MOEDERTJE. 69sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 29 September 1928 Derde Blad No. 21027 Buitenl. Weekoverzicht. •.✓O* .x<» HEEREN-BAAI DE VEREENIGDE STATEN VAN DEN ISLAM. FEUILLETON. Een Volkenbonds-bijeenkomst in mineur. 1 De zittingen van Volkenbond en Vol- tenbondsraad te Geneve zijn weer geëin digd. BehaJve het ontwapeningsvraagstuk is in 'de jongste bijeenkomst feitelijk niets belangrijks behandeld. De moeilijke kwestie Polen--Lithauen, de Hongaarsch-Roemeen- sche optanten-affaire, ze zijn uitgesteld tot een volgende zitting. De zaken, die zijn afgedaan, hebben met elkaar niet veel om het lijf, zoodat alleen de ontwapening de zitting belangrijk had kunnen maken, doch, helaas, in dit zoo bij uitstek op den voorgrond tredend vraag stuk is niets bereikt, wat eenigen naam mag hebben Hoewel uit den aard der zaak natuurlijk alles is gedaan, om het echec te maskeeren, is men daarin niet geslaagd. AI te duidelijk is toch aa% den dag getre den, hoezeer de leidende mogendheden een reeks van verschilpunten uit den weg heb ben te ruimen, voor en aleer ook maar van eenig resultaat sprake kan zijn. De Engelsch-Fransche vlootovereenkomst heeft eenigszins gewerkt als een boeman, om te beginnen. Daardoor is Amerika ge woon opgeschrikt en het laat zich aanzien, dat deze goed bedoelde poging om de vast- geloopen maritieme-ontwapeningsprocedure weer op gang te brengen juist een tegen overgestelde uitwerking zal hebben: in Amerika zegt men immers, dat het noodig is, om met groote snelheid het vlootprogram volledig en zoo vlug mogelijk tot uitvoering te brengen als gevolg van deze Engelsch- Fransche stappen. Waar momenteel de voornaamste inhoud van dit Engelsch- Fransch accoord bekend mag worden ge noemd, dank zij hetgeen successievelijk daaromtrent is losgekomen, lijkt dit Ame-' rikaansch gerucht wel wat overdreven, doch het is er nu eenmaal en dus heeft men er mee te rekenen. Hoewel Amerika offi cieel nog niet heeft geantwoord op de vraag, hoe het staat tegenover dit accoord, is reeds bekend, hoe dit antwoord, dat ieder oogenblik kan worden overhandigd, volko men afwijzigd zal zijn. Of het meer of min der scherp gesteld zal zijn, is een neven kwestie, alleen aangevend de meer of min dere booze gesteldheid der Vereenigde Sta len. Door deze afwijzing over de gansche 'linie is het accoord tevens van de baan. Men zou dan kunnen zeggen: Amerika kan ïustig zijn.... Het is dit echter niet en daarin meenen wij een bewijs te zien, dat men daar over den haringvijver ook waarde 'hecht aan de geruchten, dat tusschen Enge land en Frankrijk meer zou zijn bereikt dan dit voorloopig accoord, waarvan de le venskracht van den begiinne af aan twijfel achtig was, dat er nauwere connecties zijn ontstaan, ook al worden deze officieel zoo wel door de Engelsche als door de Fransche xegeering ontkend. Typeerend ten aanzien van deze geruch ten is ongetwijfeld, dat een Engelsch orgaan "juist deze nader heeft toegelicht en daarbij heeft gewezen op een heele reeks kleinig heden, toevallig alle liggend in de lijn van zoo'n nauwere samenwerking: er is op nieuw achterdocht en argwaan in de ergste graad: Hoe het echter zij, de ontwapening ter zee zit hopeloos vastl Was het met de ontwapening te land nu nog maar beter gesteld, doch ook dat is jam mer genoeg niet het geval. Ook hier niets dan wantrouwen en nog eens wantrouwen, zelfs ten aanzien van de ontwapende landen. De overwinnaars uit den wereld oorlog zijn en blijven bewapend tot de tan den, vol aandacht voor elk nieuw militair snufje. En dit wordt allemaal gedekt door de leus: eerst veiligheid, een zeer rekbaar begrip, dat alles zegt en ook niets. In zoo'n door en door vergiftigde atmos feer is daar te Geneve gesproken over ont wapening! Platonisch heeft ieder zijn liefde doen blijken voor dit ideaal der mensch- heid doch dan volgden allerlei maren en bedenkingen, die* alle waarde ontnamen aan de liefdesbetuigingen en de woorden tot ijdele klanken maakten, gelijk tot dusver alle sympathiebetuigingen slechts ijdele woorden waren. Het is Duitschland geweest, dat in de eerSte plaats de ontwapening met de daad heeft voorgestaan, maar zijn stem was tegenover de andere groote mogendhe- hen die van een roepende in de wostijn van de kleine staten kreeg Duitschland steun doch wat baatte dat? Opvallend was, welk een weinig-zeggend standpunt Enge land innam, vrijwel achter Frankrijk aan komende. Een oogenblik dreigde door Duitschland's houding nog een soort conflict, maar ten slotte werd dit vermeden door het opstellen van een resolutie, die aan alle zinnen eenigszins tegemoet komt, zoodat er van kan gelden: tevreden, doch niet \Toldaan. Opnieuw is de ontwapening op de lange baan geschoven. Jhr Loudon, de Nedcr- landsche voorzitter der voorbereidende ont wapeningsconferentie. heeft volmacht ge kregen in 1929 deze conferentie weer te kunnen bijeenroepenals hij ten minste het tijdstip daarvoor gunstig.oor deelt. Af. a. w. wanneer alle geschilpunten of geheel of grootendeels uit den weg zijn geruimd. Voorloopig is daarop nog weinig kans! Na 10 jaar is er. goed beschouwd, op het zoo belangrijke terrein der ontwapening, het eenige, dat in de toekomst oorlog kan voorkomen bewapening voert beslist te eenigerlei oogenblik tot Mars! niets be reikt. Men zit in het moeras Benesj. de minister van buitenl. zaken van Tsjecho-Slowakije. roerde een teere snaar aan, toen hij als zijn meening uitte, dat veel meer propaganda onder het volk moet worden gemaakt, opdat moreel de ont wapening worde gegrift in de volksziel. On getwijfeld is daarin veel waars gelegen, doch de regeeringen zullen daarbij toch lei ding moeten geven en juist in dit opzicht hapert het In Italië blijft Mussolini het Romeinsche imperium luid rondbazuinen, op macht ge grondvest. Frankrijk gaat nieuwe vesting werken aanleggen aan zijn Oostgrens.... Tal van verdragen worden afgesloten, z.g. alle van verzoening, arbitrage etc., doch in waarheid voor de veiligheid der betrokkenen, waarbij met de veiligheid der anderen geen rekening wordt gehouden. Neen. zelden heeft een Volkenbondsbij eenkomst zooveel aanleiding gegeven voor een beschouwing in mincuur als ditmaal. En het is te hopen voor dit lichaam, dat een verandering ten goede niet al te lang on zich doet wachten, want de publieke opinie is zeer ongunstig beïnvloed. -53- RECLAME. ECHTE FRIESCHE T^eeds oonaf 50 cl per pond 20 cl per ons 10 cl. per ons 8082 door SIRDAR IKBAL ALI SJAH. De bekende schrijver Sirdar Ikbal Ali Sjah, auteur van „Afghanistan and the Afghans", is kortgeleden teruggekomen van een uitgestrekte reis in de lan den van den Islam. In het vol gende artikel geeft hij zijn indrukken weer van de nieuwe politieke zienswijze der wereld van den Islam. Er vinden geweldige veranderingen plaats in den gemoedstoestand der Islamitische volkeren. Ik, als een zoon van het oude Azië, zie dezen toestand in een gehoel ander licht dan iedere andere waarnemer, die de dingen van den buitenkant beziet; ik ge loof nog steeds niet aan de gebruikelijke conclusie van oppervlakkige beoordeelaars, dat het, door den profeet van Mekka nu meer dan dertien eeuwen geleden opgerichte reuzengebouw, teekenen van verval begint te vertoonen. Het opkomen en de groei van den Islam als een wereld-systeem hadden veel te dan ken aan een breede en veelomvattende op vatting omtrent vaderlandsliefde. Waar zij ook heentrokken, overal brachten de Mos lems hun nieuw-ontstane overtuiging mede, dat zij de onbestreden vertegenwoordigers zijn van de idee der gelijkheid van de rech ten des menschen, onafhankelijk van zijn huidkleur of beschaving, geloof of klimaat. Zij sloegen hun tenten op in verre landen en vermengden zich door huwelijk met vreemde volken, die zij, na verloop van tijd, als hun eigen volk beschouwden. De voornaamste factor in het streven van l den Islam naar wereldheerschappij was de zelfde drang, die de Europeesche naties thans in die richting drijft, doch met dit verschil, dat het vaderland van den Moslem niet is Arabië, Perzië of Syrië de landen waar de Islamietische politieke en intellec- tueele vooruitgang geboren werd maar „El Islaara", d. i. de geheele wereld. Voor Moslems, die de zeeën overstaken, op zoek naar rijkdommen, was dit niets meer dan een streven om hun invloedssfeer juist zooveel verder uit te strekken en zij sloegen daarbij geen acht op bloedverwant schap of op verbindingen met een bepaald geboorteland; dientengevolge werden de Moslems, waarheen de fortuin hen ook voerde, de pioniers van een nationalisme, los van den geboortegrond, een onbegrensd, onafgebakend en universeel nationalisme. Ongeacht het groeien in hun midden, van dit denkbeeld van universeel nationalisme, lieten de Moslems niet na, de grenzen van de uitgebreide grondgebieden, die geheel de hunne waren, te bewaken. Een overtuigend bewijs van vaderlandsliefde, volgens de Europeesche opvattingen hieromtrent, heb ben zij gegeven legen de Christenen in de landen van het naburige Oosten en door hun grootere en meer langdurige gevechten van den laatsten lijd, tot behoud van hun zelfstandigheid, in Noord-Afrika, Perzië, Afghanistan en Syrië. Toch houde men in het oog, dat die Islamietische landen, welke nog steeds hun vrijheid van handelen en keuze behielden, niet werkelijk zijn afge scheiden van de groote Islamietische fddera- tie van naties; het zijn eerder zelfstandige eenheden, die veel overeenkomst vertoonen met de Vereenigde Staten van N.-Amerika, met een hechten plaatselijken grondslag en een veelkleurigen en veelsoortigen boven bouw. De opkomst van een Turksch, Egyptisch en Arabisch nationalisme, dat aan een be grensd patriotisme zou doen denken, bctee- kent geen opstand logen den Islam, maar wel een opstand tegen een uitheemsch systeem, dat niets ontziet, hetwelk niet be rust op tastbare kracht en georganiseerde macht. Het is een laatste poging van den ontwaakten Islam om, door alle te zijnen dienste slaande middelen, de beminde na latenschap van zijn voorvechters te behou den, waar hij maar kan, en deze, als een voorbeeld van nobel streven, voor hen, die in minder gunstige omstandigheden verkee- ren, op te houden. De Islam van dezen lijd wankelt, wankelt niet alleen onder den economischen druk van Europa, hij voert ook een meedoogen- loozen oorlog tegen de oude overheersching van den clerus. De nationalistische partij in Turkije ging op dezen weg voor en in ver bazingwekkende snelheid, waarmede zij de doctors in de rechten in Oud-Stamboel van hun zetel stootte, heeft de wereld van den Isdam verwonderd doen staan. Wanneer men 't Arabische nationalisme beschouwt, dan ,dient men toe te geven, dat de aard van den Arabier heel anders is dan die van, laten we zeggen, den Turk of den Perziër of den Afghaan. Erkend dient te worden, dat de ware vlam van den Islam helderder brandt in zijn hart, zijn verbeel ding vliegt buiten de grenzen van de woes tijn en hij denkt de heele wereld als een tehuis van den Islam. Hij is zoowel soldaat als wijsgeer, heel anders dan de Turk, en hij is zich er, boven alles, van bewust, dat Allah's profeet in z ij n zandwoestijnen is RECLAME. 8167 opgestaan. Daarom denkt hij ook het vaakst aan de stichting van een „Groote federatie van alle landen van den Islam". De opstand van de Arabieren tegen de Turken, gedurende den oorlog, was een po litieke maatregel, precies in denzelfden zin, waarin de afschaffing van het Khalifaat door de Turken en een was. Ik heb deze zaak met koningen en met Bedouienen van de woestijn besproken, evenzoo met Arabi sche priesters, maar allen waren het erover eens, dat hun opstand tegen Turkije géén opstand tegen den Islam beteekende. Zij verklaarden allen, dat deze religieuze ban den onverbroken bleven. In Perzië, waar het Sjiïtisme heerscht, bestaat een sterke Pan-lslamietische stroo- ming. In Teheran zeide een Sjiïtiscbe pries ter eens tegen mij: „Laat ons toch nalaten te twisten over de vraag, of Ali of wel Aboe de eerste Kalief wasl We moeten er den nadruk op leggen, dat, na eeuwen van ge praat daarover, deze geschiedkundige twist vraag nog niets nader tot zijn oplossing is gebracht, terwijl gedurende al dien tijd het harde materialisme van het Westen ons keer op keer de volle laag geeft, en mis schien de geheele beschaving van Oud-Aziê eens in puin zal schieten". De Paiahvi-hoed, die veel op de Fransche militaire képi's gelijkt, wordt door alle of- ficieele personen in de Perzische hoofdstad gedragen. Zelfs in zoo belangrijke Sjiïtische- centra als Isphan en Quono, is de clerus tot het inzicht gekomen, dat alle Moslems broe ders zijn: Sjiïlen en Soenieten, zwart, bruin of wit, en dat nationalisme geen beletsel behoeft te zijn voor Pan-Islamisme. Een bepaalden vorm van nationalisme kan men niettemin door heel den gordel van het Islamitische Oosten waarnemen, maar dat is nationalisme in éen bijzonderen Oosterschen zin. Iedere man is trotsch op zijn vaderland, maar hij ontkent daarmede Het Sjiïtisme, de Perzische staatsgods dienst, is te beschouwen als de meest ortho doxe der twee richtingen, waarin, niet lang na Mohammed's overlijden, zijn volgelingen uiteenvielen. Zij beschouwt Ali. den zoon van Aboe Taleb, schoonzoon des Profeets, als den wettigen opvolger van Mohammed en de eerste drie khaliefen van de „tegen partij", de Soenieten, Aboe Bekr, Osmar en Omar zijn, volgens het Sjiïtisme, overweL digers. Red. Naar het Engelsch van H. GLEBE. (Nadruk verboden). r Er is een oud spreekwoord, dat zegt, dat de militaire dienst een mensch óf breekt óf eerst een man van hem maakt. En er zijn enkele gevallen, waarin ik den dienst ook werkelijk zoo heb zien werken. En in het geval van den vrijwilliger Llewelyn heeft (het beide uitwerkingen gehad: de dienst brak hem en maakte tegelijk een mensch van hem. Het eerste was gemakkelijk ge- Boeg; moeilijker ging het laatste. Een man, zooals ik, die al meer dan 23 jaren soldaat is, leert zijn menschen wel kennen, al heeft hij even weinig boekengeleerdheid als ik. En toen ik vrijwilliger L. voor 't eerst zag, zeg ik zoo tegen mezelf: „Sergeant Flowers", zeg ik, „die jonge man is grootgebracht on der een glazen stolpje; hij weet net zoo wei nig van de wereld af als jij van de planeet Mars." Hij was in burgerkleeren en keurig netjes aangekleed. Zijn handen en gezicht waren blank als van een voorname dame. En aar dig zag hij er uit met zijn blauwe oogen en donker haar; maar zijn mond en kin waren die van een zwakkeling, dat zag ik dadelijk. Van af het oogenblik, dat hij op eigen bee- nen stond, sprong hij uit den band. Het vrije soldatenleven na het voorzichtig-thuis- geleid worden deed hem heelemaal zijn stuur verliezen en na een paar jaar dienst tijd was hij zoo laag gezonken, als een mensch maar eenigszins zinken kan, zonder nog uit den dienst te worden gejaagd. Hij speelde, dronk en vloekte als een zeeroover en was altijd tot vechten bereid Hij was de paria van het regiment, een verworpe ling. een nietsnut. Ik merkte op, dat hij nooit brieven van huis kreeg, noch er schreef. Hel was op een avond, toen we na een vermoeiende campagne in de bergen uitrust ten; een stuk of honderd man waren gewond of ziek en als zij dat niet waren, voeldden zij zich toch zoo „homesick" en eenzaam, dat zij er 's nachts niet van konden slapen. Het was bijna nacht en ik was de sergeant op wacht. Zooals gewoonlijk was Llewelyn in hel cachot. Onze kapitein, die een beste kerel was, van wien we allen veel hielden, komt langs me heen. groet vriendelijk en gaat recht op L. af. Ik kon niet helpen, dat ik boorde wat hij zei: „Llewelyn," zoo be gon hij en vriendelijk hoor. „Ik kom je eens even waarschuwen, dat, indien je je gedrag niet verandert, je zult worden gedegradeerd. En het zal in alle kranten komen te staan en thuis zullen ze er allemaal van lezen. En wat zal je familie er wel van zeggen? Ter wille van hen, als je het niet ter wille van jezelf wilt doen, zou je al een nieuw leven moeten beginnen." Llewelyn mompelde zoo'n beetje terug, zooals hij altijd deed. „Ik heb heelemaal geen familieleden behalve éénEn een lichte trilling in zijn slem deed den ka pitein en mij begrijpen, wie die ééne was. „Wat zal zij dan van je denken?" vroeg de kapitein. Llewelyn zei niets, maar fronste zijn wenkbrauwen. „Dat zal ze immers nooit te weten komen," zei hij eindelijk norsch. „Kijk, zoo is het gebeurd. Zij wou mij niet laten gaan om te dienen en toen liep ik weg en teekende als vrijwilliger onder een valschen naam." Meer was er niet uit hem te krijgen en verbeteren deed hij zich ook niet. Hij was zoo diep al gezonken en de eenige dingen ter wereld, waar hij om gaf, waren drinken en spelen, vloeken en vechten, Ik geloof, dat hij zelfs niets gaf om haar, die hij had achtergelaten in het vaderland en die naar hem uitzag met verterend verlangen. Den dag daarop vochten wij flink. Het ging er heet toe, maar wij wonnen, al ver loren we veel van onze jongens. Velen wa ren gewond. Ikzelf liep een leelijke hoofd wond op. En toen ik bij kwam. lag ik in een wit hospitaalbed en ik zag een gezicht over me heen gebogen een klein, oud, grijs vrouwtje. Zij was heelemaal in het zwart. Zij glimlachte, maar diep in haar grijze oogen was de schaduw van een groot leed. Zij vertelde mij, dat zij Holliday heette en dat zij eerst den vorigen dag was aan gekomen. Toen ineens ik kan het me zelf niet verklaren schoot het door me heen, dat haar slem me aan die van Lle welyn deed denken. En ik maakte toen voor mezelf de conclusie, dat dit- oude, grijze vrouwtje, zijn moeder moest zijn. Ik zeg zoo tegen mezelf: „Het zou haar dood zijn als ze 't eens wist, wie Llewelyn was." Ik besloot rustig af te wachten. Zij ging naar een gewonden kameraad van me; hij was zwaar gewond en ijlde hard en in zijn verwarring nam hij haar hand, kuste die en noemde haar „moeder". Ik had veel pijn dien nacht en kon dus niet veel slapen en zoo lag ik maar te kijken naar dat oude, kleine, grijze vrouwtje, terwijl zij van den eenen zieke naar den anderen liep met haar lieven glimlach en troostwoorden. Ik kan het niet alles vertellen, wat zij deed. Zij troostte hen allen, al die gewonde jongens, die zoo naar huis verlangden. Zij j schreef laatste brieven voor hen, die zeker I waren nooit meer de golvende heuvelen van het eigen land weer te zien, en één of twee maal zag ik, hoe zij haar armen om een stervende sloeg om hem het heengaan te verlichten. Zij was voor ons allen een moe dertje en als zoodanig hadden wij haar al len lief. Toen ik dagen daarna uit het hospitaal ontslagen was, gelastte de kapitein mij als 't ware de adjudant le worden van mrs. Holliday. Wel niet alleen ik het heele regiment kreeg haar lief. In haar vrije oogenblikken, die zij niet besteedde aan ziekenbezoek, ging zij met mij de verschil lende compagniën rond en zoo zeker als tweemaal twee vier is, had ik je kunnen zweren, dat zij naar iemand zocht. Op een middag, toen wij van een van deze tochten terugkeerden, draaide zij zich plotseling om en zei; „Sergeant, heb ik nu iedereen, die tot dit regiment behoort, ge zien?" Ik voelde, dat het er nu op aan kwam, goed te kunnen liegen. Daarom salueerde ik en met het onschuldigste gezicht van de wereld, antwoordde ik: „Ja, zeker, me vrouw „Iedereen, behalve die in het cachot zijn," zei ze. „Nou ja," zei ik, „allen, behalve die daar zitten. Maar dat zijn er niet veel. Maar een paar van die lastige kerels." En wat zij toen zei, was zeker niet voor mijn ooren bestemd, al hoorde ik het ook. Ze zei bij zichzelf: „Ja, maar h ij zou daar toch niet zijn. Daarvoor was hij te goed, mijn Da vid." Het was een paar uur later, in den avond, toen zij buiten kwam en me riep met een zachte, droeve stem: „Zou het te laat zijn, om nog even den kolonel iets te vragen?" „Neen zeker niet, rf^Vrouw." ant woordde ik. „Dan zal ik nog even naar hem toe gaan." Zij deed een sjaal om en ging naar binnen, waar de kolonel zat te schrijven. „Kolonel," zei ze, „ik heb een lange reis gemaakt om mijn zoon te zoeken. Hij is al tijd zoo'n goeie jongen geweest, tot de oor logskoorts ook hem te pakken kreeg. Ik wilde hem niet laten gaan. Hij dreigde te zullen wegloopen, te teekenen voor het le ger onder een valsehen naam en nimmer meer terug te komen. Maar ik kon hem nog niet laten gaan, mijn David, dien zijn va der zoo had gedoopt naar den grooten Ko ning David, den man naar Gods hart. Hij i is alles, wat ik bezit en ik ben zijn eenig bezit. Ik wist geen andere manier, om hem le bereiken door dien aangenomen naam daarom heb ik die lange reis gemaakt, om hem te gaan zoeken en te vinden. En zij aarzelde even er was geen tijd meer om iets anders te doen." Zij zweeg even, het oude moedertje. Toen ging ze voort: „Ik heb een hartkwaal, sinds jaren al, en sinds Da vid van me is weggeloopen, om soldaat le worden, hebben de dokters me verteld*, dat ik hoogstens nog een paar maanden heb te leven Nog één wensch was er in mijn ziel: David nog éénmaal zien vóór ik heenga. Ik begreep, dat hij duizenden mijlen van mij weg moest zijn. Dus het eenige was om zelf te komen en hem te gaan zoeken. Nu wilde ik u dit vragen, kolonel, kunt u mij helpen hem te vinden? Zoudt u niet naar alle re gimenten in den omtrek een afschrift van een brief van mij kunnen laten voorlezen, in de hoop, dat David het hooren zal, en mij herkennen? Als hij de waarheid wist, zou hij zeker naar mij toekomen. Hij was altijd zoo'n goeie, oppassende jongen behalve clan dat wegloopen. Dat was niet mooi van hem Dat had hij niet moeten doen. Hij be loofde mij, dat, als ik hem liet gaan, hij zou terugkomen bij me met de kapiteins epauletten op de schouders." En och, hij verlangde zóó om te gaan." De kolonel luisterde aandachtig en be loofde haar, al het mogelijke te zullen doen. En zij bedankte hem zoo eenvoudig en stil letjes en ging heen, zeggende: „Dank u, kolonel. Morgen vroeg zal de sergeant u mijn brief voor mijn jongen geven." Nadat ik haar had teruggebracht in haar eigeD huisje, liep ik terug naar den kolo nel en deelde hem mijc vermoedens mee. Hij wilde evenwel met gelooven, dat die luie L. de zoon van dat dappere moedertje zou zijn; maar hij zou hem ondervragen. Toen hij werd binnengebracht, had ik hem wel kunnen slaan als een hond, dien lum mel. Hij moest toch hebben geweten, dat zijn moeder et was, en toch scheen hij er niets om te geven. Maar eindelijk kreeg de kolonel toch van hem gedaan, dat hij zijn waren naam zei „Jongen, je moeder heeft nog maar kor- ten tijd te leven en zij heeft die lange reis afgelegd, deze duizenden mijlen om jou te zoeken, om nog eenmaal vóór zij stierf jou te zien." En zoo ging hij door en David Holliday kreeg er van langs, hoor! Hij zal zijn heele leven dien uitbrander wel niet vergeten Ik geloof, dat hij het voelde. Plotseling werd de deuT haastig openge- gooid en een bode van het hospitaal riep buiten adem uit: „Zij ligt te sterven, hfcfc oude moedertje een hartkramp een paar minuten hoogstens nog." De kolonel viel hem in de rede. „Kapi tein Bruce, doe uw uniform uit. „Hier haast je," zei hij tegen David Holliday. „Jij doet de uniform van kapitein Bruce aan je gaat haar bedriegen, snap je, jou ellendeling Jij bent kapitein van het 67ste, Begrepen V* In een oogwenk was David in de uniform van den kapitein en mijn kop er af, als hij er niet als een echte officieT uitzag Toen holden zij samen naar het hospitaal. „Speel je rol goed, hoor je," snauwde de kolonel hem nog toe. Het heele regiment wist het al. Zij hadden haar immers allen zoo lief! De kolonel en David liepen hard langs de rijen soldaten heen en met een stem, die ver klonk, zoodat het kleine moedertje het zou kunnen hooren riep hij: ,,Op etj mannen voor kapitein Holliday. Allo daar, laat den kapitein passeeren." De soldaten gingen op zij, wij konden doorgaan en haastten ons naar de kamer, waar het oude moedertje in een grooten leunstoel zat. Toen haar zoon binnen kwam, zag zij en herkende zij hem. „David". riep zij en het geluk in haar stem is iets, waarover ik niet kan spreken. David snikte luid en viel op zijn knieën voor haar neer. Met de laatste krachten, die haar waren gebleven, sloeg zij haar magere, witte armen om hem en trok zijn hoofd dicht tegen haar oude, moede hart aan. „Vergeef me. moederI" -- was alles, wat hij kon uitbrengen. „O, mijn jongen en do officierspaulet ten op je schouders lieve, lieve jongen... Vraag mij geen vergeving, maar vergeef mij... Ik wilde je terughouden, lieve, lieve jongen, vergeef mij..." Haar oude, grijze hoofd viel voorover. Zij kuste de gouden strepen op zijn schouders. Toen stierf zij. We legden hajir in de zijden vlag van het regiment en begroeven haar met mili taire eer onder geurige heesters. En terwijl het geheele regiment knielde, vuurden wij de drie schoten, die voor een militair gel den, over haar af, want zij was de grootste en beste soldaat van ons allen geweest, dat oude moedertje David Holliday werd een man zooals de oude David. een man naar Gods hart. Het werd zijn levenstaak tot den rang van kapitein op te klimmen en hij heeft het bereikt. -Bh

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9