69ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 1 September 1928
Derde Blad
No. 21003
UIT DE PERS.
FEUILLETON.
De verdwenen Noodmunten.
li Buiten!. Weekoverzicht.
HET BEZUINIGIN GS WERK
VAN DEN STAAT.
In Economisch Statistische Berichten
schrijft de heer v. d. Pol o. m., na te hebben
opgemerkt, hoe aan Bezuinigingswerk niet
veel meer wordt gedaan:
Nochtans is het van groot belang voor
de Nederlandsche schatkist, dat deze be
langstelling van het parlement (en van het»
volk) weer herleeft. Want allerminst kan
gezegd, dat thans in alle staatsbedrijven
en in departementale afdeelingen de grootst
mogelijke efficiency is bereikt. Er zijn tak
ken van dienst, zooals bijvoorbeeld de
Rijksgebouwendienst, waarvan dit inder
daad wel gezegd kan worden. Bij dezen
dienst is het beheer en het onderhoud van
vrijwel alle rijksgebouwen gecentraliseerd,
met het nuttige gevolg, dat in den loop der
jaren millioenen en millioenen voor de
schatkist bespaard zijn geworden. Met deze
toepassing van de juiste, de grootst moge
lijke efficiency, is toch slechts een uitzon
dering. In verscheidene andere staatsdien
sten en departementale afdeelingen vindt
het bezuinigingswerk slechts langzaam
voortgang. Psychologisch is dat volkomen
verklaarbaar, want de hoofden van departe
mentale afdeelingen zijn nu eenmaal geen
directeuren van een bedrijf, die zelf het'
loodje er bij moeten leggen, wanneer de
uitkomst van hun dienst financieel nadeel
oplevert. En wanneer is er eigenlijk sprake
van financieel nadeel van een departemen
tale afdeeling? Nimmer, want de Slaat leeft
niet zooals een gewoon particulier bedrijf,
aan den rand van zijn economische be
staansmogelijkheid, maar kan te allen tijde
door eenvoudige verhooging van de inkom
stenbelasting het nadeelig saldo van een
staatsdienst vereffenen. Het is dus voor al
degenen, die in staatsdienst zijn, van den
hoogsten tot den laagsten, zoowel voor een
minister als voor den chef van de kleinste
en riieest onbeteekenende afdeeling van een
der departementen, heel moeilijk, uit een
menschkundig oogpunt te bezien, om altijd
er aan te denken, dat het zuurverdiend geld
van de staatsburgers is, waarover zij be
schikken. Daarbij komt nog, dat juist die
onderwerpen, zooals legervoorziening, so-
tiale verzekering en onderwijs, waarop, bij
een verandering van een systeem, een wer
kelijk hoogst belangrijke besparing mogelijk
Zou zijn, met behoud van dezelfde resul
taten, dat juist die onderwerpen vallen
binnen de politieke sfeer, waardoor zij
buiten den invloed liggen van het bezuini-
gingsapparaat, dat nog steeds in werking is,
al bemerkt de groote massa daarvan niet
zooveel. En ten slotte is er nog het feit,
dat om de vier jaren, of om eenige jaren
meer of minder, de ministers wisselen en
nieuwe mannen komen aan het hoofd van
de departementen van algem. bestuur. Het
is ook al weer psychologisch volkomen be
grijpelijk, dat elke minister tegenover het
land iets wil hebben tot stand gebracht. En
Hvannecr een minister iets tot stand brengt,
dan kost het den belastingbetaler meestal
een flinken duit. Er zijn maar weinig mi
nisters, die eenmaal aan de regeering ge
komen, plezier er in hebben, af te zien
Van groote, nieuwe, kostbare doeleinden,
fen zich te beperken tot een beter, goedkoo-
ï>er, dus meer efficiente inrichting van de
taak, welke de Staat reeds heeft Zoo'n uit
zondering vormt ongetwijfeld de tegenwoo-
tiige minister-president, zoo'n uitzondering
Vormen ook andern, maar de meeste mi
nisters daarentegen zinnen aanstonds op
tie totstandbrenging van zaken, waardoor
Zij hun naam kunnen verbinden aan het
parlementaire tijdperk, waarin zij hebben
igeregeerd.
Alle factoren werken dus niet bepaald
ïnede, om het bezuinigingswerk van den
Staat te doen slagen. Desniettegenstaande
kan het nog een groote toekomst hebben en
Veel nut voor het land opleveren, indien
'eenige ernstige fouten daarin worden weg
genomen. De eerste, waarop wij doelen,
achten wij de belemmering, die kan worden
opgeworpen op den weg, dien de rapporten
van verschillende departementale bezuini-
feingscommissies moeten afleggen.. Er zijn
op het oogenblik tal van rapporten inge
diend bij de regeering als resultaat van de
studie van kleine departementale commissies
waarin naast ambtenaren van de daarbij
betrokken afdeelingen. een bezuinigings
inspecteur van de Generale Thesaurie (die
in samenwerking met de Centrale Reorga
nisatie-Commissie, de bezuinigingsobjecten
uitzoekt) zitting heeft. Deze rapporten be-
hooren, wanneer zij bij een minister zijn
ingediend, niet meer, zooals nu nog maar
al te vaak gebeurt, opnieuw in handen
gesteld te worden van afdeelingen van het
betrokken departement, waardoor vaak weer
belanghebbende ambtenaren invloed op de
afdoening van het rapport kunnen uitoefe
nen, maar door den minister zelf terstond
te worden getoetst aan zijn eigen inzicht
en zijn eigen verantwoordelijkheid 1).
Een voorbeeld kan duidelijk maken, wat
wij hiermede bedoelen. In 1926 heeft een
commissie tot reorganisatie van den duren
Waterstaatsdienst, die onder leiding stond
van het hoofd van een der afdeelingen van
dat departement, een rapport ingediend,
Dit rapport is eerst gegaan naar de Be-
euinigingscommissie-Pop, die er enkele
taanleekeningen bij maakte. Sindsdien is
'het door den minister van Waterstaat in
handen gesteld van ambtenaren, die zelf
•belang hebben bij de al of niet uitvoering
er van. En toch was dit rapport ondertee
kend door de vertegenwoordigers van alle
organisaties van waterstaaisambtenaren,
die bij de uitvoering er van zelf ook be
trokken zullen worden. Deze hebben met
'liun handteekening dus bekrachtigd de be
zuinigingsmogelijkheden, die in het rapport
zijn aangegeven. Waartoe moet nu minister
Van der Yegte nog eens anders advies
•hebben? Hij had juist advies van degenen,
die er zelf over oordeelen konden, terwijl
een deel van hen er zelf onder moeten
lijden. De Kamer vroeg elk jaar naar hot
rapport bij de behandeling der Water-
slaafsbegrooting. Het eerste jaar kon de
•minister terecht zeggen, dat hij er nog
niet in zat, maar het tweede jaar, dat hij
benut had om het rapport van de eene
tafel op de andere te leggen, heeft hij den
inhoud van het rapport besproken op een
wijze, die duidelijk weergaf, dat hij den
inhoud niet eens voldoende had leeren
kennen.
Men voelt, dat er van het bezuinigings
werk van den Staat weinig of niets terecht
kan komen, wanneer een hoogst belangrijk
object van bezuiniging, waarvan de moge
lijkheid door alle belanghebbende groepen
is erkend en bevestigd, op een dergelijke
wijze wordt verwaarloosd. Dit is nu wel
een kras voorbeeld, maar er zouden tal van
andere voorbeelden, zij het niet zóó sterk
sprekend, aan toegevoegd kunnen worden,
welke zouden aantoonen, hoelang een com
missoriaal bestudeerde bezuinigingsmoce-
liikheid, waarover rapport is uitgebracht,
blijft liggen zonder dat zij geheel, of zelfs
ten deele tot uitvoering komt. Indien een
Kamerlid, dat werkelijk belang stelt in het
bezuinigingsprobleem, aan de regeering eens
vroeg een lijst over te leggen (die voor een
particulier niet is samen te stellend van de
behandelde bezuinigingsmogelijkheden èn
van de bereikte resultaten, dus van den
stand van uitvoering der rapporten, dan
zouden al die frappante gevallen van schro-
melij'ke vertraging in het bezuinigingswerk
van den Staat voor goed aan den da.g ko
men. De eigenlijke fout in het bezuinigings
systeem is dan ook, dat er geen enkele
instantie is, die de regeering over de ver-
waarloozing van een dergelijk bezuinigings
object nadrukkelijk ter verantwoording
kan roepen. Indien nu de belangstelling der
•Tweede Kamer zoozeer mocht herleven, dat
zij onverbiddelijk een minister, die zoolang
draalde over een bezuinigingsmogelijkheid,
welke eigenlijk voor uitvoering gereed ligt,
ter verantwoording riep, dan zou het be
zuinigingswerk van den Staat niet meer
1) Dit ge*ldt uit den aard der zaak alléén
vcor rapporten, aan de samenstelling waar
van de deskundige ambtenaren van een
minister zelf reeds hebben meegewerkt. In
dien dat niet het geval is, moet een minister
zich natuurlijk altijd het recht voorbehou
den over ingekomen voorstellen en rappor
ten eerst nog zijn eigen ambtelijke instanties
le hooren.
leden bij vermeerdering van het getal in
woners, schrijft de redactie van ..De Ge
meente", orgaan van de vereeniging van
Soc.-dem. gemeenteraadsleden, 't volgende:
De Minister van Binnenlandsche Zaken
heeft, naar wij in „De Tel." lezen, het ge
voelen gevraagd van Gedep. Stalen der^
provinciën omtrent een door B. en NV. van
Leiden aanbevolen wijziging van de Ge
meentewet, waardoor in grootere gemeenten
het aantal leden van den raad op een klei
ner getal wordt bepaald dan thans het
geval is. Bij toeneming van het zielental
behoeft men dan minder spoedig te komen
tot vermeerdering van het aantal raads
leden, waarvan kostenbesparing het gevolg
zal zijn.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
geldt voor een hoffelijk man en zoo zal hij
niet onbeleefd jegens B. en W. van Leiden
hebben willen zijn, door hun aan te raden
naar de pomp te loopen. Is het echter van
den anderen kant niet weer eenigszins on
beleefd jegens elf colleges van Gedeputeer
den om hen te verplichten hun kostbaren
tijd aan zulk noodeloos en nutteloos werk
te verdoen? Men kan immers op zijn vin
gers narekenen, dat van verkleining van
het aantal raadsleden in grootere gemeenten
niets komt. Het is thans veeleer te klein
dan le groot in verband met een behoor
lijke bezetting der talrijke commissies van
bijstand, die in grootere gemeenten onont
beerlijk zijn. Thans reeds is het gevaar van
overbelasting van raadsleden, die noodge
dwongen in verscheidene commissies te
gelijk zitting hebben, niet denkbeeldig en
is er in grootere of althans in de grootste
steden mede hierdoor een zeer weinig aai.*
«bevelenswaardige tendenz, om het raads
lidmaatschap tot een functie te maken, die
slechts door personen met zeer veel vrijen
tijd of althans zonder al te knellende be
roepsplichten vervuld kan worden. Zoo ooit
dan is hier. met het oog op het belang van
een waarlijk democratisch ingericht ge
meentebestuur, hel kosten-argument mis
plaatst.
Hebben B. en W. van Leiden geen andere
zorgen en had de minister een onderzoek
naar de wenschelijkheid van een denk
beeld in zoo anti-democratische en dus met
den tijdgeest strijdige richting niet kunnen
afwimpelen?
RECLAME.
BIJ RREUMATIEK IN HOOFD. LENDENEN
EN SOHOUDERS, zenuwpijnen, pijn in de
heup, spit in den rug wordt het natuurlijke
„Franz-Josef-bitterwalcr met zeer veel j
vrucht voor de dagelijksche sehoonspoeling j
van hot spijsverteringskanaal aangewend.
Universiteits-klinieken attesteeren, dat het
„Franz-Josef"-water, vooral, voor personen
van middelbaren en gevorderden leeftijd, een
voortreffelijk maag- en darmreinigingsmid-
del is. Verkrijgb. bij Apolh. en Drogisten.
6015
oorlog nu tot de onmogelijkheden behoort
De Vereenigdo Staten in eigeD persoon
zullen het verdrag ook slechts ratificeeren,
zoo vaststaat dat Amerika er met door
wordt belemmerd over te gaan tot eon
vlootbouw, zooals, in overeenstemming met
de conventie van Washington noodig wordt
geoordeeld tot verdedig'ng der Amerikaan-
sche belangen. Zou ook maar eenigszins
aan dit axioma kunnen worden getornd,
de Amerikaanse he Senaat zau evengoed,
als Wilson's Volkenbond, Kellogg's anti-
ooriogspact eenvoudig weigeren te ratifi
ceeren.
Idealen zijn goed, zelf noodzakelijk,
doch noodig is ook bij idealen-nastreving
de nuchtere waarheid onder de oogen te
zien en helaas is deze, als wij schilderden,
niet anders
Zou men anders in Italië er niet voor
terugdeinzen zoo openlijk een loopje to
nemen met het gansche pact? De bladen
daar zijn alle zeer pessimistisch gestemd
ten opzichte van het Kellogg-pact.
,,Weg met d^D oorlog" is een leuze,
welke even nutteloos als dwaas is. Italië is
er diep van overtuigd, dat de huidige sta
tus quo onrechtvaardig is, niet alleen voor
Italië, doch voor vele andere naties. Vooi-
dat deze veranderd is kan er geen basis
voor een duurzamen vrede worden gevon
den."
Bijna alle bladen laten zich in dezen
geest uit en de correspondenten, die naar
Parijs zijn geweest om de onderteekening
van het Kellogg-pact bi.i te wonen, schrij
ven eveneens in denzelfden zin.
De bladen wijzen er op, dat terwijl de
andere ministers van buitcnlandsche zaken
naar Parijs gingen om het verdrrur te tee
kenen, de koning van Italië en Mussolini
manoeuvres van het. Italiaansehe leger bij
woonden.
Het feit, dat Stresemnnn er niet in ge
slaagd is tegelijk met de onderteekening
van het Ke-llogg pact de onmidelliike ont
ruiming van bet Rijnland te verkrijgen,
wordt beschouwd als een aanwijzing, dat or
een groot gebrek aan vertrouwen tussehen
Frankrijk en Duitschland bestaat, ondanks
het anti-oorlogsverdrag en het Verdrag van
Locarno. Het feit, dat Kellogg bcslóot eon
bezoek aan Dublin te brengen en met
naar Londen te gaan, wordt uitgelegd als
een bewijs voor de minder goede verhou
ding tussehen Engeland en de Vereenigdd
Staten. Terwijl de andere staatslieden op
het moment van de ooderteckenincr e.lk;mr
gclukwenschen zonden, bleef de Duce bij
de manoeuvres.
Door J S. FLETCHER..
Geautoriseerde vertaling uit 't Engelsch door
Mr. G. KELLER.
87)
Hicking's sigaar was in tussehen uitge
daan en terwijl bij ernstig en bedachtzaam
trachtte ze weer aan te steken, keken de
beide detectives hem nieuwsgierig aan. Hij
"was ongetwijfeld aangeschoten, half be
schonken, maar half dronken menschen
Bevoelen doorgaans aandrang om de waar-
beid te zeggen.
>.Er zouden allicht dingen verklapt zijn,
die het daglicht niet mogen zien, nietwaar,
Hicking?" vroeg Stevenege, toen de man
z')n sigaar weer had aangestoken en er met
a"e macht aan trok. „Dat zou je toch ook
^el denken?"
Hicking bewerkte zijn neus weder, zeg-
Bend:
.Je hebt gelijk, je 9laat den spijker op
kopl Daar steekt van allerlei achter,
"ie hier komt, heeren, meneer Stevenege
deneer...., nu, ik weet niet, hoe die
andere heer heet, maar ik drink op zijn
gezondheid en wensch hem het beste toe
^e hier komt, doet verstandig zich niet te
J'eel met de zaken te bemoeien! Ja, dat is
neuseh waar! Dat zal iedereen u zeggen!
Het beste, wat we kunnen doen, heeren,
13„- nu, er verder over te zwijgen! Ssst!"
Er kwam iemand uit de aangrenzende
gelagkamer binnen en toen hij Hicking
zei hij hem goedendag. De schoenmaker
stond op en ging naar hem toe. Stevenege
keek Penthony eens aan en stond ook op.
,,Ga mee naar buiten," bromde hij, „ik heb
je wat te zeggen. Kijk eens." vervolgde hij,
terwijl zij na het hotel verlaten te hebben,
over het marktplein drentelden, „als waar is,
wat die halfdronken kerel ons vertelt, dan
wordt hier vrijwel valsch spel gespeeld!
Nietwaar?"
„Dat heb ik al dadelijk gedacht, vriend,
toen wij vernamen, dat Whafmore er van
door was," antwoordde Penthony. „Het ligt
er dik op!"
„Maar wie heeft er de hand in?" vroeg
Stevenege. „Het stadsbestuur? De politie?"
„In zulke kleine platlelandsstadjes gebeu
ren soms rare dingen," merkte Penthony op.
„Men schijnt er te denken, dat men volko
men macht heeft de dingen naar zijn hand
te zetten. Ik geloof wel te begrijpen, wat dat
spraakzame heerschap heeft willen zeggen.
Hij bedoelde, in duidelijke woorden gezegd,
dat de stedelijke autoriteiten achter iets zijn
gekomen, waarvan jij geen weet hebt en dat
zij je niet aan je neus zullen hangen en dat
zij nu van plan zijn, de heele geschiedenis
in den doofpot te 9toppen. Ik ben overtuigd,
dat zoo d^ vork in den steel zit."
Stevenege drentelde nog wat voor het
hotel heen en weer, de handen in de zak
ken en het hoofd peinzend voorovergebogen.
„Maar dan," zei hij. plotseling opkijkend
en een hoek van het marktplein omslaande,
„dan kan ik in dit geval niet beter doen dan
burgemeester Ollard op te zoeken! Kom, ga
mee ik wil klaren wijn hebben."
„Best," verklaarde Penthony. „je moet
dat zeker doen! Maar laat zelf niet te veel
los, wacht af. wat hij zegt. Wij kunnen in
ieder geval toch de heele zaak aan het
hoofdkwartie' rapporteeren. Ik zou gewei
onder zooveel remmende omstandigheden
kunnen lijden De Tweede Kamer behoorde
een kleine commissie te vormen, die geen
andere taak zou behoeven te hebben, dan
regelmatig verantwoording te vragen aan de
hoofden van departementen van algemeen
bestuur en die aan de Kamer over te leggen,
van al die bezninigingsonderwerpen, die in
stndie zijn.
Deze kleine commissie zo.u niet, zooals de
vroegere parlementaire Bezuinigingscom-
missie-Rjnk, de bezuiniging zelf ter hand
moeten nemen, doch zich uitsluitend moe
ten beperken tot het eischen en afleggen
van rekening en verantwoording omtrent
den stand van zaken. De tegenwoordige
Bezuinigingscommissie-Pop ^s, naar ons
inzicht, van weinig of geen nut meer voor
het bezuinigingswerk van den Staat. Het
systeem van het bezuinigingsapparaat van
de regeering, welk apparaat, als we het zoo
mogen blijven noemen, gevormd wordt door
de Generale Thesaurie, de Centrale Reorga
nisatie-Commissie, de kleine departemen
tale Commissies, en de bezuinigings-inspec-
teurs, werkt voortreffelijk. Het komt hierop
neer, dat een bezuinigingsonderwerp niet
meer buiten de betrokken ambtenaren om
tpr hand wordt genomen, maar dat deze er
in worden gekend, een goed woord zelfs
er in kunnen meespreken, zoodat de grootst
mogelijke waarborg verkregen is, dat, wan
neer een bezuinigingsmogelijkheid ten slotte
in slaat van uitvoering komt de ambtenaren
van den betrokken dienst in ieder geval
hun medewerking niet zullen onthouden. De
rapporten, welke zijn ingediend, zijn steeds
het resultaat geweest van de overweging
van alle kanten. In een dergelijk systeem
past een bezuinigingscommissie, met de in-
slructies, gelijk die van den heer Pop heeft,
niet meer. Want wat voor nut kan het nog
hebben, dat een bezuinigingsonderwerp, dat
reeds van alle kanten bekeken is. nog eens
door een aparte commissie wordt bezien?
Deze kan slechts haar instemmjjYg met het
voorstel betuigen, of wel het iWele object,
waarover rapport is uitgebracht, van voren
af aan grondig opnieuw bezien. In beide
gevallen is haar werk overbodig.
De vertegenwoordigende lichamen van
Handel en Industrie kunnen ten opzichte
van het bezuinigingswerk van den Staat,
dat niet het minst ook in hun belang wordt
verricht, eveneens ook een belangrijke taak
vervullen. Zij "kunnen optreden als het ge
weten van Regeering en Kamer. Indien de
Regeering met haar heele bezuinigings
apparaat nog niet de macht heeft gehad
lot een snellere uitvoering van bezuini
gingsmogelijkheden te komen, indien even
min de Kamer krachtiger ijvert voor een
snellere uitvoering van.de tot stand geko
men rapporten, kunnen Handel en Industrie
trachten dien prikkel lot vooruitgang weder
om te scheppen. De Maatschappij voor Nij
verheid en Handel doet mei haar publicaties
omtrent de bezuinigingsmogelijkheden inder
daad nuttig werk. maar nog beter zou het
zijn, indien dit werk zich beperkte tot een
publicatie van den stand van het bezuini
gingswerk van den Staat zelf, indien dus
bijvoorbeeld in het geval van het Water
staatsrapport kort en goed wordt geconsta
teerd, dat zooveel jaren geleden dit rapport
reeds samengesteld werd Indien dat publi
catie-werk ten opzichte van elk bezuini
gingsonderwerp, dat de Regeering zelf ter
hand heeft genomen, regelmatig werd ge
daan en zoowel aan de Kamer als aan de
regeering onder oogen werd gelegd, dan zou,
naar het ons voorkomt, weer een veel
krachtiger prikkel voor beiden worden ge
schapen. En dan zou in ieder geval de
volle verantwoordelijkheid voor het nood
lottig oponthoud, dat veel nuttig werk nu
lijdt, gelegd worden op diengeen, die haar
tegenover het land behoort ie dragen.
Mogen de vertegenwoordigende lichamen
van Handel en Industrie, te zamen met de
Maatschappij voor Nijverheid en Handel,
eens overwegen, wat zij op dit gebied in
het belang des Lands kunnen doen, wan
neer de Tweede Kamer er niet toe mocht
komen een kleine commissie te vormen,
zooals wij hierboven bedoelden.
HET AANTAL RAADSLEDEN.
Omtrent het schrijven van B. en W. van
Leiden aan den Minister van Binnenland
sche Zaken betreffende hel aantal raads
dig graag willen weten, welk spelletje men
hier speelt."
„Wat denk je, dat er achter zit?"
„Iets, dat ik vanmiddag fantaseerde, en
waarop Hicking zooeven zinspeelde. Dat
iemand van aanzien in de stad in de zaak
is gemengd en dat zij het er nu op willen
aansturen, dat de zaak doodbloedt."
„Maar wat is dan de rol van Whatmore?"
„Whatmore heeft misschien gedreigd ie*s
te zullen verklappen, als zij geen stokje sta
ken voor de tegen hem ingestelde vervol
ging. Zijn ontvluchting staat vermoedelijk
daarmee in verband. Blijkbaar heeft men
hem de noodige middelen verschaft om de
plaat te poetsen en nooit meer terug te
komen. Vergeet vooral niet Stevenege, dat
Tyson niemand was. Geen bloedverwant zal
komen opdagen om voor hem te eischen. dat
er recht zal geschieden. Het eenige, waar
omtrent alle autoriteiten het met elkander
eens zijn, is. dal de moord op Tyson onge
straft moet blijven."
..Maar dan die noodmunten?"
Penthony kuchte droogjes.
„Het. zou mij niets verhazen, als een of
andere autoriteit al precies wist, waar die
noodmunten zijn," antwoordde hij. „En het
zou mij ook niets verbazen, zoo ik, over zes
maanden, nogmaals 'n uitstapje naar Alan-
schester makend, tot de ontdekking kwam.
dat de dingen weer uitgestald lagen in hun
vitrine in het museum!"
„Hm!" bromde Sjlevenege. „in dat geval
heeft het er allen schijn van. dat men mij
hier geweldig .voor den gek houdtl Intus-
schen. hier slaan wij voor den woning van
den heer Ollard Laten wij hopen, dat zijn
edelachtbare thuis is."
Dat was inderdaad het geval en weldra
bracht een net dienstmeisje de beide delee-
Rondom het Kellogg-pact
Het Kelloggpaet is tot werkelijkheid ge
bracht. Onder leiding van Briand en Kel
logg, die samen als peter en meter zijn te
beschouwen, is te Parijs geboren liet an.ti-
oorlog-verdrag, direct door veertien landen
get eekend en in naaste toekomst door nog
ettelijke.
Men kan rich immers niet onttrekken
aan zoo'd moreele afzwering van den oor
log als uiting van machtsmisbruik
Men zal wellicht opmerken, dat dit cy
nisch is gezegd. Wij willen dit niet ontken
nen. Wij herinneren er aan, hoe wij van
den beginne af aan zeer sceptisch hebben
gestaan tegenover dit verdrag, hoe wij er
in zagen een soort concurrentie, den Vol
kenbond aangedaan. Wij noemden het ver
drag een mooi, moreel gebaar... Stonden
wij toen bijkans alleen, langzamerhand zijn
de stemmep, die er ook zoo over dachten-
talrijker geworden en zelfs, nu het verdrag
er is, zijn daarbij officieele uitlatingen ge
komen. Waarschuwde b.v. lord Cushendun,
die eerst uitbundige lof zong over het pact,
niet, dat men niet moet meenen, dat de
Dr, Söderblom.
Tenslotte wordt verklaard, dat Italië bet
anti-oorlogsverdrag heeft getcekend om de
zelfde redca waarom Italië lid van den Vol
kenbond in. Italië wil niet buiten de orga
nisaties staan al heeft het in deze orga
nisaties geen groot vertrouwen.
Dit tcekent wel zeer scherp de situatie
en, helaas, is in deze schildering maar al
te veel waars. Zooals, nu de roc9 der on
derteekening voorbij is, meer en meer
wordt erkend.
St-reeemann, de Duitsche minister van
tives in zijn tegenwoordigheid. Hij zat al
leen in een rijk gemeubileerde huiskamer,
in een grooten gemakkelijken stoel, dicht
bij den haard, pantoffels aan de voeten, een
sigaar in den mond, een glas naast zich en
een courant in de hand. Hij groette zijn be
zoekers vriendelijk en wees met een veel
zeggend gebaar naar het buffet, waarop een
karaf met toebehooren voor een hartver
sterking stond.
„En hoe maakt u het, meneer Steve
nege?" begon hij op minzamen toon. „Het
doet me genoegen u hier te ontvangen.
vermoedelijk is dit de heer uit Londen, dien
ik reeds heb hooren noemen daar staat
whiskey en wat er bij behoort, alsmede een
kistje sigaren, doet, wat ik u bidden mag,
alsof u thuis was heeren. Hoe gaal het u,
meneer Stevenege?"
Stevenege achtte het goede politiek van
de gastvrijheid van den burgemeester ge
bruik te maken, maakte een paar glazen
whiskey en soda klaar en stak een
sigaar op
„Ik heb, sinds ik van morgen de eer had
u te ontmoeten, heel wat stof tot overpein
zen gehad, burgemeester," begon hij. tegen
over den burgemeester plaats nemend „Die
ontvluchting van Whatmore heeft mij ten
zeerste verrast."
Ollard knikte, alsof ook hij verrast was.
Maar de toon van zijn stem was minzamer
dan ooit en er klonk iets van een veront
schuldiging uit.
„Ja. dat kan ik me begrijpen, meneer Ste-
venge. Natuurlijk was ook ik ten hoogste
verbaasd, maar vermoedelijk niet zoo sterk,
als u Gij. heeren Londenaars zijt gewend
aan piekfijne, moderne installaties: voor
een arrestant zou 't een heele toer geweest
zijn om uit een arreslantenlokaal van een
Londensch politiebureau te ontvluchten.
Maar hier. och, het is bij ons nog zoo'n
primitieve boel, heeren!"
„Maar er is hier toch ook ernstig plichts
verzuim begaan!" merkte Stevenege op.
„Plichtsverzuim, zeker, zelfs ernstig
plichtsverzuim. „Maar u mag niet uit hot
oog verliezen, meneer Stevenege, dat Hop-
kinson, die de wacht had. oud begint te
worden! Natuurlijk is het geen oogenblik in
zijn gedachten gekomen, dat Whatmore
misbruik zou maken van zijn vriendelijk
heid. Ik begrijp Whatmore niet hij
had toch moeten bedenken, dat hij Hop-
kinson in groote moeilijkheden bracht."
„Burgemeester", zei Stevenege, „in de
stad gaat het praatje, dat Whatmore's ont
vluchting een doorgestoken kaart was...-,
dat het een vooraf beraamd plan is ge
weest!"
Ollard zwaaide met zijn sigaar, alsof hij
iets wegveegde.
„Ik bekommer mij nooit om wat in de
stad wordt gezegd, mijnheer Stevenege.
antwoordde hij kalm, „wie zoo goed als ik
het leven in een kleine Engelsche stad
kent, weet uit ervaring, dat er geen ge
vaarlijker orgaan in de wereld beslaat dan
de tong. De ingezetenen van Alansehester,
heeren, zijn berucht om hun long! Zij zijn
dol op praatjes' En van wien heeft u dat
praatje meneer Stevenege?"
„Nu. dat zeg ik u voor 'l oogenblik liever
niet. burgemeester Maar ik ben overtuigd,
dat mijn zegsman mij naar waarheid heeft
medegedeeld, welk praatje er door de stad
gaal."
(Wordt vervolgd).