Brommend keek toen mijnheer Vo:
de oplaaiende vlammetjes van zijn grot
open haard, en toen zag hij, dat oj
blauwe en rood-gouden vlammetjes
klein kaboutertje sprong en danste en
giappigste buitelingen maakte.
„Wie ben jij?" klonk hel barsch. „Ik
js hcelemaal nietl
„Natuurlijk ken jij mij niet, brombi
lachte vroolijk het kaboutertje. „Want
naam is Tevredenheid, en 'k ben het ou
kind van Goedhumeur en Vroolijkl
Maar vroeger kende je mij en mijn ou
heel best! Toen vondt je het heerlijk,
bij ooms en tantes op bezoek te kor
vooral op Nieuwjaarsdag, als er heel
lekkers te eten was
„O, maar toen was ik zelf nog jo
klonk het grommend.
„Ja, jij was toen jong," sprak het
boulerlje. „Maar waren je ooms en ta
toen even jong, als jij toen was?"
„Weineen, die waren zoo oud als ik
ben," zei de mopperaar.
„Ili, hi, nu zeg je zelf, dat ze niet r
jong warenl" lachte de kabouter. „En
hadden ze graag hun jonge neefjes
nichtjes om zich heenl En waren zij
knorrig geweest, als jij nu bent, dan zo,
nooit zoo'n pret bij je ooms en tantes
had hebben. Weet je nog wel, hoe jij
je zusjes, op dien Nieuwjaarsavond, bi
oom Jan en je tante Bets op het gan
bord speelde, en hoe jij toen dien ve
pot, met al die pepernoten, dacht te i
nen? 't Scheelde maar een paar oogen
je neefje Kees. En toen riep Kees: „Jij 1
er geweest!", want jij kwam in den
terecht, en je zus Ans kwam op den I
En toen riep Kees: „Fijn, de pot is mijn
Neen," zei toen lachend oom Piet, „je
den pot nog nietl" En zoo ging het n
door, totdat eindelijk je tante met den
ten pot ging slrijkenl En herinner je je
dien heerlijken Oudejaarsavond bij t
Sophie? Jij zat toen op een stoofje bij
vuur en je keek met groote oogen, hoe t
de wafels met gesmolten boter en I
suiker bestrooide I Zeg, weet jij dit
nog?"
„Nou, en of ik het nog weetl" lai
mijnheer Vos op eens zóó hartelijk, als
in geen jaren had gedaan. „En als er
wafel brak, mocht ik die opeten, ha, ha.
En er braken er wel tien, dien avond,
ha, ha!"
Nog lachte mijnheer Vos, toen even I
juffrouw Keur de koffie binnenbracht,
terwijl ze de tafel dekte, keek ze verb:
naar haar heer, dien zij nog nooit had i
lacheB.
„Alles is klaar, mijnheer", zei a«.
kunt koffiedrinkenl"
„Dank je wel, juffrouw Keur," klonk
Vriendelijker dan gewoonlijk. „En heb s
Veel genoegen op je Nieuwjaarsbezoek..
Dien namiddag, terwijl de huishoud
bjj haar zuster theedronk, kwam het b:
«chaggenmeisje heel bescheiden wages