VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD 69sle Jaargang Het geheime genootschap. 25 October 1928 No. 43 Het was een mooie zomermiddag in da tweede helft van Augustus en Jan Woudstra zat met zijn broertje Theo en de beide buur jongens, George en Hans Keppel. in den koepel achter in hun tuin. George had een detective-verhaal gelezen en vertelde er nu in kleuren en geuren van. Het was een prachtverhaal en de jongens luisterden met ingehouden adem. Zij waren echt in span ning en verlangend te weten, wat het einde der geschiedenis zou zijn. Ze dachten eerst, dat de misdaad nooit ontdekt zou worden, doch ten slotte was dit toch het geval en ontging de misdadiger zijn 9traf niet. Een geheim genootschap had de misdaad aan het licht gebracht Plotseling riep George uit: „Maar dat kunnen wij ook doen! We kunnen een geheim genootschap stichten!" ttt Zou eenig zijn!" vond Theo. „Fijn!" krank het uit den mond van Jan. i En Hans noemde heb „Een reuze-plan!" „We moeten elkaar plechtig beloven:, geen geheimen voor elkaar te hebben", zei George. uWe zullen werk genoeg vinden", meen de Theo. .Wie weet, of er geen struikroover tusschen die boschjes zit!" Hans, de jongste van het viertal, rilde even. maar wilde voor geen geld ter wereld aan de anderen iets van zijn angst laten merken. Je jongens vatten elkaar nu allen plech tig bij een hand en zeiden als uit één mond den aanvoerder, George, na: „Wij vormen het Geheime Genootschap voor Ontmaskering van Geheimzinnigheden, bij afkorting het G. G. O. G." George meende, dat hieruit tevens duide lijk bleek, dat hij de aanvoerde van het ge nootschap was, daar de letters alle in zijn naam voorkwamen, de G alleen één keer minder. H:j verleide dit aan de anderen, waarop Jan Woudstra gevat antwoordde: „Maar dan heb je je eer verloren, baasje!" „Waarom?" vroeg George verbaasd. „Wel de lc-'tters uit je naam. ere, die het woord eer vormen, komen er niet in voor", voor", antwoordde Jan. „Mooi gevonden", erkende George lachend „maar als ik aanvoerder van het G. G. O. G. ben. stel ik er een eer m de zaak ernslrg op te vatten en niet te rusten, vóór ik alle mis dadigers ontmaskerd he'b!" „Bravo! Bravo! Leve cnize aanvoerderI" riepen de drie anderen. Op dit oogenblik meende George, dat bij buiten den koepel, die in een hoekje van den tuin stond, onderdrukt gelach hoorde. ffij zei hiervan echter niets tegen de an deren. De gedachte, reeds in de onmiddel lijke nabijheid een boosdoener te weten, was wel heel opwindend, doch het leek hem beter te wachten met er op af te gaan, tot alles goed afgesproken en de rollen ver deeld zouden zijn. Het trof mooi. dat het nog vacantie was en zij dus alien tijd hadden om geheimzin nigheden niet alleen op het spoor te komen, maar ook aan het licht te brengen. Deze lieten niet lang op zich wachten. Dien avond moest Theo in schemerdon ker een briefje voor zijn moeder wegbren gen. Nauwelijks was hij in de laan, of hij zag hun buurman, meneer van den Heuvel, behoedzaam om zich heen kijkend en met een groot wit pak in de hand. over het lage hekje van zijn tuin klimmen. Waarom ging hij niet door de gewone opening? Daar slak natuurlijk wat achter en iets goeds zou het zeker niet zijn! Wie niets in zijn schild voerde, hoefde niet zoo te sluipen. Theo grinnikte in zichzelf van plezier, zóó blij was hij. reeds nu iets te kunnen aanbrengen bij den aanvoerder van het G. G. O. G. Zouden de anderen ook al iets ontdekt hebben? Neen, daar nu niet aan denken, maar liever opletten, wat er verder gebeurde. Meneer van den Heuvel liep door de laan, zoo dicht mogelijk langs de huizen. Plotse ling bleef hij echter stilstaan en wel vóór Zonnehoek. een villa, die al een paar maanden leeg stond op den hoek van een zijlaan. In het volgend oogenblik had hij het hekje opengemaakt en verdween hij met het ge heimzinnige pak aan den achterkant van het huis. „Wacht maar, mannetje!" zei Theo half luid en hij schrok van zijn eigen stem. Het kwam er nu immers maar op aan. niets te verraden. Stellie liep meneer van den Heu vel in den val en Theo holde naar George om hem te vertellen, wat hij gezien had. Buiten adem stond hij weldra onder het raam van George'9 kamer. Op zijn bekend fluitje werd een jaam opgeschoven en nau welijks had Theo het wachtwoord „detec tive!" uitgesproken, of George zei op ge- dempten toon terug: „Uw dienaar'" In het volgend oogenblik holde hij de trappen af om Theo open te doen. Nu waren de ouders van Jan en Theo met die van George en Hans dien avond toevallig uit en was het viertal, dat het G. G. O. G. vormde weldra opnieuw in den koepel vereenigd, waar Theo zijn verhaal deed en de drie anderen met open mond luisterden. Allen waren het het roerend eens. dat er iets achter moest zitten en brandden van nieuwsgierigheid om te welen wat. Zij besloten den volgenden morgen vroeg op te slaan en vóór dag en dauw een nauwkeurig onderzoek in te stellen. Dien nacht droomden de' jongens van opwindende avonturen. De één was nog grooter held dan de ander en hun aanvoerder droomde, dat hij op audiëntie komen moest bij de Koningin, om uit de handen van Hare Majesteit een ridderorde te ontvangen. Het was den volgenden morgen dan ook wel een teleurstelling voor George, toen hij bij zijn ontwaken bemerkte, dat hij geen ridderorde op zijn pyjama zag en weldra tot de ontdekking kwam, dart het maar een droom geweest was. Vlug kleedden de jongens zich aan en behoedzaam slopen zij de trappen af. Toen Jan en The«o buiten kwamen, 9tonden George en Hans reeds op hen te wachten. In optg:ht gingen zij nu naar Zonnehoek. Het hekje konden zij gemakkelijk overklim- men, maar in het huis komen was een on mogelijkheid. daar de deur veilig op slot bleek en alle ramen gegrendeld waren. De schuur stond echter aan en dit terrein werd nu nauwkeurig afgezocht. Geen der jongens zag echter iets verdachts en reeds waren zij op het punt Theo uit te lachen om zijn zoo genaamde ontdekking, toen Jan op eens in een donkeren hoek een groot, wit pak zag. „H Is misschien wel een bom!" zei Hans. „Domme jongen 1 Meneer van den Heuvel zal hier toch geen bom neerleggen". „Laten wij het pak eens nauwkeurig onderzoeken" stelde George voor. Plotseling hoorden de jongens echter naderende voetstappen. Als bij afspraak ver stopten zij zich in den donkersten hoek der 9chuur. Zoodra meneer van den Heuvel want hij zou het natuurlijk zijn! binnen was. zouden zij hem mot hun vieren ter verantwoording roepen. Maarer kwam niemand binnen en plotseling werd de deur der schuur met een harden slag dicht geslagen. Ontsteld keken de jongens elkaar aan. Zij waren gevangenI Dat dachten zij ten minste. Gevangen nog wel door iemand, die niet veel goeds in ziin 9child voerde. Hans rilde voor den zooveelsten keer. sinds het G. G. O. G r>»**ericht was. Doodstil bleven de jongens staan luiste ren. De stappen verwijderden zich steeds verder om eindelijk geheel te verdwijnen. Toen geen enke'l geluid meer vernomen werd. waagde George het de schuurdeur zij was gelukkig niet op slot! op een kier te zetten. Behoedzaam £eek hij er door om zich eyen later geheel naar buiten to werken en.niets verdachts te zien. „Ik zal de wacht houdenI" fluisterde hij. „Maken jullie het pak voorzichtig open". Jan Woudstra verzamelde het eerst al zijn moed om het grieze'ligel pak aan te raken. Hij bekeek het van alle kanten, tortdat zijn broertje met een energiek gebaar plotseling met zijn padvindersmes het touwtje, dat er omheen zat. doorknipte. Jan deed het deksel opeh enzag een tweede doos in de eerste. Ook dezei was met een touwtje dichtgemaakt. Theo knipte ook dit touwtje door en de geschiedenis herhaalde zich. 't Scheen wel of er geen eind aan de doozen kwam. die allen precies in elkaar pasten. Zelfs Hans was naderbij gekomen en noemde het een „fbp-pak" Maar eindelijk toch had Theo het laatste touwtje doorgesneden en Jan het laatste 'meemaakt. Iets verdachts hadden ze er niet in gevonden. ,,'k Begrijp er niets van", mompelde Jan. ,,'k Snap niet. wat dat beduiden moet". „Misschien beteekent het aantal doozen wat", meende Theo. ,,'t Zijn er dertien!" had Hans vlug geteld. ..'t Ongeluksgetal!" meende Jan en hij keek heel ernstig. „Maar laten we nu eerst eens zien. wat er op den bodem ligt?" riep Theo uit. ,,'t Lijkt wel een briefjel Dat is natuurlijk het een of ander overeengekomen teeken". „Als 't maar geen geheimschrift is!" mengde George zich nu plotseling in het gesprek. De jongen had met één oor de wacht gehouden, cn mek het andere geluis-. terd naar hetgeen er in de schuur voorviel. En zijn oogen? Ja. die hadden steeds afwis selend in beide richtingen gekeken: naar buiten en naar binnen, ten einde niet alleen goed de wacht te houden, maar ook niets van den geheimzinnigen inhoud van het pak te missen. Nu werd het hem echter te machtig en daar er niets was, dat op naderend onheil wees. besloot hij zich bij de anderen te voegen. i i i 0 t 9 I J I* |'i 0 I I il|lé!ll |lêé ll| ill dl I I lil |ll«

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 15