VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
69sle Jaargang
Donderdag 22 November 1928
No. 47
•si I p*' lL'<1>*iIj*iL'uL'lL*lL*X®1
lil Ui
UIT DE JEUGD
VAN HANS ANDERSEN,
DEN GRCOTEN DEENSCHEN SPROOKJES
SCHRIJVER.
M. CLARK Vrij naverteld.
,,Jij zult een melkmeisje zijn op mijn
landgoed, zoodra ik landeigenaar gewor
den ben", zei Hans Andersen, toen hij nog
een kleine jongen was, tegen een meisje
uit zijn klas. En hij begon te vertellen,
hoe alles dan wel zou wezen.
Evenals alle kinderen, die een groot-e
verbeeldingskracht bezitten, vond Hans het
scms moeilijk de grens te trekken tusschen
waarheid en fantasie. Hij verzekerde het
kleine meisje dan ook, dat hij eigenlijk de
zoon was van zeer voorname lieden, doch
een booze fee hem, toen hij nog in de wieg
lag, in het zoontje van een armen schoen
lapper veranderd had.
Het kleine meisje sloeg echter geen ge
loof aan de woorden van Hans en zei, dat
hij niet goed bij het hoofd was. De jongen
voelde zich zeer beleedigd.
Hans Andersen bracht zijn jeugd in
Odensee in Denemarken door. Op zekeren
dag kreeg hij op school een tik van de jut-
frouw, hoewel deze zijn moeder beloofd
had, Hans niet te zuFlen slaan. De jongen
btond onmiddellijk van zijn plaats op, nam
zijn boeken en zijn lei bij elkaar en liep
naar huis. zich ernstig voornemend niet
meer naar school te gaan. Hij deed dit ook
niet, ten minste niet naar die school. Maar
bok op de nieuwe school was hij geen ge
regeld verschijnende leerling en deed hij
weinig zijn best.
Hoewel zijn vader maar een eenvoudig
schoenlapper was, had hij heel veel boeken
gelezen en was het zijn gewoonte 's avonds
na afloop van het werk zijn gezin voor te
lezen. Toen Hans elf jaar ~~was, trok zijn
vader in den oorlog om in het Deensche
leger voor Napoleon te strijden. Hij kwam
helaas slechts weer thuis om er te sterven.
Eenigen tijd later hertrouwde zijn moe
der. Hans was toen van meening, dat hij
zijn eigen weg door de wereld moest vin
den en vol vertrouwen, dat hem dit geluk
ken zou, trok hij naar Kopenhagen, de
hoofdstad van Denemarken, met slechts
weinig geld op zak. Omdat hij een klein
ooneclstuk geschreven had en éénmaal in
len schouwburg van Odensee in een on-
>eduidend rolletje opgetreden was, meen-
le hij, dat hij tooneelspeler worden zon.
De directeur der Kopenhaagsche muziefe-
chool liet Hans zingen en voordragen en
fas zeer ingenomen met hem. Hij bood
olfs aan, hem in huis te nemen en voor de
Quziek op te leiden. Onze Hans was in de
folken en schreef opgetogen brieven aan
ijn moeder. Hij vertelde haar daarin, dat
lij op weg was fortuin te maken. Helaas
erloor hij een half jaar later ziin stem eri
af de directeur hem te kennen, dat hij nu
mar elders zijn geluk beproeven moest.
Zoo opgetogen als Hans eerst geweest
as, zoo terneergeslagen was hij nu. Waar
een. moest hij gaan en wat moest hij be
zanen ora aan den kost te komen Zijn
ots stond hem niet toe, naar huis te gaan
j1 daar hulp te vragen. Hij beschikte
rcchts over heel weinig geld, huurde een
Familie Eend van Snalerburg
Zwemt vroolijk in het slootje.
Als ik er aankom, roep ik ze
En geef hun lekker broodje.
Ze kwaken in hun eendentaal:
Wees wel bedankt, hoor Cootjel
armoedig kamertje en werd loopjongen bij
zijn kost juffrouw, een heel onaangenaam,
brommig mensch.
Er brak nu een moeilijke tijd voor Hans
aan. De eenige vrienden, die hij had, waren
zijn boeken en hij las veel. Ook begon hij
tooneelstukken en gedichten te schrijven.
Daarin was wel heel veel moois, maar na
tuurlijk was het erg jammer, dat hij zoo
slecht geleerd had op school. Hij stuitte
daardoor telkens op allerlei moeilijkheden.
De directeur van den voornaamsten
schouwburg in Kopenhagen begon belang
in Hans te stellen en sprak met den Koning
van Denemarken over hem. De Koning ga!
hem een kleine toelage en zond hem naar
school.
Maar op school voelde hij zich al heel
ongelukkig. Hij was natuurlijk veel oudar
dan. de andere leerlingen en zijn onderwij
zer was niet aardig voor hem. Later stuur
de de Koning hem naar de Academie en
terwijl Hans Andersen nog studeerde,
schreef hij een tooneelstuk, dat zeer veel
succes had.
Nu was onze Hans opnieuw in de wol
ken en meende hij, dat hij alle moeilijkhe
den te boven was. Maar dat was helaas
niet het geval. Over het algemeen waren
de critieken over zijn volgende werken niet
gunstig en verdiende hij slechts weinig
met zijn boeken.
En weer was de Koning het, die hulp in
den nóód bracht. Hij schonk Hans een
kleine som gelds om er een reis door Euro
pa van te maken. Hij mocht zich ophou
den, waar hij wilde en schrijven, wanneer
hij daartoe lust gevoelde.
Dit leven nu -ond Hans een kolfje naar
zyn hana en hij begon 2i;n beste werk to