69ste JAARGANG DONDERDAG 15 NOVEMBER 1928 No. 21066 BERICHT. Officieele Kennisgevingen. STADSNIEUWS. Het voornaamste nieuws van heden. LEIDSCH DAGBLAD DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. PRITS DER ADVERTENTIEN 30 Cts. per regel voor advertentién uit Leiden en plaatsen waar agentschappen van ons Blad gevestigd rijn. Voor alle andere advertentiSn 35 Cts. per regeL Kleine Advertentiên uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens postrecht Voor eventueele opzending van brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewiisnummet 5 Cts. Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54 PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden f 2.35. per week ƒ0.18 Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week 0 18 Franco per post 2.35 portokosten. Dit nummer bestaat uit VIER Bladen EERSTE BLAD. AAN DE JEUGD 1 Wij vestigen de aandacht op het geïllustreerde verhaal „De Oolijke Oesterfamilie", dat in vervolgen, iederen dag op de eerste bladzijde van het derde blad zal verschijnen. DE DIRECTIE. AFSLUITING LANGEGRACHT. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter algemeene kennis dat het ge deelte van de Langegracht tusschen de noodbrug tegenover het administratiege bouw der Lichtfabrieken en de Volmolen- brug op Vrijdag 16 en Zaterdag 17 Novem ber a.s. in verband met het transport van een loopkraan voor de Centrale, bij lus- schenpoozen voor alle verkeer zal zijn af gesloten. 1306 A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 15 November 1928. DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter openbare kennis, dat J. J. J. Epskamp te Leiden, een verzoek heeft inge diend ter bekoming van verlof voor den rerkoop van alcoholhouden drank, anderen dan sterken drank, voor gebruik ter plaatso Tan verkoop in het perceel Hoogewoerd no. 28. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 15 November 1928, 1307 VERGADERING van den GEMEENTERAAD VAN LEIDEN, op MAANDAG 19 NOVEMBER 1928. des namiddags te twee unr. De vergadering zal, zoo noodig, des avonds worden voortgezet. Te behandelen onderwerpen lo Benoeming van twee leden van de Schattingscommissie, bedoeld in art. 57 der Wet op de Inkomstenbelasting 1911. (209) 2o Voorstel tot overplaatsing van: a. Mej. M. Slothouwer, onderwijzeres aan de school Medusastraat A, naar de Meisjesopleidingsschool voor U. L. O.; b. Mej. J. P Hemerik, onderwijzeres aan de school Duivenbodestraat A, naar de Opleidingsschool voor U. L. O. aan de DriitstraaL (215) 3o. Benoeming van een onderwijzer aan de school Duivenbodestraat A. (216) lo Voorstel: a- om de strook water aan den Ouden Rijn, groot pl.m. 8 M'. deel uitmaken de van het perceel Sectie K No. 3966, niet meer voor den openbaren dienst bestemd te verklaren b. om bedoelde strook water te ver- koopen aan K. den Hertog. (217. 5o Voorstel tot wijziging der begrooting, dienst 1928, ten behoeve van de verhooging Jan de subsidie aan het Burgerlijk Arm- besluur. (211) 6o Voorstel in zake het verleenen van f:n extra-ondersleuning in de Kerstweek aangehuwden, kostwinners en alleenstaan de personen, die door het Burgerlijk Arm bestuur of door den Gemeentelijken Dienst foor Sociale Zaken worden ondersteund. (210) io \oorslel tot het voeren van verweer egen den eisch door J. van der Veen Vonk ,üen SGmeente ingesteld, ter zake van ade door hem geleden bij den brand u perceel Oegstgeesterlaan 22a. (218) So erordening. houdende wijziging van vero»dening van 27 Augustus 1923 em.blad no. 30), regelende de heffing an eene belasting onder den naam van avengeld" in de gemeente Leiden. (219) iaa*! y°ors'el lot het verleenen van eene j 'jjl'sclie subsidie aan de aid. Leiden van 1 ereeniging tot Verbetering van het der Blinden in Nederland. (212) 10o Voorstel: 'n zake het toekennen van een sub sidie van ten hoogste f. 2000 's jaais, ting-ophaaldienst te Leiden" en het waarborgen van de overstorting ten kantore van de Rijksadministratie van de door die vereeniging bij hare leden opgehaalde belastinggelden; b. tot vaststelling van den desbelreffen- den begrootingsstaat. (213) llo Voorstel: a. tot beschikking van gelden ten be hoeve van de verbreeding van den Stationsweg Oostzijde, van den Sta tionsweg Westzijde en van den Rijns- burgerweg, alsmede van de algeheele vernieuwing van de bestrating; b. om Burg. en Weth te machtigen tot overneming in eigendom van de voor tuinen of gedeelten van voortuinen, c. q. met bijbehoorenden bestraten grond van een 11-tal perceelen aan den Stationsweg en van het perceel Morschsingel 1. c. om Burg. en Weth. te machtigen tot overneming in eigendom van de stoepen of gedeelten van sloepen van een 9-tal perceelen aan den Stations weg, zoomede van een stukje grond nabij de Rijnsburgerbrug, behoorende tot het terrein van het Oude Acade misch Ziekenhuis. (214) INDISCHE WEEK. De pest en haar bestrijding in Nederlandsch-Indië. In het Trianon-theater is hedenmiddag onder auspiciën van de Senaatscommisie voor de Indische week, door prof. dr. P. C. Flu een film vertoond over „De pest en hare bestrijding in Nederlandsch Indië. De film- vertooning werd door een groot aantal stu denten en andere belangstellenden bijge woond. Men heeft met aandacht de interes sante en leerzame film gevolgd en geluis- teerd naar de korte toelichting welke de hoogleeraar in de tropische hygiëne en parasitologie tot de film heeft gegeven. MUZIEK EN RELIGIE. Op uitnoodiging der Ned. Chr. Studenten vereniging heeft gisteravond prof. dr. G. van der Leeuw in het Klein-Auditorium der Universiteit alhier gesproken over bo venstaand onderwerp. Het vraagstuk van de verhouding tusschen religie en kunst is weder zeer actueel. Godsdiensthistorisoh-phaenomenologisch ge formuleerd, komt het vraagstuk neer op de vraag, of kunst heilige handeling kan zijn, of van den anderen kant begonnen, in hoeverre de bewustwording en daadwording van het heilige kunst kunnen zijn. Er was een tijd, en hij is er voor de primitieve volkeren nog dat kunst en religie vrijwel identiek waren, een lied een gebed, een tragedie een godenspel, een dans cultus was. In dit magische stadium is elke handeling tegelijk heilige èn schoone daad. De verschillende terreinen van den geest worden nog in één vlak gezien. Een goed voorbeeld van muzikale kunst op dezen trap is het Arbeidslied, door Böcher tot voorwerp van een studie gemaakt. Daar bij (hei-, roei-, spin- en andere liederen) komt het niet aan op den veelal zinloozen inhoud van het gedicht, maar op de rhyth- mische kracht, die door het gezang wordt losgemaakt, en die magisch-religieus wordt gewaardeerd. Het rhylhrae dwingt, het maakt kracht vrij. die óf als overtollig in spel en dans wordt losgelaten, óf op voor werpen en menschen overgedragen met nuttig effect: de magische formule dwingt de Macht, die zich in den arbeid openbaart, dwingt, op hoogeren trap, ook de goden. De kracht van het rhythme wordt versterkt door parallelie, stafrijm, assonance en rijm, herhaling (als rest; de Da Capo-aria?) De dans, oorspronkelijk Bewegungszauber, was als zoodanig de meest universeele expressie van affecten, in de eerste plaats van religieuze. De primitieve mensch danst, waar wij zouden bidden of lofprijzen. Ook hier is de handeling tegelijk aesthetisch (in dit geval met sportieve bijmengselen), prac- ti9ch-technisch (zij heeft altijd effect) en religieus (een kracht wordt losgemaakt, die als buitengewoon, meer dan menschelijk wordt gewaardeerd). Zoo danst men met het ocg op gunslige jacht, opsucces in den krijg, op een gunstig lot in het hiernamaals, op vervulling van erotische wenschen enz. In Mexico danst een thuisgeblevene den geheelen dag, terwijl de anderen bij den oogst zijn: van zijn dansen is de oogst af hankelijk. Psychologisch kunnen we de dwingende kracht van het dansrhythme rog het best verstaan in verband met de erotiek; van het religieuze staat de dans voor ons modern gevoel wel het verst ai, ondanks de ontwikkeling der nieuwere danskunst. In Sevilla wordt nog driemaal per jaar voor het Hoogaltaar een ritueele dans uitgevoerd. Om thans nog tê voelen hoe sterk dans en religie bij elkaar behoo- ren, is de paradoxale, maar divineerende geest van een Chesterton noodig (Heretics). Na het magische stadium komt dat van het uiterlijk verband. Men is dan nog ver van leuzen als ,,1'art pour l'art"; de reli gieuze levenshouding, eenmaal met de gan- sche levensverrichting één, omvat iif theorie nóg alle terreinen, men meet, althans offi cieel, nog alle waarden ai naar de catho- lieke. In zekeren zin zijn wij nog altijd in den overgang van de primitieve sfeer, waar in alle waarden per se religieuze waarden zijn, naar de moderne, waarin naast elkan der, zonder veel verband, de verschillende waardegebieden liggen. Wie dan toch voelt, dat het menschelijk leven een eenheid is, en dat niet zoo gauw beredeneeren kan, die zoekt een uiterlijk verband. Dat gaat het gemakkelijkst door voor het kunstwerk een religieus gegeven te kiezen, door, al naar het onderwerp, een genre „gewijd" van een genre „wereldlijk" te onderscheiden. Maar slechts christelijke zangverenigin gen kunnen meenen door wereldsche mu ziek van H^ydn, op religieuzen text, te ver kiezen boven diep geestelijke van Beethoven op een humanistische hymne aan de Vreug de, in het bijzonder God of de kunst te dienen. In waariieid maakt het vrome on derwerp, het religieuze genre geen kunst, nog minder religieuze kunst.. Verzet het artistiek besef zich tegen een kluistering van de kunst in hieratische banden, ook het modern religieus gevoel maakt aan spraak op zelfstandigheid en voelt de kunst vaak als de mindere: geen tempel is God waardig, geen beitel kan Hem beelden, geen woord, ook geen toon Hem uitdrukken. Zoo is er dan in dit stadium de mogelijkheid, dat kunst en religie hun eigen weg gaan. De kunst wordt gesaeculariseerd. Het best is deze overgang na te gaan in de geschiedenis van het drama, met die der muziek zoo nauw verbonden. Oorspron kelijk zuiver sacraal, en als zoodanig slecht9 één thema kennend, in éón peripetie zich ontknoopend, wordt het allengs vervuld van den rijkdom van het aardsche leven. Zoo in de grieksche oudheid, waar het altijd eendere gebeuren van sterven en her leven in de natuur wordt vervangen door de wisselende lotgevallen der mythische hel den. Zoo in de Middeleeuwen, waar het éénc-1, wereldomspannende gebeuren van Christi dood en opstanding nog wel lang centraal blijft, naar de wereldlijke bijmeng selen toch -al grooter plaats gaan innemen, tot de liturgie, die het drama oorspronkelijk is, geheel is geworden tot „burgerlijk" drama. De Passion staat in dit opzicht nog dicht bij •het oorspronkelijk drama, zij is in wezen liturgie. Het oratorium staat daarvan veel verder af, evenals de opera, waarmee het trouwens in oorsprong één is. Het uiterlijk verband, het naast elkander voortbestaan van religie en kunst kan ten slotte tot con flicten aanleiding geven, iets waarvan wij in ons vaderland maar al tel goed op do hoogte zijn. Er is een verband tusschen religie en muziek, dat ik nog niet het innerlijke, essentieele zou willen noemen, maar veeleer kenschetsen als verfijnd uiterlijk verband. Daarvan is de religieuze muziekliteratuur onvermijdelijk voor negen tiende vol. De volkomen doordringing der beide gelukt slechts zelden en voor korten lijd; voor het overige is er harmonie, maar geen wezens- verband Zoo beluister ik in het duet uit de Matthaeuspassion „So ist mein Jesus nun gefangen" zeer schoone muziek, boven dien diep menschelijk gevoel, maar niet het eigenlijke van religieuze kunst in den diep- sfen zin. Terwijl ik die wèl vind in den kleinen Chorsatz „Wahrlich dieser ist Gottes Sohn gewesen". Het criterium nu voor reli gieuze kunst in dezen eigenlijken zin vinden wij in Otto's definitie van het Heilige als het afstootende èn aantrekkende, het Tremcn- dum èn het Fascinans. Zal kunst waarlijk uitdrukking van het heilige, kunstoefening een heilige handeling zijn, dan zal, bij alle onweerstaanbare bekoring, daar altijd moe ten zijn de schroom voor het Ganz Andere. Van dat Ganz Andere een vermoeden te geven, gelukt den kunstenaar door zeer verschillende middelen. Ik zou willen spre ken van Momenten die in de uitdrukking van het Heilige, door de kunst beurtelings naar voren komen. Uit den aard der zaak is de opsomming uiterst onvolledig. De massale, door geweld van klank en grootschheid van vorm als in een andere dimensie verplaatsen (sommige orgelprae- ludia en fuga's van Bach, Mahler's Achtste). Het verhevene, gedragene, in de stemming van Jesaja 6 (Palestrina, uit een gansch andere sfeer ook Wagners Parsifal). Het hemelsche, om zoo te zeggen ander- weltliche (Bach's Sinfonie uit het Weih- nachtsoratorium, aria Aus Liebe will mein Heiland sterben. uit de Matthaeuspassion; Wagner's Romfahrtmolieven uit Tann- hauser, Gralmotieven uit Lohengrin en Par sifal, Walhallmotief uit den Ring). Het oude, eerwaardige door Lalo gezien als het eenige moment, dat muziek een reli gieus karakter geeft. Religieuze kunst is de kunst van gisteren (orgel, koraal). Daarvan ie iets waar, maar alleen in zoover de af stand tusschen het oude en ons den kunste naar in bepaalde gevallen kan dienen als middel lot benadering van het Andere in ahsoluten zin. Daartoe kan ook dienen de contrastwerking, in de muziek de overgang in anderen toonaard (Und der Cherub steht vor Gott, in de IX. Symphonic, de „schicksalhafle" omslag van het Wellen motief in dat van de Gölterdammerung, in Siegfried's Rheinfahrt). Het bijna-zwijgen, muzikaal de pauze of bijna-pauze aequivalent in de bouwkunst; het duistere (Bcethovens Vijfde Symphonie, de overgang tusschen het derde en vierde deel, het recitatief Mein Jesus schweigt zu falschen Lügen stille uit de Malhaeuspas- sion). Het oneindige, waarvan de indruk bereikt wordt door de mototonie der herhaling, de rijke armoede en volle leegte der mystiek (slot van Mahler's Lied von der Erde met zijn toonloos herhaald Ewig, ewig; Slot van Gölterdammerung (Entzückungsmotief) en Tristan und Isolde). Het andere, en daarmede onvermoede diepte van eigen zijn (Ausweitung des Be- wusstseins) klinken het sterkst in de muziek Vandaar, dat wanneer een uitdrukking ge vonden moet worden voor het numineuze, anderweltliche van andere kunsten, slechts de muziek het beeld geeft: Es haben die Dichter schon und die Erbauer der königlichcn Palaste elwas geahnt vom Ordncn der Dingc, der ungeheuren dumpfen Krafte vielfachen Mund, umhangen von Geheimnis, liessen sie in Chorgesangen erschallen. (Hofmannsthal). De muziek vindt den weg „zu den Müttern des Seins" (Nietzsche), of. met Schopen hauer's scholastische termen: als de werke lijkheid de Universalia in re brengt, de begrippen de Universalia post rem, dan vin den wij in de muziek de Universalia ante rem, de muziek voert ons terug tot vóór de grondlegging der wereld, „toen de morgen sterren vroolijk zongen en alle de kinderen Gods juichten". Het sterkst voelen we dat misschien in de muziek van extatisch karak ter (wegvallen van grenzen, Beethovens Ze vende en finale Negende), maar ook in de gekristalliseerde extase van Palestrina en Bach. Wie muziek en religie verabsoluteert, vindt hun eenheid. Hij vindt tevens hun einde Religie, absoluut, is mystiek, is zwij gen. Muziek, absoluut, is ook zwijgen, gelijk de Grieken reeds wisten, toen ze spraken van het bakchisc'h zwijgen. In deze wereld van het geopenbaarde woord en den geopen- baarden klank, kunnen we slechts zoeken naar grenzen tusschen muziek en religie en wegen, die van de eene leiden naar de an dere. Maar we kunnen niet vinden en ook niet zoeken zonder in ons het besef te dragen van de eenheid, zonder die in de oogenblikken, dat we het dichtst bij God waren, te hebben beleefd. HET VERKEER TE WATER. Wenken in het belang van de algemeene veiligheid. De Directeur van den Markt- en Haven dienst, de heer L. A. Mennes, verzocht ons, ter waarschuwing aan bij de scheepvaart betrokkenen, te willen mededeelen, dat alhier den laatsten tijd eenige aanvaringen hebben plaats gehad van min of meer ern stig karakter, als gevolg van verkeerde seinen of van het achterwege laten van seinen. Het is bekend, dat in de binnenvaart over het algemeen de regelen ter voorkoming van aanvaring en aandrijving zeer veronacht zaamd worden en dat averij aan eigen bezit en aan dat van anderen werd opgeloopen; ja zelfs door verdrinking menschenlevens te betreuren waren, alleen doordat men de vaarregels niet opvolgde, niet kende of ver keerd toepaste. Nog zeer onlangs is door den Hoofdin specteur voor de Scheepvaart aan de ver schillende schippersverenigingen een cir culaire gericht, waarin verzocht werd vooral de be teekenis van het geven van „een stoot" en „twee stooten" op de hoorn of stoomfluit te verbreiden, omdat gebleken was, dat deze geluidsignalen in afwijking van de voor schriften van het Binnenaanvaringsregle- ment worden gebezigd. Hoewel iedere 9chipper voor de nakoming der bepalingen verantwoordelijk en verplicht is alle maatregelen te nemen, welke daartoe noodig zijn (dus bij niet-nakoming hiervan door den strafrechter ter verantwoording kan worden geroepen) in het bezit moet zijn van dit reglement en dus geacht wordt de diverse bepalingen daarin te kennen, lijkt het mij niet overbodig, te meer niet, omdat dikwijls de meest onbevoegden (wat te land met betrekking tot auto's en motorrijwielen tegenwoordig strafbaar is) zich per vaartuig door de openbare wateren bewegen, de meest voor de hand liggende verplichtingen hier even op eenvoudige wijze te noemen. Naast de lichtvoering zullen dus voor- loopig onbesproken blijven- geluidseinen en vaart bij mist enz.; seinen van sleeptreinen e d. en zeil vaar tuigen. Op het oog zijn normale gevallen, gewone vaartuigen en „nauw vaarwater" (waaron der niet vallen b.v. het Westgat bij Texel, het Marsdiep, een gedeelte van de Zuider zee, een gedeelte van den Westpolder en BINNENLAND. Minister De Geer over den politieken toe stand en over het beleid van het kabinet. (Uit het Parlement, 3de Blad). Een wetsontwerp is ingediend om tegemoet te komen aan de belangen van tandtechnici, die bij de vorige wetswijziging werden gedu peerd. (Binnenland, 2de Blad). De rentabiliteit van de luchtpostverbin- ding met Indië. (Binnenland, 2de Blad). Groningen krijgt zijn vierde postbestelling terug. (Binnenland, 2de Blad). Te Amsterdam is een stoker onder een locomotief geraakt en gedood. (Gemengd, 3de Blad). Het postvliegtuig der K. L. M. do H-N.A.E.N., is heden te Boedapest gearri veerd en wordt morgenmiddag, 3 uur, op Schiphol verwacht. (Laatste Berichten, lste Blad). BUITENLAND. De kwestie van den Duitschen pantser kruiser. (Buitenland, lste Blad). Nog geen resultaat hij de bemiddelings pogingen in het conflict in de Dnitscho metaalnijverheid. (Buitenland, lste Blad). Het adres op de Engelsche troonrede is door het Lagerhuis goedgekeurd. (Buitenl., lste Blad). De inhond der Fransche regeeringsverkla- ring. (Tel., lste Blad). Meer dan 100 personen zijn bij de ramp der „Vestris" omgekomen. Buitenl. en Tel., lste Blad). Nu de Etna bedaart, begint de Vesuvius te werken. (Buitenl. en Tel., lste Blad). nog eenige van dergelijke breede wateren). Bedoelde voorschriften zijn: Voortstuwingswerktuigen moeten bij na deren van een boot, welke men wenscht langszij te komen, zoo tijdig en bij afvaart van de boot zoo laat mogelijk worden stil gezet. Bij gevaar voor aanvaring: vaart vermin deren, stoppen of achteruitslaan. Elkaar ontmoetende, naar stuurboord hou den en aan bakboord voorbijvaren; echter een gejaagd vaartuig gaat binnendoor en een niet-gejaagd buitenom. Van 2 stoom- (of motor-) vaartuigen, die elkander snel kruisend en koersend naderen, moet, bij 'gevaar voor aanvaring, het vaar tuig dat het andere aan stuurboord van zich heeft, wijken; een stoomvaartuig wijkt echter voor een zeilvaartuig. Elk stoom- (of motor-) vaartuig moet, zoo mogelijk, de stuurboordzijde van het vaar water houden; een ander vaartuig mag tus schen dit vaartuig en dien wal niet komen, uitgenomen gejaagde en oploopende vaar tuigen en in sommige gevallen zeilvaar- tuigen. Bij oversteken van een water mag een stoom(motor)schip de koerslijnen van andere vaartuigen niet snijden, indien deze daar door verplicht zouden worden van den koers af te wijken om aanvaring te voor- Komen. Indien door omstandigheden een stoom vaartuig naar bakboord moet uitwijken, geeft het te voren 2 korte stooten en ver mindert aanmerkelijk de vaart. In gewone omstandigheden moet een stoom(motor)vaarluig, dat een ander sloom- (motor)vaarluig of zeilvaartuig oploopt en voorbij vaart, dit aan bakboord houden. D.w.z. bij passeeren van achteren op moet het vaartuig, dat gepasseerd zal worden, naar links nitwijken! Is dit een gejaagd vaartuig, dan houdt dit den wal aan het jaagpad; wordt het evenwel opgeloopen door een ander gejaagd vaartuig, dan laat het intijds de lijn vallen om het andere binnendoor te laten voorbijgaan. Het opgeloopen vaartuig is verplicht, het oploopende vaartuig de ruimte te laten en vaart te verminderen. Het vaartuig, dat wenscht op te loopen, moet, indien gevaar door aanvaring kan ont slaan. minstens 200 Meter te voren, één aangehouden stoot of 5 klokslagen geven. Dit sein zoo noodig herhalen. Wenscht men, hiertoe genoodzaakt, aan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 1