HET MYSTERIE VAN BELVOIR-MANSIONS. 69sle JAARGANG DINSDAG 3 JULI 1928 No. 20951 Officieele Kennisgevingen. EEN VOORBEELD TER NAVOLGING? STADSNIEUWS. Het voornaamste nieuws van heden. FEUILLETON. LEIDSCH DAGBLAD DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. PRIJS DER ADVERTENTIEN SO Cta. per regel voor advertentiën uit Leiden en plaatsen waar agentschappen vaD ons Blad gevestigd zijn. Voor alle andere advertentièn 35 Cts. per regeL Kleine Advertentièn uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens postrecht Voor eventueele opzending van brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 5 Cts. Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postcheque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54 PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden 2.35. per rreek 0.18 Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week" „0.18 Franco per post 2.35 portokosten. Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen EERSTE BLAD. DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter openbare kennis, dat L. W. Sinner, te Leiden en J. P. B^JBonnet, te Oegstgeest, een verzoek hebben ingediend ter bekoming van verlof voor den verkoop van alcoholvrijen drank, voor gebruik ter plaatse van verkoop, resp. in de perceelen Aalmarkt 4 en Sophiastraat 17. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 3 Juli 1927. 2709 DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter openbare kennis, dat Ch.a. van Rijzen h.v. S. Platteel, te Leiden, een ver zoek heeft ingediend ter bekoming van verlof voor den verkoop van alcoholhouden den drank, anderen dan sterken drank, voor gebruik ter plaatse van verkoop in het perceel Haarlemmerstraat 52. A. VAN DE SANDE BAKHUIJZEN, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. 2710 Leiden, 3 Juli 1928. „Zoo is dan eindelijk, een jaar nadat men met de eerste werkzaamheden begon, het viaduct ter vervanging van den gevaarlijken overweg aan den Bussummer grindweg ge opend; geopend zonder eenige officieele plechtigheid, zonder toespraak en zonder den gebruikelijken door te knippen draad. Toch is deze opening voor de bewoners van het Gooi, zoowel als voor de Amsterdammers die hun week-end in Amsterdams zomertuin doorbrengen van groot belang. Het autoverkeer is op den breeden, troed langelegden en sedert eenige jaren uitstekend verlichten weg zeer druk. Het aantal treinen dat langs de lijn AmsterdamAmersfoort passeert bedraagt ruim 100, afgezien nog van het aantal goederentreinen. Het aantal mi nuten dat de hoornen iederen keer gesloten zijn, kunnen wij veilig op twee stellen, zoo dat die overweg dan ongeveer vier uur per dag voor alle verkeer gesloten was. Het aan tal ongelukken was hier vrij groot. De spoor wegen besloten in overleg met het gemeente bestuur den overweg op te heffen en de be- wakingskosten te kapitaliseeren. Dit bedrag (f. 100.000) werd door de gemeente Bussum aangevuld met f 50.000. Ir. J. Gerber, direc teur van Gemeentewerken, ontwierp de plan nen, die door de spoorwegen werden aan vaard en werden uitgevoerd onder leiding van ir. Westhof, chef van de werken Oost. Het onderhoud van viaduct en weg zal bij de gemeente berusten." Tot zoover de Bussumsche correspondent van de Telegraaf in het ochtendblad van heden. Wij hebben hier dus te doen met een geval dat ons in Leiden, waar wij eveneens labou- reeren aan een spoorovergangskwaal die reeds sinds lang chronisch kan genoemd worden, mag interesseeren. En vooral omdat naar men hierboven lezen kan, te Bussum door samenwerking van de Gemeente met de Spoorwegen tenslotte de gewenschte oplossing is verkregen. Moge spoedig het bericht komen dat men ook voor onze stad de oplossing van het overwegvraagstuk zoekt door kapitaliseering van de bewakingskosten, dus door opheffing van den overweg, die mogelijk gemaakt wordt door de uitvoering van een grootsch ontwerp. DE VLAGGEN UIT! Gelijk bekend, wordt van 513 Juli hier ter stede gehouden het Internationaal Astro nomisch Congres (er gelegenheid waarvan een paar honderd vreemdelingen in onze Sleutelstad gast zullen zijn. Het is een mooi en groote onderscheiding voor Leiden, dat dit congres binnen zijn poorten wordt gehouden, dat wel op prijs mag worden gesteld. Laat men toon en dit te doen en laat men onze stad ter eere der congressisten een feestelijk aanzien geven! Daarvoor Don derdag as.: De vlaggen uitl Autotochtjes met ouden van dagen. De voorpret. „Daar komt mevrouw, je weet wel voor de auto". Het berichtje was nog nauwelijks in het Leidsch Dagblad verschenen, of alle oudjes staken reeds de hoofden bij elkaar, in de ge stichten zoowel als in de hofjes zat men te popelen „of ze er wat hooren zouden". Het Comité, dat zich belast heeft met het organiseeren van dit buitenkansje, moest eerst zorgen voor een voldoend aantal auto's, alvorens het de oude lieden gelukkig kon gaan maken met een belofte. Spoedig kon men aan den slag. Eerst werden alle gestichten bezocht; de oude mannetjes, frisch en soms lenig nog voor hun jaren, namen elkaar eens op, wie als oudste het eerst in aanmerking zou ko men; wie nog loopen kon, zou het laatst ge kozen worden. Ze monsterden hun beenen en hun oude oogjes glommen van voorpret als de dames zeiden, dat zij mee mochten. Oude vrouwtjes, die ijverig te handwerken zaten, begonnen te dansen op hun stoel en een oudje, dat in bed moest blijven voor de „rimmetiek" kon bijna niet stil meer blijven liggen. Een oud vrouwtje zat te mummelen, en met het hoofd te schudden: „Nee, mevrouw, het is echt vriendelijk aangeboden, maar mijn krijzen ze nie meer in een auto! Al die onge lukken, 't is zonde, mijn hart draait me om, as 't er es wat gebeuren zou!" En men moest spreken als Brugman, om dit oudje te verze keren, dat ze h e u s c h niet bang behoefde te zijn, dat er langzaam gereden zou worden en dat er nog meer en nog ouderen dan zij zelf mee zouden gaan. Maar even beslist en koppig schudde zij het hoofd, waar de dunne, witte haartjes netjes over gespreid lagen als een doorzichtig gordijntje. „Neen ze ging liever maar niet mee, mevrouw wordt wel bedankt voor de vriendelijkheid, maar ze durfde niet". Hulpe loos en verlegen bloosde ze, als was ze be schaamd. Na de gestichten kwamen de hofjes aan de beurt, want gelukkig kwamen er steeds meer opgaven in van autobezitters, die hun wagens wilden afstaan. Om een vriendelijk tuintje, waar de rozen fel te bloeien staan en waar men zich in een landelijk dorpje zou wanen, want het geroes van het straatrumoer dringt niet door, staan de kleine huisjes geschaard. Prachtige vuurroode geraniums staan te gloeien in de plantenrekjes, alle planten en bloemen schijnen weelderig te tieren in de stille, waar alleen de vogels wat leven bren gen en rondhuppelen en kruimpjes pikken r>m de pomp met de hel koperen knoppen, glanzend gepoetst. Dit is een genot op zichzelf om eens systematisch alle hofjes te bezoeken, waar anders slechts nieuwsgierige vreemdelingen een neus ora een hoekje steken. Want onze goede stad lelt ongeveer veertig hofjes, waar ouden van dagen, maar jongeren ook rus tigjes leven, buiten het lawaai van het «frukke verkeer. Door een gangetje, dat hel gewit is, zien we vanaf de straat de mooie oudroode dakjes afsteken tegen de azuren zomerlucht. De portier geeft inlichtingen over wie nog wel loopen kan, of wie nog niet oud genoeg is. In zijn oogen blinkt dikwijls een onuitgesproken wensch, maar evengoed begrijpt men, dat niet de jongeren mee ge vraagd worden in de eerste plaats. Soms treft men een onverschilligheid, die stootend aandoet. „Zij zijn niet behoeftig; zij willen niet gelijk staan met de minde ren". Maar een verlossend woord van een doove of een die zich lithamelijk achterge steld voelt, omdat ze slecht ter been is of wat „borstig", brengt ook hier uitkomst. De onverschilligheid wordt geestdrift en van huis tot huis gaat de portierster ze allen opkloppen: „daar komt mevrouw, je weet wel voor de auto!" Hunkerend zitten ze te luisteren en zij beloven allen prompt om halftwee klaar te staan, want de auto mag niet wachten. Vanzelf sprekend gaan hun gedachten uit naar kennissen, die ook wel graag mede zouden gaan, maar die niet in het hof wonen, en verheugt geven zij de namen op. Overal moeten wij binnen komen, in de keurige, zindelijke huisjes, waar de eige naars of eigenaressen te wachten zitten achter de tafel en nieuwsgierig kijken ze door het raam, wie er dan nog meer „mee zou gevraagd worden", als het bezoek, dat reeds een stoel doorgezeten heeft om alle verhalen aan te hooren. weggegaan is. Ook hier treffen wij angst voor „de auto". Een oud vrouwtje was zelfs bang, dat ze met geweld in het rommelend monster gezet zou worden en toen de dames te lang aan hielden. deed ze gauw de deur van haar huisje toe, om later nog even nieuwsgierig door een kier, krachtdadig, neen. te schud den, zich veilig voelend in haar burght! Maar er zijn oudjes, die over de tachtig jaren de jeugd hebben weten te bewaken in hun hart: „ik ga graag mee, ik zal mijn bontjas aandoen, dan heb ik het niet koud, hèl" Blij als een klein kind met een koekje, strompelen ze door hun kamertje en ze kun nen den tijd tot Dinsdag bijna niet afwach ten. Sommige meenen, dat ze wat betalen moeten, om deel te mogen nemen aan de pret. en als ze hooren, dat het „voor niks is" dan putten zij zich uit in loftuitingen, wat bennen de menschen toch goed fe- genswoordig om an ons ouwe menschen nog te denken". Zij zitten te schuddebollen en de tande- looze kaken mummelen gezellig mee; zij zien „oud" zijn eensklaps als een voor recht en tegen den glunderen portier, die hen vertrouwelijk aanmoedigt en op den schouder klopt, zeggen zij voldaan: „nou hij is jaloersch hè. omdat ie nog te goed uit den weg kan!" Voor kleine dilemna's wordt het comité natuurlijk ook geplaatst, want soms volgde op de uitnoodigende uitroep: „ik gaan graag, maar mijn man moet ook mee!" Wat te doen als de man feitelijk nog te fiks was om ingedeeld te worden bij de oudjes. Gedeelde vreugde, is dubbele vreug de. Men ka nde teleurstelling die al over de gezichten zweemt niet weerstaan, en strijkt dan ook menigmaal de hand over het hart. al dreigt de boel hierdoor wel eens in de war te loopen, maar „vader" kreeg ook een briefje, dat hij om half twee klaar moest staan. Al heel gauw ging het nieuwtje „het hof" rend. „zeg. me man mag ook mee, eenig niet!" Vermoeden de autobezitters wel. dat zij alleen door de toezegging reeds een heerlijk verschiet van vooruitzichten geopend heb ben voor die oudjes, die reeds dagen te vo ren zich zitten verheugen op het auto tochtje, op de heerlijke builenlucht en dc zee bij Noordwijk en vooral op „er es uit te zijn". De ouden vinden het een voorrecht om oud te ^ijn maar is het niet heerlijker nog om nu pen aulo te bczillcn en honderd zestig oudjes gelukkig Ie kunnen maken? Zie over het vertrek onder Laatste Be richten Stadsnieuws. 3 OCTOBER-VEREENIGING. De plannen voor den optocht „Het Verkeer door alle tijden heen". Om kwart voor negen opende de heer W. van der Laan de vergadering met een wel komstwoord aan de afgevaardigden van ver- eenigingen en particulieren, die ondanks het heerlijke zomerweer blijk gaven van hun belangstelling voor de plannen der vereeni- ging en die gekomen waren om zich aan te melden voor deelname aan den optocht. Spr. gewaagde van het succes met de voorberei ding van de proef om bij de koraalmuziek ook een kinderkoor te laten zingen en ver telde met vreugde dat zich niet minder dan 1200 kinderen voor dezen zang hadden ge meld om onder leiding van den heer De Rook 't koor te vormen. Ook herinnerde spr. aan het plan om aan den vooravond van den dag van Leiden's Ontzet, Leiden's Strijd en Zegepraal per radio uil te zenden, om trent welk plan men in ons blad van giste ren reeds uitvoerige mededeelingen heeft kunnen lezen. Daarop gaf spr. het woord BINNENLAND. De heer H. Golijn weer lid van de Tweede Kamer. (Binnenland, 2e Blad). De uitspraak van 't proces der Veen dam mer Hypotheekbank is bepaald op 16 Juli, (Rechtzaken 2e Blad). Doodelijk vliegongeval bij Grave. (Ge mengd, le Blad). 3UITENLAND. De verdere pogingen tot redding der Italia- expeditie. (Builenl. en Tel., le Blad). De Zuid-Slavische parlement-moordenaar Rasjitsj is door zijn partij nitgezet. (Tel., le Blad). Een Britsche kruiser is gestrand. (Tel., le Blad). Een Nederlander vertelt over groote gruwelen in China. (Tel., le Blad). aan den heer Bernard de Koning, die eefl uiteenzetting gaf van het uitgewerkte plan voor het middagfeest. De heer De Koning noemde het een voor recht weer eens een beroep te mogen doen op vereenigingen en particulieren en spr. hoopte dat aller medewerking weer moge leiden tot een optocht, het feest van de her denking van Leiden's Ontzet in alle opzicht ten waardig. Daarna gaf spr. een opsomming van de wagens en groepen van den optocht. De eerste der vier praalwagens, waarmede de stoet wordt geopend zal symboliseeren Het Verkeer op aarde, te water en in de lucht, benevens de Kracht en de Beweging. Direct daarop volgt een Batavierenwagen, een Romeinsch Rijtuig uit de 4de eeuw en een Vaartuig uit de 5de eeuw. Hierachter volgt een Vorstelijk Rijtuig uit de 9de eeuw, waarachter zal aansluiten een Reiswagen met Patriciërs uit de 11de eeuw en een zeer voorname Reiswagen uit de 13de eeuw. De gedachten van den ontwerper van den op tocht den architect Jan de Quack zijn ook naar Indië uitgegaan, want achter deze groe pen volgt een Indische Palankijn voor een Vorst die weer gevolgd zal worden door een Siciliaansche kar uit de 16de eeuw. Een karos met edelen zal herinneren aan de 17e eeuw ten tijde van Stadhouder Willem III. Afwisseling zal er zeker genoeg zijn in dezen optocht, want behalve de reed9 ge noemde voertuigen volgt vervolgens een Arreslede uit de 18de eeuw (Louis XVI), een Boerenwagen eveneens uit die eeuw, voor stellende de Bruiloft van Kloris en Roosje en een Diligence uit den Empirefijd, de eerste Spoorwagen uit 1839, een Bokkenwa gen uit 184-5. een galarijtuig Tompouce (1853), een Limburgsche Kar (1860), een Kermiswagen met reizend Paardenspel, een Uit het Engelsch van BEN BOLT. 43) Neen, dat zou zeker de naam zijn, dien hij tegenwoordig in de allerlaatste plaats zou kiezen. Straks zal ik u den naam zeggen. In dit stadium van mijn verhaal zoudt u het nog niet gelooven. Het is ook ongelooflijk! Eerst moet u verder hooren. Nu vertelde hij in alle détails wat er op Rowand End gebeurd was. Hoe ze bij hun aankomst Nerica 'om genade hadden hoo ren smeeken; hoe Tracy plotseling Tony Berrington had herkend en ontdekt had, dat hij die Bébé was van Southwell's lijst. Waarachtig! viel de inspecteur hem in de rede. Nu begint het me duidelijker te worden Dat meisje wilde dus probeeren haar broer uit dien vreeselijken troep te bevrijden. Dat denk ik ook. Een andere reden kan er niet geweest zijn. Maar laat mij verder vertellen Hij gaf den inspecteur een overzicht van alles wat er verder was voorgevallen tot op het oogenblik dat zij tot de ontdekking wa ren gekomen dat Nerica was verdwenen; verder zijn eigen poging om haar terug te vinden, het verdwijnen van Shottelius, dien hij nog steeds Sleinmetz noemde en het ver- sche spoor <ïat Tracy volgde. Nul Jullie moogt allebei van geluk spreken, begon Lavers toen Dick klaar was. f— U weet hoe het met al die anderen ge gaan is. En, zooals ik u al zei, er is vandaag op de Yard een bericht uil Parijs gekomen. Gisteren heeft daar een Parijsche jonge man van aristocratische familie zelfmoord gepleegd. Hij heeft een bekentenis nagela ten dat hij een jaar of vier geleden een man in Mont-Marlre had vermoord, terwijl een jong Engelschman ten onreehten van dien moord was beschuldigd. Volgens het be richt moet die bekentenis nogal op een over spannen manier geschreven zijn; maar er stond één ding in, waardoor de ambtenaren van de „Surêlé" weer iets wijzer zijn ge worden; namelijk een P. S., dat veel te den ken geeft: „Vervloekt zij Dr. Steinmetz". Die is dus op de een of andere manier ook weer het slachtoffer van dien duivel ge worden en u weet wie die schurk is? Een en al spanning keek hij Singleton aan-, en deze knikte. Ja! Maar als ik u den naam zeg, ge looft u mij' toch niet. Niemand zal het ge looven. en toch Den naaml Zeg op! riep de inspec teur fel. Samuel Shottelius! Shottelius de millionair? Ja! Een oogenblik staarde Lavers den ander in stomme verbazing aan; toen riep hij: Shottelius! Als u nog eens wat weet! En hij barstte in een onbedaarlijk ongeloo- vig lachen uit. HOOFDSTUK XXXVI. Den heelen langen dag dien Nerica Ber rington doorbracht daar in de kamer met het uitzicht op de sombere, eenzame kust van Sol way, werd zij door folterende ge dachten gekweld. Nu eens dacht zij aan haar broer, en ze huiverde als zij zich de bedreigingen herinnerde van deft man wiens gevangene zij was; dan weer was zij in haar verbeelding bij Dick Singleton, die nu natuurlijk reeds lang wist dat zij vermist werd en zonder eenigen twijfel alles in het werk stelde om haar te vinden En zij vroeg zich af of dit hem gelukken zou, of er eenige mogelijkheid bestond dot hij haar op het spoor zou komen in dit afgelegen hoekje van Kirkcudbright. Toen ze aan de bedreigingen van Shotte lius dacht, hoopte ze bijna dat dit niet zou gebeuren. Ze was overtuigd dat, als Dick naar Craighdarrock kwam en in handen van den millionair viel, het slecht met hem zou afloopen. God behoede hem voor alle kwaad 1 fluisterde ze innig. Daarop keerden haar gedachten terug naar haar broeder. Waar was Tony? Ze had er geen vermoeden van maar blijkbaar was hij weggeloopen in pen wanhopige poging om zijn noodlottige ketenen le verbreken. Wat dit voor keienen waren, kon zij na de mededeelingen van Shottelius een weinig vermoedpn 01 Tony. Tony! kreunde ze, en be denkend dat zij zelf hier werd vastgehou den als lokvogel om hem weer in handen le krijgen, begon ze op middelen te zinnen om den millionair schaakmat te zetten. Als ze maar ontsnappen kon. dan kon ze misschien haar broer vinden; dan behoefde Dick niet naar dit verlaten oord te komen dat door zijn ligging zoo geschikt was voor geheime misdaden. Wanhopig berekende ze haar kansen. De deur was op slot, dus ont snappen langs dien weg was onmogelijk, en het raam was twee verdiepingen boven den grond. Opeens viel haar iets in en ze vloog naar het tralievenster. Ze stak haar hoofd naar buiten in de stroomenden regen en, omlaag kijkend, leefde er plotseling een nieuwe hoop in haar op. Vlak onder haar was de oude klimop. De takken slingerden in allerlei kronkelingen langs beide zijde van het raam. Toen zij als kleine robbedoes op Craighdarrock had gelogeerd, was ze er met Tony dikwijls in geklommen, en meer dan eens was zij dan door de tralies in deze kamer geklauterd. Als ze maar door het raam kon komen; zoo dra ze maar met de voeten op de dooreen- gegroeide takkpn stond, zou de rest gemak kelijk genoeg zijn. In enkele minuten zou ze naar bereden kunnen klimmen en daarna moest zij door regen en wind de hei nog over om de naaste boerderij te bereiken. Alles leek heel eenvoudig en het eenige wat ze noodig had was de duisternis, opdat niemand haar zou kunnen zien als ze naar beneden klom en het terrein over vluchtte. Ze nam het klimop nauwkeurig op en prentte zich den tak waar ze het gemakke lijkst langs zou kunnen gaan goed in het geheugen; daarna wachtte zij met nieuwe hoop in het hart en popelend van ongeduld, op het vallen van den avond. Tweemaal werd haar eten gebracht door een man dien zij niet kende, maar Shottelius verscheen niet meer en ook de vrouw van wie hij ge sproken had kwam niet opdagen. Eindelijk was de korte dag. die haar een eeuw toescheen, om. en toen het donker be gon te worden hield de regen op. Hel grijze oppervlak van de zee werd vager de lijnen van de kust verdwenen in nevelen en de velden tusschen hel huis en de baai werden door de vallende duisternis bedekt. Ze wachtte tot het volkomen doDker zou zijn en stond een eindje van het nu gesloten ven ster af, bang dat iemand haar zou zien en een vermoeden zou krijgen vaD wat zij van plan was. Uit een der benedenkamers klon ken steramen en af en toe hoorde ze iemand luid lachen; ook zag ze eenmaal een man die buiten heen en weer liep in den regen, maar wie dit was kon ze niet onderschei den. Eindelijk wa9 het geheel doDker. De zee was niet meer zichlbaar. ofschoon haar woest gebulder duidelijk te hooren was De velden waren in duisternis gehuld en be halve op één plaats waar door het raam van een der benedenkamers een helder licht schijnsel naar buiten viel, was het stikdon ker in den tuin. Op de teenen, opdat men haar beneden niet zou hooren, liep ze naar het raam. Een minuut stond ze stil, wachtend, luisterend. Er was geen geluid dan het bulderen van de zee en daar tusschen door een enkele maal het klagelijke geroep van een een^ zame zeevogel. Nu was het oogenblik geko men 1 Met behulp van een stoel klom ze in de vensterbank en liet zich zachtjes naar buiten glijden. Zich vasthoudend aan de sleenen vensterbank buiten aan het raam, met het bovendeel van haar lichaam nog binnen, de raamlijst, zocht ze met haar eenen voet den slevigen. bochtigen tak. Ze vond dien dadelijk, probeerde zorgvuldig of die sterk genoeg was, en vervolgens met bijna haar volle gewicht op den tak rus tend, zocht ze reeds naar den volgenden, lager neerhangenden. Opeens hoorde ze dat er een deur open ging, even later ving ze het zachte licht van een kaars op. dat door het traliehek scheen, waardoor ze juist was ontsnapt. Al haar overleg begaf haar Ze wist dat het nog maar een oogenblik zou duren en ze zou ontdekt zijnl Ze hoorde hoe een man een verbaasden vloek uitslootendaarop brulde hij naar beneden om de anderen te waarschuwen. Toen liep hij naar het raam, stak zijn hoofd door hel traliehek en tuurde in de duister nis naar builen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 1