69ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 18 December 1928
Tweede Blad
No. 21994
BINNENLAND.
BINNENKORT ZAL DE SIAMEESCHE GEZANT, Prins
Varnvaidya, den Haag veriaten, daar hij tot een andere
functie is beroepen.
SCHAPENMARKTDAN' MOET U ééN HOOG ZIJN! luidt thans het
parool te Leeuwarden, waar sedert enkele dagen de tweeverdiepingen-
markt de eerste in Europa in gebruik is.
ONS STERREN-HOEKJE is verrijkt met de ontdekking van een
wel zeer singulier personage, n.l. een schoorsteenveeg-ster, die
haar beroep in Noord-Engeland uitoefent.
DE ACCIJNS OP GEDISTILLEERD.
Het verslag van de vaste
commissie voor Belastingen.
Blijkens het Verslag over het wetsontwerp
lot verlaging van den accijns op gedistilleerd
en van dien op houlgeest, alsmede van het
specifieke recht, dat in verband met die ac
cijnzen, volgens de Tariefwet 1924 geheven
wordt van sommige producten kon een min
derheid van de Vaste Commissie voor Be
lastingen zich met het ontwerp niet vereeni-
gen. Naar hare meening zal, evenals elke
verhooging van den accijns op gedistilleerd
1 et verbruik heelt doen terugloopen, de
voorgestelde verlaging zonder twijlel een
vermeerdering van het gebruik ten gevolge
hebben.
De meerderheid der Commissie kon zich
met de zienswijze niet vereenigen, het is
naar de meening dezer meerderheid in de
eerste plaats zeer de vraag, of verlaging van
den accijns tot een verhooging van hel ver
bruik van eenige beteekpnis zal leiden.
Intusschen bestond bij een deel der tot
deze meerderheid behoorende leden twijfel
inzake de vraag, of inderdaad met de een
voudige regeling, welke voorgesteld wordt,
het doel kan worden bereikt dat de Regee
ring zich voor oogen heeft gesteld. Deze le
den achtten het zeer de vraag, of verlaging
van den accijns wel grooten invloed op den
prijs van het gedistilleerd zal hebben. Naar
hunne meening is het lang niet uitgesloten,
•lat de drankhandel de prijzen slechts weinig
.val verlagen om zelf zooveel mogelijk te pro
fiteeren van de vermindering van den kost
prijs, welke een gevolg van de accijnsver
laging is.
Andere leden gaven als hun meening te
kennen, dat zeker blijken zal. dat de organi
satie van den groothandel in gedistilleerd
allerminst van dien aard is dat eenige vrees
kan bestaan voor een algemeenp prijsrege
ling. waarbij de accijnsverlaging aan de
handelaren ten goede zou komen.
Blijkens het antwoord van de Regeering
na gehouden overleg met de commissie
sluit, wat aangaat bet vraagstuk der prijs
regeling. de regeering zich aan btj de mee
nine van de leden die len deze van hunne
gerustheid hadden hliik gegeven Wel is het
der Regeering hekend dat verschillende or
ganisaties op het gebied van den handel in
gedistilleerd kort geleden met het oog op dit
wetsontwerp zijn overgegaan lot het oprich
ten van een centrale vereeniging voor den
gedistilleerdhandel en dat die vereeniging
van het denkbeeld eener prijsregeling niet
afkeerig is. Maar hiermede is niet gezegd,
dat zulk een prijsregeling zal kunnen wor
den doorgevoerd, of, eenmaal doorgevoerd,
in stand zal kunnen blijven.
Wat de invoering van een monopolie be
treft, de Regeering verklaarde zich daarvan
voor dit product geen voorstander. Naar
hare meening staat die invoering trouwens
geheel los van de zaak, waar het hier om
gaat.
Naar het oordeel der Commissie behooren,
indien teruggaaf van accijns plaats heeft,
ook de op dien accijns ten behoeve van het
Leeningfonds geheven opcenten te worden
gerestitueerd.
De Regeering deelde mede, dat, evenals
dit in andere gevallen geschiedt, met de
hoofdsom ook de daarop geheven opcenten
zullen worden teruggegeven.
ONDERHOUDSPLICHT VAN NATUURLIJKE
KINDEREN.
Een wetsontwerp is bij de
Tweede Kamer ingediend.
Ingediend is een wetsontwerp tot her
ziening van de bepalingen betreffende den
onderhoudsplicht ten opzichte van natuur
lijke, niet erkende kinderen.
De vereeniging „Onderlinge vrouwenbe
scherming". welker voornaamste werkkring
bestaat in het verleenen van hulp en steun
aan de ongehuwde moeder en haar kind
en die dus ruimschoots gelegenheid heeft
gehad de werking der z.g wet op het on
derzoek naar het vaderschap van nabij te
slaan, heefl 14 April 1920 een commissie
benoemd ten einde een algeheele wijziging
der procedure le ontwerpen, door die in
overeenstemming te brengen met de pro
cedure tot ontheffing en ontzetting uit de
ouderlijkp macht en de voogdij Deze com
missie, waarvan prof mr W L. P. A
Molengraaff voorzitter en mej. mr. J van
Aalten toenmaals secretaresse van den
Voogdijraad 's-Gravenhage II. secretaresse
was. heefl een ontwerp aan den minister
Heemskerk doen toekomen die hel om ad
vies in handen van de Staatscommissie
voor de Nederlandsche burgerlijke wetge
ving stelde
Het ontwerp nu is de vrucht van de
overweging van ontwerp en advies.
Het strekt tot wijziging der arlt. 3-f4 b.
344 p. van het Burgerlijk Wetboek.
De practijk heelt sinds de invoering van
de z.g. wet op het Onderzoek naar het
Vaderschap al vrij spoedig geleerd dat de
instelling van „bijzondere vertegenwoordi
ger" met de tusschenkomst van den kan
tonrechter een tijdroovende omslachtigheid
is gebleken. De procedure zelf, tot het op
leggen eener uitkeering te komen, die ge
voerd moet worden naar de gewone rege
len. lijdt aan het euvej dat ons burgerlijk
procesrecht in het algemeen aankleeft: zi)
duurt te lang. De z.g. „exceptio plurium
concubentium" geelt in verband met de
onsplitsbaarbeid der bekentenis proces-
sueele moeilijkheden.
Wat betreft het instituut van den bij
zonderen vertegenwoordiger, dat niet aan
de verwachtingen heeft beantwoord, acht de
minister het wenschelijk. dat het recht de
procedure te voeren in de eerste plaats aan
de Voogdijraad wordt toegekend. Teneinde
aan de belanghebbenden, zoo de Voogdij,
raad zijn medewerking weigert den weg
naar den rechter niet reeds bij voorbaat
af te snijden, is ook aan den voogd de
bevoegdheid gegeven te dezer zake in rech
ten op te treden. Echter meent de minister
dat voor het Openbaar Ministerie geen taak
is weggelegd.
Ter bekorting der uitkeeringsprocedure
wordt in bet ontwerp een regeling voorge
steld die een zoo getrouw mogelijke copy
van de ontzettingsprocedure is, waarbij
ervoor gezogrd is, dat de behandeling be
hoorlijk voorbereid, en hef bewijsmateriaal
regelmatig voor den rechter kan worden
gebracht.
Wat de exceptio plurium concubentium
betreft, wordt art 1961 B W. Ier vereen
voudiging uitgeschakeld Aan de exceptie
zelve wenschle de minister algemeen niet
te raken: evenmin als aan het stelsel van
art. 344a.
RIJKSKLEEDING.
Een koninklijk beslnit.
Een Koninklijk Be6luit van 12 Decem
ber 1928 stelt, int overweging dat het
wenscheijjk is voor alle burger'ijke Rijksdien.
sten geldende bepalingen vast te stellen ten
3anzien van de dienstkle=dingvoorziening, ver
schillende bepalingen daaromtrent vast.
In een bijlage is bepaald aan wie de ver
strekking van uniformen plaats vindt, met
vermelding van hetgeen een ieder ontvangt
Voorts wordt aan het besluit o.a. ont
leend:
Door den voorzitter van den Raad van
Ministers wordt ingesteld e.-n Rjjkskle.dings-
commissie, die belast is met het toezicht
op de naleving van de bepalingen van het
besluit
Zij is samengesteld ais volgt: lid en voor
zitter: de directeur van het Centraal Bureau
van voorbereiding voor Ambtenarenzaken:
leden: de directeur van het Rjjksinkoopbu-
reau; de inspecteur van het Gevangenis
wezen (voor den arbeid); één door den mi
nister van Financiën aan te Wijzen amb
tenaar; ten hoogste drie vertegenwoordi
gers door en uit de Centrale Commissie
voor Georganjjieprd Overleg in Ambtena
renzaken aan te wijzen.
Aan de commissie is als secretaris toe
gevoegd het hoofd van het Rijkskleeding
bureau.
Door den minister van Waterstaat wordt
ingesteld een Rijkskleedingbureau, hetwelk
ressorteert onder den Directeur-Geneaai der
Posterijen en Telegrafie.
Het personeel van het Rqkskleedings-
bureau wordt in dienst genomen op de
zelfde verwaarden als de ambtenaren bij de
Departementen van Algemeen Bestuur. Voor
de benoeming van het hoofd van het bu
reau wordt d oor de Rijkskleedingcommis-
sie een aanbeveling voor den Minister van
Waterstaat opgemaakt.
Het Rijkskleedingbureau voert de admi
nistratie betreffende de uniformvoorzaening
en licht de Rijkskleedingcommissie in om
trent alles wat de richtige uitvoering van
de uniformvoorziening kan bevorderen. Het
voert rechtstreeks correspondentie met de
hoofden van de Rijksdiensten.
De kosten van het Rijkskleedingbesluit
werden door den minister van Waterstaat,
gehoord de Rijkskleedingcommissie, -aar
evenredigheid verdeeld over de departe
menten.
De Rijkskleedingcommissie brengt jaar
lijks aan den voorzitter van den Raad van
Ministers verslag nit over de unitormvoor-
zienjng van het personeel in burgerlijken
Rijksdienst.
Voorstellen tot wijziging van het be
sluit worden door de Rijkskleedingcommis
sie aanhangig gemaakt bij den voorzitter
van den Raad van Ministers.
Een overgangsbepaling bevat o.m., dat
ten aanzien van de op het tijdstip var.
inwerkingtreding van het besluit in ge
bruik zijnde uniformen, de daarvoor bepaal
de draagtijden van toepassing blijven. In
dien op het salaris van een ambtenaar nis
gevolg van het besluit meer inhouding
zal worden toegepast, dan tot dusver het
geval was, zal dit meerdere voor hef
eerste jaar van de inwerkingtreding var
bet besluit slechts voor de helft in reke
ning worden gebracht
Ten slotte wordt bepaald, dat ter voor
bereiding van de noodige uitvoeringsmaat
regelen de Rijkskleedingcommissie op 1 Ja-
nuan 1929 en het Rijkskleedingbureau op
1 Februari 1929 in werking treedt
Overigens treden de bepalingen van het
besluit in werking met ingang van een
door den voorzitter van den Rand van
Ministers te bepalen datum.
Het besluit kan worden aangehaald als
„Rijkskleedingbesluit".
DE KAMERVERKIEZINGEN.
Een verklaring van prof. Veraart.
Prof. Veraart heeft op de vraag, of liet
juist is, dat hij geen vrijen zetel wenscht te
aanvaarden, aan de Res. bode geantwoord,
dat de zaak iets anders ia Hij kan zich niet
lalen diskwalificeeren als deskundige op
het gebied van arbeidszaken. Wanneer men
tegen hem zegt: U is niet geschikt om ar
beidsvraagstukken te behandelen in de Ka
mer, dan is dit voor hem degradatie, waarin
hij onmogelijk zonder meer kan berusten.
Wanneer men zegt- in Den Haag is een
kwaliteitszefel van arbeidszaken, maar gij.
Veraart, komt daarvoor niet in aanmerking,
dan legt hij zich daarbij niet neer. Hij za'
zich dan ook wel degelijk voor dezen zetel
candidaat laten stellet) en wacht met ver
trouwen de beslissing van het partijbestuur
af, ot hij voor dezen kwaliteitszetel at of
niet in aanmerking komt.
DE TREIN-ABONNEMENTEN.
Een kleine prijsverlaging der 2de klasse.
Naar de „Stand verneemt, lig! het in de
bedoeling der Ned Spoorwegen een kleine
prijsverlaging voor abonnementen 2e kinsec
in te voeren.