DE LELIETJES DER DALEN. DE TREURWILG Rina had een aardig kamertje waar het erg licht en zonnig was. Midden in dat kamertje 9tond op een tafel een groote pot met lelietjes der dalen. Wat zagen die bloemen en fijn en leertjes uit en wat geurden ze heerlijk 1 - Geen wonder dat Rina er zoo veel van hield en er alle mogelijke zorg aan besteedde Alle dagen keek zij de plant héél secuur na of de bloemen wel alle zoo blank waren als ze behoorden te zijn en degenen die er niet erg frisch uit zagen en hier en daar Jeelijke vlekken begonnen te vertoon on. knipte ze voorzichtig af, want als die bleven zitten zouden ze al heel gauw de anderen aansteken en dan was de mooie pot in een Wip naar de maan. Ook de aarde waarin de lelietjes geplant waren hield ze goed op maat. Want als die te droog werd, stierven de bloemen van dorst, en gaf men ze al te veel water dan gingen van onderen de wortels rotten. Al weken lang stond nu die bloeiende pot op Rina's kamertje en werd al voller en geuriger. Toen gebeurde er iels wat ik jullie hier vertellen ga. Op zekeren middag toen zij weer naar gewoonte hare bloemen verzorgd had, hoorde ze buiten twee kinderstemmen klinken die blijkbaar met elkander in ge sprek waren: „Kijk een9 Hans, welk een mooie' bloemen daar in die aschbak liggen, hoe jammer!" „Ja An we halen ze er uit, hoor", zei de andere stem, die naar het scheen aan Han9 behoorde, ze zien er nu wel een beetje schrompelig uit, maar als we ze thuis in een kan met water zetten zul je zien dat ze heelemaal bij trekken, 't Is zoo heerlijk om bloemen te hebben 1" Rina had dien morgen zelf wat verlepte anjelieren weggedaan, en nu vermoedde ze dat deze de oogen der beide kinderen be koorden. Ze stak haar blonde kopje door het venster naar buiten, en nu zag zij daar be neden een armoedig gekleed jongetje en meisje, die over de aschbak gebogen stonden .en er de verwelkte anjelieren uit zochten. Rina voelde opeens een groot medelijden In zich opkomen. Wat waren het bleeke atumperdjes, en ze moesten zeker wel erg arm zijn, dat die'onfrissche bloemen ze aan trokken, want het was nu midden in don zomer en voor weinig geld kon je al zulke mooie koopen. Even dacht ze na. toen maakte ze een fcroot besluit: Zij nam haar mooie bloempot van de tafel en verliet daarmee haar kamer tje. Voetje voor voetje liep ze de trap af tot aan de vestibule, daar zette zij de pol voor zichtig in een hoekje neer en ging de huis kamer binnen waar moeder bezig was het linnengoed te verstellen. „Moes", vroeg Rina Vleiend, „mag ik mijn bloempot weg geven aan een paar arme kinderen die' veel van bloemen houden?" Moeder liet een oogenhlik heur naaiwerk rusten en keek haar meisje liefderijk aan: ,,'t Is mij goed, hoor kind", sprak zij op haar gewone lieve toon. „die bloempot is van je Zelf, en dus mag je er mee doen wat ge wilt" „0. dank u moederI" riep Rina verheugd, •n stapte naar de vestibule. Daar nam ze haar bloempot weder in den arm en liep er mee naar buiten. De kinderen waren juist op het punt om !heen te gaan, en toonden elkaar verrukt bun bosje verdroogde bloemen. „Dag An, dag Hans!" riep Rina hun ;yrooi ijk toe. De twee bleven verbluft slaan, hoe kon Idat vreemde, deftige meisje hun naam nu iWeten? Rina hielp ze uit den droom en vertelde wat ze daareven vanuit haar venster ge hoord en gezien had. „0 zoo", zei Hans parmantig, „ja, ziet u jongejuffrouw, wij hebben bijna nooit bloei- anen bij ons in huis, want moeder heeft geen geld om ze te koopen, dus zijn we al héél blij als we er een paar vinden; maar wat hebt u daar een mooie bloempot, voegde hij er in één adem aan toe. Anneke had haar neus al tusschen de fijne bloemetjes ge- «token, en snoof er de heerlijke geuren juit op. „Hè", zuchtte ze, „wat ruiken ze lekker!'* „Mag ik de pot even vast houden? Héél •ventjes maar", bedelde Hansje, en hij keek Rina smecker.d oaih Rina reikte hem door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. - Zeg, Treurwilg arme, oude boom, Wat is toch wel de reden, - Dat je zoo treurt? Je bladen, och, Die hangen naar beneden 1 - Waarom ben jij niet vroolijk, blij, En moet je altijd treuren? -Kun jij je takken nu eens niet Heel even hooger beuren? Jong baasje, 'k vind het onbelee Mij, grijsaard, uit te vragen. 'k Zou zeggen: Kijk, ik moet n£a Maar heel geduldig dragen. En wilde ik ook net zoo graag 't Vertellen, als jij t r— 't Is mij een raadsel, ofzoi Dat 'k Tr e u r w i 1 g steeds irw 1 lachend haar bloempot over. „Daar Hans", zei ze, „en nu hoef je haar niet meer terug te geven. Je'lui moogt ze altijd houden hoor, het is zoo naar om geen bloemen in huis te hebben. „Wa-at?" vroegen Hans en Anneke onge- loovig. „Ze is voor jullie tweëen", zei Rina nog maals, en er lichtte even iets héél moois in haar blauwe kijkers. „Dank je lietf meisje", juichte Hans terwijl hij haar hand greep en die stevig drukte, „o Anneke, nu hebben we den heelen zomer bloemen in huis!" Anneke vloog op haar kleine weldoenster toe, en kuste haar op het voorhoofd. H«t was nu veertien dagen geleden sinds Rina haar mooie bloempot aan Hans en Anneke had gegeven, en ze voelde er nog in t geheel geen spijt over. Haar kamertje zag er nog vriendelijk uit, al ontbraken er de leöietjes, want in plaats daarvan hadden er aldoor rozen ge staan, die kocht moeder eeregeld aan de deur en dan kreeg Rina de mooiste welke er bij waren. ..Oef. wat is het warm!" hijgde Rina op zekeren dag toen zij weder in haar gezellig kamertje zat, „ik ben ten minste blij dat mijn huiswerk af is; nu gauw de schriften opgeruimd en dan naar benedenI" „Eén-twee-drie". De schriften lagen netjes in haar werkkast, zonder één vouwtje of kreukje, maar voor zij haar kamertje ver liet, wilde ze eerst nog wat frissche lucht scheppen. Ze sloe's daarom haar venster open en tuurde zoo een tijdje naar buiten in de stille straat. Wat was dat nu?Daar kwamen zoo waar Hans en Anneke aan. en Hans droeg de pot met lelietjes voor zich uit. Och heer, ■yawli dg takjes leelijk gedund c-a ,d£ lij Ie il bloemen die er nog aan zaten ware 't niet zoo frisch meer als voor twee w Hans en Anneke schenen ook in efm drietige stemming te zijn, want ze zoo langzaam en lieten het hoold Daar wilde Rina de oorzaak van w$i{ een oogwenk was ze buiten en liep tweetal toe. .Anneke en Hansje, wat scheelt e vroeg zij deelnemend, „en wat is er bloemen gebeurd I" Anneke keek haar droevig aan, twee tranen langs beur bleeke w^n vielen. „Och jongejutfrouw, sprak Hans paar malen geslikt te hebben,ifoi de bloemen maar weer terug neme bij ons in huis gaan ze toch dood. r ben er geen zon ziet u. „Het spijt de lelietjes zoo uitgevallen zijn re kunnen het heusch niet helpen, Anneke er bij met trillend stemmelj „Geen zon", riep Rina ontzet, er dan in jelui heele huis geen plet de zon komt?" „Bijna nooit," antwoordde Hans men hebben zon noodig, zegt mosflir „Och och", zuchtte Rina, en meewarig met haar hoofdje. Ze vr kinderen om even in de vestibule t< en ging zelf naar de huiskamer waar alweer aan 't naaien was. „Wat is er kind?" vroeg moes „ge ziet er zoo triestig uit!" Rina vertelde nu van arm Anemie Hansje die geen bloemen konden omdat er bij hun thuis geen zon i 1 „Och, wat is dat zielig", sprak o 91 van der Heiden, „laat die twee ee binnen komen, ik zou wel eens wille lai of daar nu heelemaal niets op te vir Rina nam de pot aan van Hans, e|m hem toen met zijn zusje naar bil" Ze deden eerst erg verlegen, nu u n „fa hi ills

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 14