OPRUIMING HET NIEUWE VEILINGGEBOUW TE HILLEGOM. MOUSSELINES De verdwenen Noodmunten. 69ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 28 Juli 1928 Derde Blad No. 20973 m Buitenl. Weekoverzicht. UIT RUSLAND. tvaoi FEUILLETON. Kellogg triumphator, maar kwesties in overvloed. 't Is in orde met Kellcgg's anti-oorlogs- Voorstellen. Zij zijn aanvaard door de ci- vant-geallieerden met de nieuwe staten Polen en Tsjecho-Slowakije en door Duitsch land. De reserves, die gemaakt waren van eenige zijden, speciaal door Frankrijk en Engeland, heeft men niet durven overeind houden, 't Was Amerika, het machtige 'Amerika, waarvan Europa meer en meer onderdanig wordt, dat noodde Waarmee alles is gezegd. Op 27 Augustus a.s. zal de onderteeke- ning plaats vinden en wel te Parijs. Kel- logg laat in dezen de eer aan Briand, van wien in ieder geval de idee is uitgegaan, al bedoelde Briand slechts een verdrag tusschen Frankrijk en de Vereenigde Sta ten alleen. La Ville Lumière zal weer eens de eer genieten binnen haar poorten een wereldverdrag te zien teekenen, waarvoor alle ministers van buitenl. zaken vrijwel persoonlijk zullen overkomen, Mussolini na tuurlijk uitgezonderd, die zich nu eenmaal niet buiten Italië's grenzen durft te wagen en Tanaka, voor wien de reis uit Japan wat ver is. Kellogg zelf komt over en voorts Stresemann, Chamberlain, Benesj, Zaleski en vermoedelijk ook Primo de Rivera, daar Spanje als eerste der vroegere neutralen mede zal teekenen. Het belooft een heele verzameling van politieke kopstukken te worden, die onderling, los van de anti-oor- logs-verdragen, ook nog wel het een en ander met elkaar hebben te bepraten en die gelegenheid wel zullen benutten. Neem b.v. Streseman en Briand. Zij heb ben nog heel wat te beredderen. Momen teel dringt in de eerste plaats de ontrui ming van het bezette gebied, 't Is bekend, hoe over het algemeen in Frankrijk de meening nog overheerscht, dat aan ontrui ming niet is te denken zonder nieuwe Duitsche tegenprestaties op velerlei gebied, w.o. een Locarno voor 't Oosten en verder financieele tegemoetkomingen. Duitschland oordeelt echter een ontruiming door Lo carno voldoende gerechtvaardigd en prak kiseert niet over tegen-prestaties. Het vindt in deze meening, uitgezonderd bij Frank- rijk's trouwe vazallen, algemeen steun. Oos Chamberlain staat niet afwijzend, al zal hij de Engelsche troepen alleen niet terug trekken, daar dit practisch niet van betee kens is, eerder een niet gewild effect zou sorteeren. De tijd werkt voor Duitsch- landl Een op zich zelf niet erg belangrijke gebeurtenis wordt door de Duitsche pers en speciaal van rechts, mede tegen de regeering uitgebuit, om den onruimings- eisch kracht bij te zetten. In Landau, in het bezette gebied, zijn eenige Duitschers bij verstek tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld we gens beleediging van Frankrijk. Zich beroe pend op een bepaling uit het Rijn-pact, heeft Frankrijk uitlevering der veroordeel den gevraagd en de Duitsche regeering kon zich daaraan niet onttrekken. Deze uitle vering wordt in Duitschland echter zeer zwaar gevoeld en scherp wordt daaruit gesmeed een wapen voor ontruiming. En gezien de samenstelling der Duitsche regee ring staat de Duitsche zaak sterk. Voor Frankrijk zou een mooi gebaar wel licht groote winst kunnen afwerpen. Te meer, waar in Fransche kringen de ver zoeningsidee toch ook is ,,en marche" Of vormt een ander punt een ernstig be letsel N.l. de idee der Anschluss tusschen Duitschland en Oostenrijk, die juist zich zeer krachtig heeft gedemonstreerd bij de groote Schubert-feesten re Weenen. Zoo ooit, dan is daar feitelijk wel aan den dag getreden, dat de Anschluss alleen daarom nog geen werkelijkheid is, omdat men het verzet van Frankrijk, Italië en Tsjecho- Slowakije nog niet durft te trotseeren. In den geest is de aansluiting er reeds lang. Speciaal in genoemde landen wijst men op de gevolgen van zoo'n aansluiting, waar. door Duitschland 7 milljoen nieuwe inwo ners zou krijgen en verzekert men de aan sluiting niet te zullen dulden. Opnieuw geldt echter ook hier: de tijd Vrijdagmorgen is het veilingsgebouw der Coöp. Veilingvereeniging „Hillegom" aan de Weeresteinstraat te Hillegom geopend. Het bestuur is er in geslaagd in een kor- fen tijd een groot gebouw te doen verrijzen, waarvan de heer J. van den Bosch de bou wer is. Het is een flink, degelijk, groot ge bouw, met een behoorlijke verlichting. De vereeniging heeft zooveel terrein tot haar beschikking, dat het gebouw nog 2 a 3-maal vergroot kan worden zoodra de befhoefte blijkt Er was veel belangstelling voor de opening en voor de eerste veiling. De vlag was uit gestoken. De voorzitter van het Veilingbestuur, de heer J. B. Meskers, riep allen het welkom toe in deze Hillegomsche veiling. Het is wel niet de eerste, want vroeger heeft hier een veiling bestaan, die door omstandigheden is verdwenen. Nu hebben wij een mooi gebouw en een mooi begin, een sterke spruit, die met de medewerking van inzenders en koo- pers zal groeien en bloeien. Het initiatief tot de slichting der vereeni ging is genomen door den heer O. Carlier, die het eerst eenige heeren heeft bijeenge roepen. De heer Carlier kan met trots op zijn initiatief neerzien. Spreker richt zich dan verder tot B. en W. en den raad der gemeente, met wiens medewerking dit werk is tot stand gekomen. Nooit zou het gebouw op tijd gereed geweest zijn als de heer Van den Bosch, aannemer, en zijn personeel niet met kracht en grooten ijver gewerkt hadden, waarvoor zij alle hulde verdienen. De spreker eindigt met woorden van dank tot de commissarissen, in het bijzonder den heer J. Wiedemeijer Jr., secretaris van het bestuur, en allen die steun hebben verleend. De toespraak werd met applaus ontvangen. De heer R. Veldhuyzen van Zanten Gzn. sprak als voorzitter der afdeeling Hillegom van .Bloembollencultuur". Hij gewaagde van het gemis van een veiling in deze ge meente, waar zooveel export is-, hij was verheugd over de snelle en krachtige ont wikkeling der veiling, en stelde de heeren H. Walkers en P. van Waveren als de vei- werkt voor Duitschland. Wanneer twee vol keren van één stam, zoo nauw verwant, ook cultureel, intens verlangen zioh te ver eenigen, is dat op den duur toch niet tegen te houden. Het zijn tegenstellingen, die nie»t dan noodelooze verbittering wekken en een voortdurend gevaar opleveren voor den vrede in Europa, Kellogg's voorstellen ten spijt. Nog erger is dat altijd nog het geval met de verhoudingen tusschen Polen en Lithauen. Woldemaras, de dictator van Li- thauen, heeft uit het gebeurde te Genève, tijdens de laatste zitting van den Volken bondsraad blijkbaar nog niet geleerd, dat hij niet kan rekenen op sympathie. Koning Alfonso. De Spaansche koning trekt zich overi gens van al die aanslagen niet veel aan. 't Hoort bij het beroep, redeneert hij DE STRIJD OP DE BOLSJEWISTISCHEN OLYMPUS. (Nadruk verboden). Na de nederlaag van de linksche opposi tie, aangevoerd door Trotzki, dacht men in het buitenland, dat de positie van Stalin, den ongelcroondcn heerscher van Rusland, voorgoed gevestigd was, dat hij niets meer te vreezen had. De daarop volgende ge beurtenissen het verraad van Zinofjef en Kamenef, gevolgd door dat van andere op positie-mannen, aan de zaak, waarvoor zij nog kort geleden gevochten hadden wer den als bevestiging van deze opvatting be schouwd. Dat alles was echter slechts schijn. Wie de toestanden in Rusland goed kende, wist dat een nieuwe botsing onver mijdelijk was, dat de toekomstige strijd ge voerd zal worden niet door mannen, die links van Stalin staan, maar door de rechtscbe oppositie. Wij hebben toen ge schreven, dat de leiding van deze nieuwe oppositie bij Rykof en Kalinin zal berusten. Daar deze twee bolsjewistische staatslie den toen bondgenooten van Stalin waren en hem hielpen. Trotzki ten val te brengen, leek deze voorspelling onwaarschijnlijk. De feiten hebben nu echter aangetoond, dat zij wel degelijk juist was. Rykof steunde Stalin bij zijn strijd tegen Trotzki, omdat hij een overwinning van dezen mislukten Napoleon als een groot gevaar voor de bolsjewistische heerschappij beschouwde, omdat hij wist, dat een poging om het on verzoenlijke program van Trotzki door te voeren, tot een ineenstorting van het sov jet-regime zou moeten leiden. Dat betee- kende echter niet, dat Rykof c.s. vrienden van Stalin waren, dat zij bereid waren den dictator te steunen bij al zijn ondernemtk- gen. Aan twee fronten vechten kon Rykof evenwel niet en hij moest dus een tijdelijk bondgenootschap met Stalin sluiten om den gevaarlijken tegenstander Trotzki ten val te brengen. Na den val van Trotzki trachtte Stalin de partijgangers van den overwonnene, die de beste krachten in de partij vormden, voor zich te winnen. Dit hoopte hij te be reiken, door het program van Trotzki, al thans gedeeltelijk, door te voeren. Zoo ont stond de linksche koers" die tot een he vige economische en politieke crisis heeft geleid. Een van de stellingen van de link sche oppositie luidde, dat een bondgenoot schap tusschen de boeren en de arbeiders onmogelijk is, dat welgestelde boeren vijanden van het sovjet-regime zijn, dat de sovjet-regeering de boeren met hardheid moet behandelen en hen moet dwingen graan aan den Staat te leveren. Stalin heeft dit program overgenomen. Zijn agenten hebben op het platteland den boeren de duimschroeven aangezet en hen gedwongen graan, tegen de officieele maximumprijzen aan de rijksopkoopers te leveren. De boe ren weigerden aan deze bevelen gehoor t-e geven en verstopten hun graan of voerden het liever aan de dieren dan het aan den Staat te verkoopen. De sovjet-overheid ant woordde daarop met represailles. Duizen den boeren werden in de gevangenissen ge worpen en van contra-revolutie beschul digd. In geheel Rusland hielden communis ten huiszoeking bij de welgestelde boeren en legden beslag op al het graan, dat zij er vonden. De belastingen werden aanzien lijk verhoogd en de ambtenaren eischten onmiddellijk betaling; wie dat niet deed, werd geëxecuteerd. Door deze en andere dergelijke dwang maatregelen lukte het den bolsjewiki, de lingsmeesters voor, benevens den heer Tea sel aar als afslager. Wethouder Balvers, loco-burgemeester, feliciteerde het bestuur met dit gebouw en deze veiling, die een gemeentebelang en een vakbelang is. De heer H. Hopman voerde het woord namens de aanwezigen om te bedanken voor het snelle aanpakken van deze zaak. Een veiling ter plaatse is een voornaam belang. LJe voorzitter bedankte voor de vriende lijke woorden en de gelukwensc.hen van de sprekers. Hij beval de veilingmeesters en den afslager bij de bezoekers der veiling aan en bedankte ook voor de aangeboden bloemen van dc firma G. Jonkheer Zn. Voorgelezen werd een telegram aan burge meester Wentholt met huldiging en wen- schen voor een geheel herstel van zijn ziekte. Hierna ving de eerste veiling van bloem bollen aan. De inzending was groot, de kwaliteit prima. De eerste veiling is alzoo gehouden, de tweede is aangekondigd tegen a.s. Dinsdag morgen 10 uur. boeren te dwingen graan aan den Staat te verkoopen. Dit duurde echter niet lang, want weldra begon het in het geheele land te gisten. De bolsjewiki bemerkten tot hun schrik, dat de bevolking nu niet meer zoo passief is als in 19181919. De linksche koers kon niet meer gehandhaafd worden, zonder een openlijken boerenopstand te ver oorzaken. Rykof vond, dat het uur van den strijd was aangebroken. Er volgde een felle wor steling. die zich echter afspeelde binnen de partij, zoodat de buitenwereld er weinig van afwist. Ondanks het hevig verzet van Stalin en zijn agenten, behaalden Rykof c.s. een volkomen overwinning, want de leiders durfden den strijd met de boeren niet op de spits drijven. Op een bijeenkomst van het plenum van het centrale comité der bolsjewistische partij (dat lichaam is de werkelijke regeerder van Rusland en de regeering gehoorzaamt steeds aan eiken RECLAME. Woldemaras. üij blijft iedere gelegenheid benutten, om Polen onaangenaam te zijn, zelfs bij deu VolkenbondsTaad, naar wiens raad hij niet hooren wil. De stemming in Polen wordt steeds meer geprikkeld en reeds hebben zich weer eenige gevaarlijke grensinciden ten voorgedaan, die nog goed zijn afgeloo- pen, doch die bij herhaling het ergste kun nen veroorzaken. Of Woldemaras zich verzekerd weet van steun der sovjets, zoo het tot een uitbar sting zou komen Het lijkt ons lang niet uitgesloten, vooral niet, gezien' de lank moedigheid der Poolsehe regeering, die an ders ook nog al scherp zich pleegt te uiten. De Poolsch-Lithausche kwestie blijft een der gevaarlijkste aangelegenheden in Oost- Europa, waarvan een regeling, helaas, vrij wel uitgesloten lijkt. Het is wel een van de meest kwetsbare plekken van on6 we relddeel geworden, waarbij momenteel alle andere kwesties, die er toch nog genoeg zijn, in het niet verzinken. Wat beteekent in verhouding de crisis in Zuid-Slavië, die altijd op oplossing nog wacht, de revolutie-poging in Portugal, die daar nu eenmaal gewoonte is geworden, het ontdekken van het plan van een aan slag op koning Alfonso en zoo nog meer 1 Door J. S. FLETCHER. Geautoriseerde vertaling uit 't Engelsch door Mr. G. KELLER. 7) Hij bleek afkomstig te zijn van een meneer Stuart Bransdale, die mij mededeelde, dat hij een te New York woonachtige Amerikaan was, die op het oogenblik vertoefde in het Savoy-hotel te Londen. De heer Bransdale schreef mij. dat er nog bloed der Stuarts door zijn aderen vloeide, dat hij reeds vele jaren alle herin neringen aan het geslacht der Stuarts op kocht en dat hij nu de gelukkige bezitter was van de merkwaardigste verzameling op hen betrekking hebbende voorwerpen, die men zich kon denken. Hij had het artikel in de „Times" omtrent onze noodmunten ge lezen en wenschle vurig deze van ons te koopen. Hij voegde er bij, dat hij zich had vergewist, dat wij geen rijke stad waren, al waren wij dan ook zeer oud. en hij er niet aan twijfelde of wij zouden een goede be stemming voor het geld vinden, het beste den voor het onderwijs, voor een ziekenhuis of iets dergelijks. Aan het slot kwam bij met zijn bod voor den dag en verklaarde, dat, a's we hem de munten willen afstaan, hij een bedrag van tienduizend pond in klin kende munt te onzer beschikking stelde om d't natuurlijk naar welgevallen te besteden. Nu. u begrijpt, mijnheer Stevenege, tien duizend pond is tienduizend pond'" -Een bedrag, waarmede u ongetwijfeld heel wat zou kunnen tot stand brengen!" erkende Stevenege. „Precies! Doch bij het lezen en herlezen van Bransdale's brief kreeg ik zoo den in druk. dal ik misschien toch nog wat meer van hem kon loskrijgen. Ik stelde op mijn eigen houtje een onderzoek in en consta teerde, dat de heer Bransdale eenige malen millionair was. Dit vernam ik uit de beste bron. Van zakenmcnschen te Londen ver nam ik ook. dat hij behoort tot die soort van verzamelaars, die, als zij hun hart op iets gezet hebben, niet rusten vóór zij het bezitten. Ik begon dus met hem te mar- chandeeren. Ik legde er den nadruk op. dat terwijl de feitelijke zilverwaarde van de Alanschestersche munten niet veel meer dan een paar pond was, de historische en ideëele waarde moeilijk viel te schatten. Ik wees er op, dat onze stad zeer trotsch trotsch, schoon arm! was en dat er on getwijfeld ingezetenen waren, die den ver koop als een soort van heiligschennis zou den opnemen. Kortom, ik werkte op zijn gemoed, in de hoop, dat hij een hooger bod zou doen." „Altijd dus met de bedoeling om ze te verkoopen, niet?" merkte Stevenege glim lachend op. „Nu ja!" gaf de burgemeester lachend toe. „Natuurlijk! Dat groote bedrag, mijn heer Stevenege, zou heel wat nuttiger voor ons zijn dan de munten, al zijn ze dan uniek. Onze stad heeft heel wat verbetering noodig hoog noodig, gelijk u zult hebben opgemerkt, en met tienduizend pond zouden wii het een aardig eind in de goede richting kunnen bolwerken. Nu! met mijnheer Bransdale scheen wel te praten en een week of een paar dagen later schreef hij mij, dat hij me van uit Londen zou komen opzoeken. Ennu ben ik hem eiken dag wachtende. Het is best mogelijk, dat hij vanmiddag of morgen komt opdagen. Een mooi verhaal, dat wij hem nu moeten doen! Doch kijk, dat brengt mij tot het belang rijkste punt van de gansche historie!" „Zoo, en dat is?" vroeg Stevenege „Dat is, dat dit alles op mijn aandrang diep geheim gebleven is tusschen mij en den heer Bransdale!" antwoordde de bur gemeester, nogmaals een harden slag op de tafel gevend. „Wij hadden dat reeds in de eerste brieven, die wij wisselden afgespro ken. Ik ben er van overtuigd, dat hij een man van zijn woord is, en wat mij betreft, ieder, die Samuel Ollard kent. weet, dat ik mij gebonden acht door al wat ik beloof. Ik heb tot op dit oogenblik tegenover geen sterveling er een woord over gekikt. Ik heb er Farmer, den gemeente-secretaris buiten gehouden, evenals de leden van den ge meenteraad, ik heb zelfs tegen mijn vrouw- mijn mond er over gehouden! Ik doe er een eed op, mijn heer, dat in geen geval door mij dit aanbod wereldkundig is geworden. En nu die drukproef!" „Is het mogelijk, dat iemand de brieven van Bransdale aan u onder de oogen heeft gehad?" vroeg Stevenege. „In dat geval...." „Neen, mijnheer, geen sprake van!" ver klaarde de burgemeester. „Ik ben een echt zakenman, meneer Stevenege, in zaken op gevoed en bestemd om als zakenman door de wereld te komen Elke brief, dien ik van Bransdale heb ontvangen, ligt achter slot en grendel in mijn eigen brandkast" „Kan het dan door Bransdale wereldkun dig gemaakt zijn?" opperde Stevenege. „Hij zou geklapt hebben." „Neen, meneer Stevenege, dat vermoed ik niet Mijnheer Bransdale," zeide de bur gemeester. „drong er al dadelijk op aan. zijn aanbod geheim te houden, totdat de verkoop zou zijn tot stand gekomen." „Nu." merkte Stevenege op, „in ieder ge val heeft deze man er weet van gehad. En dan doen zich een paar opmerkelijke bij zonderheden voor. In de eerste plaats, dat het velletje papier, dal wij in 's mans vest zakje vonden, ongetwijfeld een drukproef is. een deel naar zijn opvatting van de proef van een kolom stadsnieuws. Het was niet uil een reeds verschenen courant geknipt; het was een proef van een deel van een blad, dat nog moest verschijnen. Ik maak daaruit op, dat de doode in dienst was van een dagbladonderneming." „Jawel, jawel, dat sluit als een bus," bromde de burgemeester. „En u gelooft dus, dat deze man de noodmunten stal uil de viirine van het museum?" „Dat heeft er allen schijn van, niet waar?" antwoordde Stevenege. „Wij weten niets anders van hem, dan dat hij gister avond zijn intrek nam in den „Koningseik", opgaf Samuel Thompson uit Darlington te zijn en voor zijn plezier op reis was. dat hij er overnachtte, ongewoon vroeg ontbeet en vanochtend om acht uur het logement ver liet. Nu nemen wij, daar hij inbrekerswerktui gen bij zich had, aan, dat hij op een vroeg uur naar het kasteel ging, een tijdlang al leen was in het vertrek, waar de noodmun ten zijn uitgestald, de vitrine met zijn werk tuigen opende, de munten wegnam en weer vertrok." „Jawel, zeker, vermoedelijk is alles pre cies zoo gebeurd," merkte de burgemees ter op. „Intusschen waren de munten in geen ge val in zijn bezit, toen wij het lijk en de klee- ren onderzochten," ging Stevenege voort. „Ze zijn spoorloos verdwenen. Nu lijken mij twee dingen mogelijk. Het eerste is, dat hij de buit per post heeft weggestuurd fk zal daaromtrent bij de post informaties trachten in te winnen. De tweede mogelijk heid is, dat hij een medeplichtige heeft ge had. En.... dat de medeplichtige hem van kant heeft gemaakt." „Neen maar!" riep de burgemeester uit, „Zou dat mogelijk zijn? Maar dat zou toch ook nog we! nader te onderzoeken zijn. Msg ik echter ook eens zeggen, wat bij mij was opgekomen? Zou misschien de man de bos- schen zijn ingegaan om de munten te begra ven? Er zwerven hier nogal landloopers rond, met dit mooie weer slapen ze wel onder den blooten hemel. Zou het niet kun nen zijn, dat een of andere schooier hem had opgemerkt, doodgeslagen en beroofd? „Inderdaad heeft er berooving plaats ge had," erkende Stevenege. „Maar als u ma wil helpen, moet u mij hieromtrent inlich ten. Wie weet in deze stad meer dan iemand anders af van deze munten, hun geschiede nis en hun unieken aard?" „O, mijnheer Sheffield," antwoordde de burgemeester. „Mijnheer Charles Sheffield van Orchardcroft dat is de man daarvoor. Ik deelde u reeds mede, dat hij in de „Ti mes" het artikel er over had geschreven." „Dan ga ik. als u me wilt verontschuldig gen, burgemeester, mijnheer Sheffield dade lijk opzoeken Ik moet hem een paar vragen doen. Ik hoop later op den dag nog bij u te komen." Hij weigerde de after-dinner sigaar, welke de burgemeester hem aanbood, en na van dezen verlof te hebben gekregen aan mijn heer Sheffield het aanbod van den Ameri- kaanschen verzamelaar mede te deelen. be gaf hij zich onmidellijk naar Orchardcroft. Dit bleek een oude villa te zijn. schilderach tig gelegen tusschen de boomen in het dal op een halve mijl afstand van de plek. waar hij had zitten schilderen. Bij zijn komst .wachtte hem een verrassing- toen hij aan- be de werd de deur geopend door het meisje dat hij dien morgen had ontmoet. (Wordt „vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9