VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
69st® Jaargang
V
Een kleine schipbreukeling.
28 September 1928
No. 39
lil lil
Naar het Engelsch van F. SPENCE.
Beknopt bewerkt door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
12)
HOOFDSTUK XI.
Alleen in Londen.
Na een tijdje, toen Chris de herberg van
Bob Truscott al een heel eind achter zich
had liggen, begon het fijn te sneeuwen.
Chris lette daar echter nauwelijks op. De
eenige gedachte, die hem bezighield, was
hoe hij Stone-End en Oom Tom zou kujir
nen vinden.
Hij was flauw van den honger en uit
geput door het harde loopen, toen hij ein
delijk bij een groot park kwam en niet ver
der kon. Toen hij zag, dat het hek, hetwelk
toegang tot het park verleende, open was,
ging hij er door, half angstig, dat de agent,
die daar stond, 't hem verbieden zou. Do
man had het echter veel te druk met het
regelen van het verkeer om op hem te
letten.
Eenmaal binnen het hek gekomen, slaak
te Chris een zucht van verlichting en liet
hij zich op de eerste bank de beste neer
vallen. Er waren op dat oogenblik heel wei
nig wandelaars. De sneeuw had hen naar
huis gejaagd £.11 een zij, die geen thuis
hadden, hepen nog rond.
„Als ik den weg naar Melcombe maar
wist!" dacht hij- „Ik za) 't moeten vragen,
maar eerst wil ik wat uitrusten."
Hij was bijna in slaap gevallen, t-oen een
jongen ongeveer van zijn eigen leeftijd
en een echt straattype naast hem kwam
zitten
„Verdien jij- den kost daar mee?" vroeg
hij, terwijl hij op de viool wees.
,,Nee: Oom Tom en ik leven van de
visch vangst."
„Waar is je Oom Tom?"
Chris slikte dapper zijn opkomende tra
nen weg en antwoordde
„Dat weet ik niet. Job Truscott heeft me
hier gebracht om hem te ontmoeten, maar
ik kwam er toevallig achter, dat het alle
maal leugens waren en nou ga ik weer
naar Stone-End terug."
„Heb je centen?" vroeg de ander za
kelijk.
„Nee, geen rooien duit."
„Dan doe je verstandiger met te spelen
en wat te verdienen
Chris kreeg een kleur. Hij had nog nooit
voor geld gespeeld.
„Kan ik niet werken?" vroeg hij. „Wat
doe jij
..Dat is mijn zaak. Als je wat verdient,
wil ik je wel zeggen, waar je er wat voor
krijgeü kunt, maar ik kan je niet fuiven,
hoor!'*
..Dat wi1 ik ook niet,' 'antwoordde Chris
beleedigd, „maar ik zou toch liever willen
werken
„Onzin! Kom, ga maar mee! De men-
6chen geven ons jongens, bijna altijd wat."
Chris stond nu op en verliet het park
zonder een woord te zeggen. Na een eindje
één der voornaamste straten ingeloopen te
zijn, bleef hij op het trottoir stilstaan en
begon hij te spelen, terwijl Dick zoo
heette de andere jongen - op eenigen af
stand naar hem bleef staan kijken.
Het sneeuwde nog altijd en het kleine,
verlaten figuurtje, wiens koude, blauwe
vingers zulke schoone tonen aan de viool
ontlokten, wist menig hart te ontroeren.
Chris speelde, totdat hij bijna zijn verdriet
vergat, maar na eenigen tijd bracht een
schel gefluit van Dick hem weer uit het
land der droomen tot de werkelijkheid
terug.
„Hoeveel heb je bij elkaar?" vroeg Dick.
Langzaam telde Chris do geldstukken,
meest kopergeld en een enkel dubbeltje.
„Vijftig cent," zei hij eindelijk.
„Dat is niet slecht voor een beginne
ling", zei Dick aanmoedigend. „Kom maar
mee! je hoeft hier nou niet langer te blij
ven."
Dick liep nu de ééne straat na do andere
met hem door, tot ze cp een hoek bij een
schamel uitziend eethuis kwamen. Dick
keek met eeD kennersblik in zijn hongerige
ocgen naar de verschillende lekkernijen,
die vóór het raam uitgesteld waren.
„Wat Deem jij vroeg hij. „Als je een
stuk worst van vijftien cent neemt, vult en
verwarmt het wel voor een kwartje."
„Neem jij het ook?"
„Nee; ik heb vandaag geen geluk gehad
en zal 't dus alleen maar met de lucht moe
ten doen 't is niet voor 't eerst, hoor!"
„Kom maar mee, ik trakteer", zei Chris
niet zonder trots.
„Maar dan hou je niets over voor mor
genochtend
„Dat geeft niet! Ga non maar mee."
Zoo kwam het, dat Dick, die de meeste
ondervinding op dit gebied had, „twee
worst" bestelde.
„Dat heeft fijn gesmaakt", zei Dick, ter
wijl hij het laatste stuk worst in zijn mond
stak.
„Ja," zei Chris, „als we meer geld had
den, konden we er nog een bestellen, maar
jo zei, dat ik voor de slaapplaat» ook be
talen moest."
„Nou, reken maar! Misschien ben ik
morgen weer eens gelukkig en kan ik tralc-
teeren."
„Morgen moet ik naar Stone-End terug.
Jij weet den weg daarheen zeker niet, is
het wel
„Nee! ikke niet! Ga maar mee naar
„Ouwe Toon." Jij hebt nog twee dubbel
tjes en ik had gisteren een buitenkansje
en betaalde voor twee nachten tegelijk."
„Ouwe Toon" was de houder van een
nacht-asyl, niet één van de allerergste
soort, maar toch slecht genoeg om Chris
te doen rillen, t-oen hij de omgeving zag
en de taal hoorde, die de mannen en de
jongens er uitsloegen.
Niettegen staande de vele en vreemde
geluiden, die het vertrek vulden, viel Chris
bijna onmiddellijk nadat hij zijn hoofd had
neergelegd, in slaap, om pas wakker te
worden, toen alle andere slapers al weer
vertrokken waren.
Het was een donkere en bittor koude
morgen
„Je hoeft nou nog niet te spelen. Wacht
maar, tot er meer mcnschen zijn," zei Dick,
„en als je van naoht weer bij „Ouwe Toon"
komt slapen, zal ik naar je uitkijken. Te
vraagt den weg maar aan een klabak."
En vóór Chris nog iets kon zeggen, was
Dick reeds verdwenen. Het scheen, dat hij
alle vragen, welke betrekking hadden op
de wijze, hoe hij zijn tijd doorbracht, wilde
vermijden.
Doelloos doolde Chris door de straten,
terwijl hij steeds kouder en ellendiger werd
Hoe lang hij zoo rondgeloopen had, zou hij
met geen mogelijkheid hebben kunnen
zeggen, toen hij plotseling een meisje heel
vriendelijk hoorde vragen
„l\at scheelt er aan? Heb je je pijn
geda-an, jongen
Nauwelijks had Chris die stem gehoord,
of hij keek bet meisje verwonderd aan.
In het volgend oogenblik hadden de kin
deren elkaar herkend
Anna, 't is Chris!" riep Gwen uit
tegen het dienstmeisje dat haar vergezel
de, „de jongen uit Stone-End, over wien
Guy altijd praatI Maar wat doe je hier?
En waarom huil je V' ging zij weer tegen
Chris voort.
Chris, die zich over zijn tranen schaam
de, boende haastig zijn oogen uit en ant
woordde
„Jol> Truscott heeft me hierheen ge
bracht. Hii zei mij, dat Oom Tom hier zou.
komen, maar het wa» alles gelogen en ik
wil weer terug naar Melcombe, maar nie
mand schijnt mij den weg te kunnen wij
zen. Weet jij dien misschien?"
„Nee, maar Grootmoeder zal 'm wel
weten. Kom dus maar gauw naar huis,
dan kunnen we 't haar vragen. Wat zal
Guy blij zijn, je te zien. Kom maar 1"
Zij sprak op dien grappig bevelenden
toon, welken Chris zich zoo goed herinner
de en dieD hij gehoorzaamde, evenals toen.
zij in Stone-End waren.
Onder het loopen vertelde Gwen nog
aan Chris:
„Guy is heel erg ziek geweest erger
dan ooit te voren en ik heb den dokter
tegen Grootmoeder hooren zeggen, dat hij
maar in alles zijn zi nmoest hebben. Nou,
daar zou ik wel ziek voor willen zijn. Dat
heb ik Guy gezegd, maar hij is het niet
met mij eens."
„Is hij nu beter?"
„Ja, maar hij mag nog niet beneden
komen. Wat zal hii blij zijn, als hij je ziet*-
Hij had al gevraagd, of meneer Tempel
man naar Stone-End mocht gaan om je te
halen en Grootmoeder had het bijna be
loofd Zoo hier zijn w~ eer. Ga maar
dadelijk meer naar Grootmoeder."
Mevrouw Gregory was echter uit en.
Gwen zou regelrecht naar Guy's kamer ge
hold zijn met de blijde tijding, als zij
meneer Tempelman niet op de trap was
tegengekomen.
„Wie denkt u, dat er beneden is?" riep
zij opgewonden uit. „Komt u eens gauw
mee
Meneer Tempelman ging nu naar de
hall, waar Chris zat te wachten.
En opnieuw vertelde de jongen zijn ge
schiedenis
„Ik dacht, dat ik nooit in Melcombe zou
terugkomen," zei hij, terwijl hij meneer
Tempelman met zijn ouden glimlach aan
keek. „Maar u weet den weg er heen, is
het niet?"
„Ja."
„Je gaat toch nieit weg?! Guy heeft je
zoo graag hierl" riep Gwen uit. „Mag ik
hem bij Guy brengen, meneer Tempel
man
„Guy slaapt op het oogenblik èn boven-