69ste JAARGANG
DONDERDAG 15 NOVEMBER 1928
No. 21066
BERICHT.
Officieele Kennisgevingen.
STADSNIEUWS.
Het voornaamste nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
PRITS DER ADVERTENTIEN
30 Cts. per regel voor advertentién uit Leiden en plaatsen waar
agentschappen van ons Blad gevestigd rijn. Voor alle andere
advertentiSn 35 Cts. per regeL Kleine Advertentiên uitsluitend
bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een
maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postrecht Voor eventueele opzending van brieven
10 Cts. porto te betalen. Bewiisnummet 5 Cts.
Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden f 2.35. per week ƒ0.18
Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week 0 18
Franco per post 2.35 portokosten.
Dit nummer bestaat uit VIER Bladen
EERSTE BLAD.
AAN DE JEUGD 1
Wij vestigen de aandacht op het
geïllustreerde verhaal „De Oolijke
Oesterfamilie", dat in vervolgen,
iederen dag op de eerste bladzijde van
het derde blad zal verschijnen.
DE DIRECTIE.
AFSLUITING LANGEGRACHT.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
brengen ter algemeene kennis dat het ge
deelte van de Langegracht tusschen de
noodbrug tegenover het administratiege
bouw der Lichtfabrieken en de Volmolen-
brug op Vrijdag 16 en Zaterdag 17 Novem
ber a.s. in verband met het transport van
een loopkraan voor de Centrale, bij lus-
schenpoozen voor alle verkeer zal zijn af
gesloten. 1306
A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN,
Burgemeester.
VAN STRIJEN, Secretaris.
Leiden, 15 November 1928.
DRANKWET.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
brengen ter openbare kennis, dat J. J. J.
Epskamp te Leiden, een verzoek heeft inge
diend ter bekoming van verlof voor den
rerkoop van alcoholhouden drank, anderen
dan sterken drank, voor gebruik ter plaatso
Tan verkoop in het perceel Hoogewoerd
no. 28.
A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN,
Burgemeester.
VAN STRIJEN, Secretaris.
Leiden, 15 November 1928, 1307
VERGADERING
van den
GEMEENTERAAD VAN LEIDEN,
op MAANDAG 19 NOVEMBER 1928.
des namiddags te twee unr.
De vergadering zal, zoo noodig, des avonds
worden voortgezet.
Te behandelen onderwerpen
lo Benoeming van twee leden van de
Schattingscommissie, bedoeld in art. 57 der
Wet op de Inkomstenbelasting 1911. (209)
2o Voorstel tot overplaatsing van:
a. Mej. M. Slothouwer, onderwijzeres aan
de school Medusastraat A, naar de
Meisjesopleidingsschool voor U. L. O.;
b. Mej. J. P Hemerik, onderwijzeres aan
de school Duivenbodestraat A, naar
de Opleidingsschool voor U. L. O. aan
de DriitstraaL (215)
3o. Benoeming van een onderwijzer aan
de school Duivenbodestraat A. (216)
lo Voorstel:
a- om de strook water aan den Ouden
Rijn, groot pl.m. 8 M'. deel uitmaken
de van het perceel Sectie K No. 3966,
niet meer voor den openbaren dienst
bestemd te verklaren
b. om bedoelde strook water te ver-
koopen aan K. den Hertog. (217.
5o Voorstel tot wijziging der begrooting,
dienst 1928, ten behoeve van de verhooging
Jan de subsidie aan het Burgerlijk Arm-
besluur. (211)
6o Voorstel in zake het verleenen van
f:n extra-ondersleuning in de Kerstweek
aangehuwden, kostwinners en alleenstaan
de personen, die door het Burgerlijk Arm
bestuur of door den Gemeentelijken Dienst
foor Sociale Zaken worden ondersteund.
(210)
io \oorslel tot het voeren van verweer
egen den eisch door J. van der Veen Vonk
,üen SGmeente ingesteld, ter zake van
ade door hem geleden bij den brand
u perceel Oegstgeesterlaan 22a. (218)
So erordening. houdende wijziging van
vero»dening van 27 Augustus 1923
em.blad no. 30), regelende de heffing
an eene belasting onder den naam van
avengeld" in de gemeente Leiden. (219)
iaa*! y°ors'el lot het verleenen van eene
j 'jjl'sclie subsidie aan de aid. Leiden van
1 ereeniging tot Verbetering van het
der Blinden in Nederland. (212)
10o Voorstel:
'n zake het toekennen van een sub
sidie van ten hoogste f. 2000 's jaais,
ting-ophaaldienst te Leiden" en het
waarborgen van de overstorting ten
kantore van de Rijksadministratie
van de door die vereeniging bij hare
leden opgehaalde belastinggelden;
b. tot vaststelling van den desbelreffen-
den begrootingsstaat. (213)
llo Voorstel:
a. tot beschikking van gelden ten be
hoeve van de verbreeding van den
Stationsweg Oostzijde, van den Sta
tionsweg Westzijde en van den Rijns-
burgerweg, alsmede van de algeheele
vernieuwing van de bestrating;
b. om Burg. en Weth te machtigen tot
overneming in eigendom van de voor
tuinen of gedeelten van voortuinen,
c. q. met bijbehoorenden bestraten
grond van een 11-tal perceelen aan
den Stationsweg en van het perceel
Morschsingel 1.
c. om Burg. en Weth. te machtigen tot
overneming in eigendom van de
stoepen of gedeelten van sloepen van
een 9-tal perceelen aan den Stations
weg, zoomede van een stukje grond
nabij de Rijnsburgerbrug, behoorende
tot het terrein van het Oude Acade
misch Ziekenhuis. (214)
INDISCHE WEEK.
De pest en haar bestrijding
in Nederlandsch-Indië.
In het Trianon-theater is hedenmiddag
onder auspiciën van de Senaatscommisie
voor de Indische week, door prof. dr. P. C.
Flu een film vertoond over „De pest en hare
bestrijding in Nederlandsch Indië. De film-
vertooning werd door een groot aantal stu
denten en andere belangstellenden bijge
woond. Men heeft met aandacht de interes
sante en leerzame film gevolgd en geluis-
teerd naar de korte toelichting welke de
hoogleeraar in de tropische hygiëne en
parasitologie tot de film heeft gegeven.
MUZIEK EN RELIGIE.
Op uitnoodiging der Ned. Chr. Studenten
vereniging heeft gisteravond prof. dr. G.
van der Leeuw in het Klein-Auditorium
der Universiteit alhier gesproken over bo
venstaand onderwerp.
Het vraagstuk van de verhouding tusschen
religie en kunst is weder zeer actueel.
Godsdiensthistorisoh-phaenomenologisch ge
formuleerd, komt het vraagstuk neer op
de vraag, of kunst heilige handeling kan
zijn, of van den anderen kant begonnen, in
hoeverre de bewustwording en daadwording
van het heilige kunst kunnen zijn.
Er was een tijd, en hij is er voor de
primitieve volkeren nog dat kunst en
religie vrijwel identiek waren, een lied een
gebed, een tragedie een godenspel, een
dans cultus was. In dit magische stadium
is elke handeling tegelijk heilige èn schoone
daad. De verschillende terreinen van den
geest worden nog in één vlak gezien. Een
goed voorbeeld van muzikale kunst op
dezen trap is het Arbeidslied, door Böcher
tot voorwerp van een studie gemaakt. Daar
bij (hei-, roei-, spin- en andere liederen)
komt het niet aan op den veelal zinloozen
inhoud van het gedicht, maar op de rhyth-
mische kracht, die door het gezang wordt
losgemaakt, en die magisch-religieus wordt
gewaardeerd. Het rhylhrae dwingt, het
maakt kracht vrij. die óf als overtollig in
spel en dans wordt losgelaten, óf op voor
werpen en menschen overgedragen met
nuttig effect: de magische formule dwingt
de Macht, die zich in den arbeid openbaart,
dwingt, op hoogeren trap, ook de goden.
De kracht van het rhythme wordt versterkt
door parallelie, stafrijm, assonance en rijm,
herhaling (als rest; de Da Capo-aria?)
De dans, oorspronkelijk Bewegungszauber,
was als zoodanig de meest universeele
expressie van affecten, in de eerste plaats
van religieuze. De primitieve mensch danst,
waar wij zouden bidden of lofprijzen. Ook
hier is de handeling tegelijk aesthetisch (in
dit geval met sportieve bijmengselen), prac-
ti9ch-technisch (zij heeft altijd effect) en
religieus (een kracht wordt losgemaakt, die
als buitengewoon, meer dan menschelijk
wordt gewaardeerd). Zoo danst men met het
ocg op gunslige jacht, opsucces in den
krijg, op een gunstig lot in het hiernamaals,
op vervulling van erotische wenschen enz.
In Mexico danst een thuisgeblevene den
geheelen dag, terwijl de anderen bij den
oogst zijn: van zijn dansen is de oogst af
hankelijk. Psychologisch kunnen we de
dwingende kracht van het dansrhythme
rog het best verstaan in verband met de
erotiek; van het religieuze staat de dans
voor ons modern gevoel wel het verst ai,
ondanks de ontwikkeling der nieuwere
danskunst. In Sevilla wordt nog driemaal
per jaar voor het Hoogaltaar een ritueele
dans uitgevoerd. Om thans nog tê voelen
hoe sterk dans en religie bij elkaar behoo-
ren, is de paradoxale, maar divineerende
geest van een Chesterton noodig (Heretics).
Na het magische stadium komt dat van
het uiterlijk verband. Men is dan nog ver
van leuzen als ,,1'art pour l'art"; de reli
gieuze levenshouding, eenmaal met de gan-
sche levensverrichting één, omvat iif theorie
nóg alle terreinen, men meet, althans offi
cieel, nog alle waarden ai naar de catho-
lieke. In zekeren zin zijn wij nog altijd in
den overgang van de primitieve sfeer, waar
in alle waarden per se religieuze waarden
zijn, naar de moderne, waarin naast elkan
der, zonder veel verband, de verschillende
waardegebieden liggen. Wie dan toch voelt,
dat het menschelijk leven een eenheid is,
en dat niet zoo gauw beredeneeren kan,
die zoekt een uiterlijk verband. Dat gaat
het gemakkelijkst door voor het kunstwerk
een religieus gegeven te kiezen, door, al
naar het onderwerp, een genre „gewijd" van
een genre „wereldlijk" te onderscheiden.
Maar slechts christelijke zangverenigin
gen kunnen meenen door wereldsche mu
ziek van H^ydn, op religieuzen text, te ver
kiezen boven diep geestelijke van Beethoven
op een humanistische hymne aan de Vreug
de, in het bijzonder God of de kunst te
dienen. In waariieid maakt het vrome on
derwerp, het religieuze genre geen kunst,
nog minder religieuze kunst.. Verzet het
artistiek besef zich tegen een kluistering
van de kunst in hieratische banden, ook
het modern religieus gevoel maakt aan
spraak op zelfstandigheid en voelt de kunst
vaak als de mindere: geen tempel is God
waardig, geen beitel kan Hem beelden, geen
woord, ook geen toon Hem uitdrukken. Zoo
is er dan in dit stadium de mogelijkheid,
dat kunst en religie hun eigen weg gaan.
De kunst wordt gesaeculariseerd.
Het best is deze overgang na te gaan in
de geschiedenis van het drama, met die
der muziek zoo nauw verbonden. Oorspron
kelijk zuiver sacraal, en als zoodanig slecht9
één thema kennend, in éón peripetie zich
ontknoopend, wordt het allengs vervuld van
den rijkdom van het aardsche leven.
Zoo in de grieksche oudheid, waar het
altijd eendere gebeuren van sterven en her
leven in de natuur wordt vervangen door de
wisselende lotgevallen der mythische hel
den. Zoo in de Middeleeuwen, waar het
éénc-1, wereldomspannende gebeuren van
Christi dood en opstanding nog wel lang
centraal blijft, naar de wereldlijke bijmeng
selen toch -al grooter plaats gaan innemen,
tot de liturgie, die het drama oorspronkelijk
is, geheel is geworden tot „burgerlijk" drama.
De Passion staat in dit opzicht nog dicht bij
•het oorspronkelijk drama, zij is in wezen
liturgie. Het oratorium staat daarvan veel
verder af, evenals de opera, waarmee het
trouwens in oorsprong één is. Het uiterlijk
verband, het naast elkander voortbestaan
van religie en kunst kan ten slotte tot con
flicten aanleiding geven, iets waarvan wij
in ons vaderland maar al tel goed op do
hoogte zijn.
Er is een verband tusschen religie en
muziek, dat ik nog niet het innerlijke,
essentieele zou willen noemen, maar veeleer
kenschetsen als verfijnd uiterlijk verband.
Daarvan is de religieuze muziekliteratuur
onvermijdelijk voor negen tiende vol. De
volkomen doordringing der beide gelukt
slechts zelden en voor korten lijd; voor het
overige is er harmonie, maar geen wezens-
verband Zoo beluister ik in het duet uit
de Matthaeuspassion „So ist mein Jesus
nun gefangen" zeer schoone muziek, boven
dien diep menschelijk gevoel, maar niet het
eigenlijke van religieuze kunst in den diep-
sfen zin. Terwijl ik die wèl vind in den
kleinen Chorsatz „Wahrlich dieser ist Gottes
Sohn gewesen". Het criterium nu voor reli
gieuze kunst in dezen eigenlijken zin vinden
wij in Otto's definitie van het Heilige als het
afstootende èn aantrekkende, het Tremcn-
dum èn het Fascinans. Zal kunst waarlijk
uitdrukking van het heilige, kunstoefening
een heilige handeling zijn, dan zal, bij alle
onweerstaanbare bekoring, daar altijd moe
ten zijn de schroom voor het Ganz Andere.
Van dat Ganz Andere een vermoeden te
geven, gelukt den kunstenaar door zeer
verschillende middelen. Ik zou willen spre
ken van Momenten die in de uitdrukking
van het Heilige, door de kunst beurtelings
naar voren komen. Uit den aard der zaak
is de opsomming uiterst onvolledig.
De massale, door geweld van klank en
grootschheid van vorm als in een andere
dimensie verplaatsen (sommige orgelprae-
ludia en fuga's van Bach, Mahler's Achtste).
Het verhevene, gedragene, in de stemming
van Jesaja 6 (Palestrina, uit een gansch
andere sfeer ook Wagners Parsifal).
Het hemelsche, om zoo te zeggen ander-
weltliche (Bach's Sinfonie uit het Weih-
nachtsoratorium, aria Aus Liebe will mein
Heiland sterben. uit de Matthaeuspassion;
Wagner's Romfahrtmolieven uit Tann-
hauser, Gralmotieven uit Lohengrin en Par
sifal, Walhallmotief uit den Ring).
Het oude, eerwaardige door Lalo gezien
als het eenige moment, dat muziek een reli
gieus karakter geeft. Religieuze kunst is de
kunst van gisteren (orgel, koraal). Daarvan
ie iets waar, maar alleen in zoover de af
stand tusschen het oude en ons den kunste
naar in bepaalde gevallen kan dienen als
middel lot benadering van het Andere in
ahsoluten zin. Daartoe kan ook dienen de
contrastwerking, in de muziek de overgang
in anderen toonaard (Und der Cherub steht
vor Gott, in de IX. Symphonic, de
„schicksalhafle" omslag van het Wellen
motief in dat van de Gölterdammerung, in
Siegfried's Rheinfahrt).
Het bijna-zwijgen, muzikaal de pauze of
bijna-pauze aequivalent in de bouwkunst;
het duistere (Bcethovens Vijfde Symphonie,
de overgang tusschen het derde en vierde
deel, het recitatief Mein Jesus schweigt zu
falschen Lügen stille uit de Malhaeuspas-
sion).
Het oneindige, waarvan de indruk bereikt
wordt door de mototonie der herhaling, de
rijke armoede en volle leegte der mystiek
(slot van Mahler's Lied von der Erde met
zijn toonloos herhaald Ewig, ewig; Slot van
Gölterdammerung (Entzückungsmotief) en
Tristan und Isolde).
Het andere, en daarmede onvermoede
diepte van eigen zijn (Ausweitung des Be-
wusstseins) klinken het sterkst in de muziek
Vandaar, dat wanneer een uitdrukking ge
vonden moet worden voor het numineuze,
anderweltliche van andere kunsten, slechts
de muziek het beeld geeft:
Es haben die Dichter schon
und die Erbauer der königlichcn Palaste
elwas geahnt vom Ordncn der Dingc,
der ungeheuren dumpfen Krafte
vielfachen Mund, umhangen von Geheimnis,
liessen sie in Chorgesangen erschallen.
(Hofmannsthal).
De muziek vindt den weg „zu den Müttern
des Seins" (Nietzsche), of. met Schopen
hauer's scholastische termen: als de werke
lijkheid de Universalia in re brengt, de
begrippen de Universalia post rem, dan vin
den wij in de muziek de Universalia ante
rem, de muziek voert ons terug tot vóór de
grondlegging der wereld, „toen de morgen
sterren vroolijk zongen en alle de kinderen
Gods juichten". Het sterkst voelen we dat
misschien in de muziek van extatisch karak
ter (wegvallen van grenzen, Beethovens Ze
vende en finale Negende), maar ook in de
gekristalliseerde extase van Palestrina en
Bach.
Wie muziek en religie verabsoluteert,
vindt hun eenheid. Hij vindt tevens hun
einde Religie, absoluut, is mystiek, is zwij
gen. Muziek, absoluut, is ook zwijgen, gelijk
de Grieken reeds wisten, toen ze spraken
van het bakchisc'h zwijgen. In deze wereld
van het geopenbaarde woord en den geopen-
baarden klank, kunnen we slechts zoeken
naar grenzen tusschen muziek en religie en
wegen, die van de eene leiden naar de an
dere. Maar we kunnen niet vinden en ook
niet zoeken zonder in ons het besef te
dragen van de eenheid, zonder die in de
oogenblikken, dat we het dichtst bij God
waren, te hebben beleefd.
HET VERKEER TE WATER.
Wenken in het belang van
de algemeene veiligheid.
De Directeur van den Markt- en Haven
dienst, de heer L. A. Mennes, verzocht ons,
ter waarschuwing aan bij de scheepvaart
betrokkenen, te willen mededeelen, dat
alhier den laatsten tijd eenige aanvaringen
hebben plaats gehad van min of meer ern
stig karakter, als gevolg van verkeerde
seinen of van het achterwege laten van
seinen.
Het is bekend, dat in de binnenvaart over
het algemeen de regelen ter voorkoming van
aanvaring en aandrijving zeer veronacht
zaamd worden en dat averij aan eigen bezit
en aan dat van anderen werd opgeloopen;
ja zelfs door verdrinking menschenlevens
te betreuren waren, alleen doordat men de
vaarregels niet opvolgde, niet kende of ver
keerd toepaste.
Nog zeer onlangs is door den Hoofdin
specteur voor de Scheepvaart aan de ver
schillende schippersverenigingen een cir
culaire gericht, waarin verzocht werd vooral
de be teekenis van het geven van „een stoot"
en „twee stooten" op de hoorn of stoomfluit
te verbreiden, omdat gebleken was, dat deze
geluidsignalen in afwijking van de voor
schriften van het Binnenaanvaringsregle-
ment worden gebezigd.
Hoewel iedere 9chipper voor de nakoming
der bepalingen verantwoordelijk en verplicht
is alle maatregelen te nemen, welke daartoe
noodig zijn (dus bij niet-nakoming hiervan
door den strafrechter ter verantwoording
kan worden geroepen) in het bezit moet zijn
van dit reglement en dus geacht wordt de
diverse bepalingen daarin te kennen, lijkt
het mij niet overbodig, te meer niet, omdat
dikwijls de meest onbevoegden (wat te land
met betrekking tot auto's en motorrijwielen
tegenwoordig strafbaar is) zich per vaartuig
door de openbare wateren bewegen, de
meest voor de hand liggende verplichtingen
hier even op eenvoudige wijze te noemen.
Naast de lichtvoering zullen dus voor-
loopig onbesproken blijven- geluidseinen en
vaart bij mist enz.; seinen van sleeptreinen
e d. en zeil vaar tuigen.
Op het oog zijn normale gevallen, gewone
vaartuigen en „nauw vaarwater" (waaron
der niet vallen b.v. het Westgat bij Texel,
het Marsdiep, een gedeelte van de Zuider
zee, een gedeelte van den Westpolder en
BINNENLAND.
Minister De Geer over den politieken toe
stand en over het beleid van het kabinet.
(Uit het Parlement, 3de Blad).
Een wetsontwerp is ingediend om tegemoet
te komen aan de belangen van tandtechnici,
die bij de vorige wetswijziging werden gedu
peerd. (Binnenland, 2de Blad).
De rentabiliteit van de luchtpostverbin-
ding met Indië. (Binnenland, 2de Blad).
Groningen krijgt zijn vierde postbestelling
terug. (Binnenland, 2de Blad).
Te Amsterdam is een stoker onder een
locomotief geraakt en gedood. (Gemengd,
3de Blad).
Het postvliegtuig der K. L. M. do
H-N.A.E.N., is heden te Boedapest gearri
veerd en wordt morgenmiddag, 3 uur, op
Schiphol verwacht. (Laatste Berichten, lste
Blad).
BUITENLAND.
De kwestie van den Duitschen pantser
kruiser. (Buitenland, lste Blad).
Nog geen resultaat hij de bemiddelings
pogingen in het conflict in de Dnitscho
metaalnijverheid. (Buitenland, lste Blad).
Het adres op de Engelsche troonrede is
door het Lagerhuis goedgekeurd. (Buitenl.,
lste Blad).
De inhond der Fransche regeeringsverkla-
ring. (Tel., lste Blad).
Meer dan 100 personen zijn bij de ramp
der „Vestris" omgekomen. Buitenl. en Tel.,
lste Blad).
Nu de Etna bedaart, begint de Vesuvius
te werken. (Buitenl. en Tel., lste Blad).
nog eenige van dergelijke breede wateren).
Bedoelde voorschriften zijn:
Voortstuwingswerktuigen moeten bij na
deren van een boot, welke men wenscht
langszij te komen, zoo tijdig en bij afvaart
van de boot zoo laat mogelijk worden stil
gezet.
Bij gevaar voor aanvaring: vaart vermin
deren, stoppen of achteruitslaan.
Elkaar ontmoetende, naar stuurboord hou
den en aan bakboord voorbijvaren; echter
een gejaagd vaartuig gaat binnendoor en een
niet-gejaagd buitenom.
Van 2 stoom- (of motor-) vaartuigen, die
elkander snel kruisend en koersend naderen,
moet, bij 'gevaar voor aanvaring, het vaar
tuig dat het andere aan stuurboord van
zich heeft, wijken; een stoomvaartuig wijkt
echter voor een zeilvaartuig.
Elk stoom- (of motor-) vaartuig moet, zoo
mogelijk, de stuurboordzijde van het vaar
water houden; een ander vaartuig mag tus
schen dit vaartuig en dien wal niet komen,
uitgenomen gejaagde en oploopende vaar
tuigen en in sommige gevallen zeilvaar-
tuigen.
Bij oversteken van een water mag een
stoom(motor)schip de koerslijnen van andere
vaartuigen niet snijden, indien deze daar
door verplicht zouden worden van den
koers af te wijken om aanvaring te voor-
Komen.
Indien door omstandigheden een stoom
vaartuig naar bakboord moet uitwijken,
geeft het te voren 2 korte stooten en ver
mindert aanmerkelijk de vaart.
In gewone omstandigheden moet een
stoom(motor)vaarluig, dat een ander sloom-
(motor)vaarluig of zeilvaartuig oploopt en
voorbij vaart, dit aan bakboord houden.
D.w.z. bij passeeren van achteren op moet
het vaartuig, dat gepasseerd zal worden,
naar links nitwijken! Is dit een gejaagd
vaartuig, dan houdt dit den wal aan het
jaagpad; wordt het evenwel opgeloopen
door een ander gejaagd vaartuig, dan laat
het intijds de lijn vallen om het andere
binnendoor te laten voorbijgaan.
Het opgeloopen vaartuig is verplicht, het
oploopende vaartuig de ruimte te laten en
vaart te verminderen.
Het vaartuig, dat wenscht op te loopen,
moet, indien gevaar door aanvaring kan ont
slaan. minstens 200 Meter te voren, één
aangehouden stoot of 5 klokslagen geven. Dit
sein zoo noodig herhalen.
Wenscht men, hiertoe genoodzaakt, aan