ULSTERS
BEEKMAN
J
"""KDM©
«HÈ
i/ast rioed op
LANGS GLIBBERIGE WEGEN
69ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 6 November 192S
Derde Blad
No. 21058
Belgisch Nationaal Congres
voor Binnenscheepvaart.
LAAGSTE PRIJS
KOREVAARSTR.
PEPERMUNT
t.iïu&k
BELGIE's BUITENLANDSCHE
POLITIEK
FEUILLETON.
(Nadruk verboden).
(Van onzen specialen verslaggever).
In de groote zaal van het Palais des Aca
demies te Brussel is Zaterdag in tegen
woordigheid van Koning Albert, den Minis
ter van Openbare Werken TI. Baels en vele
andere Belgische autoriteiten het eerste Bel
gische Nationaal Congres voor Binnen
scheepvaart geopend, een congres, dat niet
alleen voor België van belang is, doch waar
aan in verband met de uitspraken, welke
gedaan worden over de verbinding van Ant
werpen met den Rijn en de vaart door
Maastricht met hel oog op de Nederlandsch-
Belgische besprekingen ook voor ons land
groote beteekenis mag worden gehecht.
Het congres is op belangrijk grooteren
leest geschoeid als wij in ons land bij
Binnenscheepvaartcongressen gewend zijn.
Niet alleen dat bij de opening ongeveer vijf
honderd personen,, onder wie vele autoritei
ten aanwezig waren, doch niet minder dan
45 rapporten worden in drie dagen door vijf
secties afgehandeld en daarna aan de ple
naire zitting ter goedkeuring voorgelegd.
Vele onderwerpen als wetgeving, materiaal
en waterwegen, economische vraagstukken,
internationale binnenscheepvaart, onderwijs
en de binnenscheepvaart in den Congo wor
den door deskundigen ingeleid en daarna
besproken x
Niet minder, wellicht zelfs meer nog dan
in ons land, houdt de kwestie van de ver
binding van Antwerpen met den Rijn hier
op dit congres en in de geheele Belgische
binnenscheepvaart de gemoederen bezig.
Reeds in de plechtige openingszitling kwam
dit tot uiting.
De voorzitter van het Congres, de Senator
en Staatsminister P. Segers, hield een for-
meele, zij het toch interessante, openings
rede. Hij bracht hulde aan den koning, aan
de regeering, voornamelijk aan den aanwe
zigen minister van openbare werken H.
Baels. wees op het groote economische be
lang van een goede ontwikkeling van de
binnenscheepvaart.
De politiek is gericht op: met spoed ver
voeren door de modernste en goedkoopste
middelen. Dit geldt voor hel binnenland,
doch ook voor de verbindingen met het
achterland, den Rijn en ElzasaLotharingen.
Na den voorzitter sprak Minister Baels
namens de regeering. Hij was heel wat
positiever in zijn verklaringen. ,,Ons volk
weet niet. genoeg wat de schipperij b.etee-
kent, welke plaats zij inneemt in onze
volkskracht. Namens de regeering breng ik
hrtlae aan onze binnenschippers en onze
schipperij."
„De beteekenis der binnenscheepvaart. 1
Het goedkoopste, het economisch geschikt
ste verkeers- en vervoermiddel voor zware
rracht, zoodanig dat zonder zün bestaan
menige nijverheid niet zou kunnen be
staan."
RECLAME.
PRIMA KWALITEIT
TOONAANGEVENDE
MODELLEN
547
De minister wees vervolgens op do groote
economische voordeelen van de binnen
scheepvaart voor het gebeele land, zoodat
het niet aangaat de kosten van den aanleg
van kanalen, enz. voornamelijk op de
scheepvaart te laten drukken. De binnen
scheepvaart is bovendien een nijverheid op
zich zelf, zij heeft recht op leven, recht op
een toekomst.
De minister deelde vervolgens mede, wat
uit het reeds door de Kamers goedgekeur
de fonds van 1.800.000.000 francs zal wor
den betaald, verbetering van het Cbarle-
roikanaal en van de Maas te Luik en
Neder-Sambre. Maar bovenal, gaat het om
het aanleggen van een rechtstre.fcfesch diep
en breed verkecrskanaal tusschen Luik en
Antwerpen.
De langverwachte en noodzakelijke be
tere verbinding van Schelde en Rijn door
andere vaarwateren dan het verouderde
Hansweertkanaal en het ongewensche Hel
legat kan, redelijkerwijze, niet .lang meer
op zich laten wachten. Het behoud en de
vooruitgang van onze Antwerpsche haven
hangen af van een moderne verbinding met
den Rijn.
De hoofdingenieurs van het Ministerie van
Openbare Werken A. Delmer, gaf daarna een
uitvoerig overzicht van de uit de gelden van
bovengenoemd fonds uit te voeren kanaal-
werken.
Als laatste spreker hield het Kamerlid
Caeneghem uit Hasselt, de man, die steeds
geijverd heeft voor het tot stand' komen van
liet kanaal tusschen Luik en Antwerpen, ee<n
rede, welke voor een scheepvaartcongres vry
heftig mag worden- genoemd.
Hij begon met er op te wijzen, dat de
oorlog oorzaak was, dat de Nederlandsche en
Duitscke binnenscheepvaart de Belgische
voorbij gestreefd zijn. Voordat België zijn
tweede eeuw van onafhankelijkheid ingaat,
moeten evenwel alle kwesties zyn opgelost.
Hy bracht hulde aan de regeering voor het
opgestelde kanalenprogram. Het is de stout
ste zet van economischen opbouw. Het gaat
om de economische toekomst van het Belgi
sche volk, om de economische landsverdedi
ging. België moet vrjj en snel van alle rich
tingen de grondstoffen kunnen aanvoeren
en overal heen zijn producten kunnen vervoe
ren. Onze slagader ligt te Antwerpen en bin
nen enkele jaren zal deze haven zoo zijn uit
gebreid, dat zy de naijver en bewondering
van de geheele wereld zal opwekken. Hier
voor moeten echter ajle belemmeringen voor
de vaart worden uit den weg geruimd. Naar
het Noorden door een betere verbinding dan
over Hansweert en Wemeldingen en de ge
vaarlijke Wester-Schelde. De vaart op de
Schelde is. gevaarlijk.
Zij kan niet verbeterd worden, want zij
ligt op vre-'emden bodem. De toekomst van
Antwerpen hangt echter van de verbetering
van deze vaart af. Wij verlangen slechts
een veilige en ononderbroken vaart naar
den Rijn. De totstandkoming daarvan hangt
slechts af van loyale nabuurschap en uit
voering van geteekende overeenkomsten, die
door de omstandigheden in den loop der
tijden verouderd zijn, niet alleen naar den
letter, doch ook naar den geest. Alleen het
nieuwe kanaal (naar den Moerdijk) beant
woordt aan de eischen.
Spr. koesterde de gegronde hoop, dat de
hangende geschillen tusschen twee kleine
nijvere naties spoedig uit den weg zullen
zijn geruimd. Wanneer aan de ééue zijde
de inwilliging der gerechtvaardigde eischen
wordt geweigerd, dan is dit zeker geen
daad van vriendschap. Verzaken wij aan
den anderen kant op onze eischen, dan
wurgen wij onze eigen expansierecht-en."
De spreker besloot met te wijzen op de
noodzakelijkheid van een ideale scheep
vaartverbinding tusschen Luik en Antwer
pen in verband met het moeilijke verkeer
door Maastricht.
Deze rede werd, vooral waar gesproken
werd over een betere verbinding met den
Rijn, herhaalde malen door applaus van
het congres onderbroken-
Na de openingszitting ging het Congres
in den middag over in de vijf ingestelde
secties tot het opstellen der conclusies op
de uitgebreide rapporten.
Van Nederlandsche zijde merkten wij op
de heeren mr. Grosheide, secretaris van het
Nederlandsche Binneoscheepvaartcongres,
Brouwer, secretaris van de Vereeniging va/p
Werkgevers in het Binnenbeurtvaartbedrijf
en G. de JoDg, directeur van het Onder
wijsfonds voor de Binnenvaart te Amster
dam, die de vergaderingen van de derde
sectie, in welke bet onderwijs behandeld
werd, bijwoonde.
Op den eersten dag van het Congres was
de belangstelling in de sectie-vergaderin
gen groot.
Van de 45 rapporten, welke op dit Congres
werden uitgebracht, trekken vijf onze bij
zondere aandacht, n.l. drie, welke verband
houden met de onderhandelingen tusschen
ons land en onze Zuiderburen over de wijzi
ging van het tractaat van 1839 en twee over
het lager onderwijs aan schipperskinderen,
een kwestie welke bij ons nog onopgelost is.
Het belangrijkste rapport is zeker dat van
den heer H. Woestijn in zijn functie als vice-
voorzitler der commissie tol uitbreiding van
de Belgische Rijnvaart en directeur van de
afdeeling Binnenvaart van hel Belgische
Ministerie voor Zeewezen De heer Woestijn
is bovendien een der Belgische deskundigen,
die een paar weken peleden heeft deelge
nomen aan de Nederlandsch-Eelgische be
sprekingen te Den Haag en, hoewel niet ten
volle, mag toch worden aangenomen, dat de
eischen, welke hij in zijn prae-advies voor
het congres heeft gesteld, ongeveer dezelfde
zijn als die. welke hij in Den Haag voor zijn
regeering zal hebben verdedigd.
In zijn rapport gaat de heer Woestijn in
de eerste plaats na de sterkte van de Bel
gische Rijnvloot vergeleken bij die van Ne
derland en Duitschland in 1914. België be
zat toen 19.4 pCt. der sleepschepen en 7.7
pCt. der sleepbooten.Uitvoerig bespreekt hij
de maatregelen, welke de Belgische regee
ring heeft genomen ter bevordering van ont
wikkeling van de Belgische Rijnvaart. Hij
.geeft een overzicht van de wijze, waarop
men er in geslaagd is na den oorlog de Bel
gische Rijnvloot uit Ie breiden en het ver
voer te bevorderen. Het vervoer van de ge
allieerde goederen over Antwerpen van en
naar het bezette gebied en niet over Rot
terdam is een van de middelen, waar1
naast genoemd moet worden de gratis sleep
dienst tusschen Antwerpen en Dordrecht.
Ook door het bevorderen van retourvrachten
van de Ruhr naar Antwerpen voorname
lijk het vervoer van herstelkolc-n werd de
ontwikkeling van de vaart bevorderd. Ten
slotte komt de heer Woeslijn tot de kern van
zijn betoog- de noodzakelijkheid van 'n ver
betering van de verbinding met den Rijn.
Hij besluit zijn rapport woordelijk als
volgt:
Antwerpen ligt op 135 K.M. van Dordrecht
een betrekkelijk kleinen afstand, maar welke
dikwijls zeer lang is tengevolge van de be
lemmeringen. welke de schepen, die op de
Schelde varen, ondervinden door de zeevaart
door het kanaal van Hansweert naar Wemel-
dinge. waar de oorzaken der vertraging niet
kunnen warden opgeheven en door de
Zeeuwsche stroomen. waar de scheepvaart
zeer moeilijk en gevaarlijk is.
Het gaat hier om een zper drukke scheep
vaart, hetgeen blijkt uit de volgende cijfers
van de1 scheepvaart te Hansweert in de
jaren 1922 tot 1927:
Jaren Aantal te Hansweert Tonnen inh.
geschutte schepen
1922 45.509 11.486.000 ton
1923 46.243 10 510.000 ton
1924 59.941 16.960.000 ton
1925 68.503 20.813.000 ton
1926 7 f.985 23.862.000 ton
1927 71.951 21.950.000 ton
Kan Nederland, dat in deze scheepvaart
een deel had van meer dan 60 pCt. volhar
den in zijn verzet tegen hei graven van een
kanaal Anlwerj>en-Moerdijk. dat den huidi-
gen weg met de helft zou bekorten en eon
einde maken aan de gevaren, waaraan de
binnen-scheepvaarl thans blootstaat?
,,De zaak is steeds in studie", antwoordt
ons de Nederlandsche minister van buiipn-
landsche zaken. Mogen wij de hoop koeste
ren. dat deze bestudeerin? spoedig I een
goed einde zal worden gebracht en zullen
onze Noorderburen er zich tenslotte reken
schap van geven, dat het maken van dezen j
nieuwen waterweg niet alleen voordeelen zal
brengen aan de haven van Antwerpen maar j
tegelijkertijd de internationale binnenscheep
vaart zal vergemakkelijken en algemeen de 1
Rijnvaart, die steeds strijdt tegen de concur-
rentie van andere verkeersmiddelen (be
doeld zijn de' spoorwegen-Corr.) zal bevor
deren?"
Dit rapport werd in de derde sectie van
het Congres tegelijk behandeld met een prae-
advies van den bekenden Belgischen reeder
P. Plouvier Sr.. wiens rapport als titel voert:
^Het kanaal van den Moerdijk"
Dit rapport is minder politiek gesteld,
getuigt zelfs van een anti-Nederlandsche
stemming, die de heer Woestijn zeker niet
zal onderschrijven. In de eerste alinea van
zijn rapport durft de heer Plouvier Sr. zelfs
woordelijk te zeggen, na het ontbreken van
kanalen in Nederland tusschen het kanaal
HansweertWemeldinge en de Zuid Wil
lemsvaart te hebben geconstateerd: „Men
zou bijna zeggen, dat het opzet is. waar
mee men tracht de betrekkingen en den
handel tusschen de beide landen te be
perken en te bemoeilijken" Hij wijst er
op. dat reeds dadelijk bij den aanleg van
het kanaal HansweertWemeldinge ge
protesteerd is tegen deze oplossing van het
verkrijgen van een goede verbinding van
Antwerpen met het Noorden. Het spreekt
van zelf. dgt de schrijver concludeert, dat
hef kanaal HansweertWemeldinge on
voldoende en deze vaarweg gevaarlijk is.
Aan het slot van zijn betoog, dat gericht
is tegen de bezwaren van Nederlandsche
zijde tegen de afmetingen van het voor
gestelde Moerdijkkanaal, wijst de heer
Plouvier er op. dal ook voor de verbinding
van Amsterdam met den Rijn belangrijke
afmetingen worden geëischl (voor schepen
van 3000 ton) en hij besluit, dat België
met dezelfde afmetingen voor het Moer
dijkkanaal voorloopig tevreden kan zijn,
mits de mogelijkheid wordt opengelaten,
dal het kanaal laater vergroot wordt en
dat het kanaal later vergroot wordt en
den geheven, zoodat de aanleg van het ka
naal moet geschieden uit een „fonds perdu".
Als derde rapport over ..De Scheepvaart
tusschen Antwerpen en Dordrecht en de
formaliteiten van de Nederlandsche dou
ane" is van de hand van den bekenden
expediteur J. L. de Groof, oud-vice-consul
van België te Hansweert. Zijn rapport is
veel minder agressief dan dat van den heer
Plouvier. Hij komt tot de volgende con
clusies- „het i9 noodzakelijk, dat het in-
en uitvaren van het kanaal door Zuid-
Beveland wordt geregeld door een verkeers
agent. Het kanaal moet minstens 25 M.
verbreed worden en op 67 M breedte wor
den gebracht. Noodig is verhooging van de
brug bij Vlake. Verder vraagt de heer de
Groof herstel van de derde sluis te Hans
weert en uitdieping van de Schaar van
de Middenplaat, de opheffing van het op
nieuw looden te Lillo en het looden Te
Antwerpen, Hii beschuldigt de felle voor
standers van den aanleg van hel kanaal
van Antwerpen naar den Moerdijk van
overdrijving van de gevaren van den vaar
weg over de Schelde, het kanaal Hans
weertWemeldinge en de Zeeuwsche
stroomen. De vaart in Zeeland eischt meer
oplettendheid en voorzichtigheid dan op
zuivere binnenwaters, maar de kapiteins
der sleepbooten en de schippers geven niet
allijd blijk van de noodige waakzaamheid.
Indien er een disciplinaire raad was om
elk ongeluk Ie behandelen, dan zouden de
ongevallen zeker verminderen. Ook het
maken van te lange sloepen is een ge
vaar. Ook wanneer het Moerdijkkanaal zal
tof sland komen zal echter een verbeterd
kanaal door Zuid-Beveland van belang zijn
Tenslotte stelt de heer de Ororif eenige
wijzigingen in de douane-bepalingen voor
(er bevordering van een snel verkeer.
De beide andere rapporten, welke onze
bijzondere belangstelling hadden, waren
die van de heeren P Deben, afgevaardig
de van den Nationalen Schippersbond en
Tobie Jonckheere, hoogleeraar in de paeda-
gogie, over het onderwijs aan schippers
kinderen
Hoewel niet gezegd kan worden dat in
België het Tager onderwijs aan schippers
kinderen algemeen is lezen wij in de rap-
j-orten. dat in 1925 in België de leerplicht
is afgekondigd voor alle schipperskinderen
tusschen 10 en 14 jaar De prac-advisuurs
vragen thans uitbreiding van dit onderwijs,
gelijke subsidieering der schippersscholcn en
RECLAME.
Pepermunt en pepermunt
zijn twee. Wilt U ook ge
nieten van den lekkeren
smaak, die alleen de echte
pepermunt eigen is. let er
te koopen, bekend om de
origineeie samenstelling
en beroemd om den lek
kenen smaak.
TOWNEMA'S
CONFECTIONERY WORKS
560
internaten en meer toelagen van den Staat
voor de huisvesting der kinderen.
Bij de behandeling der rapporten in de
vierde sectie was het de heer G. de Jong,
directeur van het Onderwijsfonds te Am
sterdam. die constateerde, dat België op
dit punt Nederland reeds een belangrijk
stuk voor is, daar in ons land nog steeds
een regeling van het lager onderwijs aan
schipperskinderen is uitgebleven ondanks
alle pogingen, die van verschillende kanten
zijn gedaan om een regeling te verkrijgen.
Van de vele andere behandelde rappor
ten ontspon zich over de concurrentie van
de spoorwegen met de binnenscheepvaart,
een kwestie, welke wij in ons land (Lim
burg) ook kennen, een belangwekkende
discussie.
Het zou te ver voeren in te gaan op deze
debatten in de verschillende secties In een
laatste artikel over het Congres zullen wij
een overzicht geven van de conclussies,
waartoe de debatten in de secties hebben
geleid en welke door de plenaire zitting
van hpt Congres werden aangenomen
door PAUL HYMANS,
Belgisch Minister van Buitenl. Zaken.
België en het her stel. Het vraagstuk
van het herstel en het vraagstuk van de
ontruiming der bezette gebieden in het Rijn
land zrjn ook voor België van het grootste
be-lang, vooral wat zijn eigen veiligheid be
treft; voorts zijn groote belangen voor Bel
gië gemoeid met het herstel, waarop het
aanspraak heeft. In dit opzicht is onze toe
stand zuiver omschreven. Want die wordt
bepaald door twee internationale verdragen,
welke wij hebben onderteekend: het ver
drag van Londen, dat in 1924 het Dawes-
plan in werking stelde, en het verdrag van
Washington, dat in 1925 de betalingsvoor
waarden regelde van onze schulden aao de
Vereenigae Staten. De voorloopige raming
van onze staatsuitgaven en inkomsten is
voor vele komende jaren opgebouwd op deze
Door R. L. de W.
29)
>,Toe, wees alsjeblieft niet boos," zeide
hij. zich naar haar overbuigend, iets zaligs
doortrilde hem, toen hij bij ongeluk even
roet zijn schouder den hare aanraakte.
Even later draaide zij zich om en zag hij,
dal haar oogen vochtig waren.
..Het spijt mij verschrikkelijk," zeide
hij, „ik
».'t Is dom van me," haar glimlach geleek
Aprilzonnetje, „maar zij hield op,
Jro een oogenblik later door te gaan: „u en
L»rd Drewith schijnen beiden menschen
rooi een prachtige toekomst; toch doet u
a lehei u doet alsof er niets in de wereld
wat u iels kan schelen, juist alsof u in
de romedie i9. als het gordijn valt, dan is
hel uit."
-En is 't dat niet?" vroe£ Beresford.
"Lat weten we geen van allen."
-Iemands lot wordt beslist door zijn voor
slacht maar door zijn omgeving gemo
veerd," zeide Beresford.
••Tenzij hij zijn eigen omgeving schept"
°TPerde zij
-.nat i? voor y makkelijk zeggen. U hebt
Qp middelen om al uw wenschen te ver
vullen,"
•Heb ik die?" vroeg ze droomerig; toen
s kwam ze tot de werkelijkheid terug ..is
daar zoo zeker van?"
>'*J 't dan niet zoo?"
"Ruil in gedachten eens met rnjj van
plaats," zeide zij. ,.en denk u dan eens. dat
de vrouwen vertegenwoordigd zijn door
vrouwelijke negen-en-dertig artikelen."
„Ik neem tyyn woorden terug."
„En nu moeten we maar eens gaan den
ken over lunchen." zeide ze glimlachend.
Zonder een woord le spreken liepen ze
naar het hotel terug. Bij den ingang stond
een groepje van do negen-en-derlig heeren
der schepping.
Toen Beresford in de eetzaal bij zijn
eigen tafeltje kwam. vond hij daar iemand
zitten met den donkeren knevel en een dik
gezicht, erg burgerlijk. Hij keek op en glim
lachte. Beresford boog stijf, één van de
meest verslandige wijn en sigaren aanbie
dende artikelen herkennend, iemand, die
getracht had hem met beleefdheden te over
stelpen
Beresford zocht den oberkellner op, die
onderdanig glimlachte en in zijn handen
wreef.
„Er zit iemand aan mijn tafeltje, ober,"
zeide hij: „ik ga naar boven maar ben in
vijf minuten weer beneden, zorg er dan
voor, dal ik een tafeltje voor mij alleen heb,
zooals ik geconditioneerd heb
,,'t Spijt mij erg. sir," zeide de ober
kellner, „maar t is zoo vol."
„Nu. je zorgt er wel voor." zeide Beres
ford gedecideerd, „en anders 9preek ik er
met de directie over Zie eens, de plaats, die
mr. Gordon anders heeft, is nog vrij." zeide
hii over zijn schouder heen. zich om
draaiend om naar de deur te gaan. meteen
ving hïi ^en blik vo! haat op uit de oogen
van den oberkellner.
Terugkomend in de eetzaal wa9 zijn
tateltje vrij en de bezitter van den donkeren
knevel en het dikke gezicht wierp woedende
blikken in zijn richting. Beresford overlegde
bij zich zelf of de oberkellner al of niet de
dikke fooi. die mr. Gordon het gewenschte
plaatsje had moeten bezorgen, terug zou
hebben gegeven Hij had klaarblijkelijk moe
ten dienen als middel van introductie voor
Lola
HOOFDSTUK XÏIT.
Het enkel-vraagstuk.
„Mag ik, terwijl u verder ontbijt, een
praatje komen maken?"
Toen Lola in de eetzaal was gekomen,
met al9 allijd den trouwen oberkellner in
haar gevolg, was Beresford al bijna klaar
geweest. Later was hij naar haar tafeltje
toegegaan.
„Ik voelde me vanmorgen zoo gelukkig,"
verkondigde hij, terwijl hij zich in een stoel
liet zakken, die Lola hem had aangewezen.
„Gelukkig 1" Zij keek even op van een
stuk geroosterd brood, dat ze bezig was te
•bof eren.
„Ik had een intens verlangen om ieder
gelukkig t» maken. Ik was buitengewoon
goed te spreken."
..Krmt u daarom bij mij een praatje ma
ken?" vroeg ze, zonder van haar bord op te
kijken
„Voor u tracht ik altijd iets goeds te
doen.'' zeide hij verwijtend.
Vragend blikten haar oogen hem aan.
„Ik houd de Negen en Dertig Artikelen
van u af."
Zij knikte glimlachend.
..Or- ®en goeden morgen ging hij door."
.zult u a's n naar mijn tafrilje kijkt, zien,
dat mijn stoel leeg is."
..Hoe weet u. dat ik naar uw tafeltje zal
kijken?" vroeg ze uitdagend en tegelijkertijd
wierp ze hem van onder haar wimpers een
blik toe.
„Ja. maar u stoort het verhaal," zeide hij
ernstig „Op een goeden morgen naar mijn
tafeltje kijkend, zult u het leeg vinden."
herhaalde hij Later op den dag zal het een
heele consternatie geven, als mijn lijk ge
vonden wordt badend in bloed. Helden in
een roman baden altijd in hun eigen bloed,"
vervolgde hij.
„Een held uit een roman!" herhaalde zij
met opgetrokken wenkbrauwen. „Is u
er een?"
„Ik ben de held van mijn eigen roman,"
gaf hij ten antwoord. ..Maar u valt me in de
rede. Ik was zoover, dat ik in mijn eigen
bloed baadde slachtoffer der Negen en
Dertig Artikelen.
Zij lachte.
„En voortaan." vervolgde hij. „zal ik mei
den Romeinschen schildwacht Casablanca
en Jack Cornwill de lauweren deeien voor
trouwe plichtsbetrachting."
„Ik had liever gewild, dat u mij be
schouwde als oen pretje." zeide zij zedig.
„Het is mijn plicht om mijn genoegen fe
beschermen gaf hij bedaard len antwoord.
..Maar zooeven zei u. dal u zich zoo ge
lukkig voelde."
„Ja. ik had hetzelfde gevoel, dat Ulysses
gehad moet hebben, toen hij het houten
paard van Troje binnen zag halen, of Leoni-
das bij Thermopylae, in één woord ik was
buitengewoon goed gehumeurd. Maar op
eeïis kreeg ik een meisje aan hel tafeltje-
bij het raarr in hel oog, dat maakfe me
hii hield op
Was hel 'ïefde .>p het eerste gezicht?"
vroeg ze bedaard
„Toen." ging hij door. ..vond ik deze we
reld niet meer zoo aanlokkelijk. „Natuur
had me plotseling een koud stortbad gege
ven in den vorm van een paar bokkopooton,
die onverwachts eindigden in een paar
lompe voeten."
„Wal bedoelt u toch?" riep ze lachend.
„Alleen maar. dat ik, evenals Godfrey
Elton, heel gevoelig ben op het punt van
enkels."
„Maar wat hebben de enkels van dat
meisje met u te maken?" Verbaasd trok zij
haar wenkbrauwen samen.
Ze hebber mijn ontbijt bedorven," zeide
hij op klagenden toon, „en 't zou me niets
verwonderen als ze mijn heelen dag be
dierven.
„Wat zegt u toch gekke dingen," glim
lachte ze „Ik begrijp geen steek van u. Ik
dacht altijd, dat een Engelschman in den
morgen niet te genaken was, maar u is
's morgens veel vroolijker dan de rest van
den dag."
„Stelt u zich eens in de plaats van een
vrouw, die weet, dat de natuur haar als een
onvoltooide symphonie gelaten heeft." ging
hij door. ..Wat pen angst voor haar, telkens
als zp een modeblad open doet. dal de een
of anderp nieuwe modegril haar tekort aan
hel 'icht zal brengen
..Maar we zijn niet allemaal Grieken,"
vond zij
„'t Is ook niet noodig, dat een vrouw een
Grieksche is, om op de hoogte te zijn van
natuur's onbegrijpelijke vergissingen bij het
modeleeren." antwoordde hij
..Zoo pas na hpt ontbijt kan ik niet over
anatomie «n-* n" lachend stond zij op.
„Over lier *Y n h=>n t|r terug ner ze
hem van -ver «air schouder toe, naar de
deur gaand
(Wordt vervolgd).