69ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 1 September 1928 Derde Blad No. 21003 UIT DE PERS. FEUILLETON. De verdwenen Noodmunten. li Buiten!. Weekoverzicht. HET BEZUINIGIN GS WERK VAN DEN STAAT. In Economisch Statistische Berichten schrijft de heer v. d. Pol o. m., na te hebben opgemerkt, hoe aan Bezuinigingswerk niet veel meer wordt gedaan: Nochtans is het van groot belang voor de Nederlandsche schatkist, dat deze be langstelling van het parlement (en van het» volk) weer herleeft. Want allerminst kan gezegd, dat thans in alle staatsbedrijven en in departementale afdeelingen de grootst mogelijke efficiency is bereikt. Er zijn tak ken van dienst, zooals bijvoorbeeld de Rijksgebouwendienst, waarvan dit inder daad wel gezegd kan worden. Bij dezen dienst is het beheer en het onderhoud van vrijwel alle rijksgebouwen gecentraliseerd, met het nuttige gevolg, dat in den loop der jaren millioenen en millioenen voor de schatkist bespaard zijn geworden. Met deze toepassing van de juiste, de grootst moge lijke efficiency, is toch slechts een uitzon dering. In verscheidene andere staatsdien sten en departementale afdeelingen vindt het bezuinigingswerk slechts langzaam voortgang. Psychologisch is dat volkomen verklaarbaar, want de hoofden van departe mentale afdeelingen zijn nu eenmaal geen directeuren van een bedrijf, die zelf het' loodje er bij moeten leggen, wanneer de uitkomst van hun dienst financieel nadeel oplevert. En wanneer is er eigenlijk sprake van financieel nadeel van een departemen tale afdeeling? Nimmer, want de Slaat leeft niet zooals een gewoon particulier bedrijf, aan den rand van zijn economische be staansmogelijkheid, maar kan te allen tijde door eenvoudige verhooging van de inkom stenbelasting het nadeelig saldo van een staatsdienst vereffenen. Het is dus voor al degenen, die in staatsdienst zijn, van den hoogsten tot den laagsten, zoowel voor een minister als voor den chef van de kleinste en riieest onbeteekenende afdeeling van een der departementen, heel moeilijk, uit een menschkundig oogpunt te bezien, om altijd er aan te denken, dat het zuurverdiend geld van de staatsburgers is, waarover zij be schikken. Daarbij komt nog, dat juist die onderwerpen, zooals legervoorziening, so- tiale verzekering en onderwijs, waarop, bij een verandering van een systeem, een wer kelijk hoogst belangrijke besparing mogelijk Zou zijn, met behoud van dezelfde resul taten, dat juist die onderwerpen vallen binnen de politieke sfeer, waardoor zij buiten den invloed liggen van het bezuini- gingsapparaat, dat nog steeds in werking is, al bemerkt de groote massa daarvan niet zooveel. En ten slotte is er nog het feit, dat om de vier jaren, of om eenige jaren meer of minder, de ministers wisselen en nieuwe mannen komen aan het hoofd van de departementen van algem. bestuur. Het is ook al weer psychologisch volkomen be grijpelijk, dat elke minister tegenover het land iets wil hebben tot stand gebracht. En Hvannecr een minister iets tot stand brengt, dan kost het den belastingbetaler meestal een flinken duit. Er zijn maar weinig mi nisters, die eenmaal aan de regeering ge komen, plezier er in hebben, af te zien Van groote, nieuwe, kostbare doeleinden, fen zich te beperken tot een beter, goedkoo- ï>er, dus meer efficiente inrichting van de taak, welke de Staat reeds heeft Zoo'n uit zondering vormt ongetwijfeld de tegenwoo- tiige minister-president, zoo'n uitzondering Vormen ook andern, maar de meeste mi nisters daarentegen zinnen aanstonds op tie totstandbrenging van zaken, waardoor Zij hun naam kunnen verbinden aan het parlementaire tijdperk, waarin zij hebben igeregeerd. Alle factoren werken dus niet bepaald ïnede, om het bezuinigingswerk van den Staat te doen slagen. Desniettegenstaande kan het nog een groote toekomst hebben en Veel nut voor het land opleveren, indien 'eenige ernstige fouten daarin worden weg genomen. De eerste, waarop wij doelen, achten wij de belemmering, die kan worden opgeworpen op den weg, dien de rapporten van verschillende departementale bezuini- feingscommissies moeten afleggen.. Er zijn op het oogenblik tal van rapporten inge diend bij de regeering als resultaat van de studie van kleine departementale commissies waarin naast ambtenaren van de daarbij betrokken afdeelingen. een bezuinigings inspecteur van de Generale Thesaurie (die in samenwerking met de Centrale Reorga nisatie-Commissie, de bezuinigingsobjecten uitzoekt) zitting heeft. Deze rapporten be- hooren, wanneer zij bij een minister zijn ingediend, niet meer, zooals nu nog maar al te vaak gebeurt, opnieuw in handen gesteld te worden van afdeelingen van het betrokken departement, waardoor vaak weer belanghebbende ambtenaren invloed op de afdoening van het rapport kunnen uitoefe nen, maar door den minister zelf terstond te worden getoetst aan zijn eigen inzicht en zijn eigen verantwoordelijkheid 1). Een voorbeeld kan duidelijk maken, wat wij hiermede bedoelen. In 1926 heeft een commissie tot reorganisatie van den duren Waterstaatsdienst, die onder leiding stond van het hoofd van een der afdeelingen van dat departement, een rapport ingediend, Dit rapport is eerst gegaan naar de Be- euinigingscommissie-Pop, die er enkele taanleekeningen bij maakte. Sindsdien is 'het door den minister van Waterstaat in handen gesteld van ambtenaren, die zelf •belang hebben bij de al of niet uitvoering er van. En toch was dit rapport ondertee kend door de vertegenwoordigers van alle organisaties van waterstaaisambtenaren, die bij de uitvoering er van zelf ook be trokken zullen worden. Deze hebben met 'liun handteekening dus bekrachtigd de be zuinigingsmogelijkheden, die in het rapport zijn aangegeven. Waartoe moet nu minister Van der Yegte nog eens anders advies •hebben? Hij had juist advies van degenen, die er zelf over oordeelen konden, terwijl een deel van hen er zelf onder moeten lijden. De Kamer vroeg elk jaar naar hot rapport bij de behandeling der Water- slaafsbegrooting. Het eerste jaar kon de •minister terecht zeggen, dat hij er nog niet in zat, maar het tweede jaar, dat hij benut had om het rapport van de eene tafel op de andere te leggen, heeft hij den inhoud van het rapport besproken op een wijze, die duidelijk weergaf, dat hij den inhoud niet eens voldoende had leeren kennen. Men voelt, dat er van het bezuinigings werk van den Staat weinig of niets terecht kan komen, wanneer een hoogst belangrijk object van bezuiniging, waarvan de moge lijkheid door alle belanghebbende groepen is erkend en bevestigd, op een dergelijke wijze wordt verwaarloosd. Dit is nu wel een kras voorbeeld, maar er zouden tal van andere voorbeelden, zij het niet zóó sterk sprekend, aan toegevoegd kunnen worden, welke zouden aantoonen, hoelang een com missoriaal bestudeerde bezuinigingsmoce- liikheid, waarover rapport is uitgebracht, blijft liggen zonder dat zij geheel, of zelfs ten deele tot uitvoering komt. Indien een Kamerlid, dat werkelijk belang stelt in het bezuinigingsprobleem, aan de regeering eens vroeg een lijst over te leggen (die voor een particulier niet is samen te stellend van de behandelde bezuinigingsmogelijkheden èn van de bereikte resultaten, dus van den stand van uitvoering der rapporten, dan zouden al die frappante gevallen van schro- melij'ke vertraging in het bezuinigingswerk van den Staat voor goed aan den da.g ko men. De eigenlijke fout in het bezuinigings systeem is dan ook, dat er geen enkele instantie is, die de regeering over de ver- waarloozing van een dergelijk bezuinigings object nadrukkelijk ter verantwoording kan roepen. Indien nu de belangstelling der •Tweede Kamer zoozeer mocht herleven, dat zij onverbiddelijk een minister, die zoolang draalde over een bezuinigingsmogelijkheid, welke eigenlijk voor uitvoering gereed ligt, ter verantwoording riep, dan zou het be zuinigingswerk van den Staat niet meer 1) Dit ge*ldt uit den aard der zaak alléén vcor rapporten, aan de samenstelling waar van de deskundige ambtenaren van een minister zelf reeds hebben meegewerkt. In dien dat niet het geval is, moet een minister zich natuurlijk altijd het recht voorbehou den over ingekomen voorstellen en rappor ten eerst nog zijn eigen ambtelijke instanties le hooren. leden bij vermeerdering van het getal in woners, schrijft de redactie van ..De Ge meente", orgaan van de vereeniging van Soc.-dem. gemeenteraadsleden, 't volgende: De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft, naar wij in „De Tel." lezen, het ge voelen gevraagd van Gedep. Stalen der^ provinciën omtrent een door B. en NV. van Leiden aanbevolen wijziging van de Ge meentewet, waardoor in grootere gemeenten het aantal leden van den raad op een klei ner getal wordt bepaald dan thans het geval is. Bij toeneming van het zielental behoeft men dan minder spoedig te komen tot vermeerdering van het aantal raads leden, waarvan kostenbesparing het gevolg zal zijn. De Minister van Binnenlandsche Zaken geldt voor een hoffelijk man en zoo zal hij niet onbeleefd jegens B. en W. van Leiden hebben willen zijn, door hun aan te raden naar de pomp te loopen. Is het echter van den anderen kant niet weer eenigszins on beleefd jegens elf colleges van Gedeputeer den om hen te verplichten hun kostbaren tijd aan zulk noodeloos en nutteloos werk te verdoen? Men kan immers op zijn vin gers narekenen, dat van verkleining van het aantal raadsleden in grootere gemeenten niets komt. Het is thans veeleer te klein dan le groot in verband met een behoor lijke bezetting der talrijke commissies van bijstand, die in grootere gemeenten onont beerlijk zijn. Thans reeds is het gevaar van overbelasting van raadsleden, die noodge dwongen in verscheidene commissies te gelijk zitting hebben, niet denkbeeldig en is er in grootere of althans in de grootste steden mede hierdoor een zeer weinig aai.* «bevelenswaardige tendenz, om het raads lidmaatschap tot een functie te maken, die slechts door personen met zeer veel vrijen tijd of althans zonder al te knellende be roepsplichten vervuld kan worden. Zoo ooit dan is hier. met het oog op het belang van een waarlijk democratisch ingericht ge meentebestuur, hel kosten-argument mis plaatst. Hebben B. en W. van Leiden geen andere zorgen en had de minister een onderzoek naar de wenschelijkheid van een denk beeld in zoo anti-democratische en dus met den tijdgeest strijdige richting niet kunnen afwimpelen? RECLAME. BIJ RREUMATIEK IN HOOFD. LENDENEN EN SOHOUDERS, zenuwpijnen, pijn in de heup, spit in den rug wordt het natuurlijke „Franz-Josef-bitterwalcr met zeer veel j vrucht voor de dagelijksche sehoonspoeling j van hot spijsverteringskanaal aangewend. Universiteits-klinieken attesteeren, dat het „Franz-Josef"-water, vooral, voor personen van middelbaren en gevorderden leeftijd, een voortreffelijk maag- en darmreinigingsmid- del is. Verkrijgb. bij Apolh. en Drogisten. 6015 oorlog nu tot de onmogelijkheden behoort De Vereenigdo Staten in eigeD persoon zullen het verdrag ook slechts ratificeeren, zoo vaststaat dat Amerika er met door wordt belemmerd over te gaan tot eon vlootbouw, zooals, in overeenstemming met de conventie van Washington noodig wordt geoordeeld tot verdedig'ng der Amerikaan- sche belangen. Zou ook maar eenigszins aan dit axioma kunnen worden getornd, de Amerikaanse he Senaat zau evengoed, als Wilson's Volkenbond, Kellogg's anti- ooriogspact eenvoudig weigeren te ratifi ceeren. Idealen zijn goed, zelf noodzakelijk, doch noodig is ook bij idealen-nastreving de nuchtere waarheid onder de oogen te zien en helaas is deze, als wij schilderden, niet anders Zou men anders in Italië er niet voor terugdeinzen zoo openlijk een loopje to nemen met het gansche pact? De bladen daar zijn alle zeer pessimistisch gestemd ten opzichte van het Kellogg-pact. ,,Weg met d^D oorlog" is een leuze, welke even nutteloos als dwaas is. Italië is er diep van overtuigd, dat de huidige sta tus quo onrechtvaardig is, niet alleen voor Italië, doch voor vele andere naties. Vooi- dat deze veranderd is kan er geen basis voor een duurzamen vrede worden gevon den." Bijna alle bladen laten zich in dezen geest uit en de correspondenten, die naar Parijs zijn geweest om de onderteekening van het Kellogg-pact bi.i te wonen, schrij ven eveneens in denzelfden zin. De bladen wijzen er op, dat terwijl de andere ministers van buitcnlandsche zaken naar Parijs gingen om het verdrrur te tee kenen, de koning van Italië en Mussolini manoeuvres van het. Italiaansehe leger bij woonden. Het feit, dat Stresemnnn er niet in ge slaagd is tegelijk met de onderteekening van het Ke-llogg pact de onmidelliike ont ruiming van bet Rijnland te verkrijgen, wordt beschouwd als een aanwijzing, dat or een groot gebrek aan vertrouwen tussehen Frankrijk en Duitschland bestaat, ondanks het anti-oorlogsverdrag en het Verdrag van Locarno. Het feit, dat Kellogg bcslóot eon bezoek aan Dublin te brengen en met naar Londen te gaan, wordt uitgelegd als een bewijs voor de minder goede verhou ding tussehen Engeland en de Vereenigdd Staten. Terwijl de andere staatslieden op het moment van de ooderteckenincr e.lk;mr gclukwenschen zonden, bleef de Duce bij de manoeuvres. Door J S. FLETCHER.. Geautoriseerde vertaling uit 't Engelsch door Mr. G. KELLER. 87) Hicking's sigaar was in tussehen uitge daan en terwijl bij ernstig en bedachtzaam trachtte ze weer aan te steken, keken de beide detectives hem nieuwsgierig aan. Hij "was ongetwijfeld aangeschoten, half be schonken, maar half dronken menschen Bevoelen doorgaans aandrang om de waar- beid te zeggen. >.Er zouden allicht dingen verklapt zijn, die het daglicht niet mogen zien, nietwaar, Hicking?" vroeg Stevenege, toen de man z')n sigaar weer had aangestoken en er met a"e macht aan trok. „Dat zou je toch ook ^el denken?" Hicking bewerkte zijn neus weder, zeg- Bend: .Je hebt gelijk, je 9laat den spijker op kopl Daar steekt van allerlei achter, "ie hier komt, heeren, meneer Stevenege deneer...., nu, ik weet niet, hoe die andere heer heet, maar ik drink op zijn gezondheid en wensch hem het beste toe ^e hier komt, doet verstandig zich niet te J'eel met de zaken te bemoeien! Ja, dat is neuseh waar! Dat zal iedereen u zeggen! Het beste, wat we kunnen doen, heeren, 13„- nu, er verder over te zwijgen! Ssst!" Er kwam iemand uit de aangrenzende gelagkamer binnen en toen hij Hicking zei hij hem goedendag. De schoenmaker stond op en ging naar hem toe. Stevenege keek Penthony eens aan en stond ook op. ,,Ga mee naar buiten," bromde hij, „ik heb je wat te zeggen. Kijk eens." vervolgde hij, terwijl zij na het hotel verlaten te hebben, over het marktplein drentelden, „als waar is, wat die halfdronken kerel ons vertelt, dan wordt hier vrijwel valsch spel gespeeld! Nietwaar?" „Dat heb ik al dadelijk gedacht, vriend, toen wij vernamen, dat Whafmore er van door was," antwoordde Penthony. „Het ligt er dik op!" „Maar wie heeft er de hand in?" vroeg Stevenege. „Het stadsbestuur? De politie?" „In zulke kleine platlelandsstadjes gebeu ren soms rare dingen," merkte Penthony op. „Men schijnt er te denken, dat men volko men macht heeft de dingen naar zijn hand te zetten. Ik geloof wel te begrijpen, wat dat spraakzame heerschap heeft willen zeggen. Hij bedoelde, in duidelijke woorden gezegd, dat de stedelijke autoriteiten achter iets zijn gekomen, waarvan jij geen weet hebt en dat zij je niet aan je neus zullen hangen en dat zij nu van plan zijn, de heele geschiedenis in den doofpot te 9toppen. Ik ben overtuigd, dat zoo d^ vork in den steel zit." Stevenege drentelde nog wat voor het hotel heen en weer, de handen in de zak ken en het hoofd peinzend voorovergebogen. „Maar dan," zei hij. plotseling opkijkend en een hoek van het marktplein omslaande, „dan kan ik in dit geval niet beter doen dan burgemeester Ollard op te zoeken! Kom, ga mee ik wil klaren wijn hebben." „Best," verklaarde Penthony. „je moet dat zeker doen! Maar laat zelf niet te veel los, wacht af. wat hij zegt. Wij kunnen in ieder geval toch de heele zaak aan het hoofdkwartie' rapporteeren. Ik zou gewei onder zooveel remmende omstandigheden kunnen lijden De Tweede Kamer behoorde een kleine commissie te vormen, die geen andere taak zou behoeven te hebben, dan regelmatig verantwoording te vragen aan de hoofden van departementen van algemeen bestuur en die aan de Kamer over te leggen, van al die bezninigingsonderwerpen, die in stndie zijn. Deze kleine commissie zo.u niet, zooals de vroegere parlementaire Bezuinigingscom- missie-Rjnk, de bezuiniging zelf ter hand moeten nemen, doch zich uitsluitend moe ten beperken tot het eischen en afleggen van rekening en verantwoording omtrent den stand van zaken. De tegenwoordige Bezuinigingscommissie-Pop ^s, naar ons inzicht, van weinig of geen nut meer voor het bezuinigingswerk van den Staat. Het systeem van het bezuinigingsapparaat van de regeering, welk apparaat, als we het zoo mogen blijven noemen, gevormd wordt door de Generale Thesaurie, de Centrale Reorga nisatie-Commissie, de kleine departemen tale Commissies, en de bezuinigings-inspec- teurs, werkt voortreffelijk. Het komt hierop neer, dat een bezuinigingsonderwerp niet meer buiten de betrokken ambtenaren om tpr hand wordt genomen, maar dat deze er in worden gekend, een goed woord zelfs er in kunnen meespreken, zoodat de grootst mogelijke waarborg verkregen is, dat, wan neer een bezuinigingsmogelijkheid ten slotte in slaat van uitvoering komt de ambtenaren van den betrokken dienst in ieder geval hun medewerking niet zullen onthouden. De rapporten, welke zijn ingediend, zijn steeds het resultaat geweest van de overweging van alle kanten. In een dergelijk systeem past een bezuinigingscommissie, met de in- slructies, gelijk die van den heer Pop heeft, niet meer. Want wat voor nut kan het nog hebben, dat een bezuinigingsonderwerp, dat reeds van alle kanten bekeken is. nog eens door een aparte commissie wordt bezien? Deze kan slechts haar instemmjjYg met het voorstel betuigen, of wel het iWele object, waarover rapport is uitgebracht, van voren af aan grondig opnieuw bezien. In beide gevallen is haar werk overbodig. De vertegenwoordigende lichamen van Handel en Industrie kunnen ten opzichte van het bezuinigingswerk van den Staat, dat niet het minst ook in hun belang wordt verricht, eveneens ook een belangrijke taak vervullen. Zij "kunnen optreden als het ge weten van Regeering en Kamer. Indien de Regeering met haar heele bezuinigings apparaat nog niet de macht heeft gehad lot een snellere uitvoering van bezuini gingsmogelijkheden te komen, indien even min de Kamer krachtiger ijvert voor een snellere uitvoering van.de tot stand geko men rapporten, kunnen Handel en Industrie trachten dien prikkel lot vooruitgang weder om te scheppen. De Maatschappij voor Nij verheid en Handel doet mei haar publicaties omtrent de bezuinigingsmogelijkheden inder daad nuttig werk. maar nog beter zou het zijn, indien dit werk zich beperkte tot een publicatie van den stand van het bezuini gingswerk van den Staat zelf, indien dus bijvoorbeeld in het geval van het Water staatsrapport kort en goed wordt geconsta teerd, dat zooveel jaren geleden dit rapport reeds samengesteld werd Indien dat publi catie-werk ten opzichte van elk bezuini gingsonderwerp, dat de Regeering zelf ter hand heeft genomen, regelmatig werd ge daan en zoowel aan de Kamer als aan de regeering onder oogen werd gelegd, dan zou, naar het ons voorkomt, weer een veel krachtiger prikkel voor beiden worden ge schapen. En dan zou in ieder geval de volle verantwoordelijkheid voor het nood lottig oponthoud, dat veel nuttig werk nu lijdt, gelegd worden op diengeen, die haar tegenover het land behoort ie dragen. Mogen de vertegenwoordigende lichamen van Handel en Industrie, te zamen met de Maatschappij voor Nijverheid en Handel, eens overwegen, wat zij op dit gebied in het belang des Lands kunnen doen, wan neer de Tweede Kamer er niet toe mocht komen een kleine commissie te vormen, zooals wij hierboven bedoelden. HET AANTAL RAADSLEDEN. Omtrent het schrijven van B. en W. van Leiden aan den Minister van Binnenland sche Zaken betreffende hel aantal raads dig graag willen weten, welk spelletje men hier speelt." „Wat denk je, dat er achter zit?" „Iets, dat ik vanmiddag fantaseerde, en waarop Hicking zooeven zinspeelde. Dat iemand van aanzien in de stad in de zaak is gemengd en dat zij het er nu op willen aansturen, dat de zaak doodbloedt." „Maar wat is dan de rol van Whatmore?" „Whatmore heeft misschien gedreigd ie*s te zullen verklappen, als zij geen stokje sta ken voor de tegen hem ingestelde vervol ging. Zijn ontvluchting staat vermoedelijk daarmee in verband. Blijkbaar heeft men hem de noodige middelen verschaft om de plaat te poetsen en nooit meer terug te komen. Vergeet vooral niet Stevenege, dat Tyson niemand was. Geen bloedverwant zal komen opdagen om voor hem te eischen. dat er recht zal geschieden. Het eenige, waar omtrent alle autoriteiten het met elkander eens zijn, is. dal de moord op Tyson onge straft moet blijven." ..Maar dan die noodmunten?" Penthony kuchte droogjes. „Het. zou mij niets verhazen, als een of andere autoriteit al precies wist, waar die noodmunten zijn," antwoordde hij. „En het zou mij ook niets verbazen, zoo ik, over zes maanden, nogmaals 'n uitstapje naar Alan- schester makend, tot de ontdekking kwam. dat de dingen weer uitgestald lagen in hun vitrine in het museum!" „Hm!" bromde Sjlevenege. „in dat geval heeft het er allen schijn van. dat men mij hier geweldig .voor den gek houdtl Intus- schen. hier slaan wij voor den woning van den heer Ollard Laten wij hopen, dat zijn edelachtbare thuis is." Dat was inderdaad het geval en weldra bracht een net dienstmeisje de beide delee- Rondom het Kellogg-pact Het Kelloggpaet is tot werkelijkheid ge bracht. Onder leiding van Briand en Kel logg, die samen als peter en meter zijn te beschouwen, is te Parijs geboren liet an.ti- oorlog-verdrag, direct door veertien landen get eekend en in naaste toekomst door nog ettelijke. Men kan rich immers niet onttrekken aan zoo'd moreele afzwering van den oor log als uiting van machtsmisbruik Men zal wellicht opmerken, dat dit cy nisch is gezegd. Wij willen dit niet ontken nen. Wij herinneren er aan, hoe wij van den beginne af aan zeer sceptisch hebben gestaan tegenover dit verdrag, hoe wij er in zagen een soort concurrentie, den Vol kenbond aangedaan. Wij noemden het ver drag een mooi, moreel gebaar... Stonden wij toen bijkans alleen, langzamerhand zijn de stemmep, die er ook zoo over dachten- talrijker geworden en zelfs, nu het verdrag er is, zijn daarbij officieele uitlatingen ge komen. Waarschuwde b.v. lord Cushendun, die eerst uitbundige lof zong over het pact, niet, dat men niet moet meenen, dat de Dr, Söderblom. Tenslotte wordt verklaard, dat Italië bet anti-oorlogsverdrag heeft getcekend om de zelfde redca waarom Italië lid van den Vol kenbond in. Italië wil niet buiten de orga nisaties staan al heeft het in deze orga nisaties geen groot vertrouwen. Dit tcekent wel zeer scherp de situatie en, helaas, is in deze schildering maar al te veel waars. Zooals, nu de roc9 der on derteekening voorbij is, meer en meer wordt erkend. St-reeemann, de Duitsche minister van tives in zijn tegenwoordigheid. Hij zat al leen in een rijk gemeubileerde huiskamer, in een grooten gemakkelijken stoel, dicht bij den haard, pantoffels aan de voeten, een sigaar in den mond, een glas naast zich en een courant in de hand. Hij groette zijn be zoekers vriendelijk en wees met een veel zeggend gebaar naar het buffet, waarop een karaf met toebehooren voor een hartver sterking stond. „En hoe maakt u het, meneer Steve nege?" begon hij op minzamen toon. „Het doet me genoegen u hier te ontvangen. vermoedelijk is dit de heer uit Londen, dien ik reeds heb hooren noemen daar staat whiskey en wat er bij behoort, alsmede een kistje sigaren, doet, wat ik u bidden mag, alsof u thuis was heeren. Hoe gaal het u, meneer Stevenege?" Stevenege achtte het goede politiek van de gastvrijheid van den burgemeester ge bruik te maken, maakte een paar glazen whiskey en soda klaar en stak een sigaar op „Ik heb, sinds ik van morgen de eer had u te ontmoeten, heel wat stof tot overpein zen gehad, burgemeester," begon hij. tegen over den burgemeester plaats nemend „Die ontvluchting van Whatmore heeft mij ten zeerste verrast." Ollard knikte, alsof ook hij verrast was. Maar de toon van zijn stem was minzamer dan ooit en er klonk iets van een veront schuldiging uit. „Ja. dat kan ik me begrijpen, meneer Ste- venge. Natuurlijk was ook ik ten hoogste verbaasd, maar vermoedelijk niet zoo sterk, als u Gij. heeren Londenaars zijt gewend aan piekfijne, moderne installaties: voor een arrestant zou 't een heele toer geweest zijn om uit een arreslantenlokaal van een Londensch politiebureau te ontvluchten. Maar hier. och, het is bij ons nog zoo'n primitieve boel, heeren!" „Maar er is hier toch ook ernstig plichts verzuim begaan!" merkte Stevenege op. „Plichtsverzuim, zeker, zelfs ernstig plichtsverzuim. „Maar u mag niet uit hot oog verliezen, meneer Stevenege, dat Hop- kinson, die de wacht had. oud begint te worden! Natuurlijk is het geen oogenblik in zijn gedachten gekomen, dat Whatmore misbruik zou maken van zijn vriendelijk heid. Ik begrijp Whatmore niet hij had toch moeten bedenken, dat hij Hop- kinson in groote moeilijkheden bracht." „Burgemeester", zei Stevenege, „in de stad gaat het praatje, dat Whatmore's ont vluchting een doorgestoken kaart was...-, dat het een vooraf beraamd plan is ge weest!" Ollard zwaaide met zijn sigaar, alsof hij iets wegveegde. „Ik bekommer mij nooit om wat in de stad wordt gezegd, mijnheer Stevenege. antwoordde hij kalm, „wie zoo goed als ik het leven in een kleine Engelsche stad kent, weet uit ervaring, dat er geen ge vaarlijker orgaan in de wereld beslaat dan de tong. De ingezetenen van Alansehester, heeren, zijn berucht om hun long! Zij zijn dol op praatjes' En van wien heeft u dat praatje meneer Stevenege?" „Nu. dat zeg ik u voor 'l oogenblik liever niet. burgemeester Maar ik ben overtuigd, dat mijn zegsman mij naar waarheid heeft medegedeeld, welk praatje er door de stad gaal." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9