LEO NICOLAJEWITSCH TOLSTOI.
Bij de herdenking van zijn honderdsten geboortedag.
VRAGENRUBRIEK.
Van Prins SiddhfLrtha Gautama, die als
kind en jongeman in weelde en genoegens
werd opgevoed, vermeldt de geschiedenis,
dat hij tot inkeer kwam, toen hij eens, op
zijn weg, een grijsaard, een zieke, een lijk
en een kluizenaar ontmoette.
Franci9cusi van Assisi was een levenslus
tige jongeman, die een vroolijk leven leidde
in gezelschap van vele vrouwen, tot hij een
melaatsche zag.
Op zijn ziekbed overdacht Ignatius van
Loyola zijn levensjaren in verkwisting en
losbandigheid doorgebracht. Toen stelde hij
zich in dienst van Christus en werd ie
stichter van de orde der Jezuïten.
Zulk een figuur is Leo Nicolajewitsch
Tolstoi, wiens honderete geboortedag hij
werd 28 Augustus 1828 op het landgoed
^Jasnaja Poljana" in het gouvernement Tulo
geboren dit jaar zal worden herdacht.
Als jonge man, die een losbandig leven
heeft geleid, vlucht hij hij schrijft het
zelf in zijn „Dagboek" om zijn schulderi
en vooral zijn gewoonten te ontloopen, van
Moskou naar Kaukaeus, waar hij deelneemt
aan den strijd tegen de opstandige berg
bewoners.
Ook hier is hij de man, die zicfi be
drinkt, speelt en schulden maakt. Hij wordt
officier, maakt een veldtocht mede, waarbij
zijn leven menigmaal gevaar loopt.
De ellende van den oorlog doet hem na
denken.
Hij schrijft in zijn Dagboek op 7 Januari
1853:
„De oorlog i9 een zaak, zoo onrechtvaar
dig en slecht, dat hij zelfs de stem van het
geweten weet te onderdrukken."
Maar hij speelt verder en drinkt en maakt
opnieuw schulden.
Doch telkens overdenkt hij Het misbruik,
dat de mensch van zijn leven maakt.
Den 16den April 1855 betreurt hij het,
dat zijn jeugd op deze wijze verloren gaat.
Inderdaad er woedt een ernstige strijd in
hem. Opgevoed ver van het stadsleven, te
midden van de 9ombere Russische natuur,
kind van zijn volk, dat van droomerijen en
meditatie houdt, vol medelijden met de men-
schen in de onderste lagen van de samen
leving, gaat hij vergelijkingen maken. Hij
vergelijkt zijn leven met dat van anderen.
Een ernstige godsdienstige stemming brengt
hem tot de overweging of de daden van de
geloovigen wel overeenkomen met de woor
den van de Heilige Schrift. Het nuttelooze
en het holle van zijn leven, door hem en
anderen geleid, grijpen hem aan.
20 November 1864 schrijft hij in zijn
Dagboek:
Wanneer tocK zal ik eindelijk ophouden
I Met het leven te gebruiken zonder doel,
En te voelen in mijn hart een diepe wonde
Zonder te weten ze te kunnen genezen?"
Hij begint te twijfelen aan de noodzake
lijkheid van den oorlog, zijn hart voelt de
ellende en hij lijdt met de slachtoffers.
Steeds meer dringt zich de vraag ter beant
woording bij hem op: „Is dat alles de ge
volgen, omdat blind toeval het leven be-
heerscht, of heerscht in alles, het Hoogere,
dat 9treeft naar mooiere, reinere verhoudin
gen". Zijn zieletoestand en zijn geloof doen
hem de laatste vraag bevestigend beanU
•woorden.
In „Invalslocht" (voltooid in 1862) klinkt
de eerste aanklacht tegen den oorlog:
„Kunnen de menschen dan in deze zoo
schoone wereld onder den onmetelijken be
sterden hemel niet leven? Hoe kunnen ze
hierin behouden de gevoelens van wraak,
boosaardigheid, waanzin, om hun naasten
te vernietigen?"
In zijn beroemd boek „de kozakken"
schijnt hij nog de officier, die zijn leven wil
uitleven in dolle levensvreugde.
Want dit is wel het merkwaardige van de
jwerken van Toktoi, dat inen daarin, steeds
weer, zijn gemoedstoestand van het oogen-
blik leert kennen.
Die gemoedstoestand beheerscht het werk,
doet hem schrijven. En hij schrijft, niet ter.
wille van de kunst, maar om zich te uiten
en om de menschen te beloeren. Steeds
weer is hij als een prediker, als een profeet,
die als de oude profeten van Israël, de
menschen waarschuwt en hun er op wijst
te leven naar het woord van God.
Dan gaat hij vechten tegen Turkije, waar
mede Rusland in oorlog is. (Nov. 1853)
Eerst is hij bij het leger in Roemenië, dan
in het Krimleger. De voortdurende opge
wondenheid en het aanhoudend gevaar,
waarin hij verkeert, brengen hem, meer dan
ooit, tot godsdienstige overpeinzingen.
In zijn „Dagboek" van 14 April 1855 bidt
hij tot God:
„Heer, ik dank U voor Uwe voortdurende
bescherming. Hoe zeker leidt Gij mij tot het
goede. Wat zou ik zijn, als Gij mij verliet
Verlaat mij niet, o Heer! Help mij ten einde
heit eeuwige en roemrijke de'el van het be
staan, dat mij tot heden nog onbekend is, te
mogen bereiken."
Hij wil niets meer mert de kunst bereiken,
ma^r met den Godsdienst.
Hij wil een nieuwen godsdienst stichten,
den Godsdienst van Christus, maar gezui
verd van dogma' en mysteriën, zooals hij
rijn Dagboek van 6 Maart 1855 had ge
schreven.
Hij is door en door een revolutionair. Een
Nihilist, maar niet steunend op een mate
rialistisch en grondslag, dodh op een ideale.
Door zijn Godsdienst geleid, begint hij den
strijd tegen alle9, wat hem onrecht lijkt. En
zijn kritiek op de maatschappelijke orde
wordt al scherper en sdherper. Alle be
staande dingen beschouwt hij als onwaar en
onecht. Staat, wet, kerk. het huwelijk wil
hij gewijzigd en veranderd. Wetenschap en
kunst acht hii uit den booze. Ze brengen
hem niets. Hij is de idea al-anarchist, diet
niets van den tegenwoordigen staat wil
welen, die verlangt, naar het woord van
Cristus, dat onrecht niet met onrecht wordt
beantwoord. Hij wil lijdelijk verzet. Wan
neer de menschen weigeren de wapenen te
dragen, zal de oorlog spoedig zijn verdwenen
Tolstad, edele figuur, als hij was, gaf
inderdaad het voorbeeld van het leven, zoo
als hij het wenschte. Hij zelf bezat e'en rijk
innerlijk gemoedsleven, ondanks den ge-
ringsten handenarbeid, welke hij verrichtte.
Hij geloofde, dat het mogelijk zou zijn, mil-
lioenen te vormen, die met vreugde van alle9
wat het leVen veraangenaamt, zouden af
stand doen, vol liefde voor elkaar, vol op
offeringsgezindheid, zonder alle intellec-
tueele en aesthetische vorming en gelukkig
in een samenleving zonder staat.
Om zijn ide'alen onder de menschen te
brengen schreef hij zijn werken.
Studeervertrek
Eigenlijk kan men zeggen, dat bij nimmer
alléén dichter is geweest. Naast den dichter
stond steeds weer de leeraair.
Dat valt in al zijn boeken tel constateeren.
Zóó in zijn verhalen van wat hij in den
oorlog tijdens zijn verblijf te Sebastopoi
heeft meegemaakt
Hij beschrijft als een nauwgezet waar
nemer den 9trijd en het lijden en dan breekt
zijn vloek over den oorlog los:
„En die mannen, deze Christenen, dde
eenzelfde groote wet van liefde en opoffering
belijden, vallen bij het zien van wat ze
deden, niet berouwvol op de knieën voor
Hem, die door hun het leven te schenken
in de ziel van elk van hen met de vreeze
de9 doods de liefde tot het goede en schoone
daarbij bracht".
In zijn vertellingen van Seba9topol schil
dert hij het ziel eleven van de menschen in
slechts enkele zinnen. Hun denken en ge
voelens worden weergegeven, hun onder
werping aan het lot en hun berusting. De
zelfde fijngevoeligheid vinden we terug in
zijn volgende werken: „Drie dooden",
„Alibert", .JPolikutsohka" en andere. Tolstoi
is realist, maar van een bijzonder soort. Hij
let niet op uiterlijkheden, maar hij zoekt het
innerlijke te belichten, hij tracht den ge
moedstoestand van zijn menschen te schil
deren. Hij is nergens oppervlakkig. En zijn
menschen leven. Hij heeft geen figuren ge
schapen, zooals Dostojewski en zooals
eeniger mate ook Ibsen ,om zijn denkbeelden
naar voren te brengen, maar het zijn lieden
van vleesöh en bloed, met alle menschelijke
smarten, deugden en ondeugden.
Zijn dichterlijke eigenschappen treden
vervolgens voor den dag in „Oorlog en vrede"
(in 18651868 geschreven). Deze geschied
kundige roman, behoort tot de voortreffel-
li jkste scheppingen op dit gebied. Het werk
schildert het Rusland van 1805 tot 1813.
Reinholdt in zijn „Geschiedenis van de
Russische litteratuur" zegt van dit boek:
„Wanneer een moderne Iliade mogelijk
is, daD is „Oorlog en vrede" de schep
ping van de Russische Iliade. Dei tijden,
de menschen. de geestesstroomingen, het
innerlijke leven van enkele individuen
zoowel als van de massa, het histo
risch „grootsche" en het geschiedkundige
„nietige", alles stijgt voor ons geestesoog
levendig voor ons op, gestalten van vleesch
en bloed Wij zien de afzonderlijken ato
men, die te samen het karakter van een tijd
perk vormen, waaruit zich het proces van
het historische leven ontwikkelt. Met één
woord: wij vernemen wat en hoe de ge
schiedenis wordt gemaakt."
In 18751878 verschijnt de tweede groote
roman „Anna Karanina". Het is de ge
schiedenis van de echtbreuk. Maar niet op
de wijze, zooals de Fransche en Duitsche
schrijvers het plegen te doen. Het lot van
Anna toont ons de vloek, welke op zulk
een huwelijk als Anna met vorst Wronsky
heeft gesloten rust. De dichter bewimpelt
niets, veroordeelt ook niets. Hij consta
teert slechts. Geen streek is te veel aan
gebracht, geen te weinig. De ziel wordt ont
leed, niet alleen van Anna, maar ook van
haar goedmoedigen, doch zwakken man, den
kouden graaf Wronsky. En naast hun ge
schiedenis wordt die van Lewin opge
bouwd, een nieuwe roman, die, als uit de
ziel van Tolstoi zelf schijnt te zijn geschre
ven. Deze warmvoelende tobber staat in
wezen Tolstoi zeer nabij. Evenals deze
lijdt Lewin onder de zedelijke gebreken van
de omgeving en, zooals Tolstoi, zit ook Le
win in de eenvoudige boeren de hoop der
toekomst. Het is het woord van een hunner,
dat hem redt uit zijn innerlijke strubbe
lingen: „men moet aan God denken en voor
de ziel leven." In Lewin en zijn Kitty
schildert Tolstoi een innig gelukkig huwe
lijk, zonder sentimentaliteit, maar eerlijk
en waar.
In de figuur van Lewin wordt een ver
andering in het werk van Tolstoi aange
kondigd. Wel volgen nog verschillende no
vellen als „de dood van Iwan Ililtsch en
drama's als „De brandewijnbrander", „De
macht der duisternis", maar steeds meer
wordt de dichter de handlanger van den
volksleeraar.
„Volksverhalen en vertellingen", „de
Kreutzersonate" en „Heer en Knecht" vol
gen. Dan komt „Opstanding".
Tot de schoonste volksverhalen kunnen
worden genoemd „Waarvan de menschen
leven" en „De arie grijsaards". Overal
vindt ge hier den geest van het Evangelie.
Het is geen letterkunde meer. Het is de pre
diking met eenvoudige en toch ontroerende
voorbeelden. In „de moeijiek Pakhem"
wordt de begeerte geteekend van den boer
Tolstoi.
naar veel grond. Hij krijgt dien grond, maar
sterft En slechts een klein stukje grond is
beschikbaar voor zijn lijk.
In elk zijner volksverhalen vindt ge de
moraal:
Onze HoIianOscne tragedienne Rika Hopper
in „Opstanding."
„Wreek u niet op dengene, die u belee-
digt", klinkt in het „Vlammend vuur dooft
niet meer". „Weerstreeft hem, die u leed
berokkent, niet", is de moraal in „Iwan
de dwaas", „Aan mij is de wraak, zegt de
Heer", wordt herinnerd in „Het petekind".
In de hierboven reeds aangehaalde no
velle „De dood van Ivan Ilittich" wordt 't
leven beschreven van een middelmatig man,
nauwgezet ambtenaar, zonder idealen, zon
der verlangens, die op zijn sterfbed tot de
ontdekking komt, dat hij niet heeft geleefd.
„Opstanding" wordt door Romain Rol
land, Tolstoi's artistiek testament genoemd.
De schrijver is zeventig als hij dit werk
heeft voleindigd. Maar ook in dit boek is hij
de leeraar gebleven.
Tolstoi is tenslotte toch nog een fanaticus
geworden. Hij gooit alles weg voor zijn idee.
Kunst, wetenschap, socialisme, zionisme
beteekenen voor hem niets. Ze houden de
wereld, zooals hij die wil, tegen.
Het is bekend, dat zijn vrouw en kinderen
niets van zijn leerstellingen moesten heb
ben. Zijn zoons vonden hem vervelend. Zijn
dochters waren nauwelijks door zijn geloof
aangeroerd.
Overigens begreep hij zelf, dat zijn leven,
hoe eenvoudig ook hij kleedde zich als
de eenvoudigste boer niet overeenkwam
met de ellende, welke hij aanschouwde in
zijn omgeving. Hij zelf schreef in de „Mer-
cöre de France" daarover. Hij wilde daar
aan ook een einde maken door zijn huis
te ontvluchten, maar, ofschoon hij daartoe
dikwerf plannen maakte, hij bleef bij zijn
vrouw, Sophie Andrejevna. Hij wist dat het
niet overeenkwam met zijn geloof, dat alles
moet worden verlaten, wat hindert. Maar
hij kon niet Hem ontbrak de kracht en hij
bekende het zelf. Even voor zijn dood
schreef hij:
„Ik ben geen heilige, heb me nooit als
zoodanig voorgedaan. Ik ben een mensch,
die zich laat meeslepen en die soms niet
alles zegt, wat hij denkt en voelt; niet, om
dat hij dit niet wil, maar omdat hij het
niet kan, omdat hij herhaaldelijk overdrijft
en zich vergist. In mijn daden is het nog
erger. Ik ben een zeer zwak mensch met
gebrekkige gewoonten, die den God der
waarheid dienen wilt, maar voortdurend
struikelt. Ziet in mij een zwak mensch. dan
vertoon ik me, zooals ik in werkelijkheid
ben; een deerniswaardig, maar oprecht we
zen, dat voortdurend en met geheel zijn
ziel verlangde en nog steeds verlangt een
godsmensch een goed dienaar God9 to
worden."
Eindelijk vluchtte hij uit zijn huis, ge
holpen door zijn dochter Alexandra, de
eenige, die hem begreep, en dokter Mako-
vitski. Het was den lOen November 1910.
Het was vijf uur in den ochtend, toen hij
„Jasnaja Poljana" verliet Hij kwam om
zes uur in den avond aan in het klooster
van Optina, een der beroemdste heiligdom
men van Rusland, waarheen hij herhaalde
lijk een bedevaart had gemaakt. Hij bleef
daar tot den volgenden ochtend en schreef
er een lang artikel tegen de doodstraf
Hij ging den llen November naar het
klooster te Charmordino, waar zijn zustei
non was. Hij dacht daar te blijven, maar
hij vluchtte opnieuw, omdat zijn dochter
hem kwam waarschuwen, dat zijn verblijf
plaats door zijn vrouw was ontdekt. Ze gin
gen naar het station van Koselsk om den
weg naar het Zuiden te nemen. Onderweg
werd Tolstoi ziek en aan het station van
Astapova stierf hij. Dat was 20 November
1910, om zes uur in den ochtend.
Met hem was een van de merkwaardigste
figuren van zijn tijd heengegaan.
Tolstoi was waarlijk een edel mensch.
Al is men het niet met hem eens, erkent
moet worden, dat zijn strijd een buitenge
woon menschelijke was. Een tragisch fi
Tolstoi heeft altijd tegen de doodstraf ge
streden. Reeds in April 1857 schreef hij, na
dat hij te Parijs een terechtstelling had bij
gewoond: „Toen ik het hoofd zich van den
romp zag scheiden en in de mand vallen,
begreep ik met al de kracht van mijn wezen,
dat geen enkele theorie omtrent de be
staande wereldorde een dergelijke daad kon
rechtvaardigen, (Bekentenissen)
guur ook, omdat hij wel inzag, dat het heel
lang zou duren, voor de menschheid 266
is veranderd, dat zijn denkbeelden door de
groote massa zouden worden aanvaard.
Maar in de materialistische strevingen van
onzen tijd zal de mensch en schrijver Tol-
stoi blijven lichten als een wezen vol liefde»
en idealen.
Naar een jeugdportret te oordeelen, was
hij van een aapachtige leelijkheid: 'n hard,
langwerpig, grof gelaat, kortgeknipte haren',
laag op het voorhoofd, kleine diep in de
donkere kassen verzonken oogen die met
een harde uitdrukking zich op iemand ves,
tigden, een breeden neus, dikke vooruit-,
stekende lippen en groote ooren.
Wie zijn portret als grijsaard kent zal begrij
pen, dat de verandering in zijn ziel, de
edelmoedigheid van zijn karakter, zijn
menschlievendheid op zijn gelaat werden
weerspiegeld. Zijn „kop" van den grijsaard
doet aan den Mozes van Michel Angelo
denken. Op zijn gelaat, door rimpels door*
ploegd zijn de verteed_ering, de toewijding
aan de menschen.
Cancatuur van Tolstoi naar Gul brans son,
Na zijn dood werden o.m. de volgends
werken van hem uitgegeven:
„Vader Serge", de geschiedenis van defl
man, die God zoekt in de eenzaamheid, maar
hem vindt onder de menschen door voof
hen te leven.
„Het licht der duisternis" Is eigenlijk 'n
drama van Tolstoi's eigen leven. Want de
hoofdfiguur in dit drama, Nicolaas Ivano*
witch Sarintzeff, leeft ook eenzaam in zijn
huis, in armoede, terwijl vrouw en dochters,
feest vieren.
„Het Levende lijk", bekend uit de opvoer
ringen met Willem Royaards en Louis
Bouwmeester in de rol van Fedia, den man,
die door zijn eigen goedheid en door het
diepe zedelijke gevoel, dat hij onder een
losbandig leven verbergt, ten onder gaat,
want hij lijdt onder de laagheden van de
wereld en van zijn^ eigen onwaardigheid.
De invloed van Tolstoi op zijn tijd, ai
hoewel niet dadelijk aanwijsbaar, is groot
geweest
Hij heeft velen aan het denken gebracht»
J. S.
J. C. S., te Z. Het contract is mei
verbroken.
J. v. d. B., te L. Voor Inlichtingen
over de opleiding tot amanuensis doet ge
het best u te wenden tot het bestuur der
Vereeniging tot bevordering der opleiding
voor instrumentmakers, secretaris dr. C. A,
Crommelin, Wassenaar. Ook te spreken aan
't Natuurkundig Laboratorium Steenschuur,
tusschen Nieuwsteeg en Langebrug.
H. S., te R. Wij feliciteeren u mei
zulk een mooi nest mannelijke Malthezer
Leeuwtjes. U zal, als ze rasecht zijn, eP
heel wat geld voor kunnen maken. Wij!
weten voor vele zaken raad, maar om zes
mooie en passende namen voor deze hondjes
op te geven, zóó, dat straks niet van allé
zijden critiek zou volgen, daaraan wagen
wij ons niet. Misschien kan een of meel!
onzer lezers u helpen.
W. L., te L. De 174 woningen van
wege de Vereeniging tot bevordering van
den bouw van Werkmanswoningen worden
gebouwd op een terrein aan den Morschweg.
Het zjjn eenvoudige, dooh nette en degelijks
werkmanswoningen. Zij hebben nog niet alW
een bestemming. De vereeniging moet echter
voeling houden met het gemeentebestuur
bjj het verhuren. Gezinnen, thans nog in
onbewoonbaar verklaarde woningen, komen
ook voor verhuring in aanmerking. Dit wil
niet zeggen, dat anderen uitgesloten wórden-
Meld u aan bjj de woninginspectrice der Ver-
eemging, mej. Roem, Rgnsburgerweg 89.
Mevr. W. J., te N. a. Z. Een recept
voor een frissche smakelijke citroenpudding
is: 1 decagram gelatine, 1 hectogram witte
suiker, 3 eieren, het sap van twee citroenen
en de schil van een halven citroende
gelatine oplossen in een half kopje warm
water, daarin de suiker smelten en de g0-
klopte dooiers der eieren er bjj voegen.
Dit al roerende even laten koken. Even
laten bekoelen en dan het geklopte eiwil
er door roeren, daarna opzetten.