RlünSELS. Ji naar hun geboortegrond terug. Bij ieder© rtplaats werden groote getalen zieken, ge- nden en dooden achtergelaten. Fairon liep met neerhangende ooren en beel vermagerd, treurig achter Jean irie aan en al9 het leger '9 nachts in de eeuw kampeerde, lag het trouwe dier aan voelen van zijn meester, terwijl hij ichtte deze warm te houden. Op zekeren avond verdwaalde het regi- ent terwijl het op zoek was van ten dorp, aarin het gehoopt had een schuilplaats te nden. Het was heel donker. De noorden- nd was zóó scherp en de koude zóó groot, ,t de vingers der soldaten aan hun geweren istvroren en er ijskegels aan hun haar en orren hingen. De officieren schreeuwden ui bevelen, maar door de duisternis raak- n de compagnieën van elkaar af. Eenige gelukkige soldaten, die te zwak waren om >g verder te 9trijden, bleven in de snt^uw hter. Maar eindelijk, tegen een uur of tien, be- ikte het grootste vedeelte van het regiment n verlaten boerderij. Uitgeput en ver- eumd kropen de mannen het woonhuis innen. Zij waren zelfs niet krachtig ge- ee om hun rantsoen uitgedroogd brood op eten, doch lieten zich op den grond val- n waar zij allen naast elkaar liggend niets anders wenschten dan te rusten en slapen. Plotseling hief een oude kapitein aich hter overeind en vroeg: ..Mannen waar is de Kolonel?" De manschappen keken elkander ontzei in. Geen hunner had den Kolonel gedu nde eenigen tijd gezien. „Hij moet door koude en sneeuw ovct- and in elkaar gezakt zijn. zonder dat mand het zag", zei een oude grenadier. ^Als dat het geval is", zei een sergeant, en wij hem nooit terug. O. die ellendige jrlogl" Er volgde een stilzwijgen. De Kolonel was er bemind en zijn lot vervulde allen met ■ernis. „Kunnen wij niet9 doen, mannen?" vroeg otseling een officier. „Laat ons teruggaan n den Kolonel te zoeken. Wie gaat ©t met ij mee?" De mannen aarzelden. „Ik zou wel willen meegaan", zei er één, niettegenstaande vermoeienis, koude en orm. Maar waar moeten wij hem zoe- en? Wat kunnen wij beginnen zonder chten of gidsen? We weten niet eens. hoe ij hier gekomen zijn Het zou het zoeken an een naald in een hooiberg zijn". „De sporen onzer voetstappen zullen ons isschien den weg kunnen wijzen", meTkte &n der soldaten op. ..Onmogelijk: zij zijn door de pas geval- n sneeuw weggewischt". Nu stond Jean Marie echter op om te preken. Wie wil mij volgen?" vroeg hij. „Ik zal achten den Kolonel te vinden". ..Hoe zul jij hem kunnen vinden?" ne en allen verbaasd uit. „Mijn hond zal ons bij hem brengen. Maar et is jammer, dat we niets van den Kolo- el hebben om hem te laten ruiken. Dat ou het gemakkelijker maken en „Wacht even", viel een ordonnans hem n de rede. „De Kolonel gaf mij zijn zaken ti bewaring. Ik heb ze hier in mijn knap- ak. Kijk! Hier is zijn linnengoed". Hij liet twee zakdoeken zien en een lap, ie eens een hemd had kunnen zijn. Vóór er nog een uur verloopen was, lag Ie Kolonel, die men inderdaad in de sneeuw vonden had. bewusteloos maar nog in even en gewikkeld in eenige jassen, op een iank in de boerderij. De soldaten hadden, en einde 'n vuur voor hem aan te maken, lout uit de 9chuur gehaald. Door de weldra ontstane warmte aange- aam verkwikt, kwam de Kolonel spoedig >ij kennis. Toen hij bemerkte, dat hij niet Heen een dak boven zijn hoofd had, doch ijn manschappen om hem heen stonden, ras zijn eerste gewaarwording, dat hij Iroomde. Al gauw bemerkte hij echter, dat it niet geval was. .Maar hoe hebben jullie mij gevonden, ongens?" was zijn eerste vraag. „W ij hebben u niet gevonden. Kolonel", ntwoordde Jean Marie. „Dat zouden wij liet gekund hebben". „Maar wie deed het dan?" „De hond". „Welke hond?" „Mijn hond. kolonel. Herinnert gij het u nog? Fairon, van wien gij zeidet. dat ik mij moest ontdoen". „Je wa9 mij dus ongehoorzaam en be hield den hond? Zoo. zoo! We zqllen dat zaakje bij onze- thuiskomst wel regeien a 1 s wij ten minste thuiskomen". Er waren nog tal van ontberingen voor de mannen weggelegd, maar emdelük keer den de Kolonel en Jean Marie (met zijn bond) toch weer in hun vaderland terug. De weinige mannen die van bpt regiment waren overgebleven, werden weer in de kazerne te T ondergebracht. Een maand daarna liet de Kolonel Jean Marie bij zich komen. „Heb je je hond nog?" vroeg hij. „Ja. Kolonel en nee. Kolonel!" „Antwoord mij eenvoudig met ,ja" of „neen". „Ja. Kolonel". „Waar verberg je hem?" „In de loods achler bet exercitie-terrein". „Je moogt hier geen hond hebben en dus .0, Kolonel I Scheid ons alstublieft niet!" „En dus, a€g ik. omdat je gewond bent „ïk Kreeg drie sabelhouwen bij de Bere- sina". „En je last van rheumatiek hebt „In den veldtocht opgedaan". „En omdat ik niet wenech je van je trou wen metgezel te scheiden, heb ik vrijstelling van dienst voor je gevraagd en verkregen. Je mag dus naar je ouders terugkeeren, besle vriend, en ik hoop. dat wanneer iij pn Fairon in ie dorp weer de schapen hoedt, je nog eens zult denken aan ie ouden Kolo nel. die als jullie tweeën er niet geweest waart, nooit zijn geboortegrond terug zou hebben CHATTERBOX. Naverteld. RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TE KIEZEN. DE GROOTEREN 4 EN DE KLEINEREN 3. L Ingez. door Albert en Jacques Scholz. Een plaats in Noord-Holland van 8 letters. 1, 2, 3 een glibberig dier, 4, 5, 6, 7, 8 smeer je op schoenen en laarzen. II. Ingezonden door Celia Kret. Indien van een zangvogel de staartlet- ters worden weggenomen, dan krijgt men iets dat om portretten en schilderijen zit, ontdoe dit van kop en staart, dan word ik heel koud. UI. Ingezonden door Geertruida Kerkvliet. Wie kan naar buiten gaan, zonder zijn huis tc verlaten. IV. Ingezonden door N. N. Met b ben ik iets voor wielrenners, met g het tegendeel van komen, met h een mooi dier, met 1 om te wandelen, met m sla ik aan den hemel. Ingezonden door Anje de Gelder. Mijn geheel is een vervoermiddel van 12 letters, 1, 2, 3. 4, een klein beestje. 6, 7. 7, 5, een lichaamsdeel. 8. 9, 10, 11, 7 een groot land in Aië, 12 is de 5e letter v. het a. b. c. VL Ingez. door Jan en Eempicn Wassenaar x .X. x X XXXXXXXXX ...X... X X X een klinker, een boom. een soort slang, leert men op school. Gevraagde stad in Overijssel, een dame te paard, is iets als dat veel weegt, slaat ©p een huis. de 12e letter van het abc. Van boven naar beneden en van link9 naar rechts op de kruisjeslijnen dezelfde stad in Overijssel. Vil Ingez. door Celia en Kees Muijzert Mijn geheel is een nuttig voorwerp van 9 letters, 8. 1. 3 is een mooie boom. Een 5, 1. 7. 3. 8. 9 kan goed springen. 4. 1. 2 is een metaal, een 7. 6. 8 is een nuttig viervoetig dier. 4, 1. 8. 2 is een getal. 3. 6. 9. 4 is het tegenovergestelden van lang. VI.II. Ingezonden door Elsa Been. Ik ken een vogel vuil van aard. Hij heeft geen kop hij heeft geen staart, Ilii heeft geen pooten. hals of nek, Hij heeft geen vleugels, oog of bek. Fn echter vliegt de vlugge guit. Met groot gemak de huizen uit. Hij wordt geboren op den gloed Hij stijgt omhoog met rasschen spoid. Hij stiigt de lucht in met gemak Niet door de deur maar door h«t dak. De volgende week ben ik weer in Den Haag. Willen allen, die de brieven over de post sturen daaraan denken. Natuurlijk kreeg ik blijde dankbare brie ven van degenen die zoo gelukkig waren een prijs te loten. Ik hoop dat allen hebben begrepen dat het eene vergissing was. dat er bij de laat ste groep van 4 prijswinnenden stond: ver loot onder alle kinderen Ik heb die 4 boe ken natuurlijk verloot onder alle kleimeren, evengoed als ik er 4 onder alle grooteren had verloot. Ziezoo nu ga ik eens gauw beginnen aan de aparte antwoorden, want het zijn er deze keer zoo ontzettend veel. iedereen wou natuurlijk iets vertelen over St. Nicolaas, over al het moois en lekkers dat zij hebben gekregen. Mientje en Nettie v. Riessen hartelijk dank voor de alleraardigste kiek van je drieën. Jullie konden best tweelingen zijn, zooals je daar staat met je lieven viervoe ter bij je. Jan van Dijk ik woon in Den Haag, van Bleiswijkstraat 149. maar ik ben wel eens uit logeeren, omdat ik zoo heel alleen ben. Maar overal waar ik logeer, doe ik toch graag mijn werk voor mijne raadsel jeugd, dus dan worden de brieven opgezonden. Kijk maar begin correspondentie, de vol gende week ben ik weer in Den Haag Het verheugt mij dat je zoo heerlijk St. Nicolaas hebt gevierd. Bert van Reenen ik merkte wel dat je niet meedeed aan de prijsraadsels, maar ik dacht dat je het te moeilijk vond. je doet pas zoo kort mee. Wat vervelend dat je ziek was en dat nog wel in St Nicolaastijd. Is de oorpijn nu weer heelemaal over? Je hebt veel en prettige cadeaux gehad. Neen hoor, de Sint heeft mij niet vergeten. Klaaske van der Meij bewaar de kinder krant maar goed, totdat je de raadsels hebt opgelost. Je raadsel zal ik bewaren hoor. Greta Demmenie ik hoop dat je veel ge bruik zal maken van je prettig en nuttig cadeau. Jan en Eempien Wassenaar wat een massa hebben jullie met je drietjes gekre gen, heerlijk hè. Had Jopie toen te veel ge smuld van al dat lekkers, voordat zij naar dat feest ging? Jan en Corrie Rodenburg, ja hoor. dat wist ik wel dat jullie allebei heel blij zoudt zijn met den prijs van Corrie. want Jan kan het boek toch ook lezen. Zoo. gaat Jan den prijs halen, dat mag best. Jo Zandbergen, dus nu kon je naar het bureau L. D. gaan, niet om vele brieven weg te brengen maar om een prijs te halen, dat was heerlijk, niet waar ïk hoop dik wijls zoo'n velletje postpapier van je te zien. Antje van Egmond ja dat denk ik ook, dat je het boek van je vriendinnetje wel eens zal mogen lezen Heb jij ook al post papier gehad voor je St. Nicolaas. zoovele kinderen schrijven mij dat Riek de Graaff, heet dat boek In de kooi. Ja zeker ken ik dat want mijn vader heeft het geschreven. Vindt je het zoo mooi? Dina Leenheer, dat wil ik wel gelooven, dat het bij jullie in die dagen geweldig druk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 15