DE KRANS VOOR KRULSTAART.
SPFUHME
Hansje ging deD kJeineD winkel van juf
frouw Wouters binnen. Juf/rouw Wouter»
verkocht aardige rieteD mandjes en mooie
bloemen van gekleurd papier Hansje rilde
even, toen de winkelbel rinkelde en juf
frouw Wouters al dadelijk, van uil het
achterkamertje, in den winkel kwam en
hem toen door haar brilleglazen aankeek
en vroeg:
„Wat kom jij koopen, manneke?"
Hansje, die nog nooit van zijn leven al
leen in juffrouw Wouters' winkel was ge
weest, voelde zich eerst wel een klein
beetje verlegen en daarom gaf hij dan ook
geen antwoord Doch toen juffrouw Wou
ters wat vriendelijker hem aankeek en nog
eens vroeg: „Wat kom jij koopen, kleine
baas?" durfde Hansje haar met een heel
zacht stemmetje te antwoorden: „Ik kom
een honden-krans koopen, juffrouw
Een honden-krans van mooie gekleurde
bloempjes, weet u?"
„Een honden krans?" vroeg de juffrouw
verbaasd „Daar heb ik nog nooit van ge
hoord I Wat is dat voor een krans?"
„Wel, dat is een krans van mooie bloe
metjes voor mijn eigen hondje, dat Krul
staart heet. omdat het zoo'n prachtig krul
lend staartje heeft. En 't is een wit hondje
met zwarte vlekjes op zijn rug, en twee
pikzwarte oortjes," vertelde Hansje.
„Nu weet u toch wel, hoe de krans moet
zijn, hè?"
„Ach, en is dat lieve hondje nu dood,
en moet het daarom een krans op zijn
grafje hebben?" vroeg de juffrouw op me
delijdenden toon
„Neen, hoor, Krulstaart is heelemaal niet
dood!" riep Hansje lachend. „Hè en u
dacht, dat ik een treurigeD krans moest
hebben! Neen, 't moest juist een vroelijke
krans zijn
„O. dan is Krulstaart zekei jarig?" waa
weer de vraag
Hansje schudde zijn kullebol. „Krul
staart is nog nooit van zijn leven jarig
geweest," zei hij.
„Wel," begon nu, ook lachend, juffrouw
Wouters, ga jij dan een9 op dien stoel
zitten en vertel me dan, waarom Krul
staartje een krans moet hebben."
Hans zette zich neer op den stoel, die
vóór de toonbank etond, en zei: „Dan zal
ik u maar alles vertellen, dan begrijpt u
het ook wel, hè?"
Juffrouw Wouters knikte, en rfansje be
gon: „Op een dag, 't was niet gisteren
weet u, maar een heeleboel dagen fóór
gisteren was ik met vader in het paar
denspel en daar waren ook hondjes die
kunstjes deden. Een dat was zoo grappig,
weet u? En er was één hondje bij. dat het
allemooiste kunstjes maakte, en dat hondje
kreeg een krans van allemaal mooie bloe
men. Toen ik weer thuis kwam, heb ik
alles aan Krulstaart verteld in toen zei
ik: „Krulstaart als jij een mopie kunstje
kunt maken, dan krijg jij ook zoo'n mooien
krans. En ziet u, toen heb ik Krul
staart dadelijk een kunstje geleerd, en dat
kent hij nu bijna. En daarom kom ik een
krans voor hem koopen, weet u?"
„O. nu begrijp ik het best." lei juffrouw
Wouters. „En hoe duur mag die vroolijke
krans wel zijn?"
Hansje wipte van den stoel en haalde
uit zijn broekzak een touwtje, een »tuk
rooo gja». een paar knikkers en een pa
piertjes waarin een dubbeltje zat. Hij legde
alles op de toonbank en zei, op het papiertje
wijzende: „Daar zit een heel dubbeltje in,
en dat za) wel genoeg zijn voor den krans,
denk ik
„Neen, ventje, dat is lang niet genoeg,"
zei de juffrouw.
Zoo'n krans kost wel tien dubbeltjes: ja;
nog we! meer
Hansje's gezicht betrok. „Die paarden
spel-meneer moet dan zeker wel heel rijk
zijn," zei hij, en er kwamen tranen in zijn
oogen. Nou, dan zal ik maar tegen Krul
staart zeggen, dat een krans véél te veel
dubbeltjes kost Dit zeggende nam hij
alles, wat hij op de toonbank had gelegd,
weer weg en liep naar de deur.
Juffrouw Wouters echter kreeg medelij
den met het aardige kereltje. „Kom een»
hier, ventje," sprak ze. „Ga nog maar even
zitten, misschien heb ik nog wel een klein
kransje voor Krulstaart. Heeft hij een dik
ken hals?" vroeg ze.
„O, neen," zei Hansje; „hij is heelemaal
niet dik."
„Wacht dan even hier, dan zal ik een»
kijken, wat ik nog achter heb," zei juffrouw
Wouters.
Hansje begreep nog niet goed, waarom
d« juffrouw heenging en hij hier alleen in
den winkel moest blijven wachten. Doch hij
bjeel geduldig zitten en keek al maar naar
de deur, waardoor juffrouw Wouters den
winkel had verlaten. „Zou ze wel weer
hier terugkomen?" vroeg hij zich af, toen
ze zoo lang wegbleef.
Hansje had dus heel lang zoo gezeten en
al maar uitgekeken, toen eindelijk juffrouw
Wouters weer in den winkel kwam met een
aardig kransje van rood papier met witte
bloempjes en groene blaadjes
„O, wat i9 die prachtig!" riep hij uit
„Wat zal Krulstaart nu blij zijnl Ik ga hem
gauw dien mooien krans brengenl O, en
hier is het dubbeltje! En ik dank u wel
voor dien prachtigen hondenkrans! O, en
ik zal u heel gauw komen vertellen, hoe
Krulstaart dien prachtigen krans vond.
hoor!"
„Ja. ventje, dat moet je zeker doen," zei
vriendelijk lachend juffrouw Wouters, en
toen hij den winkel uit was. keek ze het
aardige Hansje lachend na. terwijl ze mom
pelde: „Zou hij nog eens terugkomen?"
't Was drie dagen later, toen Hansje
werkelijk weer in den winkel kwam. en
juffrouw Wouters, die oog niet zag, hoe
bedrukt hij keek, vroeg hem weer lachend:
„Wel, en hoe vond Krulstaart dien prach
tigen krans? Was hij er niet erg blij mee?"
„O. dat kom ik u juist vertellen," zei
Hansje, die weer dadelijk op den stoel vóór
de toonbank ging zitten: „Ja. ziet u, Krul
staart vond den krans wel heel mooi, maar
toch wilde hij hem liever niet s>m zijn
hals hebben, want hij trapte er telkens
tegen met zijn voorpootjes. En toen was ik
zoo erg bang, dat hij den krans van zijn
hals zou rukken, weet u, en daarom bond
ik den krans met een touwtje om Krul-
•taart's halsje vast. En dat scheen toen het
hondje ook niet erg prettig te vinden, want
bij beet er in met zijn tandjes, en toen werd
zijn bekje en ook zijn tongetje heelemaal
roed, en toen riep ik moeder, en die zei
Aoe, dat het kwam van de verf van het
mooie, roodc papier „Dat was erg vergif
tig", zei moeder, en toen deed ze dadelijk
den krans vaD Krulstaart'® halsje af, en ze
gaf hem heel veel melk te drinken, want z«
was zoo bang. dat Krulstaart dood zou gaan
omdat hij zoo erg aan het rooie papier had
gelikt.
„En hoe gaat het nu met Krulstaart?"
vroeg juffrouw Wouter» „Hij werd toch
niet ziek wel?"
„Neen, hij is gelukkig niet ziek er van
geworden." antwoordde Hansje. „Maar hij
had er toch wel van kunnen doodgaan,
zegt vader. En moedei zegl het ook Want
dat mooie, roode papier is verschrikkelijk
gevuarlijk hoor Maar dal wist u ook na
tuurlijk niet. zeg! vader anders zoudt u er
geen hondenkrans van gemaakt hebben En
daarom moesl ik hel u maar eens even
gaan vertellen zei moeder En daarom kom
flr nu hier. ziet u."
„Neen, manneke, dat wist ik ook werke
lijk niet," zei juffrouw Wouters „Maar ik
ben erg blij, dat ik hel nu weet, hoor En
ik dank je heel vriendelijk dal je het mij
bent komeD vertellen Dal vind ik heet
lief van je. En hieT heb je hel dubbeltje
terug, ventje, dal mag ik nu niet van je
aannemen
„Dal behoef ik niet terug te hebben,"
zei Hansje. „Als u maar nooit meer zulke
vergiftige hondenkranser verkoopt. Want
als andere hondjes er van doodgingen
„Nou. dat beloof ik je ventje," 9prak de
juffrouw „En hier. neem nu het dubbeltje
aan, wil je?"
Hansje nam het dubbeltje uit juffrouw
Wouters' handen 't Ging weer in zijn
broekzak bij het stukje rood glas, de knik
kers en hel touwtje, en daarna ging hif
den winkel uil
Wal wat Hansje blijl Niet om het dub
beltje. dal hem wa» teruggegeven, maar
alleen, omdal hij de juffrouw gewaar
schuwd had ..Want" dacht hfj, „als ik
haar niet van hel vergiftige napier had ver
teld, dan zou ze nop veel meer van die
hondenkransen verkocht hebben, en wat
zouden er dan veel '*a.n3ige kleine hondjes
doodgegaan zijnl"
Met die gedachte holde Fransje naar huis
en daar verleide hit eerst aan vader en
moeder, en toen aan Krulstaartje dat de
Juffrouw uit den bloemenwinkel beloofd
had, om nooit meer van die vergiftige
rood-papieren kransen te verkoopen
TANTF JOH.
DB WlWLSOCmtAl»
De vogel koopman die gewoonlijk door
het lot aangewezen wordt geelt aan
ongeveer drie kwart der spelers allerlei
verschillende vogelnamen De overige spe.
Ier9 zijn koopers
De koopman 9taat nu midden tusschen
zijn vogels I
Eén der koopers vraagt hem dan:
„Wat hebt ge in uw volière?"
„Allerlei mooie vogels." luidt het ant
woord
„Ik zou graag eeD meesje willen hebben
„Alstublieft
Als de koopman een meesje heelt, geeft
hij dit aan den kooper
Het meesje klapt met de vleugel en trip.
peil achter zijn nieuwen eigenaar aan.
Heeft de koopman echter geen meesje,
dan antwoord hij
„Dat heb ik niet"
De kooper moet dan een pand geven en
(aat heen
De tweede kooper komt en zegt na d«
ïebruikelijke vraag en het antwoord daar.
•P'
„Ik zou graag een duif willen hebben."
„Alstublieft" 'r
De duif klapwiekt en volgt haar nieuwen
meester met kleine trippelpasjes.
Alle koopers koopen op hun beurt, totdat
eindelijk de eerste weer begint en ieder op.
nieuw een beurt krijgt
Als de vogelkooi heelemaal leeg i9,
wordt de kooper, die de meeste vogels
heeft, tot overwinnaar uitgeroepen en be
loond. De vogels kirren, fluiten, zingen en
fladderen daarbij.