ULSTERS BEEKMAN J """KDM© «HÈ i/ast rioed op LANGS GLIBBERIGE WEGEN 69ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 6 November 192S Derde Blad No. 21058 Belgisch Nationaal Congres voor Binnenscheepvaart. LAAGSTE PRIJS KOREVAARSTR. PEPERMUNT t.iïu&k BELGIE's BUITENLANDSCHE POLITIEK FEUILLETON. (Nadruk verboden). (Van onzen specialen verslaggever). In de groote zaal van het Palais des Aca demies te Brussel is Zaterdag in tegen woordigheid van Koning Albert, den Minis ter van Openbare Werken TI. Baels en vele andere Belgische autoriteiten het eerste Bel gische Nationaal Congres voor Binnen scheepvaart geopend, een congres, dat niet alleen voor België van belang is, doch waar aan in verband met de uitspraken, welke gedaan worden over de verbinding van Ant werpen met den Rijn en de vaart door Maastricht met hel oog op de Nederlandsch- Belgische besprekingen ook voor ons land groote beteekenis mag worden gehecht. Het congres is op belangrijk grooteren leest geschoeid als wij in ons land bij Binnenscheepvaartcongressen gewend zijn. Niet alleen dat bij de opening ongeveer vijf honderd personen,, onder wie vele autoritei ten aanwezig waren, doch niet minder dan 45 rapporten worden in drie dagen door vijf secties afgehandeld en daarna aan de ple naire zitting ter goedkeuring voorgelegd. Vele onderwerpen als wetgeving, materiaal en waterwegen, economische vraagstukken, internationale binnenscheepvaart, onderwijs en de binnenscheepvaart in den Congo wor den door deskundigen ingeleid en daarna besproken x Niet minder, wellicht zelfs meer nog dan in ons land, houdt de kwestie van de ver binding van Antwerpen met den Rijn hier op dit congres en in de geheele Belgische binnenscheepvaart de gemoederen bezig. Reeds in de plechtige openingszitling kwam dit tot uiting. De voorzitter van het Congres, de Senator en Staatsminister P. Segers, hield een for- meele, zij het toch interessante, openings rede. Hij bracht hulde aan den koning, aan de regeering, voornamelijk aan den aanwe zigen minister van openbare werken H. Baels. wees op het groote economische be lang van een goede ontwikkeling van de binnenscheepvaart. De politiek is gericht op: met spoed ver voeren door de modernste en goedkoopste middelen. Dit geldt voor hel binnenland, doch ook voor de verbindingen met het achterland, den Rijn en ElzasaLotharingen. Na den voorzitter sprak Minister Baels namens de regeering. Hij was heel wat positiever in zijn verklaringen. ,,Ons volk weet niet. genoeg wat de schipperij b.etee- kent, welke plaats zij inneemt in onze volkskracht. Namens de regeering breng ik hrtlae aan onze binnenschippers en onze schipperij." „De beteekenis der binnenscheepvaart. 1 Het goedkoopste, het economisch geschikt ste verkeers- en vervoermiddel voor zware rracht, zoodanig dat zonder zün bestaan menige nijverheid niet zou kunnen be staan." RECLAME. PRIMA KWALITEIT TOONAANGEVENDE MODELLEN 547 De minister wees vervolgens op do groote economische voordeelen van de binnen scheepvaart voor het gebeele land, zoodat het niet aangaat de kosten van den aanleg van kanalen, enz. voornamelijk op de scheepvaart te laten drukken. De binnen scheepvaart is bovendien een nijverheid op zich zelf, zij heeft recht op leven, recht op een toekomst. De minister deelde vervolgens mede, wat uit het reeds door de Kamers goedgekeur de fonds van 1.800.000.000 francs zal wor den betaald, verbetering van het Cbarle- roikanaal en van de Maas te Luik en Neder-Sambre. Maar bovenal, gaat het om het aanleggen van een rechtstre.fcfesch diep en breed verkecrskanaal tusschen Luik en Antwerpen. De langverwachte en noodzakelijke be tere verbinding van Schelde en Rijn door andere vaarwateren dan het verouderde Hansweertkanaal en het ongewensche Hel legat kan, redelijkerwijze, niet .lang meer op zich laten wachten. Het behoud en de vooruitgang van onze Antwerpsche haven hangen af van een moderne verbinding met den Rijn. De hoofdingenieurs van het Ministerie van Openbare Werken A. Delmer, gaf daarna een uitvoerig overzicht van de uit de gelden van bovengenoemd fonds uit te voeren kanaal- werken. Als laatste spreker hield het Kamerlid Caeneghem uit Hasselt, de man, die steeds geijverd heeft voor het tot stand' komen van liet kanaal tusschen Luik en Antwerpen, ee<n rede, welke voor een scheepvaartcongres vry heftig mag worden- genoemd. Hij begon met er op te wijzen, dat de oorlog oorzaak was, dat de Nederlandsche en Duitscke binnenscheepvaart de Belgische voorbij gestreefd zijn. Voordat België zijn tweede eeuw van onafhankelijkheid ingaat, moeten evenwel alle kwesties zyn opgelost. Hy bracht hulde aan de regeering voor het opgestelde kanalenprogram. Het is de stout ste zet van economischen opbouw. Het gaat om de economische toekomst van het Belgi sche volk, om de economische landsverdedi ging. België moet vrjj en snel van alle rich tingen de grondstoffen kunnen aanvoeren en overal heen zijn producten kunnen vervoe ren. Onze slagader ligt te Antwerpen en bin nen enkele jaren zal deze haven zoo zijn uit gebreid, dat zy de naijver en bewondering van de geheele wereld zal opwekken. Hier voor moeten echter ajle belemmeringen voor de vaart worden uit den weg geruimd. Naar het Noorden door een betere verbinding dan over Hansweert en Wemeldingen en de ge vaarlijke Wester-Schelde. De vaart op de Schelde is. gevaarlijk. Zij kan niet verbeterd worden, want zij ligt op vre-'emden bodem. De toekomst van Antwerpen hangt echter van de verbetering van deze vaart af. Wij verlangen slechts een veilige en ononderbroken vaart naar den Rijn. De totstandkoming daarvan hangt slechts af van loyale nabuurschap en uit voering van geteekende overeenkomsten, die door de omstandigheden in den loop der tijden verouderd zijn, niet alleen naar den letter, doch ook naar den geest. Alleen het nieuwe kanaal (naar den Moerdijk) beant woordt aan de eischen. Spr. koesterde de gegronde hoop, dat de hangende geschillen tusschen twee kleine nijvere naties spoedig uit den weg zullen zijn geruimd. Wanneer aan de ééue zijde de inwilliging der gerechtvaardigde eischen wordt geweigerd, dan is dit zeker geen daad van vriendschap. Verzaken wij aan den anderen kant op onze eischen, dan wurgen wij onze eigen expansierecht-en." De spreker besloot met te wijzen op de noodzakelijkheid van een ideale scheep vaartverbinding tusschen Luik en Antwer pen in verband met het moeilijke verkeer door Maastricht. Deze rede werd, vooral waar gesproken werd over een betere verbinding met den Rijn, herhaalde malen door applaus van het congres onderbroken- Na de openingszitting ging het Congres in den middag over in de vijf ingestelde secties tot het opstellen der conclusies op de uitgebreide rapporten. Van Nederlandsche zijde merkten wij op de heeren mr. Grosheide, secretaris van het Nederlandsche Binneoscheepvaartcongres, Brouwer, secretaris van de Vereeniging va/p Werkgevers in het Binnenbeurtvaartbedrijf en G. de JoDg, directeur van het Onder wijsfonds voor de Binnenvaart te Amster dam, die de vergaderingen van de derde sectie, in welke bet onderwijs behandeld werd, bijwoonde. Op den eersten dag van het Congres was de belangstelling in de sectie-vergaderin gen groot. Van de 45 rapporten, welke op dit Congres werden uitgebracht, trekken vijf onze bij zondere aandacht, n.l. drie, welke verband houden met de onderhandelingen tusschen ons land en onze Zuiderburen over de wijzi ging van het tractaat van 1839 en twee over het lager onderwijs aan schipperskinderen, een kwestie welke bij ons nog onopgelost is. Het belangrijkste rapport is zeker dat van den heer H. Woestijn in zijn functie als vice- voorzitler der commissie tol uitbreiding van de Belgische Rijnvaart en directeur van de afdeeling Binnenvaart van hel Belgische Ministerie voor Zeewezen De heer Woestijn is bovendien een der Belgische deskundigen, die een paar weken peleden heeft deelge nomen aan de Nederlandsch-Eelgische be sprekingen te Den Haag en, hoewel niet ten volle, mag toch worden aangenomen, dat de eischen, welke hij in zijn prae-advies voor het congres heeft gesteld, ongeveer dezelfde zijn als die. welke hij in Den Haag voor zijn regeering zal hebben verdedigd. In zijn rapport gaat de heer Woestijn in de eerste plaats na de sterkte van de Bel gische Rijnvloot vergeleken bij die van Ne derland en Duitschland in 1914. België be zat toen 19.4 pCt. der sleepschepen en 7.7 pCt. der sleepbooten.Uitvoerig bespreekt hij de maatregelen, welke de Belgische regee ring heeft genomen ter bevordering van ont wikkeling van de Belgische Rijnvaart. Hij .geeft een overzicht van de wijze, waarop men er in geslaagd is na den oorlog de Bel gische Rijnvloot uit Ie breiden en het ver voer te bevorderen. Het vervoer van de ge allieerde goederen over Antwerpen van en naar het bezette gebied en niet over Rot terdam is een van de middelen, waar1 naast genoemd moet worden de gratis sleep dienst tusschen Antwerpen en Dordrecht. Ook door het bevorderen van retourvrachten van de Ruhr naar Antwerpen voorname lijk het vervoer van herstelkolc-n werd de ontwikkeling van de vaart bevorderd. Ten slotte komt de heer Woeslijn tot de kern van zijn betoog- de noodzakelijkheid van 'n ver betering van de verbinding met den Rijn. Hij besluit zijn rapport woordelijk als volgt: Antwerpen ligt op 135 K.M. van Dordrecht een betrekkelijk kleinen afstand, maar welke dikwijls zeer lang is tengevolge van de be lemmeringen. welke de schepen, die op de Schelde varen, ondervinden door de zeevaart door het kanaal van Hansweert naar Wemel- dinge. waar de oorzaken der vertraging niet kunnen warden opgeheven en door de Zeeuwsche stroomen. waar de scheepvaart zeer moeilijk en gevaarlijk is. Het gaat hier om een zper drukke scheep vaart, hetgeen blijkt uit de volgende cijfers van de1 scheepvaart te Hansweert in de jaren 1922 tot 1927: Jaren Aantal te Hansweert Tonnen inh. geschutte schepen 1922 45.509 11.486.000 ton 1923 46.243 10 510.000 ton 1924 59.941 16.960.000 ton 1925 68.503 20.813.000 ton 1926 7 f.985 23.862.000 ton 1927 71.951 21.950.000 ton Kan Nederland, dat in deze scheepvaart een deel had van meer dan 60 pCt. volhar den in zijn verzet tegen hei graven van een kanaal Anlwerj>en-Moerdijk. dat den huidi- gen weg met de helft zou bekorten en eon einde maken aan de gevaren, waaraan de binnen-scheepvaarl thans blootstaat? ,,De zaak is steeds in studie", antwoordt ons de Nederlandsche minister van buiipn- landsche zaken. Mogen wij de hoop koeste ren. dat deze bestudeerin? spoedig I een goed einde zal worden gebracht en zullen onze Noorderburen er zich tenslotte reken schap van geven, dat het maken van dezen j nieuwen waterweg niet alleen voordeelen zal brengen aan de haven van Antwerpen maar j tegelijkertijd de internationale binnenscheep vaart zal vergemakkelijken en algemeen de 1 Rijnvaart, die steeds strijdt tegen de concur- rentie van andere verkeersmiddelen (be doeld zijn de' spoorwegen-Corr.) zal bevor deren?" Dit rapport werd in de derde sectie van het Congres tegelijk behandeld met een prae- advies van den bekenden Belgischen reeder P. Plouvier Sr.. wiens rapport als titel voert: ^Het kanaal van den Moerdijk" Dit rapport is minder politiek gesteld, getuigt zelfs van een anti-Nederlandsche stemming, die de heer Woestijn zeker niet zal onderschrijven. In de eerste alinea van zijn rapport durft de heer Plouvier Sr. zelfs woordelijk te zeggen, na het ontbreken van kanalen in Nederland tusschen het kanaal HansweertWemeldinge en de Zuid Wil lemsvaart te hebben geconstateerd: „Men zou bijna zeggen, dat het opzet is. waar mee men tracht de betrekkingen en den handel tusschen de beide landen te be perken en te bemoeilijken" Hij wijst er op. dat reeds dadelijk bij den aanleg van het kanaal HansweertWemeldinge ge protesteerd is tegen deze oplossing van het verkrijgen van een goede verbinding van Antwerpen met het Noorden. Het spreekt van zelf. dgt de schrijver concludeert, dat hef kanaal HansweertWemeldinge on voldoende en deze vaarweg gevaarlijk is. Aan het slot van zijn betoog, dat gericht is tegen de bezwaren van Nederlandsche zijde tegen de afmetingen van het voor gestelde Moerdijkkanaal, wijst de heer Plouvier er op. dal ook voor de verbinding van Amsterdam met den Rijn belangrijke afmetingen worden geëischl (voor schepen van 3000 ton) en hij besluit, dat België met dezelfde afmetingen voor het Moer dijkkanaal voorloopig tevreden kan zijn, mits de mogelijkheid wordt opengelaten, dal het kanaal laater vergroot wordt en dat het kanaal later vergroot wordt en den geheven, zoodat de aanleg van het ka naal moet geschieden uit een „fonds perdu". Als derde rapport over ..De Scheepvaart tusschen Antwerpen en Dordrecht en de formaliteiten van de Nederlandsche dou ane" is van de hand van den bekenden expediteur J. L. de Groof, oud-vice-consul van België te Hansweert. Zijn rapport is veel minder agressief dan dat van den heer Plouvier. Hij komt tot de volgende con clusies- „het i9 noodzakelijk, dat het in- en uitvaren van het kanaal door Zuid- Beveland wordt geregeld door een verkeers agent. Het kanaal moet minstens 25 M. verbreed worden en op 67 M breedte wor den gebracht. Noodig is verhooging van de brug bij Vlake. Verder vraagt de heer de Groof herstel van de derde sluis te Hans weert en uitdieping van de Schaar van de Middenplaat, de opheffing van het op nieuw looden te Lillo en het looden Te Antwerpen, Hii beschuldigt de felle voor standers van den aanleg van hel kanaal van Antwerpen naar den Moerdijk van overdrijving van de gevaren van den vaar weg over de Schelde, het kanaal Hans weertWemeldinge en de Zeeuwsche stroomen. De vaart in Zeeland eischt meer oplettendheid en voorzichtigheid dan op zuivere binnenwaters, maar de kapiteins der sleepbooten en de schippers geven niet allijd blijk van de noodige waakzaamheid. Indien er een disciplinaire raad was om elk ongeluk Ie behandelen, dan zouden de ongevallen zeker verminderen. Ook het maken van te lange sloepen is een ge vaar. Ook wanneer het Moerdijkkanaal zal tof sland komen zal echter een verbeterd kanaal door Zuid-Beveland van belang zijn Tenslotte stelt de heer de Ororif eenige wijzigingen in de douane-bepalingen voor (er bevordering van een snel verkeer. De beide andere rapporten, welke onze bijzondere belangstelling hadden, waren die van de heeren P Deben, afgevaardig de van den Nationalen Schippersbond en Tobie Jonckheere, hoogleeraar in de paeda- gogie, over het onderwijs aan schippers kinderen Hoewel niet gezegd kan worden dat in België het Tager onderwijs aan schippers kinderen algemeen is lezen wij in de rap- j-orten. dat in 1925 in België de leerplicht is afgekondigd voor alle schipperskinderen tusschen 10 en 14 jaar De prac-advisuurs vragen thans uitbreiding van dit onderwijs, gelijke subsidieering der schippersscholcn en RECLAME. Pepermunt en pepermunt zijn twee. Wilt U ook ge nieten van den lekkeren smaak, die alleen de echte pepermunt eigen is. let er te koopen, bekend om de origineeie samenstelling en beroemd om den lek kenen smaak. TOWNEMA'S CONFECTIONERY WORKS 560 internaten en meer toelagen van den Staat voor de huisvesting der kinderen. Bij de behandeling der rapporten in de vierde sectie was het de heer G. de Jong, directeur van het Onderwijsfonds te Am sterdam. die constateerde, dat België op dit punt Nederland reeds een belangrijk stuk voor is, daar in ons land nog steeds een regeling van het lager onderwijs aan schipperskinderen is uitgebleven ondanks alle pogingen, die van verschillende kanten zijn gedaan om een regeling te verkrijgen. Van de vele andere behandelde rappor ten ontspon zich over de concurrentie van de spoorwegen met de binnenscheepvaart, een kwestie, welke wij in ons land (Lim burg) ook kennen, een belangwekkende discussie. Het zou te ver voeren in te gaan op deze debatten in de verschillende secties In een laatste artikel over het Congres zullen wij een overzicht geven van de conclussies, waartoe de debatten in de secties hebben geleid en welke door de plenaire zitting van hpt Congres werden aangenomen door PAUL HYMANS, Belgisch Minister van Buitenl. Zaken. België en het her stel. Het vraagstuk van het herstel en het vraagstuk van de ontruiming der bezette gebieden in het Rijn land zrjn ook voor België van het grootste be-lang, vooral wat zijn eigen veiligheid be treft; voorts zijn groote belangen voor Bel gië gemoeid met het herstel, waarop het aanspraak heeft. In dit opzicht is onze toe stand zuiver omschreven. Want die wordt bepaald door twee internationale verdragen, welke wij hebben onderteekend: het ver drag van Londen, dat in 1924 het Dawes- plan in werking stelde, en het verdrag van Washington, dat in 1925 de betalingsvoor waarden regelde van onze schulden aao de Vereenigae Staten. De voorloopige raming van onze staatsuitgaven en inkomsten is voor vele komende jaren opgebouwd op deze Door R. L. de W. 29) >,Toe, wees alsjeblieft niet boos," zeide hij. zich naar haar overbuigend, iets zaligs doortrilde hem, toen hij bij ongeluk even roet zijn schouder den hare aanraakte. Even later draaide zij zich om en zag hij, dal haar oogen vochtig waren. ..Het spijt mij verschrikkelijk," zeide hij, „ik ».'t Is dom van me," haar glimlach geleek Aprilzonnetje, „maar zij hield op, Jro een oogenblik later door te gaan: „u en L»rd Drewith schijnen beiden menschen rooi een prachtige toekomst; toch doet u a lehei u doet alsof er niets in de wereld wat u iels kan schelen, juist alsof u in de romedie i9. als het gordijn valt, dan is hel uit." -En is 't dat niet?" vroe£ Beresford. "Lat weten we geen van allen." -Iemands lot wordt beslist door zijn voor slacht maar door zijn omgeving gemo veerd," zeide Beresford. ••Tenzij hij zijn eigen omgeving schept" °TPerde zij -.nat i? voor y makkelijk zeggen. U hebt Qp middelen om al uw wenschen te ver vullen," •Heb ik die?" vroeg ze droomerig; toen s kwam ze tot de werkelijkheid terug ..is daar zoo zeker van?" >'*J 't dan niet zoo?" "Ruil in gedachten eens met rnjj van plaats," zeide zij. ,.en denk u dan eens. dat de vrouwen vertegenwoordigd zijn door vrouwelijke negen-en-dertig artikelen." „Ik neem tyyn woorden terug." „En nu moeten we maar eens gaan den ken over lunchen." zeide ze glimlachend. Zonder een woord le spreken liepen ze naar het hotel terug. Bij den ingang stond een groepje van do negen-en-derlig heeren der schepping. Toen Beresford in de eetzaal bij zijn eigen tafeltje kwam. vond hij daar iemand zitten met den donkeren knevel en een dik gezicht, erg burgerlijk. Hij keek op en glim lachte. Beresford boog stijf, één van de meest verslandige wijn en sigaren aanbie dende artikelen herkennend, iemand, die getracht had hem met beleefdheden te over stelpen Beresford zocht den oberkellner op, die onderdanig glimlachte en in zijn handen wreef. „Er zit iemand aan mijn tafeltje, ober," zeide hij: „ik ga naar boven maar ben in vijf minuten weer beneden, zorg er dan voor, dal ik een tafeltje voor mij alleen heb, zooals ik geconditioneerd heb ,,'t Spijt mij erg. sir," zeide de ober kellner, „maar t is zoo vol." „Nu. je zorgt er wel voor." zeide Beres ford gedecideerd, „en anders 9preek ik er met de directie over Zie eens, de plaats, die mr. Gordon anders heeft, is nog vrij." zeide hii over zijn schouder heen. zich om draaiend om naar de deur te gaan. meteen ving hïi ^en blik vo! haat op uit de oogen van den oberkellner. Terugkomend in de eetzaal wa9 zijn tateltje vrij en de bezitter van den donkeren knevel en het dikke gezicht wierp woedende blikken in zijn richting. Beresford overlegde bij zich zelf of de oberkellner al of niet de dikke fooi. die mr. Gordon het gewenschte plaatsje had moeten bezorgen, terug zou hebben gegeven Hij had klaarblijkelijk moe ten dienen als middel van introductie voor Lola HOOFDSTUK XÏIT. Het enkel-vraagstuk. „Mag ik, terwijl u verder ontbijt, een praatje komen maken?" Toen Lola in de eetzaal was gekomen, met al9 allijd den trouwen oberkellner in haar gevolg, was Beresford al bijna klaar geweest. Later was hij naar haar tafeltje toegegaan. „Ik voelde me vanmorgen zoo gelukkig," verkondigde hij, terwijl hij zich in een stoel liet zakken, die Lola hem had aangewezen. „Gelukkig 1" Zij keek even op van een stuk geroosterd brood, dat ze bezig was te •bof eren. „Ik had een intens verlangen om ieder gelukkig t» maken. Ik was buitengewoon goed te spreken." ..Krmt u daarom bij mij een praatje ma ken?" vroeg ze, zonder van haar bord op te kijken „Voor u tracht ik altijd iets goeds te doen.'' zeide hij verwijtend. Vragend blikten haar oogen hem aan. „Ik houd de Negen en Dertig Artikelen van u af." Zij knikte glimlachend. ..Or- ®en goeden morgen ging hij door." .zult u a's n naar mijn tafrilje kijkt, zien, dat mijn stoel leeg is." ..Hoe weet u. dat ik naar uw tafeltje zal kijken?" vroeg ze uitdagend en tegelijkertijd wierp ze hem van onder haar wimpers een blik toe. „Ja. maar u stoort het verhaal," zeide hij ernstig „Op een goeden morgen naar mijn tafeltje kijkend, zult u het leeg vinden." herhaalde hij Later op den dag zal het een heele consternatie geven, als mijn lijk ge vonden wordt badend in bloed. Helden in een roman baden altijd in hun eigen bloed," vervolgde hij. „Een held uit een roman!" herhaalde zij met opgetrokken wenkbrauwen. „Is u er een?" „Ik ben de held van mijn eigen roman," gaf hij ten antwoord. ..Maar u valt me in de rede. Ik was zoover, dat ik in mijn eigen bloed baadde slachtoffer der Negen en Dertig Artikelen. Zij lachte. „En voortaan." vervolgde hij. „zal ik mei den Romeinschen schildwacht Casablanca en Jack Cornwill de lauweren deeien voor trouwe plichtsbetrachting." „Ik had liever gewild, dat u mij be schouwde als oen pretje." zeide zij zedig. „Het is mijn plicht om mijn genoegen fe beschermen gaf hij bedaard len antwoord. ..Maar zooeven zei u. dal u zich zoo ge lukkig voelde." „Ja. ik had hetzelfde gevoel, dat Ulysses gehad moet hebben, toen hij het houten paard van Troje binnen zag halen, of Leoni- das bij Thermopylae, in één woord ik was buitengewoon goed gehumeurd. Maar op eeïis kreeg ik een meisje aan hel tafeltje- bij het raarr in hel oog, dat maakfe me hii hield op Was hel 'ïefde .>p het eerste gezicht?" vroeg ze bedaard „Toen." ging hij door. ..vond ik deze we reld niet meer zoo aanlokkelijk. „Natuur had me plotseling een koud stortbad gege ven in den vorm van een paar bokkopooton, die onverwachts eindigden in een paar lompe voeten." „Wal bedoelt u toch?" riep ze lachend. „Alleen maar. dat ik, evenals Godfrey Elton, heel gevoelig ben op het punt van enkels." „Maar wat hebben de enkels van dat meisje met u te maken?" Verbaasd trok zij haar wenkbrauwen samen. Ze hebber mijn ontbijt bedorven," zeide hij op klagenden toon, „en 't zou me niets verwonderen als ze mijn heelen dag be dierven. „Wat zegt u toch gekke dingen," glim lachte ze „Ik begrijp geen steek van u. Ik dacht altijd, dat een Engelschman in den morgen niet te genaken was, maar u is 's morgens veel vroolijker dan de rest van den dag." „Stelt u zich eens in de plaats van een vrouw, die weet, dat de natuur haar als een onvoltooide symphonie gelaten heeft." ging hij door. ..Wat pen angst voor haar, telkens als zp een modeblad open doet. dal de een of anderp nieuwe modegril haar tekort aan hel 'icht zal brengen ..Maar we zijn niet allemaal Grieken," vond zij „'t Is ook niet noodig, dat een vrouw een Grieksche is, om op de hoogte te zijn van natuur's onbegrijpelijke vergissingen bij het modeleeren." antwoordde hij ..Zoo pas na hpt ontbijt kan ik niet over anatomie «n-* n" lachend stond zij op. „Over lier *Y n h=>n t|r terug ner ze hem van -ver «air schouder toe, naar de deur gaand (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9