UIT HET LAND DER BERGEN
'kt Is feest, 't is feest in Holland I
Sint Nicolaas, die kwam,
Na 'n verre reis uit Spanje
Per boot in Amsterdam.
Op school was heel de klasse
Ter eer van hem bijeen.
iWie zou er achterblijven,
Nu Sinterklaas verscheen 1 1
[De bisschop vroeg: Nu, kind'ren,
Wat deedt je heel het jaar?
Ging 't goed op school, in huis ook 1
Verdroeg jelui elkaar 1
He kleuters knikken ijv'rig
En Pieterbaas, Sint's knecht,
Mag suikergoed gaan strooien;
Nu wordt het feest pas echt.
He kind'ren zingen liedjes,
Op school voor Sint geleerd.
Ze kennen allen 't wijsje
Niet één zingt er verkeerd.
Na 'n poosje zegt Sint Niklaas:
Nu doe ik nog een vraag:
Vertel me eens om beurten,
Wat je wilt worden graag.
Hoog in de bergen, in de Zwitsereche
'Alpen woonde nu veertien jaren geleden,
kleine Sepp.
Sepp... dat lijkt een vreemde naam!
Maar, dat is het eigenlijk niet. Want
het is een afkorting van Joseph en dat :s
een jongensnaam, die bij alle volken be
kend is. Alleen schrijven de menschen in
©om mi ge landen dien naam een beetje an
dere: Jozef en niet Joseph, zooals in Zwit
serland.
Kleine Sepp werd dus bij het laatst©
stukje van zijn naam genoemd en dat
stukje werd een beetje anders uitgespro
ken, dan het b.v. in Nederland zou gebeu
ren. Maar, dat was nu eenmaal gewoonte
Ah antwoord klinkt het ernstig!
Chauffeur 1Ik vliegenier!
Ik bakker 1Conducteur 1 of
Schoolmeester I zelfs koeteier I
Een moeder van veel kind'ren 1
Verpleegster GroentemanI
Geen blijft het antwoord schuldig,
Behalve kleine Han.
Nu, Han! vraagt Sinterklaas dan,
Wat wil jij worden, vent!
Han kijkt ee<rst wat bedremmeld*
Hat Sinterklaas hem kentl
Kom, zegt de Sint, vertel 't maar,
Bang ben je toch vast niet!
Han fluistert geheimzinnig:
'k Word later Zwart© Pie$!
He Sint moet nu todh lachen.
Wat slim bedacht van Han!
En hij belooft hem: Best, hoor!
Dat'e afgesproken dan!
8)
in Zwitserlandl En het klonk ook heel aar
dig „Sepp" of 6om8 zelfs „Seppeli", als
de menschen ©ens heel lief voor hem wil
den wezen.
Sepp dan woonde met Groszmütterchen
(Oma, zouden Nederlandsche kinderen zeg
gen) en met zijn grooten broer Hans in een
heel eenzaam dal Of eigenlijk het was
een zijdal van een zijdal, waar z© woon
den. Het is dus te begrijpen hoe rustig het
er was.
De menschen die er woonden merkten
niets van de wereld en als je beneden in
het dal langs de beek liep, die onstuimig
over de rotsblokken in zijn bedding bruis
te, en je keek naar boven, tegen de bergen
op dan leek het wel, alsof het dal hee-
lemaai onbewoond was.
Maar dan zag j© opeens bij een groep
deuneD een paar heel armoedige hutjes en
boerderijtje© staan.
En wat hooger nog tegen den berg
ontdekte je een klein troepje grazende
koeion.
Dat wareu de koeien, die Hans, de
groot© broer van Sepp hoeden moest voor
de arme boeren, die in de kleine boerde
rijtjes woonden, en die in hoofdzaak leven
moesten van die koeien, want van de melk,
die de koeien gaven maakten ze kaas en
die verkochten ze
Als je dan nog wat nauwkeuriger toe
keek, zag je daar in de hoogte, dicht bij de
grazende kudde ook kleine, witte dieren
heen en weer loopen. Dat waren geiten, en
tusschen die witte geiten liep een klein©
jongen met een herderstok.
Die herdersjongen, dat was Sepp.
Sepp en Hans hadden hun ouders verlo
ren en woonden bij Groszmütterchen m
het armoedige hutje. Groszmütterchen
zorgde zoo goed als zij dat kon, op baar
ouden dag, voor de jongens en Hans e<n
Sepp verdienden den kost voor hun drieën.
Hans, die groot en 6terk ©n al twintig jaar
was, hoedde de groot© koeienklein©
twaalfjarige Sepp de geiten.
De heele dagen doolden de beide broe
ders met hun dieren door het dal. Overal
zochten ze de bergweiden op; de koeien en
goiten graasden eT een poos en dan ging het
weer verder naar een ander© weide, hoo
ger of lager tegen de beTgen.
De dieren hadden allemaal een naan>j
Bubi, Mizi, Kathe, Schwarzkopf, Morgen
stern en nog veel meer van zulk© mooi©
namen.
Ala er een koe of een geit wat te ver
weg liep van de kudde, dan riepen Han»
en Sepp den naam van de ondeugd en dan
kwam die gewoonlijk dadelijk weer terug.
'8 Middags, als het heel warm werd inl
het daL, gingen Hans en kleine Sepp, na
dat zij hun eenvoudig maal hadden gego
ten, meestrijd ©en poos op den rug liggen,
in de schaduw van een boom. En dan
vielen ze wel eens, terwijl ze naar de voot-
bijzeilende witte wolken daar hoog aan den
blauwen hemel keken, in diepen slaap.
Dan waakte him trouwe hond over d©
koeien en de geiten, di© ook rustten in de
schaduw.
O, Hans en Sepp waren wel arm, maar,
ze waren gelukkig en tevreden.
Als des avonds de zon achter de hoog©
bergen aan den overkant van het dal weg
zonk en het kouder begon te worden, dan
dreven de beide broeders bun dieren terug
naar het armzalige bergdorpje, waar de
warme stallen d© beesten wachtten.
Zwaar luidden onder het loopen de groo-
t© bellen, die d© koeien aan een riem om
den hals droegen en luchtigjes da art us
ee hen door tinkelden de kleine belletje»
van de geiten.
Wanneer de boerinnen in de schuren di©
klokken en klokjes hoorden klepelen, zetten
ze gauw de deuren van de stallen open en
elke koe en iedeTe geit liep dan vanzelf
haar eigen stal binnen, waar ze veilig den
nacht konden doorbrengen.
Als dan de zon weer een nieuwen dag
verkondde en haar stralen over den rand
der bergen in het dal zond. dan stond Sepp
met zijn grooten hoorn in de hand al weer
buiten en bij de verschillende boerderijtjes
blies bij het bekende koe-deuntje: „Toe
toe, Toe toe-oe oe. Toe-Toe!"
Dan stapten de koeien met hun klinge
lende hii-klokken en de geiten met hun
belleklokjes om den hals weer uit de stal
len, waarvan de boerinnen de deuren wijd
open hielden en statig in langzamen pas
trok dan de heele kudde met de herder»
en den hond weer naar boven.
Zoo leefden daar die arme bergbewoners
rustig en vredig in hun eenzaam dal.
Ze hielden van hun bergen, van de
blauwe lucht en de boomen, van de bloe
men en de beek, ze hielden van elkaar en
van Onzen Lieven Heer, ,,vom liebeiï
Herrgott", zooals zij daar zeiden.
Opeens echter, op een kwaden dag, wer
den ze opgeschrikt, door geruchten uit d©
verre stad.
Er was oorlog uitgebroken in de landen
rondom Zwitserland ©n de menschen daar