VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
Iste Jaargang
Vrijdag 18 Mei 1928
No. 20
y^vuS'ai
M fiolv2 11 rigrii ri|lt> il|l> ri ihnljhi il|li nl |h'il|h «T^
ill i i i i i t i i lil
SCHILDERIJZAAL.
[et Engelsch van M. MOLES WORTH.
Vrij bewerkt door
|E. DE LILDE HOGERWAARD.
Hoofdstuk IV.
Hoofdstuk V.
Slot.
trok zijn jasje aan, want hij rilde
en opwinding. Maar zijn pantof-
hij toch niet aandoen. ,Ik kan
der loopen op bloote voeten", dacht
hij de deur van zijn slaapkamer-
?p door de tusschenkaraer en
e deur der schilderijzaal. Eén oogen
if hij staan, vóór hij den moed had
jken. Even later deed hij dit echter,
feu nauwelijks willende bekennen,
tal te vreeselijk was, hij nog naar
lertje terug kon vluchten.
echter stil, heel stil en het
lige effect van het maanlicht, dat
:ekleurde ruiten naar binnen scheen,
eenige oogenblikken zijn angst
zóó mooi vond hij dit. Het was
imder dan Lineke beschreven had,
[wolken joegen haastig vóór de maan
veroorzaakten een afwisseling van
haduw, gekleurd door de verschil
len van het glas. Het deed hem
een stuk van een regenboog den-
3 Dolfje niet te bang was geweest
de portretten aan den muur te
iu hij dat steeds afwisselende licht
x stellig heel aantrekkelijk hebben
en er tijden naar gekeken hebben,
lik was echter voldoende om hem
irikken en met op elkaar geklemde
trad de arme, kleine jongen het
ik gebied, niet naar rechts of naar
end. Hij rende rende de zaal
'f zijn leven er van afhing. Geluk-
;elde hij niet. Ais hij dit gedaan
ik niet. of hij in zijn angst wel in
eest zou zijn weer op te staan. O,
geen eind aan die lange zaal te
hoe dankbaar was hij, toen hij
e deur aan den anderen kant
'h dicht kon doenl
de gang die naar de kinderkamer
is het heelemaal donker. Zoo leek
linste in het eerste oogenblik, maar
]e. op het gevoel afgaande, naar de
,e.n zijn oogen aan de duisternis
e wennen, kon hij langzamerhand
onderscheiden. Hij kende den
ed. dat hij zelfs geheel in donker
[vonden zou hebben Toen hij haar
afging, kwam er eel r wat meer
een matglazen ruit boven de tuin-
hoorde hij Prins ook weer
t klonk heel klagelijk, vlak vóór
lie aar zelden voor het hondje
vas. daar hij gewend was de
r door te volgen, als deze in en
in liepen.
Prins, zoete Prins!" riep Dolfje
"wijl hij reeds onder aan de trap
blafte vroolijk als antwoord,
en wachten, zoete Prins! Dolfje
f voor je openmaken." klonk het
jl hij den deurknop greep, dien
kunnen omdraaien. Daar had hij
hem. Hij draaide hem om, maaT o, wat
e'en vreeselijke teleurstellingl die deur ging
niet open zooals overdag zij zat op de
knip. op twee knippen, zooals de arme
jongen weldra bemerken zou.
Met inspanning van al zijn krachten
schoof hij de onderste op zij, maar bij de
bovenste kon hij onmogelijk komen, zelfs
niet, al rekte hij zich zoo ver mogelijk uit
en ging hij op zijn teeneii slaan. Aan deze
mogelijkheid had hij heelemaal niet ge-
lacht. Zou hij Prins nu toc'h niet kunnen
binnen laten? De tranen sprongen hem in
de oogen. Het was ook zoo vreeselijk jam
mert
Daar huilde Prins weer heel klagend,
alsof hij verwonderd was dat Dolfje hem
niet opendeed. De arme jongen begreep
maar al te goed, dat hij hulp moest gaan
halen.
„Stil maar, Prins!' zei hij. „Dolfje kan
de deur niet openkrijgen. Dolfje zal Juffie
gaan halen. Hij zal heel hard loopen. Blijf
dus nog maar even wachten zoete Prins 1"
En hij klom de trap weer op. Zijn voetjes
waren ijskoud. Hij moest nog een verdie
ping hooger voorbij de kinderkamer,
waar zij overdag waren, naar die. waar Juf
met Connie sliep de zoogenaamde ..oude
kinderkamer", die een verdieping hooger
lag.
Maar zoo lang Dolfje geen schilderijzaal
door moest, was hij niet bang. Alles ging
goed. totdat bij weer op de eerste verdie
ping. die der gevreesde zaal dus. was. Toen
hij zijn voetje op de eerste trede der tweede
trap zette, schrikte hij echter plotseling van
een geluid een geluid van naderende
voetstappen, die o. ontzetting! uit de
richting der schilderijzaal kwamen.
In zijn angst bleef hij stilstaan, als wist
hij niet. wat te doen. Steeds nader en nader
kwamen de voetstappen met langzaam,
sleepend geluid. Dolfje stond daar nog
altijd als vastgenageld. De deur der schil
derijzaal ging open een licht, warmer en
vroolijker dan dat der manestralen, werd
zichtbaar en de bevende jongen zag een
figuur in volle lengte op den grond staan.
Het was een groote figuur, in een geel ge
waad gehuld, met bleek gelaat, grijs haar
en een mutsje op. alles duidelijk beschenen
door de brandende kaars, die zij in de hand
hield.
..De dame in geel satijn 1" gilde de arme
jongen uit ,,'t Is dus toch waar! Ze is van
den muur gekomen om mij te pakken. O
Moeder Moeder, 't is zóó verschrikkelijk
en ik heib zóó mijn be9t gedaan dapper te
zijn!"
Zijn oogen sloten zich. zijn beenen sche
nen hem niet me'er te kunnen dragen en
hij vie'l op den grond. Wat er verder ge
beurd zou zijn, als een lieve, welbekende
stem hem. niet in de ooren geklonken had,
weet ik niet.
„Dolfje, lieve jongen", zei deze stem,
„Schrik maar niet. Ken je me niet? Ken je
Oma niet meer?"
Oma ging voort heel vriendelijk tegen
hem te praten totdat de jongen eindelijk
den moed had, de oogen op te slaan.
..Omal" zei hij en hij rilde weer over
zijn he>ele lijfje, alsof hij het nauwelijks
gelooven kon.
..Ja, Oma. in haar oude, witte peignoir.
Kijk maar. 't is Oma en niemand anders".
v „Met wit haar, als op hot portret", zei
Dolfje. terwijl hij weer bijkwam. „Ên wat
hebt u een grappig ding oP uw hoofd. Oma
allemaal strookjes net
„Dat is mijn nachtmutsje", zei Oma, die
nu toch bijna lachen moest. Zij legde hem
uit. dat zii in haar kamer, die door een on
gebruikte deur in de tusschenkamer naast
de schilderijzaal uitkwam, eenig geluid had
gehoord en daar zij wist, dat Dolfje alleen
was had zij e'en kaars opgestoken en was
zij eens naar hem gaan kijken. Zij was
echter omgeloopen. want vóór die deur
stond een zware kast.
„Ik ging naar je kamertje", zei zij, „maar
toen ik zag, dat daar geen jongetje in bed
lag. liep ik door de schilderijzaal teryg om
je1 te zoeken. Ik meende stellig beneden
stemmen te hooren, want mijn ooren zijn
nog heel scherp, al ben ik een oude
vrouw".
„Ik praatte tegen Prins*, zei Dolfje nu
en begon op zijn beurt alles uit te leggen.
Oma nam hem mee naar haar kamer,
waar het lekker warm was. Zij belde één
der meisjes en het duurde nu niet lang
me'er, of Prins, de aanleiding van dit nach
telijk avontuur, strekte zich op een kleedje
bij dp centrale verwarming behaaglijk uit.
„Nu zal ik maar weer naar bed gaan,"
zei Dolfje na een poosje. ..Ik ben heelemaal
niet bang meer en ik geloof ook niet. dat
ik ooit weer bang zal zijn", voe'gde hij er
op fluisterende toon aan toe, terwijl hij
Oma opnieuw goedennacht zei. O, wat was
hij blij, toen Oma zei:
„Bang of niet bang. je hebt je heel dap
per gedragen. Dolfje"
De kleine jongen kreeg een kleur van
plezier.
Aan Moeder werd den volgenden morgen
alles verteld. Terwijl zij Dolfje, die haar
woorden zoo goed ter harte genomen had.
kuste, legde zij hem en Noortje uit. dat in
zoo'n geval het toch beter gc-weest zou zijn,
als de laatste haar Dolfje's angst had mede
gedeeld. Nu dit echter niet gebeurd was,
was zij trol9ch op haar kleinen jongen, die
zijn angst zoo dapper overwonnen had.
Vanaf dit oogenblik beschouwde Dolfje
de schilderijzaal niet meer als een plaats
van verschrikking. Oma liet hem in het
volle daglicht alle portretten bekijken en
vertelde hem allerlei verhalen en bijzonder
heden van de personen, die zij voorstelden.
Het gevolg hiervan was, dat Dolfje geheel
vertrouwd raakte met de heeren en dames,
die' gepoederde pruiken droegen. Vooral
met de dame in de geel satijnen japon, wier
mond net als die van Lineke was, 9tond hij
weldra op goeden voet.
Oma glimlachte nog dikwijls in zichzelf,
als zif haar kanten nachfrnuls opzette, het
mutsje, dat den armen, kleinen jongen
zoo'n schrik had aangejaagd Om ..het
weer goed te maken", zooals zij zei. gaf zij
hem Prins ten geschenke. Die was nu
heelemaal van hem en Dolfje mocht hem
dus mee naar huis nemen. Nooit werd
Prins meer 's nachts buitengesloten en hij
had het meest ge'lukkige leven, dat voor
een hond is weggelegd terwijl hij steeds de
grootste trouw aan den dag legde aan zijn
dapper baasje, dat eigen angsten overwon
nen had om vriendelijk en goed voor hem
te zijn.
EINDE.