SPLINTER Uitverkoop. HET MYSTERIE VAN BELVOIR-MANSIONS. 69*te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 10 Juli 1928 Derde Blad No. 20957 Gemeenteraad van Leiden. FEUILLETON. u i (Vervolg van gisteren). 9o. Voorstel: a. tot intrekking van het Raadsbesluit van 25 September 1922, in zake de levering van electrischen stroom in de gemeente Alkemade, voor zoover be treft de buurtschap De Kaag, en aan particulieren en publiekrechtelijke lichamen in die buurtschap; b, tot het aangaan van een overeenkomst met de provincie Noord-Holland, in zake de overneming van het laagspan ningsnet in de buurtschap De Kaag en den inkoop van electrischen stroom ten behoeve van de stroomlevering in De Kaag. (121) De heer BOSMAN wijst er op, dat Leiden het nu koopt van Noord-Holland, dat eerst van Alkemade kocht. Waarom is niet di rect van Alkemade gekocht? Wethouder GOSLINGA, gaat in 't kort de geschiedenis na. Met Noord-Holland is overeengekomen, dat N.-H. geen levering zou doen geschieden in onze provincie. Leiden niet in Noord-Holland. Daaruit spruit dit voorstel voort. Z.h.st. wordt dit dan aangenomen. lOo. Voorstel in zake den aankoop, in het belang van de Volkshuisvesting, van de perceelen teelland, water en schuur, gelegen in den Stadspolder, Sectie K No. 593 en Sectie N Nis 206, 207 en 208 en de vast stelling van de desbetreffende begrootings- staten. (129) Conform besloten. llo. Verordening op het maken van Mechanische Muziek. (134) De commissie voor de strafverordening stelt voor nog toe te voegen „en geluid". De heer MANDERS wijst er op hoe in sommige gevallen het toch wel goed is ook anderen mee te kunnen laten genieten door muziek op straat te doen hooren. Wie kan bovendien beoordeelen wat hinderlijk is of niet? En ontduiken is z.i. heel ge makkelijk. De VOORZITTER zegt dat eenvoudig vergunning kan worden gevraagd om mu ziek op straat hoorbaar te mogen geven. De rechter zal moeten uitmaken of de muziek hinderlijk is of niet Voor ont duiken vreest hij niet erg. De verordening wordt dan z.h.st. aange nomen. 12o. Verordening, tot wijziging van de verordening op wegen, lanen, straten, enz. en wateringen en slooten van 6 Juli 1899 (Gem.Bla4 No. 15). (135) Goedgekeurd na een opmerking van den heer Manders, die ook plassen en poelen zou willen opnemen, hetgeen de voorzitter thans ondoenlijk oordeelt, al kan hij het begrijpen. 13o. Verordening, houdende wijziging van de verordening van den 27en Maart 1922 (Gemeenteblad No. 13), op den Keu ringsdienst van Vee en Vleesch. (136) Goedgekeurd. 14o. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden, ten behoeve van de stichting van van een gymnastieklokaal bij de scholen voor bijzonder lager onderwijs aan de Pasteurstraat. (130) Conform besloten. 15o. Voorstel: a. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de verbouwing van de huisjes Prinsenstraat Nis 3, 3a en 5; b. tot wijziging van het Raadsbesluit van 31 October 1921, inzake de verhuring van de huisjes Prinsenstraat 3 en 3a, aan de afd. Leiden van den Nederland- schen Protestantenbond. (131) Conform besloten. DE VERBOUWING VAN HET RAADHUIS. 16o. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van den bouw van een nieuwe Raadzaal en de daarmede verband houdende werken. - (132) De heer SIJTSMA vraagt of het niet beter Is deze zaak voorloopig te laten rusten en over te laten aan het volgend geslacht. Dit met het oog op de financiën der gemeente. Want hiermee is niet een f. 1200 gemoeid als straks toen de heer v. Es over bezuini ging sprak, maar een f. 100.000. Zoo slecht is de toestand z. L nog niet, al is deze niet ideaal. Ook de heer GROE1NEVELD is niet bevre digd. In Maart kwam een voorstel tot ver- oouwing van den rechter benedenvleugel. Toen wilde men niet weten van een motie- v. Es tot uitstel en nu na 4 maanden reeds dit voorstel over een nieuwe raadzaal, ter wijl m Maart gesproken werd van een lange voorbereiding. Was men toen dan al niet bezig met die voorbereiding? Anders is het wel heel vlug gegaan. Deze behandeling van twee verbouwingen door twee deskundigen, los van elkaar, lijkt hem niet het ware. Waarom niet in eens deze verbouwing afgedaan? Hij blijft overigens van meening, dat het stadhuis weinig meer is dan een ruïne, zoo dat er z. i. niet veel te restaureeren is. Beter was een nieuw of een afbraak behalve de gevel. f. 130.000 is toch een heel bedrag daarvoor. In Maart is immers ruim f. 40.000 gevoteerd, nu wordt f. 90.000 gevraagd. Of de nieuwe toestand ideaal wordt be twijfelt hij ook. De heer SPEINDE1L zegt, dat dit voorstel niet A bout portant in den raad is gebracht en dat ook de partijgenoot van den heer Groeneveld in de C. v. F. het daarmede eens was. De heer MANDERS acht het voorstel van B. en W. juist. We gaan terug naar de oude toestanden, die noodgedwongen later ver knoeid zijn. Een nieuw raadhuis zou zeker een mil- lioen kosten! De heer SGHüLLEIR wijst er op, hoe het niet alleen gaat om een nieuwe raadzaal, doch ook om andere vertrekken, die hard verbetering noodig hebben. De raadzaal eischt trouwens verbetering voor het college van B. en W., voor den raad, voor de pers en voor het publiek. Maar 't gaat om meer, zooals gezegd, om een mooi geheel te krijgen en dat krijgt men voor dit geld. Spr. gaat dan ln op enkele details als de Iichtvalling in de nieuwe raadzaal etc. De heer WILBRINK juicht het toe, dat B. en W. zoo vlug met dit voorstel komen, dat hem de meest gelukkige oplossing lijkt. Alleen betreurt hij, dat B. en W. niet tevens een begrooting gaven over de in richting van het nieuwe gebouw, zoodat de kosten niet geheel te overzien zijn. De heer WILMER zal voorstellen al ts het misschien juist, dat andere dingen nog urgenter zijn. De laatste opmerking van den heer Wilbrink onderschrijft hij. Den heer HUURMAN is dit voorstel wel wat rauw op het lijf gevallen, na het afdoen in Maart van de motie-v. Es. Met het plan zelf kan hij zich echter wel vereenigen. Alleen vindt hij het jammer, dat de hoogte der raadzaal slechts 4.20 M. wordt, zoodat aan de ventilatie bijzondere aandacht zal dienen te worden geschonken. Hij zou het werk willen verbinden aan hetgeen reeds in uitvoering is, hetgeen z. i. goedkooper zou uitkomen. Blijken de kosten te laag geraamd door een of andere reden, laat men dan tijdig komen met een suppletoire begrooting. Wethouder SPLINTER zegt, dat door den aandrang uit den raad naar een nieuwe raadzaal het college deze zaak opnieuw heeft bestudeerd en nu is het college zoo ge lukkig geweest een oplossing te vinden met behulp van den heer Neissingh, die daar van de grondlegger is geweest door een enkele opmerking. Den heer Groeneveld zegt spr., dat het werk in één hand is gelegd, met den reeds gevoteerden verbouw, n.l. van den heer N. Van een ruïne, waarvan de heer Groene veld sprak, is evenmin sprake. Integendeel, Leiden krijgt volgens dit voorstel een goed stadhuis, niet alleen een raadzaal. En het geld, daaraan besteed, is niet in strijd met bezuiniging. Volgens deze begrooting is ook gerekend met de inrichting. Zonder tegenvallers zullen B. en W. dus geen gelden meer vragen. Aan de ventilatie is zeer degelijk gedacht, kan bij verzekeren. Met den heer Huurman is spr. het eens, dat beide werken in één hand dienen te zijn ter uitvoering en dat zal ook geschieden. Dit voorstel lijkt hem in het algemeen be lang der gemeente. Wethouder GOSLINGA acht het voteeren van deze gelden allerminst in strijd met de idee der bezuiniging. Van verkwisting is geen sprake. Dit voorstel is een noodzake lijke behoefte voor weinig geld. Veel duurder plannen zijn hiermede van de baan. De heer HUURMAN dankt B. en W., dat zij toch met het voorstel-v. Es, al werd het verworpen, rekening hebben gehouden. De heer GROENEVELD wijst er den heer Spendel op, dat dit een zuiver zakelijk on derwerp is. Wat voor bijzonders is er dan bij dat hij het met den heer Scholier niet geheel eens is? Zijn uitdrukking van een ruïne handhaaft hij. De verbouwingen aan dit raadhuis heb ben zeker al meer dan een millioen bedra gen. Hij vraagt den wethouder of verworpen moties een aandrang uit den raad betee- kenen Spr. ontwikkelt eenige bezwaren tegen de hoogte van 4.20 M. voor de nieuwe raad zaal, waardoor deze z. 1. een ietwat stal- achtigen indruk zal maken, maar hij zal meegaan met het voorstel, al is hij niet enthousiast. Het voorstel wordt aangenomen z. h. st. Alleen de heer Sytsma vraagt aanteekening, dat hij geacht wil worden tegen te hebben gestemd. WONINGEN VOOR GROOTE GEZINNEN. 17o. Praeadvies op het verzoek van de afdeeling Leiden van den R.-K. Bond voor Groote Gezinnen, om bij den bouw van ge meentewoningen in den vervolge een zeker percentage woningen in het bouwplan op te nemen, die geschikt zijn voor groote gezinnen. (133) De heer WILMER dankt B. en W. voor hun toezegging in deze, al oordeelt hij deze wat mager, gelet op de toestanden. Hij moet thans erkennen, dat er veel te weinig goed- koope huizen zijn en dat er daaronder bij kans geen zijn voor grootere gezinnen, zal z. i., al is er hier al veel gedaan, nog meer gedaan moeten worden. Er zal ge bouwd moeten worden, door wien dan ook, daaraan is niet te ontkomen. Dit behoort z. i. tot die dingen, die niet langer uitstel kunnen dulden en hij beveelt dat warm in de bijzondere aandacht van B. en W. aan. De heer KOOISTRA herinnert aan het geen hij meermalen al heeft gezegd over de wenschelijkheid van meer ruimte in de huizen, doch toen werd hij niet gesteund, ook niet door den heer Wilmer. Nu komt echter zoo'n verzoek van een R.K. organi satie, nu steun van het Rijk bijkans niet meer is te verkrijgen. Beter was geweest vroeger te komen, toen er nog wel geld was. Zijn partij zegt allen steun echter toe voor meer ruimte bij den woningbouw. Spr. hoopt, dat B. en W. toezeggingen voortaan beter gestand zullen doen dan tot dusver. Een woningbeurs is door de overzij al tijd bestreden, doch hij hoopt, dat dat nu ook anders zal worden, gezien dit prae-ad- vies, want dan aljeen heeft men voldoende gegevens. De heer ELKERBOUT meent, dat men ook zoo wel goed georiënteerd is, doch dat de raad niet voldoende ingelicht wordt. De heer HEEMSKERK herinnert er aan, hoe deze vereeniging reeds vroeger aan drong op grootere gezinswoningen en hoe ieder jaar uit de R.K. fractie dezelfde drang werd geoefend. Waar echter het rijk niet wilde geven, hield alles op. Hij meent echter, dat van dit college een anderen toon wordt gehoord dan van het vorige en daarom is hij dankbaar voor dit praeadvies, hopend op daden tezijnertijd. Wethouder SPLINTER wijst er op hoe destijds de tijden anders waren dan nu, waarmede rekening gehouden moet worden, ook door het vorig college. Dat is alles. Al is spr. persoonlijk geen groot voorstander van een woningbeurs, toch wordt er aan gewerkt, doch hij hoopt meer te doen. Hij zegt dan. dat nog voor 120 woningen steun van het rijk is gevraagd. Komt dit, dan zul len B. en W. rekening houden met de uit gedrukte wenschen. Z. h. st. wordt het prae advies dan aangenomen. 18o. Praeadvies op de motie van den heeT Vallentgoed. in zake de toekenning van een vacantietoeslag aan het personeel in dienst der gemeente. (127) Uitgesteld, wegens afwezigheid van den heer Vallentgoed. BENOEMING VAN DEN COMMISSARIS VAN POLITIE. 19o. Motie van de heeren Van Es, Wil brink en Wilmer, in zake het niet plegen van overleg met den Raad betreffende de be noeming van een Commissaris van Politie. Deze motie luidt: De raad, ocnstateerend, dat de benoeming raD een Commissaris van Politie te Leiden in breede kringen der burgerij bevreemding heeft ge wekt, spreekt zjjn teleurstelling er over uit, dat de Burgemeester in deze belangrijke aangelegenheid geen overleg met den Raai, de vertrouwensmannen der burgerij, heeft gepleegd. Do heer VAN ES verzekert allereerst, dat met de motie niets persoonlijks tegen den voorzitter wordt bedoeld. De wet houdt do politie buiten den raad, zegt deze altijd en dat is op zich zelf juist, doch de wet verbiedt toch ook niet er over te spreken in den raad? Al is er een benoeming geschied, toch meenden eenige leden er nog iets over te moeten zeggen en daarom leek deze motie het eenige middel, daar bij een interpellatie cf bij de rondvraag niets was te bereiken in deze materie, gelijk was gebleken. De benoeming heeft elf maanden geduurd en in dien tijd zijn natuurlijk vele inlich tingen noodig geweest De benoeming ge schiedt weliswaar door de Kroon, waarbij echter het advies van den burgemeester wordt gevraagd. De gedane benoeming heeft eenige spraak verwekt, doch daarop wil spr. niet ingaan, maar wel betreurt hgj, dat ook niet enkele raadsleden geraadpleegd zijn, waar toch, zooals gezegd, inlichtingen worden inge wonnen. Spr. wil zichzelf wel scharen hij degenen, die geen verstand hebben van de politie, doch er zullen er toch wel zijn onder de raadsleden, die van dienst nadden kunnen zijn. U hebt geen behoefte gevoeld daartoe, hetgeen wij betreuren, zeide spr. Wjj zouden een minder goede samenwerking in de toe komst bejammeren. De heer WILBRINK verzekert ook, dat hü niets persoonlijks bedoelt tegen den voor zitter en dat de motie de eenige mogelijk heid was, de kwestie in bespreking te bren gen. Terwijl de raad de gemeentebelangen verzorgt, doet hij dat niet voor zoover het de politie betreft volgens de wet, doch al is dit formeel juist, het behoeft toch niet zoo streng te worden doorgevoerd. Buiten den raad is de politie wel be sproken en daarom ziet hij niet in, dat ook de raadsleden niet mogen worden gekend. Gezien de duur der benoeming zijn er zooveel inlichtingen gevraagd, dat ook de raad wel gekend had kunnen worden. Do raad is voorstander van een benoeming uit het reeds aanwezige personeel als middel van bevordering en misschien had de raad ook hier van advies in dezen geest kunnen dienen. De heer WILMER begint met op te mer ken, dat de onaangename zijde der motie is, dat er zoo gemakkelijk de conclusie uit wordt getrokken van een veroordeeling van het beleid van den burgemeester, betgeen niet de bedoeling ia De benoeming van den commissaris van politie heeft veel belangstelling getrokken en deze heeft veel bevreemding gewekt, want dit weet ieder, ale het belang der gemeente er zich niet tegen verzet, is toch wenscbelijk een benoeming uit het corps zelf en daaruit was een sollicitant. Waarom dit niet geschied is, is onbekend. Waarom is inspecteur Eskens niet benoemd, een per soon met vele jaren dienst hier ter stede, die gewaardeerd wordt door burgerij en autoriteiten Men komt er toch niet met de struis vogelpolitiek van: wij kennen fouten van hem, die hier gewerkt heeft, niet. van den- gene, die hier niet heeft gewerkt. In verband met deze bevreemding wordt in de motie teleurstelling uitgesproken over het niet kennen door den burgemeester van de-n raad in dezen. Dat de burgemeester dit niet beeft ge daan, volgt z.i. Ie uit de opvatting van den burgemeester over de zeggingschap over de politie in het algemeen, waarmede de raad niet heeft te maken. Inderdaad is iedere medezeggenschap RECLAME. 2430 van den raad over de politie uitgesloten,- doch spr. bestrijdt, dat daaruit de oonclu- sie moet worden getrokken, dat de burge meester niet is interpellabel en dat er in! den raad niet over gediscussieerd mag wor den. Spr. beroept rich in dit opzicht op prof. Oppenheim en prof. Kranenburg. 2e Meent de burgemeester dat de weti overleg niet toelaat daar de benoeming is aan de Kroon. Ook dit is voor bestrijding vatbaar. Weer beroept spr. zich op prof. Oppenheim, waar hij zegt, dat de raad ook een voordracht kan zenden aan de Kroon. Overleg tusschen voorzitter en raad is dus zeer gewenscht meent spr. Hoewel de benoeming van een commissa ris is aan de Kroon, deze vraagt advies aan den burgemeester die toch ook weer den raad kan hooren t Onomwonden verklaart spr. dat hij be* treurt de wijze van optreden van den bur gemeester, doch tevens: le. dat dit niet' inhoud afkeuring van diens beleid in 't al gemeen en 2e. dat dit geenszins rechtvaar digt de conclusie, dat do burgemeester niet onpartijdig zou staan tegenover de politieke partijen en godsdiensten3e. dat geenszins blijkt-, dat de stellers der* motie sceptisch? 6taan tegenover de bekwaamheid van den nieuwen commissaris. De heer v. ECK zegt-, dat zijn fractie hot eens er mee is dat de voorzitter inzake de politieaangelegenheden interpellabel is.- Maar het is vreemd, dat de motie ook geteekend is door leden der rechterzijde.- die stemden tegen de motie-S ij tama, nog maar korten tijd geleden. Nu wordt ook van R.-K. zijde ronduit verklaard, dat h.L de burgemeester wel interpellabel is, al is nog niet lang geleden ook daar anders beweerd. Spr. neemt daai*. van nota en hoopt, dat men voortaan ter rechterzijde consequent zal zijn. Toch ziet spr. in verhouding tot gewone politie-aangelegenheden hier verschil. uit ervaring als burgemeester van Boskoop. In deze kwestie treedt de burgemeester op als adviseur van den minister en hij kan begrijpen, dat een burgemeester, die zich interpellabel acht, toch in deze van oordeel 19, dat geen overleg met den raad noodig is, daar do minister verlangt van den burge meester een zelfstandig oordeel. Aan den anderen kant is er toch ook geen bezwaar, gelet op de democratische neigingen, toch te hooren, hoe anderen er over denken en vooral de raad, gelet op de groote belangen hij de benoeming van een commissaris ge moeid Spr. zal zicfi evenwel niet geSeel aan do zijde van de motie plaatsen al onderschrijft hij tenvolle dat de raad den burgemeester, over politie-aangelegenheden kan onderhou den, maar de sprong, die nu gemaakt wordt, is te groot. De rechterzijde vreest hij laat zich teveel leiden door ontstemming over de niet-benoeming van iemand uit het corps en hij acht het beter, deze motie niet in stemming te brengen, waar de raad vroeger zoo geheel anders was in zijn oordeel. Do heer MEYNEN zegt dat er een mis verstand heerscht. De motie is niet van de rechterzijde in haar geheel, alleen van de onderteekenaren. De heer HUURMAN onderschrijft dit laat ste volledig. De heer ROMIJN kan begrijpen, dat deze motie gesteld werd om te kunnen spreken over deze benoeming doch hij zal toch niet kunnen meegaan, want de raad zelf gaat het niet aan. De raad heeft over de politie niets te zeg gen. Met eenige ang9t ziet hij daarom zelfs deze motie, blijkbaar vooral gegrondvest op teleurstelling over het niet-benoemen van een plaatsgenoot. Is de motie daarom als middel verkeerd, ook de tijd er voor is ver keerd oordeelt spr. Met het recht van petitionnement was meer te bereiken ge weest. Uit het Engelsch van BEN BOLT, 54) Nerica keek haar bezoekster met een on verholen vijandigen blik aan, draaide zich toen zwijgend om en ging naar het raam. Nauwelijks stond ze daar, of de vrouw zei fluisterend, doch dringend: Arm kind, u moet niet zoo boos tegen mij zijn. Ik heb het heusoh goed met u voor. Goed met mij voor? Het meisje keek naar haar met van verontwaardiging vlam mende oogen. Ja, en ook met onze armen Tony. U? Met Tony? Het is me een raadsel hoe u tegenover mij zijn naam durft noemen Maar, arm kind, u begrijpt er niets van. Tony en ik houden ven elkaar. We zijn van plan om te trouwen, als.als hij vrij is van dien vreeselijken man die daar net Van ons is weggegaan. Trouwen? U en Tony? Ik wou nog liever dat hij dood wasl De vrouw begon opeens he-vig te snikken. Ik ben zoo bang dat hij misschien al dood isl De ontroering van de vrouw scheen Nerica, hoe vijandig deze ook gestemd was, volkomen echt tod en wekte weer een hieuwen angst in haar op. Waarom bent u daar bang voor? vroeg zij. Omdat hijO! Omdat hij alle hoop had opgegeven, zich ooit van Dr. Steinmetz los te kunnen maken. Van wien? Van Dr. Steinmetz, dien u kent als meneer Shottelius. Er zijn er al zoovelen ge storven die hem gediend hebben en Tony, hij hield van mij en nu is hij weg, spoor loos verdwenen en hij heeft geen woord voor mij achtergelaten. Nerica keek naar de vrouw; ze begon te weifelen. Dat verdriet was ongetwijfeld echt, het meisje wist niet wat ze er van moest denken. Zeg me toch eens. weet u waar Tony is? vroeg Mevrouw Vandaloff dringend. Alle argwaan kwam weer bij Nerica boven. 01 riep zij minachtend. Dat moet u me zeker in opdracht van meneer Shottelius vragen? Jal Maar wat komt dat er op aan? Ik vraag het voor me zelf, omdat ik er zoo vreeselijk naar verlang, om het te weten; en omdat ik Tony wat te vertellen heb, wat nieuwsiets wat heel, heel belangrijk en gunstig voor hem is. De geheele manier van doen van de vrouw was ontegenzegge lijk ernstig. Ze sprak met een eenvoud, die buitengewoon-oprechl aandeed en opnieuw begon Nerica te weifelen. Wat kunt u mijn broer voor nieuws te vertellen hebben, dat belangrijk en gunstig voor hem is? Ik zal u het laten zien, omdat u zijn zuster bent, dat nieuws waar onze Tony zoo blij mee zal zijn, want het is iets dat hem van al zijn ellende bevrijdt en als u me ge- looven wilt zal ik u iets influisteren waar u ook blij mee zult zijn. Mevrouw Vandaloff stak haar hand in een zijden tasch die aan haar pols hing en haalde er een krantenknipsel uit. Nieuwsgierig nam Nerica het papier aan en begon le lezen. Het bericht bevatte de mededeeling, dat Inspecteur Lavers ook al aan Dick Singleton had gedaan dat een raadselachtig misdrijf dat voor een jaar of vier Parijs in opschudding had gebracht nu was opgehelderd door de bekentenis van een Parijschen jongen man van goeden huize die, nadat hij deze bekentenis had geschreven en naar de Sureté had gezonden, zich van het leven had beroofd. De beken tenis had betrekking op den dood van den zoon van een bekend Fransch politicus, die bij een vechtpartij in een nachthuis op Montmartre was doodgeschoten, zooals des tijds beweerd werd, door een jong Engelsch officier. Aan den naam van dien officier was nooit ruchtbaarheid gegeven, hoewel al gemeen aangenomen werd dat de autoritei ten dien wel wisten. Doch de bekentenis van den zelfmoordenaar bracht nu een op heldering, waardoor de Engelschman vol komen gerehabiliteerd werd. Er stond ech ter in dien brief, die de Sureté ontvangen had, een eigenaardige zin en dat was een post-criptum„Vervloekt zij Dr. Steinmetz". Het blad beschouwde deze korte ontboe zeming als een nieuw raadsel on het stukje eindigde met de vraag: „Wie is Dr. Stein metz?" Toen Nerica klaar was met lezen was er een glans van geluk in haar bedroefde oogen. Ze bracht den inhoud van het cou rantenbericht onmiddellijk in verband met wat Shottelius haar den eeralen dag van haar verblijf in dit eenzame huis verteld had van de wijze waarop hij met Tony in aanraking was gekomen. Die jonge Engelschman.... is Tony, nietwaar? vroeg ze. Juist, antwoordde mevrouw Vanda loff! Dus u weet de geschiedenis? Op die manier heelt de dokier zich van hem mecs- tor gemaakt. Hij redde hem van de guil lotine of van het Duivelseiland, maar dat heeft Tony duur moeien betalen want hij is de slaaf van dr. Steinmetz geworden. Maar nu is hij vrij; als we hem maar kun nen vinden I Nerica keek haar nadenkend aan. De vrouw scheen volkomen oprecht en onder normale omslandigheden zou het meisje geen oogenblik aan haar getwijfeld hebben. Maar nu wist zij niet goed welke houding zij moest aannemen. Toen herinnerde"zij zich plotseling dat de vrouw gezegd had dat ze haar nog wal anders kon vertellen. Er was nog iels dat u mij vertellen wilde, ze ze vlug. Iets waarmee ik blij zou zijn, zooals u beweerde. Mag ik ook weten wat dat is? Het is goed nieuws voor u. Uw vrien den doen alle moeite u le zoeken. 01 daar twijfelde ik niet aanl viel Nerica in. Maar u weet niet hoe. Luister. Een van hen is mij en nog iemand van Londen nagereisd. De trein is verongelukt en die vriend van u is er ongedeerd afgekomen. Waar hij nu is, weet ik niet; maar ik ben er zeker van dat hij u zal vinden. Hel is best mogelijk dat hij mij naar hier is ge volgd Maar als u zooveel vriendschap voor mij voelt, waarom heeft u dan niet met hem gesproken en hem gezegd dat ik hier was, als u dat toch wist? Om een heel goede reden! Er was iemand bij me dien u kent, meneer Hampshire! Even wachlle zij toen ze zag dat Nerica huiverde, haalde even de schou ders op en vervolgde: Wat geeft het u alles uit te leggen. Hij zou me geworgd hebben als bij ook maar een oogenblik ge dacht had dat ik de geheimen van den Dokter verried. Maar wat doet u dan in Godsnaam bij deze menschen? vroeg het jonge meisje. Ifaar wantrouwen tegenover deze vrouw ■was bijna geheel verdwenen. De oogen van mevrouw Vandaloff fon kelden. Waarom ben ik bij' hen? fluisterde zij heftig. Om mij te wreken. Eens als Tony maar heelemaal vrij is en veilig, dan zal ik dien schurk, dien Docter, aan de galg brengen. Begrijpt u dat niet? Neen, natuurlijk niet. Toen ik nog niet lang ge trouwd was, kfcam mijn man, die nog heel jong was, in de macht van Dr. Steinmetz, doordat hij een dwaasheid begaan had. Ik kan u op het oogenblik niet alles vertellen, maar de docter dwong hem om slechte din gen te doen. Eindelijk werd hij ziek en half waanzinnig van alle immoreele din gen en hij sloeg de hand aan zichzelf. Hij liet een brief voor mij achter, waarin hij me alles vertelde en toen ik dien brief gelezen had en mijn man in het doode gelaat keek, deed ik een plechige belofte, dat ik hem zou wreken. En zoo bleef ik bij Dr. Steinmetz en zijn nobele kameraden en wachtte op een gelegenheid om hem uw politie in handen te leveren. (Word6 Vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9