DE LOTGEVALLEN VAN EEN CHEQUE Roodborstje in den pereboonij je bent een oolijk ventje; je ziet er uit, als kwam je zóó van mijn mooi Kerstmi sper ent je. Maar op dat plaatje ligt er sneeuw »-» dik zit je in veeren, terwijl je nu zoo vroolijk springt en zelfs wilt kwinkeleeren. Je tjilpt zoo blij en doet je best, als was j' een nachtegaaltje en bent zoo dankbaar voor de zon en voor je daag'lijksch maaltje. Vergeten is de sneeuw, de vorst, de honger in je maagje; je ziet nu enkel 't lente-feest en naar niets anders vraag jel Roodborstje in den pereboom, je bent mijn kameraadje en blij ben ik met je portret op mijn mooi Kerstmisplaatje 1 HERMANNA. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Tante Ilannie was bij ons gelogeerd en van alle tantes en ooms hadden wij haar het liefst in ons midden, omdat zij steeds weer nieuwe verhalen wist te vertellen, het ééne nog mooier dan het andere. We zon gen dan ook geen van allen het liedje van verlangen, (je hebt dat liedje, denk ik, ook wel eens gezongen en kent de wijs er van (heel goed) wanneer het bedklokje sloeg en Tante Hannie bij ons was. Want zoodra wij in ons bedje lagen, kwam Tante boven om ons de één of andere geschiedenis te vertellen. En die wilden we dolgraag hooren. Op zekeren avond lagen wij er dan ook weer vlug in en kwam Tante Hannie boven. Op een stoel tusschen onze twee bedjes in gezeten, begon zij dadelijk te vertellen: „Vanavond heet mijn verhaal „De Lot gevallen van een Chèque". Maar vóór ik verder gh, moeten jullie me eerst eens ver tellen, wat een chèque is." Ik was de jongste en kon het niet precies zeggen,, maar Hans antwoordde dadelijk: „Een papier, waarop je geld kunt krij gen." Tante Hannie glimlachte, zei, dat het dat wel zoowat was en ging voort: „Een paar jaar geleden moest Oom Nico, die toen nog in Den Haag woonde, een groote som gelds aan een vriend va,n hem in Amsterdam sturen. Daarom schreef hij een chèque, waarop het juiste bedrag vermeld stond. Op het vertoonen van dit papier zou zijn vriend deze som aan een bank uitbetaald krijgen. Hij stak de chèque met een begeleidend schrijven in een en velop, schreef het adres van zijn vriend, meneer de Berg, er op, voorzag het van een postzegel en legde dan brief bij eenige andere op een tafeltje met de bedoeling ze later naar de bus te brengen. Nauwelijks was Oom Nico hiermede klaar of er werd geklopt en een vriend van hem kwam binnen. De heeren zaten eerst wat te praten, maar toen de zon hen scheen uit te lachen, omdat zij met het mooie weer in huis zaten, besloten zij een wandeling te gaan maken. Oom Nico nam de brieven mee en liet ze in de eerste de beste brievenbus, waar zij langs kwamen, glijden. Al pratende merkte hij echter niet op, dat de brief, waarin de chèque zat, er niet bij was. Hij wist niet beter, of de bewuste brief was met de andere door hem op de bus gedaan. Toen hij na eenige dagen nog geen be richt van ontvangst gekregen had van zijn vriend, dien hij als zeer nauwkeurig in geldzaken kende, begon hij zich ongerust te maken. Hij schreef daarom een briefje aan meneer de Berg, waarin hij vroeg, of fleze soms ziek was, daar hij de ontvangst kVan de chèque niet aan Oom Nico had medegedeeld. Den volgenden dag kwam er een zeer verwonderd schrijven van meneer de Berg, die niets ontvangen had. Men stelde een onderzoek in bij de post, maar de brief met de chèque was weg en bleef weg. Goede raad was nu duur en Oom Nico zou er een lief ding voor gegeven hebben, als hij de w.are toedracht der zaak begreep en het geld terug had, dat hij inmiddels bij .een bank gestort had. Hij dacht niet. anders, of de chèque w|is In oneerlijke handen gekomen en de on rechtmatige eigenaar zou probeeren er geld op te krijgen. De Bank werd dus gewaarschuwd, er geen geld op uit te betalen, maar tot nu toe had niemand nog een poging aange wend om het geld te krijgen. De zaak was werkelijk hoogst raadsel achtig en er gingen verscheiden maanden yoorbij, zonder dat er eenig licht in kwam. Maar op zekeren dag het was intus- schen voorjaar geworden en de tuin werd omgespit kwam de tuinman bij Oom Nico in de kamer met een brief, die nog wel van een postzegel voorzien was, in de (hand. Hij gaf dien aan Oom en wat denken (jullie, dat deze op het envelop las? Het adres van zijm vriend, meneer de Berg! Haastig maakt Oom Nico den brief open en ja, waarlijk, daar haalde hij de chèque geheel ongeschonden er uitl „W waar heb je dien brief gevonden, Jansen?" vroeg Oom Nico hoogst ver baasd aan den tuinman. „Achter in den tuin, meneer, bij het perk, -vaar de begonia's gestaan hebben," luidde het antwoord. „Hij was heelemaal door het zand bedekt, maar kwam bij het spitten te voorschijn. Bent u hem al lang kwijt?" „Ja, al maanden en deze chèque" hij liet den tuinman nu het bewuste papier zien „is geld waard. Ik dacht niet an ders, of zij was in verkeerde handen geval len, maar hoe zij in den tuin terecht is gekomen, is mij een raadsel. Of zou 't soms zijn, dat de dief berouw kreeg en den brief ik had hem aan de achterzijde af- geteekend weer netjes dichtmaakte en aan mij terug bezorgde, al was de plaats van aflevering dan ook eenigszins zonder ling? Uit dit laatste zou ik opmaken, dat hij het 's nachts heeft gedaan om niet ge zien en dus licht betrapt te worden. Hoe het zij, het is nu louter toeval, dat we den brief teruggevonden hebben. Maar wat is dat? De postzegel is niet afgestempeld! Zou ik hem dan wel op de bus gedaan hebben? Ik geloof, dat ik iets van de ware toe dracht der zaak begin te begrijpen. We hadden in die dagen een jong hondje van mijn broer tijdens diens uitstedigheid te logeeren. 't Was een aardig dier, maar hij had één gebrek en dat was, dat hij alles, wat onder zijn bereik kwam, wegsleepte en verstopte. Zijn liefste bezigheid was de prullen uit de papiermand te halen en die op alle mogelijke en eek onmogelijke 1 plaatsen te verstoppen, ja, ze zelfs te begraven, wanneer hij daar kans toe zag. Eens bad hij een doosje met een arm- 0 E :i li 1 •a p band van mijn dochtertje bemachtigd, s a er mee den tuin ingerend en begroef onder het zand. Gelukkig stond ik ji i vóór één der ramen aan den achterki e! van ons huis en zag ik zijn euveldaad, u L dat wij het voorwerp weer konden ei graven. u< Nu denk ik, dat de bewuste brief fc schen de anderen uit gegleden is, ten ;e ik ze opnam van het tafeltje, dat y! v naast de prullemand staat en daarin ei recht gekomen is. Het hondje heeft d brief in de prullemand ontdekt, is er n e naar buiten gerend en heeft het ach 1(j in den tuin begraven. Zoo stel ik het mij althans voor en 1 zou mij al zeer sterk verwonderen, als de plahk missloeg. Wat ben ik blij. dat ik de chèque tel heb. Ik zal het eens gauw aan mijn vro en kinderen gaan vertellen. Maar eerst ik den eerlijken vinder beloonen." Oom Nico haalde nu zijn beurs te vc schijn en gaf Jansen een flinke belooni e Dat Jansen daarmee erg in zijn schik w e zal wel niemand verwonderen, evenni dat hij uitriep: „Dat 's een beste dag, meneer, een b beste dagl" !tl En daarmede was Oom Nico het geb eens. Eén ding nam hij zich echter ste he voor en wel, dat hij „den lastigen lö van zijn broer nooit meer te logeeren vrt 13 alvorens diens eigenaar hem stellig vei d keren kon, dat hij nu niet meer zu E domme streken uithaalde. Ook in de hondenwereld komt 't v ia stand niet vóór de jaren." i Zoo eindigde het verhaal van Ta Hannie. 'h arj 11 a, f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 16