SPLINTER
Uitverkoop.
HET MYSTERIE
VAN BELVOIR-MANSIONS.
69*te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 10 Juli 1928
Derde Blad
No. 20957
Gemeenteraad van Leiden.
FEUILLETON.
u i (Vervolg van gisteren).
9o. Voorstel:
a. tot intrekking van het Raadsbesluit
van 25 September 1922, in zake de
levering van electrischen stroom in de
gemeente Alkemade, voor zoover be
treft de buurtschap De Kaag, en aan
particulieren en publiekrechtelijke
lichamen in die buurtschap;
b, tot het aangaan van een overeenkomst
met de provincie Noord-Holland, in
zake de overneming van het laagspan
ningsnet in de buurtschap De Kaag en
den inkoop van electrischen stroom ten
behoeve van de stroomlevering in De
Kaag. (121)
De heer BOSMAN wijst er op, dat Leiden
het nu koopt van Noord-Holland, dat eerst
van Alkemade kocht. Waarom is niet di
rect van Alkemade gekocht?
Wethouder GOSLINGA, gaat in 't kort
de geschiedenis na. Met Noord-Holland is
overeengekomen, dat N.-H. geen levering
zou doen geschieden in onze provincie.
Leiden niet in Noord-Holland. Daaruit
spruit dit voorstel voort. Z.h.st. wordt dit
dan aangenomen.
lOo. Voorstel in zake den aankoop, in het
belang van de Volkshuisvesting, van de
perceelen teelland, water en schuur, gelegen
in den Stadspolder, Sectie K No. 593 en
Sectie N Nis 206, 207 en 208 en de vast
stelling van de desbetreffende begrootings-
staten. (129)
Conform besloten.
llo. Verordening op het maken van
Mechanische Muziek. (134)
De commissie voor de strafverordening
stelt voor nog toe te voegen „en geluid".
De heer MANDERS wijst er op hoe in
sommige gevallen het toch wel goed is
ook anderen mee te kunnen laten genieten
door muziek op straat te doen hooren. Wie
kan bovendien beoordeelen wat hinderlijk
is of niet? En ontduiken is z.i. heel ge
makkelijk.
De VOORZITTER zegt dat eenvoudig
vergunning kan worden gevraagd om mu
ziek op straat hoorbaar te mogen geven.
De rechter zal moeten uitmaken of de
muziek hinderlijk is of niet Voor ont
duiken vreest hij niet erg.
De verordening wordt dan z.h.st. aange
nomen.
12o. Verordening, tot wijziging van de
verordening op wegen, lanen, straten, enz.
en wateringen en slooten van 6 Juli 1899
(Gem.Bla4 No. 15). (135)
Goedgekeurd na een opmerking van den
heer Manders, die ook plassen en poelen
zou willen opnemen, hetgeen de voorzitter
thans ondoenlijk oordeelt, al kan hij het
begrijpen.
13o. Verordening, houdende wijziging
van de verordening van den 27en Maart
1922 (Gemeenteblad No. 13), op den Keu
ringsdienst van Vee en Vleesch. (136)
Goedgekeurd.
14o. Voorstel tot beschikbaarstelling van
gelden, ten behoeve van de stichting van
van een gymnastieklokaal bij de scholen
voor bijzonder lager onderwijs aan de
Pasteurstraat. (130)
Conform besloten.
15o. Voorstel:
a. tot beschikbaarstelling van gelden ten
behoeve van de verbouwing van de
huisjes Prinsenstraat Nis 3, 3a en 5;
b. tot wijziging van het Raadsbesluit van
31 October 1921, inzake de verhuring
van de huisjes Prinsenstraat 3 en 3a,
aan de afd. Leiden van den Nederland-
schen Protestantenbond. (131)
Conform besloten.
DE VERBOUWING VAN HET RAADHUIS.
16o. Voorstel tot beschikbaarstelling van
gelden ten behoeve van den bouw van een
nieuwe Raadzaal en de daarmede verband
houdende werken. - (132)
De heer SIJTSMA vraagt of het niet beter
Is deze zaak voorloopig te laten rusten en
over te laten aan het volgend geslacht. Dit
met het oog op de financiën der gemeente.
Want hiermee is niet een f. 1200 gemoeid
als straks toen de heer v. Es over bezuini
ging sprak, maar een f. 100.000. Zoo slecht
is de toestand z. L nog niet, al is deze niet
ideaal.
Ook de heer GROE1NEVELD is niet bevre
digd. In Maart kwam een voorstel tot ver-
oouwing van den rechter benedenvleugel.
Toen wilde men niet weten van een motie-
v. Es tot uitstel en nu na 4 maanden reeds
dit voorstel over een nieuwe raadzaal, ter
wijl m Maart gesproken werd van een lange
voorbereiding. Was men toen dan al niet
bezig met die voorbereiding? Anders is het
wel heel vlug gegaan.
Deze behandeling van twee verbouwingen
door twee deskundigen, los van elkaar, lijkt
hem niet het ware. Waarom niet in eens
deze verbouwing afgedaan?
Hij blijft overigens van meening, dat het
stadhuis weinig meer is dan een ruïne, zoo
dat er z. i. niet veel te restaureeren is. Beter
was een nieuw of een afbraak behalve de
gevel. f. 130.000 is toch een heel bedrag
daarvoor. In Maart is immers ruim f. 40.000
gevoteerd, nu wordt f. 90.000 gevraagd.
Of de nieuwe toestand ideaal wordt be
twijfelt hij ook.
De heer SPEINDE1L zegt, dat dit voorstel
niet A bout portant in den raad is gebracht
en dat ook de partijgenoot van den heer
Groeneveld in de C. v. F. het daarmede eens
was.
De heer MANDERS acht het voorstel van
B. en W. juist. We gaan terug naar de oude
toestanden, die noodgedwongen later ver
knoeid zijn.
Een nieuw raadhuis zou zeker een mil-
lioen kosten!
De heer SGHüLLEIR wijst er op, hoe het
niet alleen gaat om een nieuwe raadzaal,
doch ook om andere vertrekken, die hard
verbetering noodig hebben.
De raadzaal eischt trouwens verbetering
voor het college van B. en W., voor den
raad, voor de pers en voor het publiek. Maar
't gaat om meer, zooals gezegd, om een mooi
geheel te krijgen en dat krijgt men voor dit
geld.
Spr. gaat dan ln op enkele details als de
Iichtvalling in de nieuwe raadzaal etc.
De heer WILBRINK juicht het toe, dat
B. en W. zoo vlug met dit voorstel komen,
dat hem de meest gelukkige oplossing lijkt.
Alleen betreurt hij, dat B. en W. niet
tevens een begrooting gaven over de in
richting van het nieuwe gebouw, zoodat de
kosten niet geheel te overzien zijn.
De heer WILMER zal voorstellen al ts
het misschien juist, dat andere dingen nog
urgenter zijn. De laatste opmerking van den
heer Wilbrink onderschrijft hij.
Den heer HUURMAN is dit voorstel wel
wat rauw op het lijf gevallen, na het afdoen
in Maart van de motie-v. Es. Met het plan
zelf kan hij zich echter wel vereenigen.
Alleen vindt hij het jammer, dat de hoogte
der raadzaal slechts 4.20 M. wordt, zoodat
aan de ventilatie bijzondere aandacht zal
dienen te worden geschonken. Hij zou het
werk willen verbinden aan hetgeen reeds in
uitvoering is, hetgeen z. i. goedkooper zou
uitkomen.
Blijken de kosten te laag geraamd door
een of andere reden, laat men dan tijdig
komen met een suppletoire begrooting.
Wethouder SPLINTER zegt, dat door den
aandrang uit den raad naar een nieuwe
raadzaal het college deze zaak opnieuw
heeft bestudeerd en nu is het college zoo ge
lukkig geweest een oplossing te vinden met
behulp van den heer Neissingh, die daar
van de grondlegger is geweest door een
enkele opmerking. Den heer Groeneveld zegt
spr., dat het werk in één hand is gelegd,
met den reeds gevoteerden verbouw, n.l. van
den heer N.
Van een ruïne, waarvan de heer Groene
veld sprak, is evenmin sprake. Integendeel,
Leiden krijgt volgens dit voorstel een goed
stadhuis, niet alleen een raadzaal. En het
geld, daaraan besteed, is niet in strijd met
bezuiniging.
Volgens deze begrooting is ook gerekend
met de inrichting. Zonder tegenvallers zullen
B. en W. dus geen gelden meer vragen.
Aan de ventilatie is zeer degelijk gedacht,
kan bij verzekeren.
Met den heer Huurman is spr. het eens,
dat beide werken in één hand dienen te zijn
ter uitvoering en dat zal ook geschieden.
Dit voorstel lijkt hem in het algemeen be
lang der gemeente.
Wethouder GOSLINGA acht het voteeren
van deze gelden allerminst in strijd met de
idee der bezuiniging. Van verkwisting is
geen sprake. Dit voorstel is een noodzake
lijke behoefte voor weinig geld. Veel duurder
plannen zijn hiermede van de baan.
De heer HUURMAN dankt B. en W., dat
zij toch met het voorstel-v. Es, al werd het
verworpen, rekening hebben gehouden.
De heer GROENEVELD wijst er den heer
Spendel op, dat dit een zuiver zakelijk on
derwerp is. Wat voor bijzonders is er dan
bij dat hij het met den heer Scholier niet
geheel eens is?
Zijn uitdrukking van een ruïne handhaaft
hij. De verbouwingen aan dit raadhuis heb
ben zeker al meer dan een millioen bedra
gen. Hij vraagt den wethouder of verworpen
moties een aandrang uit den raad betee-
kenen
Spr. ontwikkelt eenige bezwaren tegen de
hoogte van 4.20 M. voor de nieuwe raad
zaal, waardoor deze z. 1. een ietwat stal-
achtigen indruk zal maken, maar hij zal
meegaan met het voorstel, al is hij niet
enthousiast.
Het voorstel wordt aangenomen z. h. st.
Alleen de heer Sytsma vraagt aanteekening,
dat hij geacht wil worden tegen te hebben
gestemd.
WONINGEN VOOR GROOTE GEZINNEN.
17o. Praeadvies op het verzoek van de
afdeeling Leiden van den R.-K. Bond voor
Groote Gezinnen, om bij den bouw van ge
meentewoningen in den vervolge een zeker
percentage woningen in het bouwplan op
te nemen, die geschikt zijn voor groote
gezinnen. (133)
De heer WILMER dankt B. en W. voor
hun toezegging in deze, al oordeelt hij deze
wat mager, gelet op de toestanden. Hij moet
thans erkennen, dat er veel te weinig goed-
koope huizen zijn en dat er daaronder bij
kans geen zijn voor grootere gezinnen,
zal z. i., al is er hier al veel gedaan, nog
meer gedaan moeten worden. Er zal ge
bouwd moeten worden, door wien dan ook,
daaraan is niet te ontkomen. Dit behoort
z. i. tot die dingen, die niet langer uitstel
kunnen dulden en hij beveelt dat warm in
de bijzondere aandacht van B. en W. aan.
De heer KOOISTRA herinnert aan het
geen hij meermalen al heeft gezegd over de
wenschelijkheid van meer ruimte in de
huizen, doch toen werd hij niet gesteund,
ook niet door den heer Wilmer. Nu komt
echter zoo'n verzoek van een R.K. organi
satie, nu steun van het Rijk bijkans niet
meer is te verkrijgen. Beter was geweest
vroeger te komen, toen er nog wel geld was.
Zijn partij zegt allen steun echter toe voor
meer ruimte bij den woningbouw.
Spr. hoopt, dat B. en W. toezeggingen
voortaan beter gestand zullen doen dan tot
dusver.
Een woningbeurs is door de overzij al
tijd bestreden, doch hij hoopt, dat dat nu
ook anders zal worden, gezien dit prae-ad-
vies, want dan aljeen heeft men voldoende
gegevens.
De heer ELKERBOUT meent, dat men
ook zoo wel goed georiënteerd is, doch dat
de raad niet voldoende ingelicht wordt.
De heer HEEMSKERK herinnert er aan,
hoe deze vereeniging reeds vroeger aan
drong op grootere gezinswoningen en hoe
ieder jaar uit de R.K. fractie dezelfde drang
werd geoefend. Waar echter het rijk niet
wilde geven, hield alles op.
Hij meent echter, dat van dit college een
anderen toon wordt gehoord dan van het
vorige en daarom is hij dankbaar voor dit
praeadvies, hopend op daden tezijnertijd.
Wethouder SPLINTER wijst er op hoe
destijds de tijden anders waren dan nu,
waarmede rekening gehouden moet worden,
ook door het vorig college. Dat is alles. Al
is spr. persoonlijk geen groot voorstander
van een woningbeurs, toch wordt er aan
gewerkt, doch hij hoopt meer te doen. Hij
zegt dan. dat nog voor 120 woningen steun
van het rijk is gevraagd. Komt dit, dan zul
len B. en W. rekening houden met de uit
gedrukte wenschen. Z. h. st. wordt het prae
advies dan aangenomen.
18o. Praeadvies op de motie van den heeT
Vallentgoed. in zake de toekenning van een
vacantietoeslag aan het personeel in dienst
der gemeente. (127)
Uitgesteld, wegens afwezigheid van den
heer Vallentgoed.
BENOEMING VAN DEN COMMISSARIS
VAN POLITIE.
19o. Motie van de heeren Van Es, Wil
brink en Wilmer, in zake het niet plegen
van overleg met den Raad betreffende de be
noeming van een Commissaris van Politie.
Deze motie luidt:
De raad,
ocnstateerend, dat de benoeming raD een
Commissaris van Politie te Leiden in breede
kringen der burgerij bevreemding heeft ge
wekt, spreekt zjjn teleurstelling er over uit,
dat de Burgemeester in deze belangrijke
aangelegenheid geen overleg met den Raai,
de vertrouwensmannen der burgerij, heeft
gepleegd.
Do heer VAN ES verzekert allereerst,
dat met de motie niets persoonlijks tegen
den voorzitter wordt bedoeld. De wet houdt
do politie buiten den raad, zegt deze altijd
en dat is op zich zelf juist, doch de wet
verbiedt toch ook niet er over te spreken
in den raad?
Al is er een benoeming geschied, toch
meenden eenige leden er nog iets over te
moeten zeggen en daarom leek deze motie
het eenige middel, daar bij een interpellatie
cf bij de rondvraag niets was te bereiken
in deze materie, gelijk was gebleken.
De benoeming heeft elf maanden geduurd
en in dien tijd zijn natuurlijk vele inlich
tingen noodig geweest De benoeming ge
schiedt weliswaar door de Kroon, waarbij
echter het advies van den burgemeester
wordt gevraagd.
De gedane benoeming heeft eenige spraak
verwekt, doch daarop wil spr. niet ingaan,
maar wel betreurt hgj, dat ook niet enkele
raadsleden geraadpleegd zijn, waar toch,
zooals gezegd, inlichtingen worden inge
wonnen. Spr. wil zichzelf wel scharen hij
degenen, die geen verstand hebben van de
politie, doch er zullen er toch wel zijn
onder de raadsleden, die van dienst nadden
kunnen zijn.
U hebt geen behoefte gevoeld daartoe,
hetgeen wij betreuren, zeide spr. Wjj zouden
een minder goede samenwerking in de toe
komst bejammeren.
De heer WILBRINK verzekert ook, dat
hü niets persoonlijks bedoelt tegen den voor
zitter en dat de motie de eenige mogelijk
heid was, de kwestie in bespreking te bren
gen. Terwijl de raad de gemeentebelangen
verzorgt, doet hij dat niet voor zoover het
de politie betreft volgens de wet, doch
al is dit formeel juist, het behoeft toch
niet zoo streng te worden doorgevoerd.
Buiten den raad is de politie wel be
sproken en daarom ziet hij niet in, dat
ook de raadsleden niet mogen worden gekend.
Gezien de duur der benoeming zijn er
zooveel inlichtingen gevraagd, dat ook de
raad wel gekend had kunnen worden.
Do raad is voorstander van een benoeming
uit het reeds aanwezige personeel als middel
van bevordering en misschien had de raad
ook hier van advies in dezen geest kunnen
dienen.
De heer WILMER begint met op te mer
ken, dat de onaangename zijde der motie
is, dat er zoo gemakkelijk de conclusie uit
wordt getrokken van een veroordeeling van
het beleid van den burgemeester, betgeen
niet de bedoeling ia
De benoeming van den commissaris van
politie heeft veel belangstelling getrokken
en deze heeft veel bevreemding gewekt,
want dit weet ieder, ale het belang der
gemeente er zich niet tegen verzet, is toch
wenscbelijk een benoeming uit het corps
zelf en daaruit was een sollicitant. Waarom
dit niet geschied is, is onbekend. Waarom
is inspecteur Eskens niet benoemd, een per
soon met vele jaren dienst hier ter stede,
die gewaardeerd wordt door burgerij en
autoriteiten
Men komt er toch niet met de struis
vogelpolitiek van: wij kennen fouten van
hem, die hier gewerkt heeft, niet. van den-
gene, die hier niet heeft gewerkt.
In verband met deze bevreemding wordt
in de motie teleurstelling uitgesproken over
het niet kennen door den burgemeester van
de-n raad in dezen.
Dat de burgemeester dit niet beeft ge
daan, volgt z.i. Ie uit de opvatting van den
burgemeester over de zeggingschap over de
politie in het algemeen, waarmede de raad
niet heeft te maken.
Inderdaad is iedere medezeggenschap
RECLAME.
2430
van den raad over de politie uitgesloten,-
doch spr. bestrijdt, dat daaruit de oonclu-
sie moet worden getrokken, dat de burge
meester niet is interpellabel en dat er in!
den raad niet over gediscussieerd mag wor
den. Spr. beroept rich in dit opzicht op
prof. Oppenheim en prof. Kranenburg.
2e Meent de burgemeester dat de weti
overleg niet toelaat daar de benoeming is
aan de Kroon. Ook dit is voor bestrijding
vatbaar. Weer beroept spr. zich op prof.
Oppenheim, waar hij zegt, dat de raad ook
een voordracht kan zenden aan de Kroon.
Overleg tusschen voorzitter en raad is
dus zeer gewenscht meent spr.
Hoewel de benoeming van een commissa
ris is aan de Kroon, deze vraagt advies
aan den burgemeester die toch ook weer
den raad kan hooren t
Onomwonden verklaart spr. dat hij be*
treurt de wijze van optreden van den bur
gemeester, doch tevens: le. dat dit niet'
inhoud afkeuring van diens beleid in 't al
gemeen en 2e. dat dit geenszins rechtvaar
digt de conclusie, dat do burgemeester niet
onpartijdig zou staan tegenover de politieke
partijen en godsdiensten3e. dat geenszins
blijkt-, dat de stellers der* motie sceptisch?
6taan tegenover de bekwaamheid van den
nieuwen commissaris.
De heer v. ECK zegt-, dat zijn fractie hot
eens er mee is dat de voorzitter inzake de
politieaangelegenheden interpellabel is.-
Maar het is vreemd, dat de motie ook
geteekend is door leden der rechterzijde.-
die stemden tegen de motie-S ij tama, nog
maar korten tijd geleden.
Nu wordt ook van R.-K. zijde ronduit
verklaard, dat h.L de burgemeester wel
interpellabel is, al is nog niet lang geleden
ook daar anders beweerd. Spr. neemt daai*.
van nota en hoopt, dat men voortaan ter
rechterzijde consequent zal zijn.
Toch ziet spr. in verhouding tot gewone
politie-aangelegenheden hier verschil.
uit ervaring als burgemeester van Boskoop.
In deze kwestie treedt de burgemeester op
als adviseur van den minister en hij kan
begrijpen, dat een burgemeester, die zich
interpellabel acht, toch in deze van oordeel
19, dat geen overleg met den raad noodig is,
daar do minister verlangt van den burge
meester een zelfstandig oordeel. Aan den
anderen kant is er toch ook geen bezwaar,
gelet op de democratische neigingen, toch te
hooren, hoe anderen er over denken en
vooral de raad, gelet op de groote belangen
hij de benoeming van een commissaris ge
moeid
Spr. zal zicfi evenwel niet geSeel aan do
zijde van de motie plaatsen al onderschrijft
hij tenvolle dat de raad den burgemeester,
over politie-aangelegenheden kan onderhou
den, maar de sprong, die nu gemaakt wordt,
is te groot. De rechterzijde vreest hij laat
zich teveel leiden door ontstemming over
de niet-benoeming van iemand uit het corps
en hij acht het beter, deze motie niet in
stemming te brengen, waar de raad vroeger
zoo geheel anders was in zijn oordeel.
Do heer MEYNEN zegt dat er een mis
verstand heerscht. De motie is niet van de
rechterzijde in haar geheel, alleen van de
onderteekenaren.
De heer HUURMAN onderschrijft dit laat
ste volledig.
De heer ROMIJN kan begrijpen, dat deze
motie gesteld werd om te kunnen spreken
over deze benoeming doch hij zal toch niet
kunnen meegaan, want de raad zelf gaat
het niet aan.
De raad heeft over de politie niets te zeg
gen. Met eenige ang9t ziet hij daarom zelfs
deze motie, blijkbaar vooral gegrondvest
op teleurstelling over het niet-benoemen van
een plaatsgenoot. Is de motie daarom als
middel verkeerd, ook de tijd er voor is ver
keerd oordeelt spr. Met het recht van
petitionnement was meer te bereiken ge
weest.
Uit het Engelsch van BEN BOLT,
54)
Nerica keek haar bezoekster met een on
verholen vijandigen blik aan, draaide zich
toen zwijgend om en ging naar het raam.
Nauwelijks stond ze daar, of de vrouw zei
fluisterend, doch dringend:
Arm kind, u moet niet zoo boos tegen
mij zijn. Ik heb het heusoh goed met u voor.
Goed met mij voor? Het meisje keek
naar haar met van verontwaardiging vlam
mende oogen.
Ja, en ook met onze armen Tony.
U? Met Tony? Het is me een raadsel
hoe u tegenover mij zijn naam durft noemen
Maar, arm kind, u begrijpt er niets
van. Tony en ik houden ven elkaar. We zijn
van plan om te trouwen, als.als hij vrij
is van dien vreeselijken man die daar net
Van ons is weggegaan.
Trouwen? U en Tony? Ik wou nog
liever dat hij dood wasl
De vrouw begon opeens he-vig te snikken.
Ik ben zoo bang dat hij misschien al
dood isl
De ontroering van de vrouw scheen
Nerica, hoe vijandig deze ook gestemd was,
volkomen echt tod en wekte weer een
hieuwen angst in haar op.
Waarom bent u daar bang voor?
vroeg zij.
Omdat hijO! Omdat hij alle hoop
had opgegeven, zich ooit van Dr. Steinmetz
los te kunnen maken.
Van wien?
Van Dr. Steinmetz, dien u kent als
meneer Shottelius. Er zijn er al zoovelen ge
storven die hem gediend hebben en Tony,
hij hield van mij en nu is hij weg, spoor
loos verdwenen en hij heeft geen woord voor
mij achtergelaten.
Nerica keek naar de vrouw; ze begon te
weifelen. Dat verdriet was ongetwijfeld
echt, het meisje wist niet wat ze er van
moest denken.
Zeg me toch eens. weet u waar Tony
is? vroeg Mevrouw Vandaloff dringend.
Alle argwaan kwam weer bij Nerica boven.
01 riep zij minachtend. Dat moet u
me zeker in opdracht van meneer Shottelius
vragen?
Jal Maar wat komt dat er op aan? Ik
vraag het voor me zelf, omdat ik er zoo
vreeselijk naar verlang, om het te weten;
en omdat ik Tony wat te vertellen heb, wat
nieuwsiets wat heel, heel belangrijk
en gunstig voor hem is. De geheele manier
van doen van de vrouw was ontegenzegge
lijk ernstig. Ze sprak met een eenvoud, die
buitengewoon-oprechl aandeed en opnieuw
begon Nerica te weifelen.
Wat kunt u mijn broer voor nieuws te
vertellen hebben, dat belangrijk en gunstig
voor hem is?
Ik zal u het laten zien, omdat u zijn
zuster bent, dat nieuws waar onze Tony zoo
blij mee zal zijn, want het is iets dat hem
van al zijn ellende bevrijdt en als u me ge-
looven wilt zal ik u iets influisteren waar u
ook blij mee zult zijn.
Mevrouw Vandaloff stak haar hand in
een zijden tasch die aan haar pols hing en
haalde er een krantenknipsel uit.
Nieuwsgierig nam Nerica het papier aan
en begon le lezen. Het bericht bevatte de
mededeeling, dat Inspecteur Lavers ook al
aan Dick Singleton had gedaan dat een
raadselachtig misdrijf dat voor een jaar of
vier Parijs in opschudding had gebracht nu
was opgehelderd door de bekentenis van
een Parijschen jongen man van goeden
huize die, nadat hij deze bekentenis had
geschreven en naar de Sureté had gezonden,
zich van het leven had beroofd. De beken
tenis had betrekking op den dood van den
zoon van een bekend Fransch politicus, die
bij een vechtpartij in een nachthuis op
Montmartre was doodgeschoten, zooals des
tijds beweerd werd, door een jong Engelsch
officier. Aan den naam van dien officier
was nooit ruchtbaarheid gegeven, hoewel al
gemeen aangenomen werd dat de autoritei
ten dien wel wisten. Doch de bekentenis
van den zelfmoordenaar bracht nu een op
heldering, waardoor de Engelschman vol
komen gerehabiliteerd werd. Er stond ech
ter in dien brief, die de Sureté ontvangen
had, een eigenaardige zin en dat was een
post-criptum„Vervloekt zij Dr. Steinmetz".
Het blad beschouwde deze korte ontboe
zeming als een nieuw raadsel on het stukje
eindigde met de vraag: „Wie is Dr. Stein
metz?"
Toen Nerica klaar was met lezen was er
een glans van geluk in haar bedroefde
oogen. Ze bracht den inhoud van het cou
rantenbericht onmiddellijk in verband met
wat Shottelius haar den eeralen dag van
haar verblijf in dit eenzame huis verteld
had van de wijze waarop hij met Tony in
aanraking was gekomen.
Die jonge Engelschman.... is Tony,
nietwaar? vroeg ze.
Juist, antwoordde mevrouw Vanda
loff! Dus u weet de geschiedenis? Op die
manier heelt de dokier zich van hem mecs-
tor gemaakt. Hij redde hem van de guil
lotine of van het Duivelseiland, maar dat
heeft Tony duur moeien betalen want hij
is de slaaf van dr. Steinmetz geworden.
Maar nu is hij vrij; als we hem maar kun
nen vinden I
Nerica keek haar nadenkend aan. De
vrouw scheen volkomen oprecht en onder
normale omslandigheden zou het meisje
geen oogenblik aan haar getwijfeld hebben.
Maar nu wist zij niet goed welke houding
zij moest aannemen. Toen herinnerde"zij
zich plotseling dat de vrouw gezegd had dat
ze haar nog wal anders kon vertellen.
Er was nog iels dat u mij vertellen
wilde, ze ze vlug. Iets waarmee ik blij
zou zijn, zooals u beweerde. Mag ik ook
weten wat dat is?
Het is goed nieuws voor u. Uw vrien
den doen alle moeite u le zoeken.
01 daar twijfelde ik niet aanl viel
Nerica in.
Maar u weet niet hoe. Luister. Een
van hen is mij en nog iemand van Londen
nagereisd. De trein is verongelukt en die
vriend van u is er ongedeerd afgekomen.
Waar hij nu is, weet ik niet; maar ik ben
er zeker van dat hij u zal vinden. Hel is
best mogelijk dat hij mij naar hier is ge
volgd
Maar als u zooveel vriendschap voor
mij voelt, waarom heeft u dan niet met
hem gesproken en hem gezegd dat ik hier
was, als u dat toch wist?
Om een heel goede reden! Er was
iemand bij me dien u kent, meneer
Hampshire! Even wachlle zij toen ze zag
dat Nerica huiverde, haalde even de schou
ders op en vervolgde: Wat geeft het
u alles uit te leggen. Hij zou me geworgd
hebben als bij ook maar een oogenblik ge
dacht had dat ik de geheimen van den
Dokter verried.
Maar wat doet u dan in Godsnaam bij
deze menschen? vroeg het jonge meisje.
Ifaar wantrouwen tegenover deze vrouw
■was bijna geheel verdwenen.
De oogen van mevrouw Vandaloff fon
kelden.
Waarom ben ik bij' hen? fluisterde
zij heftig. Om mij te wreken. Eens als
Tony maar heelemaal vrij is en veilig, dan
zal ik dien schurk, dien Docter, aan de
galg brengen. Begrijpt u dat niet? Neen,
natuurlijk niet. Toen ik nog niet lang ge
trouwd was, kfcam mijn man, die nog heel
jong was, in de macht van Dr. Steinmetz,
doordat hij een dwaasheid begaan had. Ik
kan u op het oogenblik niet alles vertellen,
maar de docter dwong hem om slechte din
gen te doen. Eindelijk werd hij ziek en
half waanzinnig van alle immoreele din
gen en hij sloeg de hand aan zichzelf.
Hij liet een brief voor mij achter, waarin
hij me alles vertelde en toen ik dien brief
gelezen had en mijn man in het doode
gelaat keek, deed ik een plechige belofte,
dat ik hem zou wreken. En zoo bleef ik
bij Dr. Steinmetz en zijn nobele kameraden
en wachtte op een gelegenheid om hem uw
politie in handen te leveren.
(Word6 Vervolgd),