VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD 69#te Jaargang Donderdag 6 December 1928 No. 49 Het Paard van Sinterklaas HOE LIES SINTERKLAAS WILDE FOPPEN. jik. V door C. E DE LILLE HOGERWAARD. „Moeder, waar boudt het paard van Sin terklaas van V vroeg kleine Janneman op een middag, toen hij met Moeder wandelde. „Van haver en roggebrood, maar 't aller- meest van suikerklontjes,antwoordde Moeder. „O oh!" was alles wat Janneman nu zei. Toen liepen Moeder en kleine Janneman zwijgend naast elkaar voort. Janneman moest 6teeds denken aan hetgeen Moeder gezegd had ..Van have» en roggebrood, maar 't aller meest van suikerklontje®." Nu kreeg Janneman eiken avond, vóór hij naar bed ging. een suikerklontje en daarvan hield hij o. zoo veel' Zou hij die klontjes bewaren voor het paard van Sin terklaas Maar- - ze waren zoo vreeselijk lekker, en om haver en roggebrood gaf hi: niet. haver had hij eigenlijk nooit geproefd en van roggebrood hield hij niet. Als 't paardie van Sinterklaas dat nu wél lekker vond. 't Leek wel, ot Moeder Janneman's ge dachten raadde, want Moeder zei op eens wee» .,'t Allermeest houdt 't paardje van sui kerklontjes Toen JanDeman dien avond zijn suiker klontje kreeg moest hij daar op eens weer aan denken Nu wist hij, wat hij doen zou 1 Vlug Liep hij naar zijn speelgoedkast, haalde er een lees blikken trommeltje uit. legde er het suikerklontje in ma zette het toen weer op de plank Eiken avond zou hij er 'n klontje bij doen. Moeder boevee' avonden duurt het nog, voordat Sinterklaas komt V' vroeg hij. ..Nog vijf avonden. Janneman," ant woordde Moeder ..Vijf avonden, met deze mee 7" vroeg het ventie weeT. ..Nee, dan zijn 't er zes," antwoordde Moeder glimlachend. ..Zes avondeD - zes suikerklontjes," pre- velde Janneman, toen hij in zrin bedje lag - En nu was het- de avond, dat Sinterklaas komen zou. maar kleine Janneman had twee suikerklontjes in zijn trommeltje in nlaats van zes 1 Eiken avond had hij er eens mee ge rammeld en ja. bij was eigenlijk een wree- selijk klein jongetje geweest: twee keer was het gebeurd, dat hij in plaats van er een suikerklontje in te stoppen... eentje er uit genomen en opgeknabbeld had! Ja, nu had Janneman wel spijt, maar nu was het te laat! Met een kleur op zijn gezicht legde hij de twee overgebleven suikerklontjes in zijn schoen. Zou 't paard van Sinterklaas boos zijn, dat het er rcaaT twee waren 1 Toen Janneman den volgenden morgen wakker werd. was zijn eerste werk: in zijn schoen te kijken. De suikerklontjes waren er uit en er om heen lag allerlei moois en heerlijks: een prachtig prenteboek met veel beesten, een bouwdoos, een pop van speculaas, een groote borstplaat, suikerbeestjes, twee groote chocolade-letters en een bus met suikerklontjes 1 Wat had Sinterklaas hem verwend en wat had Janneman een spijt, dat hij zijn paardje zóó zuinig getrakteerd had I Hij zou niets lieveT gewild hebben dan het de heele bus met suikerklontjes te geven. m*ar dat kon niet: 't paardje kwam niet terng vóór over een jaar en een jaar duurde zoo vreeselijk lang! Gelukkig wist Moeder raad. Zij had too vallig gehoord, in welk hotel Sinterklaas logeerde en beloofde Janneman de bus naar den stal te brengen, waar 't paardje stond. Dat was een prachtig plan 1 Toen Moeder terugkwam en aan Janne man vertelde dat het paard van Sinter klaas heel dankbaar gehinnikt had. was Janneman tevreden Moeder had het maar slim bedacht eD bij had het gelukkig nog goed kunnen maken' Lies zat in haar stoeltje ernstig na te denken... Ja, hoe moest dat nu 7 Ze had aan Moeder gezegd, dat ze toch zoo héél graag een pop van Sinterklaas wilde heb ben. Doch toen had Moeder geantwoord „Maar Lies, alwéér een pop, en je hebt er al zooveel! Ik denk niet, dat Sint dien wensch zal vervullen." Teleurgesteld was L»es toen naar haar poppenhoekje teruggegaan en had haar kinderen Dog eens een voor een bekeken. Daar zaten ze rondom het lage tafeltje. Siene. de Zeeuwsche boerin, naast het nikkertje, daarnaast de matroos boven op de leuning van zijn stoel, want klimmen moest hij altijd! Naast hem zat Toos, het badpoppetje, die een mooie badkuip met douche bezat, en aan baar anderen kant Nora met de zwarte krullen. Met Nora had Lies Moeder nog gespeeld, toeD ze een klein meisje was En ^an was er ein delijk nos de babypop, die in haar wiegje met een rammelaar lag te spelen. Ja, 't was een heele familie, maar Lies wilde toch o zoo graag er een nieuw kind bij hebben liefst een meisje met een jon- genskopje. want de krullen van Nora mocht ze niet afknippen, had Moeder gezegd. Maar wanneer Sint nu ook vond, dat ze al genoeg poppekinderen had. zou hij haar stellig geen nieuw brengen. Kon ze aJ maar schrijven, dan zou ze hem vragen, of hij „alsjeblieft" 't toch maar wilde doen. Maai toen ze op baar manier een brief geschreven had en hem aan Nel, die al lang op school ging, liet lezen, zei deze: ,,Kind, die strepen en krassen van jou kan geen mensch lezen." En daarom zat Lies nu zoo ernstig na te denken, hoe ze Sint toch wel zou kunnen overhalen En toen... viel haar op eens een fnooi plan in ze stond op en ging da delijk aan den gang. In een groote doos legde ze Siene en Toos met Zwartje, de negerpop Over hen heen spreidde ze wat kleertjes uit en dicht ging toen het deksel en de doos onde^ de kast. Nora en den matroos stopte ze achter een stapel doozen op de onderste plank van de speelgoed kast. Ook Baby mocht niet in haar wieg blijven. Kan je denken! Als Piet door v*en schoorsteen naar beneden kwam en rond keek, moest hij denkendie arme Lies, geen één pop bezit ze! En zoo kreeg Baby een plaat® onder den divan in Moeders kamer. at duurde die dag Lies lang en wat verveelde ze zich eigenlijk, ofschoon ze al eens met de bouwdoos speelde en ook met de legkaart en van kralen een armband reeg en ook van voren af aan alle prenten- hoeken bekeek. Plezier had ze niet en toen ze 's avonds bij den schoorsteen stond, waar haar schoen met hooi voor het paard van Sint klaar lag, zong ze met een erg beverig stemmetje: „Gooi wat in mijD schoentje..." En wat zat er den volgenden morgen in dat schoentje 7 Een groote brief I Toen Lies er mee naar Moeder liep, las deze haar voor, wat er in stond. Liesje. Zoo juist komt Piet terug uit den schoor* steen van de speelkamer en vertelt me, dat éA je kindertjes weg zijn. „Hoe kan dat nn 7" vraag ik en meteen hoor ik zelfs hier boven op het dak huilen: „wat liggen we toch nauw. ,,Wat is het toch donker „Au, au, wat zit mijD voet in de knel", en „wat lig ik koud zoo op den grond!" Ben je wel een goed Moedertje Lies 1 En wou jij Sint eens foppen 7 Is dat wel een- lijk 7 7 De groeten van den teleurgestelden Sint Nicolaas. Lang voordat Moeder klaar was met lezen, had Lies al een hooge kleur gekre gen en toen de brief uit was, sloop ze stil letjes naar haar speelhoek. Dien heelea morgen had ze 't druk met haar groot ge zin. Allereerst moet Baby weer in de wieg en nog wel met een doekje om den hals, want ze had kou gevat zoo zonder deken or.der den divan. En wat waren de kleeren van de anderen verkreukeld; het poppeo- strijkijzer moest er aan te pas komen en Lies streek er duchtig op los Ook Nora's krullen moesten bvng geborsteld worden, zoo zaten ze in de war 't Matroosje zat dien dag stil in zijn stoel, want met een voet, die een heelen nacht in de knel ge zeten heeft, kan niemand uit klimmen gaan, wel 'I O, wat voelde Lies zich dien avond veel tevredener, toen ze slapen ging: de kinde ren lagen welverzorgd in hun nacht kleertjes in hun ledikantjes en op raad van Moeder zette ze toch maar wel weer haar schoen bij den schoorsteen. Toen ze hierin den volgenden morgen een chocolade L vond, begreep ze, dat 8int wel niet meer zoo heel boos zou zijn. Op den avond van den vijfden werden er o zooveel pakjes voor Lies en Nel bezorgd. En wat was wel 't mooiste cadeau, dat Lies kreeg 7 't Kwam uit een groot pak en er zaten zóóveel papieren omheen, dat toen die er af waTen, er per slot maar een klein koffertje overbleef. Id dit koffertje zat een lief popje met een blond pagekopje en o zooveel mooie kleertjes; zelfs een para pluutje bad ze en eeD cape en een tascbje en een pyamaatje voor den nacht. Eenig leuk iWat een goede man was die Sint toch! HELENA A. H. MARCUS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 11