STAAT EN MAATSCHAPPIJ IN PALESTINA. UIT ONZE STAATSMACHINE INDISCHE KRONIEK. Ïïlacmatcgcn ij 'fyo&ktow^AhMfe'tJziefvd. irmster. der armen er ook onder, zooals de ^vinders geen verschil maken in gods- uenst. politiek of stand. l?at kranig werd tijdens de oefening op hel mooie Margarethen-eiland helaas ook tl weer gedeeltelijk onder een flinke bui op groote. vlug aangedragen tafels het deeg eerold. Hoe onberispelijk waren de eerste- hülp-bij-ongelukken oefeningen en wat 'n hoeratje ging er op. toen een ..troep" van landmeisjes, die in het padvindsterverband toch hun eigen kleedmg hebben mogen be houden, het eerste met een brancard ge- ited was en het zwaarverwonde „slacht offer" langs de stampvolle tribunes werd gedragen, terwijl aan alle kanten haar wijd- uitstaande witte jurk uit de geïmproviseerde brancard" uitpuilde. Maar naast al dit efchte vrouwenwerk etaat de lichamelijke training en de prach tige geestelijke discipline. We hebben van een paar honderd meisjes mde-oefeningen gezien in een zóó gelijk rhythme, en onder moeilijke omstandig heden op een al half doorregen doorweekten bodem uitgevoerd, dat er maar één roep over was. En hoe dolgraag zou ik onze Üederlandsche meisjes en de beginnende padvindsters in overzeesch Nederland heb ben willen laten meegenieten van dat schit terend schouwspel: de opmarsch van 2000 meisjes met haar kleurige' vaandels en de volmaakte tucht waaraan ze zich op zulke oogenblikken weten te onderwerpen en vaar zonder iedere padvinderij onif is. de troon van eenheid mist, of als ik het eens huiselijk mag uitdrukken 'n i zonder punt lijkt, 'n letter die wel niemand voor 'n a of n' b zal verslijten, waar die slordig is «ergéschreven in het Boek van ons modern gemeenschapsleven. De Hongaarsche padvindsters weten het titer. Zij. kinderen van 'n rampzalig ver armd volk. hebben den ridderlijken geest tehouden die geen half werk dulden kan. Maar hoe heeft, als blijk van waardeering, hel land dan ook met hen meegeleefd! Gou verneur Horthy en de hier zéér geliefde aartsherlog dr. Joseph Franz hebben mèt ilen chief scout en de chief guide de inspee lt1 gehouden en met werkelijk grenzelooze toewijding heeft de jonge aartshertog, wiens rrotiw de beschermvrouwe van de meisjes is en die. evenals de Engelsche prinses Mary 't padvindstersuniform draagt, zich ook aan te wereldconferentie gewijd. Want aarts- hertogin Anna had net 'n baby gekregen en as aan den avond van ons vertrek zal ze ns persoonlijk kunnen begroeten. Nu nam lij het voor haar waar en wat was de be- ingstelling prettig, waarmee hij op 'n thee rijnen huize naar de studies van Prinses uüana informeerde en het heldere ver- land onzer Koningin prees, dat ons land in im wereldoorlog zoo te stade is gekomen. )ver de algemeene dankbaarheid, om wat (ederland voor de kinderen hier deed. zwijg imaar, die was soms werkelijk benauwend, [il van oud-pleegkinderen heb ik ontmoet. L» nog voortreffelijk onze taal spreken en is zelfs een geregeld leesclubje, waar men st geleerde bijhoudt. Hoe velen correspon deren nog regelmatig met hun vroegers etgoiiders! En wie dat niet doen zenden mgs dezen weg nog eens hun hartelijke rotten. W. WIJNAENDTS FRANCKEN— DYSERINCK. Op verzoek van de Zionistische Executieve heeft Emile Vander- velde kort geleden een bezoek gebracht aan Palestina. Gedu rende zjjn verblijf aldaar heeft hij gelegenheid gehad rijk gedo cumenteerd materiaal over den nationalen geboortegrond van het Jodendom en zjjn pogingen tot landbouw-kolonisatie te ver zamelen. In het volgend artikel geeft hij zjjn algemeenen indruk weer, daarbij uitdrukkelijk wij zend op de onvolledigheid en het voorloopig karakter. Niet zelden wordt België als het land B probeersels aangeduid, als een soort Moratorium voor experimenteele sociologie 'tl teel wat meer reden zou men hetzelfde jMen zeggen en meer speciaal van het ffltistische Palestina. Onder den invlood 's het Zionisme kan men hier inderdaad *al sedert den oorlog, een reeks pro- wtsoU waarnemen, die verband houden de moeilijkste en ingewikkeldste pro- van het politieke en sociale leven. noemen onder meer het ongelooflijk SfHe herstel van een taal, die iedereen 'w dood hield, n.l. de hebreeuwsche 5 die inderdaad ook zoo dood was als 4'. het etruskisch of het sanskriet; verder tsrugkeeren van een volk tot den land •w, dat eenwen lang door wettelijke ver- ndee daaraan wa3 ontwend; het bevolken 'n een kolonie zonder de inwoners te 'tooien of weg te jagen; de grootsche Ijjjrog tot landbouw-collectivisme; en ten het streven om een in hoofdzaak 'i Rusland gekomen proletariaat zich te aanpassen aan geheel nieuwe politieke 1 economische levensvoorwaarden. deze pogingeD zijn nog in vollen JJ8 tan voorspellingen zal ik mij voor eogenbük allerminst wagen. Iedereen wel de belangrijkheid van de reeds •akte resultaten constateeren. In 't midden Eï01ige eeuw waren er in Palestina ongev, A Joden. Tegenwoordig zijn er 160.000 mtonder zich de groote stroom bevindt "en, die uit verschillende landen voor foms zjjn gevlucht en die de Vereenig- 'Wen voor zich gesloten vinden. Tusschen nieuw aangekomenen van alle moge nationaliteit en de Jeruzalerasche Joden, °f' den Sabbatb hun hoofd tegen den der klachten" drukken, bestond geon Jaa geen godsdienstige band; hierann 'oor het invoeren van een gemeenschap- i'rJaal worden tegemoet gekomen, en j Se'ukt. Het uit de synagogen ®j> dag gehaalde hebreeuwsch is in "Weid de algemeens omgangstaal ge worden van alle Joden, die Palestina be wonen. De terugkeer tot den landbouw moet men zich natuurlijk niet volkomen denken. Niet tegenstaande alles bestaat het grootste ge deelt der palestijnsohe Joden uit arbeidere en kleine kooplieden, d.i. uit stedelingen, en Tel Aviv, de eenige uitsluitend Joodsche stad ter wereld, telt alleen 40.000 inwoners. Met alle beschikbare middelen tracht even wel de zionistische organisatie haar aan hangers tot den landbouw te brengen en het is aangrijpend wanneer men zich de 9000 pioniers (Haluzim) voor oogen stelt, jenge mannen en vrouwen, waaronder ver scheidene intellectueelen, die op harde benden slapen en in tijdelijke barakken wo Ben, op de landwegen steenen kloppen, in de .orangerieën als daglooners werken en hnn studiën op landbouwscholen ten einde brengen in de hoop na afloop van nun proeftijd als vrije arbeider in de zionistische kolonies te worden opgenomen. Voor het overige zijn thans reeds meer dan 30.000 Joden in den landbouw werkzaam en volgens het kolonisatieplan verwacht men het dubbele van dit getal binnen de eerste tien jaren. Maar ook hier moet men de feitelijke resultaten afwachten. In tegenstelling met wat in andere koloniën geschiedt, hebben de Zionisten noch den wensch, noch de macht de Arabieren te verdrijven van de landerijen, die zij bebouwen. Om de nieuwe kolonies te stichten bestaat voor de beide zionistische fondsen: Keren Keyemeth, dat de landerijen koopt en Keren Hayessod, dat huizen en vee betaalt, geen andere mogelijkheid dan ongelooflijk hooge prijzen te besteden of onbebouwd land met groote kosten te ontginnen en te draineeren. Toch nemen de Joden den Arabieren niets af; integendeel, zij geven hun een voorbeeld, waarvan het nut reeds thans blijkt. Trots deze belemmeringen bezitten de zionisten in de vlakten van Saron en Esdrelon en rondom het meer van Tiberias reeds een uitgestrekt gebied, waarop de proef ge nomen wordt met een collectieve landbe- bcuwing, waarvan wij hierboven spraken. Enkele van deze landbouwkoloniën, die zich van Haifa tot het gebied van Tiberias uitstrekken, staan op betrekkelijk indivi- dualistischen grondslag, andere op radicaal communistischen, die zelfs tot een collec tieve opvoeding der kinderen gaat. Allen vertoonen echter drie kenteekenen, die een minimum van collectivisme inhouden: grond en bodem behooren niet aan hen, die ze bebouwen, maar aan de zionistische gemeen schap; de kolonisten maken geen gebruik van den arbeid van anderen als daglooners; ook wanneer zij zich voorgoed hebben ge vestigd, blijven zij behooren tot de algemeene arbeids-broederschap en de daartoe behoo- rende coöperatieve instellingen. Er, hiermede komen wij tot het wel niet kunstmatige, maar toch geheel ongewone van de zionistische proeven, van hun ver schillende gezichtspunten uit bezien. In een land, waar het kapitalisme amper bestaat; waar middeleeuwsche toestanden nog bijna onveranderd voortbestaan, heeft zich ge durende tien jaar een waar leger van pro letariërs neergelaten volkomen bewust van hun klassebelangen en vastbesloten tot handhaving van hun Europeeschen "levens standaard, die zich opmaken, opgegroeid als zij in hoofdzaak zjjn onder de Russische re volutie, de stoutste en koenste sociale doel einden te verwezenlijken. Deze arbeiders, dio er zich niet mede tevreden stellen, tot de twintigste eeuw te behooren, plaatsen zich op gelijke lijn niet een ander prolitariaat, dat nog in de 14de eeuw leeft, met een volk van Fellahs die voor hongerloonen werken in de steen groeven der Elfendis. 't Is voldoende de feilen te noemen oen de moeilijkheden vooruit te zien, die zich zullen voordoen. Do van ouds gevestigde Arabisohemaatschappij, in alle op zichten vasthoudend aan traditie en gods dienst, ziet niet zonder zorg deze nieuwe v. erelri naast zich ontstaan, die ultra moderne ideeën, methoden en begrippen in het land brengt. De arbeiders-inboorlingen zijn niet vijandig gezind en willen niets liever dan ook een acht-urendag in plaats van een twaalf-urigen werkdag, bij een loon van 16 in plaats van 10 piasters. De Effendis echter staan er vijandig tegenover; hun conserva tisme voelt zich belaagd en zij trachten een nationalen geest te wekken, die zich door de Joden bedreigd waant en men zou ds toekomst met eenige zorg tegemoet moeien zien, wanneer niet van den kant der zionisten de overtuiging zich baan brak, dat tusscben Joden en Arabieren geen andere oplossing mogelp is dat een voor beide partijen voordeelig samenwerken. Op het oogenblik, dat ik deze regelen schrijf k°mt het bericht, dat in Jaffa ou- lusleD dreigen uit te breken en dat zelfs in Jeruzalem alle zaken ten teeken van protest zijn gesloten. Dit protest is echter niet gericht tegen de Joden, maar tegen het Zendingscongres, dat in Palestina wordt gehouden. De geloofsstrijd tusschen Ara bieren en Christenen duurt onverminderd voort. Tusschen Arabieren en Joden bestaat daarentegen de saamhoorigheid van het ras, die misschien een verzoening tusschen de beide elementen vergemakkelijkt. In 't be lang van beide partijen moet men dit in ieder geval hopen. WIJZIGING ONGEVALLENWET 1921. Twee verschillende wetsontwerpen tot wij ziging der Ongevallenwet-1921 zjjn onlangs door de Tweede Kamer behandeld en aan genomen, gedurende welke behandeling de ontwerpen wijzigingen hebben ondergaan. Eén wetsontwerp strekte tot gelijkstelling van een aantal beroepsziekten met bedrijfs ongevallen; het andere betrof de wettelpe erkenning van bet Fabrieksartsen-instituut en de regeling van de gevolgen dier erken ning ten aanzien van de administratieve uit voering der Ongevallenwet. De indiening van het laatste wetsontwerp vloeide voort uit het verslag, uitgebracht door de Commissie-Nolens, ingesteld tot onderzoek van het instituut-Fabrieksarts, aan welk verslag we tut goed begrip der kwestie nier iets ontleenen. De praktijk der Onge vallenwet had geleerd, dat in deze materie een nadere regeling gewenscht wa3. De Ongevallenwet-1921 geeft toch den door een ongeval getroffen arbeider aanspraak op bepaalde geldelijke schadeloosstellingen en op genees- en heelkundige behandeling voor rekening van de Rijksverzekeringsbank (R. V. b.) Deze behandeling nu wordt onder scheiden in de eerste hulp na het ongeval an de verdere behandeling. De Ongevallen wet schrijft voor, dat de werkgever ver plicht i3 te zorgen, dat, zoodra de gevolgen van een ongeval de hulp van een genees kundige noodig maken, die hulp ook inder daad ingeroepen wordt. De verdere ge neeskundige behandeling geschiedt door dien geneesheer, dien de getroffene kiest uit de lijst der geneeskundigen, welke zich bereid verklaard hebben voor rekening der R.V.B. de behandeling te verleenen. De werkgever is verplicht om van het geval aangifte te doen binnen 24 uur n3 het verleenen uer geneeskundige hulp en in alle gèvallon binnen 2 maal 24 nur, nadat de gevolgen van het ongeval de geneeskundige hulp noodig maken. Dns luidt de wet. Reeds spoedig bleek echter, dat dit voorschrift tot moeilijkheden aanleiding gaf. Immers aan verschillende ondernemingen waren of werden verband- kamers verbonden, waar aan een door een een ongeval getroffen arbeider de eerste hulp werd verleend. Kleine gevallen, die geen verdere behandeling vereischten, kwamen dan niet ter kennis van de R.V.B. De grens tusschen de eerste hulpverleening en de verdere behandeling verflauwde, temeer, toen verschillende ondernemingen door haar be zoldigde geneesheeren in dienst namen, die niet slechts voor eerste hulpverloening, maar ook voor de verdere geneeskundige behan deling beschikbaar waren. De aangifte van het ongeval bleef noodzakelijk, vooral wan neer arbeidsongeschiktheid van langer dan twee dagen geldelijke schadeloosstelling van wege de R.V.B. mogelijk maakte, maar toen verschillende ondernemingen er toe overgingen om zelf gedurende den eersten tijd der arbeidsongeschiktheid de geldelijke schadeloosstelling uit te betalen, oleef de aangifte vaak geheel achterwege, ook al duurde de arbeidsongeschiktheid langer. Eén en ander is in strijd met de wet, terwijl bovendien de aanwezigheid van een fabrieks- arts afbreuk deed aan de vrije artsenkeus en in de hand werkte, dat, indien de ge volgen van het ongeval na zekeren tijd ern stiger bleken dan voorzien was, de ge troffene zijn recht op schadeloosstelling vanwege de R.V.B. verjaard zag. Tegenover deze nadeelen stonden echter ook voordeelen. Het feit, dat een fabrieks- arts aanwezig is, die zich geheel aan de ongevalsverzorging kan wijden, bevordert een goede verzorging van den arbeider, mede door zijn kennis van het bedrijf en van de bepaalde bedrijfsongevallen. De afdoening van kleine ongevallen buiten de R.V.B. om beperkt den admipistratieven rompslomp. Zoo had zich erf praktijk ontwikkeld, die noch voor den werkgever, noch voor den werk nemer ongunstig was, maar die was niet conform de wet. Het aangenomen wetsont werp treedt nu regelend in deze materie op. Het stelt de voorwaarden vast voor de erkenning van een geneeskundigen dienst aan één of meer ondernemingen, het regelt de gevolgen dier erkenning met betrekking tot den werkgever en het bevat voorzienin gen ter waarborging van de rechten en de belangen der verzekerden. Om te worden toegelaten ais geneeskun dige dienst voor één of meer in elkanders nabijheid gelegen ondernemingen, is noodig, dat die dienst door bet bestuur der R.V.B. wordt bevonden als volkomen voldoende aan do bij de wet gestelde eisohen en inge richt ten genoege van het bestuur. Volgens ae memorie van toelichting wordt onder één en ander verstaan, dat de dienst toegerust is met voor hun taak berekende personen en voorzien van de stoffelijke hulpmiddelen, waarover naar den stand der wetenschap kan worden beschikt. De wet geeft niet alle criteria, waaraan zulk een dienst moet voldoen. Zfj noemt twee alge meene bepalingen en endosseert de erken ning verder aan het bestuur der R.V.B. De twee bepalingen zjjn: De dienst moet Btaan onder de zehstandige leiding van een geneeskundige, die bezitten most de bevoegd heid volgens deze wet. Daardoor wordt de zekerheid verkregen, dat de geneeskundi ge^ aan dienst verbonden is (zijn) de ge neeskundige praktjjk hier te lande uit te oefenen en de R.V.B. tegen zijn (hun) op treden als behandelend geneesheer geen bezwaren heeft. Bovendien moet de labrieks- arts, hetzij voortdurend, hetzij althans op geregelde tijden, in de onderneming aan wezig zijn en bij afwezigheid gemakkelijk zijn te bereiken. Wat deze wijziging, thans door de Tweede Kamer aangenomen, verder zegt, deelen we een volgend maal mede. door D. BAUDUIN. Door wie en hoe wordt in Ned.- Indië recht gesproken. Hel dualisme in de rechtspraak. Westersche theorie en Oostersch begrip. Van poreuze gevange nissen, keltingberen en de moor denares, die eelt heldin werd. Waar wij nu langzamerhand de Indische maatschappij wat meer in haar groote lij nen gaan bekijken, valt het een en ander aan wetenswaardigs over rechtspraak po litie en gevangeniswezen binnen het kader. In elke geordende maatschappij kan men nu eenmaal niet buiten deze attributen van het staatsgezag en ook in de moderne Indische maatschappij niet haar verschil lende bevolkingselementen kunnen zij min der dan waar ook worden gemist. Intus- schen zijn juist die verschillende bevol- kings-elementen van oudsher aanleiding geweest tot tal van moeilijkheden op dit gebied, zoowel in de theorie als in de prak tijk en het zou hoe vee! er ook in de jaatste kwart eeuw moge verbeterd zijn, niet met de waarheid strooien, indien wij beweer den, dat nu reeds een ideale toestand is bereikt, ol zells ook maar. dat alle ver anderingen inderdaad verbeteringen zijn gebleken. Daar is in de eerste plaats de rechtspraak om dit duidelijk te demonstreeren. Het zou te ver voeren en hier is het ook niet de plaats om uitvoerig de ontwikkeling van het recht in onze overzeesche bezittingen uiteen te zetten. Ik zal daarom slechts de voornaamste moeilijkheden en de voornaam ste veranderingen in het kort aangeven. Oorspronkelijk bracht het verschil in land aard ook mede verschil in rechtsbedoeling Er zijn in Ned.-Indië drie groepen, de Europeanen en daarmee gelijkgestelden, zooals bijv. de Japanners; de inheemsche bevolking en de vreemde Oosterlingen, waarover ik in een vorige Kroniek reeds het een en ander heb verteld. Voor deze groepen bestond en bestaat ten deele drieërlei rechtspraak, de gouvernements rechtspraak, de godsdienstige reohtspraak en de inheemsche rechtspraak, de tweede wel te verstaan alleen voor de niet-Euro- peanen, de derde alleen voor de inlanders. De beide laatste vormen van rechtspraak zijn van ondergeschikt belang en ik zal er slechts eenige woorden aan wijden. De godsdienstige rechtspraak betreft voorname lijk een zeer beperkte jurisdictie van som mige inlandsche priesterraden, die boven dien zeer vaag omschreven is, zoodat de vaste gewoonte bestaat om hun laak lang zamerhand geheel aan den landraad over te dragen. De inheemsche rechtspraak be staat nog in zelfbesturende landschappen en in het rechtstreeks bestuurd gebied dat in het genot van een eigen rechtspraak werd gelaten. Dit is voomamelij wat men noemt a d a t-rechtspraak, gebaseerd op de onde inlandsche adat, d.i. inlandsche zeden en rechtsgewoonten. Overigens beschouwt de bevolking, die in het „genot" dier eigen rechtspraak werd gelaten, dit over het al gemeen allerminst als een onverdeeld ge not. Hoe langer hoe meer gaan er onder die bevolking stemmen op om dit genot te verruilen met onze gouvernementeele rechtspraak. Rest nu de eerste en bij verre de belang rijkste rechtsbedoeling, de gouvernemen teele. In deze heerscht een sterk uitgespro ken dualisme, namelijk de rechtsbedeeling voor Europeanen en daarmee gelijkgestelden en die voor inlanders. Over Europeanen wordt recht gesproken door bevoegde rechters, d.w.z. die in Neder land in de rechten zijn gepromoveerd. Het hoogste rechtscollege is het Hooggerechtshof van Nederlandsch-Indië. De gewone recht banken voor Europeanen zijn de Raden van Justitie, waarvan er zes in Indië zijn, n.l. te Batavia. Semarang. Padang, Makassar en Medan. Ter hoofdplaatse van de ver schillende gewesten vindt men Residentie gerechten. bestaande uit een Residrfctie- rechter en een griffier. Op Java en MadotTa moet de Residentierechter een gepromoveerd jurist zijn op de buitenbeziltingen is hij meestal een ambtenaar van het Burgerlijk Bestuur. De Residentierechter behandelt kleine burgerlijke eesehillen en kleine straf zaken. Van de Raden van Justitie' is hooger beroep mogelijk bij het Hooggerechtshof. Voor inlanders heeft men naast de districts- en regentschapsgerechten, die slechts een zeer beperkte bevoegdheid in civiele en strafzaken bezitten,'den land raad als gewonen rechter voor burger lijke en strafzaken en den politie-rechler (resident of assistent-resident, in de buiten gewesten magistraat), voor overtredingen, de Raden van Justitie als appèlrechter en het Hof als cassatie-rechter. De landraad, de gewone inlandsche rechtbank derhalve bestaat uit een Euro- peesch rechterlijk ambtenaar als voorzitter, en als leden een grooter of kleiner aanfal inlandsche hoofden. Als inlandsch Officier van Justitie is een djaksa aanwezig, terwijl een adviseur inlichtingen geeft omtrent het adat-recht. Voor de vreemde Oosterlingen staan de zaken nog ietwat anders, inzonderheid voor hun grootste groep, de chineezen. De be rechting van burgerlijke zaken voor vreemde Oosterlingen geschiedt door den Europee schen rechter, het Residentiegerecht en den Raad van Justitie. In strafzaken echter komt de Chinees evenals de inlander in eerste instantie nog immer voor den land raad. Welk recht wordt er nu toegepast? Voor Europeanen en vreemde Oosterlingen in burgerlijke zaken het Europeesche Burger lijk Wetboek. Voor de inlanders het adat- recht. De naam van den Leidschen hoog leeraar van Vollenhoven is aan het in ruimere mate bekend maken en uitpluizen en dus ook toepassen van het adat-recht verbonden. Voor alle bevolkingsgroepen van Ned.-Indiê. dus ook voor de inlanders, is op 1 Januari 1918 ingevoerd het Euro peesche Strafwetboek echter met behoud van de doodstraf. Dit alles is niet zonder strubbelingen ge gaan. Zoo geldt bijvoorbeeld niet alles van ons B. W. ook voor Indië. De nieuwe kin- dcrwetgeving, de nieuwe arbeidswetgeving zijn in Indië nog niet ingevoerd. Ook voor de Chineezen wordt in bepaalde gevallen van ons B. W. afgeweken. Over de keuze tusschen adat-recht en een naar behoefteu gewijzigd Nederlandsch B. W. voor de inlanders heeft jarenlang een hevige strijd bestaan, die nog niet tot resultaten heeft geleid, zoodat het adat-recht gehandhaafd bleef. In het algemeen gelden populair gezegd twee meeningen, óók voor het Indische strafrecht. Een machtig groep streeft naar invoering van onze. zij het dan ook hier en daar gewijzigde Nederlandsche wetboeken voor geheel Ned.-Indië, met uitsluitend bevoegde Europeesche rechters als recht sprekende ambtenaren, een andere niet minder deskundige groep is van meening, dat men het volk zooveel mogelijk zijn eigen recht moet laten hetgeen meebrengt, dat ook voor een deel zooals bij de land raden de inheemsche rechtsprekenden ge>- handhaafd blijven. Deze zelfde groep koestert ten aanzien van het voor de inlanders reeds ingevoerde Europeesche strafrecht de meening. dat dit in zijn werking geen onverdeeld gunstige resultaten heeft opgeleverd. Inderdaad is RECLAME. 35 JAAR BEPROEFD 6314 voor dit laatste standpunt niet weinig te zeggen. De inlander heeft ais Oosterling nu eenmaal een geheel andere mentaliteit dan de Westerling. Wat in onze oogen immo reel is, lijkt hem dikwijls geoorloofd dan wel een pekelzondetje. Wat voor onze Wes tersche mentaliteit een straf beteekent, is voor hem vaak niet meer dan een verzetje. Zoo bijvoorbeeld de gevangenisstraf van niet al te langen duur. In de gevangenis krijgt Kromo goed eten, kan hij zijn strootje rooken, op gezette tijden zijn vrouw ont vangen en.... behoeft niets uit te voe ren. Deze combinatie van heerlijkheden is zoowat het ideaal, dat de gemiddelde bruine broeder zich van het leven voorstelt. Waar om zou hij dan beducht zijn voor gevange nisstraf! Bovendien hebben de Indische ge vangenissen een bijzondere eigenschap; zij' zijn zeer poreus. Wie hel om een of andere reden mocht gaan vervelen, heeft altijd wel een redelijke kans om te ecniger lijd zijn biezen te kunnen pakken en dat gebeurt in het schoone Insulinde dan ook dagelijks. Soms ook valt den ontsnapten bewoner het leven in de kille maatschappij niet erg mee en keert hij deemoedig weer terug om de rest van zijn straf uit te zitten. De inlander mag slechts voor een korten tijd met hechtenis in den engeren zin des woords worden gestraft. Boven een zeker maximum wordt zijn straf automatisch ver anderd in gedwongen arbeid, met een veel te hard woord aangeduid als dwangarbeid. Deze dwangarbeiders heeten in gemeen zame taal ook wel „kettingberen". Alleen de bepaald gevaarlijken liggen tijdens transporten aan den ketting. In de Indische steden kan men daarentegen herhaaldelijk troepjes geheel los loopende dwangarbei ders tegen komen, die onder vroolijken kout en strootjes ronkende naar ot van het ter rein hunner werkzaamheden worden ge transporteerd, onder de uitsluitende bewa king van een meestal totaal aflandschen ouden mandoer, die alleen gewapend met een rietje, een pas of twintig achter zijn geboefte aansloft. Het is bijna onnoodig te zeggen, dat de gemiddelde inlander van onze westersche rechtspleging geen jota begrijpt. Is hij schul dig, dan zal hij zoo lang mogelijk ontken nen, valt hij door do mand, dan accepteert' hij zijn straf als de natuurlijkste zaak ter wereld en maakt zich inwendig vroolijk over onze lankmoedige straffen, zooals de gevangenisstraf, waarover ik hierboven schreef. Hij immers is van de rechtsbedee ling zijner eigen soort over soort heel wat anders gewend, hetzij uit eigen ervaring, hetzij uit overlevering. Van het hoofdstuk van den bewijslast heeft hij derhalve ook niet hot flauwste be grip. Is hij van schuld overtuigd, heelt hij zijn schuld bekend, dan is het hem verder totaal onbegrijpelijk, dat de westerling nog verder bewijs noodig heeft om hem te kun nen straften en hem bij' gebreke daarvan weer vrij laat Hij beschouwt dit dan als een uiting van lafheid of vrees der overheid en de kwade geesten, die nu sinds jaar en dag de inlandsche bevolking tegen ons ge zag opstoken, laten dergelijke gebeurtenis sen dan ook niet ongebruikt bij hun propa ganda. Zoo was wel een der grootste fou ten, die ooit in Indië werden gemaakt, dat men indertijd den bekenden volksleider Tjokro Aminoto wegens zijn aandeel in de Garoet-affairc bijna een jaar in preventieve hechtenis hield en hem daarop overeen komstig de regelen van den westerschen bewijslast wegens gebrek aan bewijs vrij sprak. De bevolking beschouwde hem daarop als een nationalen held en het ge beurde als een uiting van vrees der over heid. Uit mijn persoonlijke ervaring haal ik aan het geding tegen een inlandsche vrouw in het Garoetsche, die een Europeesch as sistent met rattenkruid had vergiftigd. Zij zelf bekende volmondig het misdrijf, de diverse getuigenissen stelden bovendien haar schuld onomstootelijk vast De land raad veroordeelde haar ter dood. Toen maakten de extremistische elementen zich' van het geval meester en wisten een revi sie van het proces gedaan te krijgen. Bij de nieuwe behandeling ontstond verschil van meening tusschen de medische deskundi gen over de aanwijsbaarheid van ralten- kruid in een dood lichaam, de schuldige had bovendien op aanwijzing van haar communistische vrienden de partij gekozen om haar bekentenis te herroepen, en het treurige resultaat van een en ander was, dat de moordenares werd vrijgesproken Als een heldin werd zij na afloop door hare soortgenooten in optocht naar den kam pong gebracht en het gebeurde werd door de extremistische elementen als een zware nederlaag der Europeanen voorgesteldl Men behoeft na dit alles niet te vragen welken indruk de vervolging der Indische studen ten hier te lande en daarop gevolgde vrij spraak in Indië zal maken en op welke wijze deze gebeurtenis wederom tegen het Nederlandsche gezag zal worden uitgebuit Men zal uit dit alles allerminst de con clusie mogen trekken, dat onze westersche strafrechtspraak in Indië nu geheel en al uit den booze is en dat men nu maar zou moeten terugkeeren tot het Oostersche en in het Oosten ook door de betrokkenen het meest geapprecieerde stelsel, dat oog om ocg en tand om tand lot motto heeft. Maar wel degelijk bestaal de wenschelijkheid om onze westersche strafrechtspraak meer in overeenstemming te brengen met de Ooster sche mentaliteit en dit laatste wordt óók door Indische slrafrechtsdeskundigen van groolen naam, die overigens met hun sym pathieën geheel en a! aan den zoogenaam- den „elhischen" kant staan, onomwonden toegegeven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 11