BEEKMAN REMBRANDT De Grijze Dame 69"* Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 22 Maart 1928 Derde Blad No. 20867 TWEEDE KAMER. DAMES-KLEEDING MIET DUURS KOREVAARSTR FEUILLETON. De interpellatie van den heer Albarda. Behandeling der motie van den heer Kleere- koper tot afschaffing van de doodstraf in Indië. Zal de motie worden verworpen? Op voorstel van den Voorzitter wordt be sloten om het verzoek van den heer Albarda om verlof tot het richten van vragen aan den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen omtrent het beleid der Re geering ten aanzien van de kweekscholen, toe te staan en de interpellatie te doen hou den op een nader te bepalen datum. V Voortgezet wordt de behandeling van de motie-Kleerekoper c.s. betreffende het in- overweging nemen van de afschaffing van de doodstraf in Nederlandsch-Indië. De heer LING BEEK (C.S.P.) betoogt, dat achter de kwestie meer zit dan een een voudig verzoek om afschaffing van een straf; hierachter zit de tegenstelling tus- schen tweeërlei beschouwing van den mensch en de wereld, de tegenstelling tus- sehen de beschouwing der wederdoopers en die der gereformeerden. In de beschouwing der wederdoopers, die een hemel op aarde mogelijk acht, passen het verbod van het dragen van het zwaard en de afschaffing van de doodstraf. In de christelijke be schouwing evenwel is de doodstraf te erken nen van hetgeen God verordineerd heeft. Met den tekst wie eens menschen bloed vergiet, diens bloed zal door den mensch vergoten worden, is de doodstraf wellicht niet alleen te verdedigen, maar de geheele Bijbel bevat doorloopend de beschouwing der doodstraf als een vonnis van den Opper sten Rechter en waar dit zoo is, gaat het niet aan de doodstraf af te willen schaffen uit eerbied voor het leven van den mensch. Daarbij zal afschaffing van de doodstraf krenkend zijn voor het rechtsgevoel Van het volk, vooral van het volk van Nederlandsch- Indië. „Het gist in Indië," de bolsjewisten, die in vele opzichten nakroost zijn van de oude wederdoopers, bereiden de revolutie voor en zullen daarin gesterkt worden als de bevolking den indruk krijgt dat de over heid niet meer durft te straffen. Het is dan ook noodig, dat de orde krachtig gehand haafd wordt Vooral in Tndië, thans, zullen lachte heelmeesters stinkende wonden ma len. De heer DROOGLEEVER FORTUYN (V.-B.) wijst erop, dat de voorsteller zijn mo tie opzettelijk in een opportunistisch kleed i heeft gesloken met het doel om ook hen. die niet principieel tegen de doodstraf zijn, in dit geval mee te krijgen. De principicele zijde van het vraagstuk is daardoor op den ach tergrond gekomen Zeer terecht heeft de voorsteller begrepen, dat het zwaartepunt thans in Indië ligt. Doch wat de afschaffing der doodstraf daar betreft, heeft de Indische regeering ondubbelzinnig te kennen gege ven, dat voor haar geen aanleiding kan zijn om afschaffing der doodstraf voor te stellen, RECLAME. JAPONNFN AARDIGE MODELLEN DIVERSE STOFFEN MANTELS GROOTE VERSCHEIDENHEID EN 5465 n.l. bij monde van den heer Schrieke op een interpellatie-Middendorp. Waar de zaken zoo staan, krijgt de motie een veel wijdere strekking en zou aanneming daarvan het karakter krijgen van een critiek op de Indi sche regeering. Gegeven deze omstandigheden acht spr. ook voor hen, die als spr. niet op het standpunt staan, dat de doodstraf princi pieel moet worden gehandhaafd, geen aan leiding te bestaan om voor de motie te stemmen, hetgeen in Indië een verkeerden indruk zou maken. De heer CRAMER (S.D.A.P.) wenscht een fout te herstellen, gisteren bij interruptie door hem gemaakt, toen.hij sprak van een motie-Middendorp tot afschaffing van de doodstraf in den Volksraad Dit was onjuist, want wel heeft de heer Middendorp uitvoe rig gesproken over afschaffing van de dood straf, maar onmiddellijk daarna is een mo tie behandeld betreffende afschaffing der exorbitante rechten. Wat de zaak zelve betreft stelt spr. tegen over hen, die tegen afschaffing der dood straf hebben gewaarschuwd, de namen van mannen als Nieuwenhuis, Snouck Hurgronje Hazeu, v. Vollenhoven e.a die de afschaf fing der doodstraf niet in strijd achten met het rechtsbewustzijn van den Inlander. Spr. dringt daarom op aanneming der mo tie aan, waarvan hij niet den indruk van zwakheid der Regeering bij de bevolking vi eest. De heer VISSCHER (A.-R.) wenscht geen principieele bestrijding te leveren van de afschaffing der doodstraf, maar wil er toch op wijzen, dat de rede van den voorsteller momenten bevatte, die het diepere wezen van de zaak raakten en waarvan men zich niet kan afmaken met een frase, of met het beroep op de uitspraak van een orthodoxen dominé. Want ieder weet wel, dat er geen ding zoo gek is of er is wel een orthodoxe dominé te vinden, die het verdedigt De heer Kleerekoper heeft beweerd, dat de staat geen macht moet hebben over leven en dood. maar spr. kan zich geen staats macht denken, die niet over leven en dood beschikt. De vraag is maar, of het lang zame sterven aan een zedelijken en geeste lijken dood in levenslange gevangenisstraf zooveel barmhartiger is dan de doodstraf Wat de kwestie met Indië betreft, het komt spr. voor, dat deze een object is van vergelijkende rechtswetenschap. Men moet rekening houden met den graad der ont wikkeling van de rechtsgewoonten en het type der bevolking. Op simplistische wiize kan men de zaak niet afdoen, de mogelijk heid der afschaffing moet althans eerst op wetenschappelijke gronden vaststaan. Mej. KATZ (C, II.) vraagt zich af: le. of het wenscheiijk is .dat de doodstraf wordt afgeschaft, 2e. of de Kamer daarop moet aandringen, 3e. of het daarvoor thans de juiste tijd is. Spr. betoogt, dat volgens Chr.-Hislori- sche opvatting., de overheid het recht moet hebben om met den dood te straffen, maar zij meent dat van dit recht niet altijd ge bruik behoeft te worden gemaakt; dit laat ste hangt af van de omstandigheden. In Indië behoort de Indische Regeering te be- oordeelen. of de omstandigheden handha ving of afschaffing der doodstraf noodig maken. De doodstraf is dan ook in het Indische Strafwetboek opgenomen met het oog op toestanden, die geheel verschillend zijn van de Europeesche en op een geheel andere mentaliteit der bevolking. De argumenten van den heer Kleere koper gingen geheel langs de zaak heen. Waar hij sprak over het gebrek aan waar borgen voor een juiste uitspraak, had het voor de hand gelegen op verbetering dier waarborgen aan te dringen. Verder kan spr. niet inzien, dat het recht van gralie in Indië een onderdeel is geworden van de rechtspraak, die daardoor onder politieken invloed zou zijn geraakt. Spr. begrijpt voorts niet. dat men juist van die zijde, waar men de zelfstandigheid van Indië zoozeer voorstaat, aan de Indische Regee ring een dwang wil opleggen. De heer VAN RfJCKEVORSEL (R. K.) meent dal de inrichting van de strafwet geving zaak is van den Indischen ordon nantie-wetgever. Spr. is geen principieel voorstander, noch principieel tegenstander van de doodstraf, het eenige principe, dat hij in deze materie huldigt is, dat de wet gever de bevoegdheid moet hebben de doodstraf af te schaffen of in te voeren. Wat Nederland betreft verheugt spr. er zich over. dat de doodstraf is afgeschaft, maar wat Indië aangaat wijst spr. er op, dat er geen enkel Mohamedaansch land is, waar dit ook het geval is. Het is onjuist en onbillijk Indië te meten met Westerschen maatstat ook inzake de strafrechtpleging. Natuurlijk moet voortdurend bestudeerd worden, hoe de strafrechtpleging verbeterd kan worden, maar spr. ontkent, dat er thans aanleiding zou zijn om tot afschaffing der doodstraf over te gaan. In de tegenwoor dige omstandigheden is. gedachtig aan de onlusten in Indië het psychologisch mo ment zelfs in hel geheel niet aanwezig. De heer BEUMER (A.-R.) herinnert er aan dat dit de vierde maal is, binnen 12 maanden, dat de doodstraf hier ter sprake komt. Mocht de Kamer zo oonvoorzich'ig zijn deze motie aan te nemen, dan zal men spoedig vertellen, dat de Kamer de dood straf heeft afgeschaft. Niet alleen in het binnenland, ook buitenslands zal daarover gesproken worden, want de indiening der motie houdt verband met een actie der in ternationale sociaal-democratie, hetgeen haar voor spr. niet aanlokkelijk maakt. Spr. heeft zijn principieele opvatting om trent de doodstraf verleden jaar op 30 Maart verdedigd en die opvatting is sinds dien ongewijzigd gebleven .Hij meent nog altijd dat het de plicht der overheid is de doodstraf in het strafstelsel op te nemen. Velen zijn dat niet met spr. eens, maar zij achten toch de overheid gerechtigd en te düen en dat is in dit debat voldoende. Spr. bestrijdt de opvatting, dat de dood straf wetenschappelijk veroordeeld is; de crimineele anthropologic staat in het ge heel niet op dat standpunt. Het verzet te gen de doodstraf komt dan ook vooral uit politieke en artistieke kringen. Men zegt dan, dat de mensch niet het recht heeft zijn medemen9ch te dooden, maar dit argu ment is verkeerd gebruikt, want het gaat hier niet om een handeling van een mensch tegenover zijn medemenseh, maar om een handeling van de Overheid. De mensch heeft evenmin het recht zijn medemenseh in de gevangenis te zetten, maar de over heid heeft dat recht wet. Spr. ontkent voorts, dat de Kamer aan den Minister moet opdragen met de Indi sche regeering over afschaffing van de doodstraf te gaan praten, daar zoowel de Minister als de Indische regeering zich te gen afschaffing hebben uitgesproken. Bo vendien is het thans allerminst het ge schikte oogenblik, gezien de crimineele statistiek, gezien vooral de communistische onlusten. Spr. heeft vroeger reeds aange drongen op internationale actie door den Volkenbond tegen het communistische ge vaar. De Minister van Buitenlandsche Za ken heeft dit afgewezen, omdat de Volken hond zich niet mag begeven in de bestrij ding van sociaal-politieke en economische denkbeelden. Spr. begrijpt dit slandpunt niet. want het gaat om een dergelijke be strijding in het geheel niet. het gaat om het tegengaan van een actie door een vreemd land in onze koloniën, waarop andere landen het oog gevestigd houden. Engeland bijv. is bevreesd voor hetgeen in ons Indië geschiedt. Spr. hoopt dan ook, dat de Minister van Koloniën de zaak be ter zal begrijpen. Spr. meent, dat de dood straf moet worden gehandhaafd, ook in het belang der gelaideerden. De heer ZANDT (S. G. P.) betoogt, dat de overheid niet alleen het recht, maar ook den plicht heeft de doodstraf toe le pas sen; dit is een door en door christelijke stelling. Spr. zal dan ook tegen de motie stemmen. Het gaat er hier om den mensch souverein te maken, heer over dood en loven en God's souvereinileit niet te er kennen. Als de Regeering thans in Indië geen droppel bloed zou willen vergieten, zouden er straks stroomen bloed vloeien. De heer VAN DER HEIDE (S.-D.) vindt het standpunt van den heer Zandt het meest principieel, omdat deze afgevaardigde zich stelde op den grondslag van Gods Woord, zonder rekening te houden met de leer stukken der neo-gereformeerden over orga nische inspiratie e. d. Inderdaad eischt Gods Woord, letterlijk opgevat, de doodstraf. Maar dit neemt niet weg, dat spr. het daarmee niet eens is. Hg wil slechts aantoonen, dat ook de gereformeerden niet meer op het RECLAME. 5464 moe» In zijn „Nachtwacht" al zijn talent ten toon hebben gespreid. In dit meesterwerk herkent men Neerlands grootsten schilder. Kan een schilder In zijn werk zijn talent als't ware vastleggen, op dezelfde wijze kan een fabrikant in één zijner tabricaten zijn kunde ten toon spreiden. Aldus werd in King-pepermunt een product ver kregen me» zeer bijzondere eigenschappen. KING is geworden medicijn en lekkernij tegelijk. Deze pepermunt is krachtig en niet scherp, ze is lekker en niet bitter, ze desinfecteert Uw mond, ze brengt U uit een lustelooze stemming, ze is opwek kend en verkwikkend. KING-Pepermunt heeft men derhalve eiken dag noodig. King-pepermunt is los per ons verkrijgbaar en wordt afgeleverd in zakjes, waarop duidelijk vermeld most zijn KING Extra Strong, zooals ook In ieder tablet moet staan en is verder verkrijgbaar in rol len van 5 en 10 cent. Let vooral op den naam standpunt van Gods Woord staan, dat ook hier „het goud verduisterd" is. Het Oude Testament eischt den dood voor aengene die doodt, ongeacht de persoon van den dader of de omstandigheden. In Exodus wordt dan ook de dood van het dier dal een mensch doodt, g('eischt. Wil de heer Zandt dit ook nog? Wil lift nog de doodstraf voor den vloeker? Of neemt hü genoegen met een gemeentelijke vloek- verordening en een boete van f.25? En meent men nog, dat een ongehoorzaam kind, dat naar vermaning niet luistert, gesteenigd moet worden? Vervolgens bestrijdt spr, de opvatting van den heer Lingbeek, die de voorstanders van afschaffing der doodstraf eenvoudig indeelde bjj de wederdoopers. Spr. erkent het recht van de overheid om de doodstraf toe te passen, maar zjj heeft evenzeer het recht haar niet toe te passen. De opvat tingen van den heer Lingbeek stammen De heer LINGBEEK: 'uit den Bijbel! De heer VAN DER HEIDE:uit een beschouwingswijze, die wetenschappelijk en wijsgeerig veroordeeld is. De heer LANGMAN (C.-H.) bestrijdt den heer Van der Heide. Hij zag ovet hel hoofd, dat de gereformeerde theologen steeds onderscheid hebben gemaakt tusschen het gedeelte van den Bijbel vóór en dat na Genesis XI, n.l. tusschen de Noachitische geboden, die voor alle naties, en de Mozaï sche geboden, die alleen voor Israël golden. De heer Van der Heide nu citeerde de laatste, waaruit hij niet mocht concludeerea, dat „het goud verduisterd" ;s. De zaak, waarom het hier gaat, kan niet simplistisch worden opgevat, maar moet bezien worden in het licht der wetenschap, waarbij voor spr. het chr.-historische begin sel geldt, dat de overheid de roeping heeft te straffen, daar straf vergelding moet zijn. Men moet daarbjj voorzichtig zijn te spreken van verouderd; juist thans zijn er weer juristen, spr. noemt den onlangs overleden prof. Van Heynsbergen, die terugkeeren tot het standpunt der vergelding. „Maszgebend" is voor spr. de Schrift, waarin staat „wie eens menschen bloed vergiet, diens bloed zal door den mensch vergoten worden". De heer JOEKES (V.-D.) betoogt, dat de motie niet vraagt afschaffing van de doodstraf, maar alleen overleg met den gouverneur-generaal over de wenscheljjkheid der afschaffing. De minister heeit erkcr.d, da. daartegen formeel geen bezwaar is. Rest de vraag of het doelmatig is. Prof. Visscher heeft gezegd, dat men eerst sociologische studiën moet maken, maar dat is niet in strijd met de motief die dit in het geheel niet uitsluit. De minister heeft het tijdstip voor da indiening ongunstig genoemd in verband met de onlusten, maar dit was onjuist, want voor de onderdrukking van onlusten heeft men de doodstraf niet noodig. Verder heeft de minister de motio on- noodig genoemd, omdat het begrootings-debat over de doodstraf in Indië geen weerklank heeft gevonden. Maar dit i3 toch geheel iets anders dan wanneer de regeering In overleg treedt met den gouverneur-generaal, welk overleg spr. wenscheiijk acht, waarom hij vóór de motie zal stemmen. De heer KLEEREKOPER (S.-D.) wenscht niet deel te nemen a3n een wijsgeerig debat over de \-raag of de overheid het recht heeft het leven aan een misdadiger te ont nemen, omdat het wel gebleken is, dat ieder daar zoo hét zijne van denkt en omdat spr. niet gerekend heeft op de stemmen van hen, wier stem reeds van te voren vast stond. Spr. wenscht zich niet te begeven in de theologische beschouwingen der tegen standers, maar merkt toch op, dat het eemgszins komiek aandoet wanneer men van protestantsche zijde schriftuurlijk en gere formeerd door elkaar haalt, zonder bijv. te denken aan Thomas van Aquino, die van het Oude Testament meer wist, dan ver scheidene leden, die daarover hebben ge sproken. Het eenige stukje theologie, dat spr. wil laten meespreken, is dit: wie eens menschen bloed vergiet, diens bloed zal vergoten wor den, geldt voor een iegelijk, das ook voor hen, die vrijwillig naar Indië gaan om men schen dood te slaan, die hun vaderland ver dedigen, doch die met eerosabels en ridder orden behangen worden. De heer HEEMSKERK fa.r.).: Is dat niet een oproerige krabbel? Vroolijkheid.) De heer KLEEREKOPER betuigt verder, dat het argument van den heer Droogleever Fortuyn om tegen de motie te stemmen, ge zocht is. Mej. Kalz wil meer zekerheid bij de rechtspleging, maar die zekerheid is er nooit en daarom juist mag de doodstral niet worden uitgevoeid. Spr. handhaaft zijn meening. dat het gra tie-recht aan politieke invloeden onder hevig is, omdat er druk wordt uitgeoefend op den gouverneur-generaal bij de uitoefe ning van dat recht. Het bezwaar, dat Nederland geen invloed mag uitoelenen op de Indische regeering. begrijpt spr. niet. Wie is verantwoordelijk voor do uitvoering van de doodstraf in In- die? Nederland. En wie is verantwoordelijk Uit het Engelsch ran HENRY SETON MERRIMAN. 48) Het licht van Burling was niet heel groot volgens sommige zeevaarders niet zoo groot, als het wel zijn moest. Op vijf twintig mijlen afstands is het zichtbaar maar Luke's verstand zeide hem, dat de dralen van het draaiend licht, bij dikken mist, zooals met Westenwind dikwijls °ver deze kust hangt, nog op geen tien of twaalf mijlen afstands te onderscheiden *aren. De „Croonah" liep met snelle vaart, een vol slapende menschelijke wezens. J-en zwak blauwe tint verscheen aan den Oostelijken hemel, een flikkering over de lZee in het Oosten. Het licht van Burling een oog, dat rondkeek in de duisternis, schijnbaar sla- Jjerig zich openend en sluitend, werd hel- Jerder en helderder Hef was recht voor uit! het steeg, naarmate zij naderden, tfidat het recht boven de boegspriel stond Toen veranderde Luke Fifz Henry van De ..Croonah" keerde haar stompen doorsteven een half punt naar den Atlan ^•riien Oceaan, en vervolgde haar snellen J"°Pzij passeerde het eiland Burling, en het langzaam wenkend oog aan sluur- ^ordzijdp Voor haar uit in het Noord westen volslagen duisternis. .„Luke stond op zijn post. zijn oogen achter 'inlazen verborgen. Hij bestudeerde den horizon vóór zich vóór de „Croonah" Een kleine verwarde massa als de top van een berg, uitstekend in zee, teekende zich af tegen den horizon. Dit was de rot9, de Great Farilhao genaamd, dat wist hij. Weer veranderde hij van koers, een kwart punt Westwaarts nog zoekend den Atlantischen Oceaan. Hij was op 't punt de Great Farilhao te passeeren, zooals hij Burling gepasseerd was, op een steenworp afstands. Dit deed hij ook werkelijk; scherp teekende de ruwe omtrek van de kale rots zich af tegen den Oostelijken hemel. Nu was er niets meer aan den gezichtseinder, helder en effen lag de horizon vóór hem. Luke deed een paar stappen. Bij den tele graaf van de machinekamer bleef hij staan. Vroolijk stampten de machines, maar de stoomboot was nog in slaap. Geen geluid werd gehoord dan het gebons en gestomp van de zuigerstangen en het fluisterend ge draai van* het water, opgezweept door de kolossale schroef. Voort snelde de „Croonah", alle zeilen bijgezet, de machines werkend met volle kracht. Plotseling greep Luke Fitz Henry het handvatsel van het machinekamer- signaal. ITij draaide het een 9lag om. „Wees op je hoede." Onmiddellijk antwoordde de gong „Wees op je hoede". „Halve kracht vooruit." En met halve kracht ging het voorwaarts. Zelfs in zijn misdaad was hij bekwaam. Luke Fitz Henry moest driehonderd levens redden. Onbeweeglijk stond hij, als een standbeeld, starend naar het effen water vlak vóór hem hij greep de railing en zette zijn landen op elkaar: zijn voeten stonden stevig ver. genoeg naar achteren. En toen volgde een knarsend gekraak. De „Croo nah" scheen op te klimmen tegen de lucht, bleef toen plotseling doodstil 9taan en be neden in haar binnenste was een aan houdend, rommelend geraas alsof alles, wat binnen in haar was. in verwarring door elkaar werd gegooid. Zij waren gevaren op de gezonken rotsen, ten Westen van de Farilhoe's. Een diepe stilte volgde, onmiddellijk daarop het gekletter van bloote voeten. Een verward gemompel van stemmen steeg op langs de trap van de groote kajuit een gonzend geluid als uit een verstoorde bijen korf. Een enke'le slem verhief zich. gilde het uit in doodelijken angst en werd dadelijk gevolgd door een koor verwarde kreten. Luke had<xeeds zijn mond aan de spreek buis. Aan den wachthebbenden machinist zeide hij. dat hij vooruit moest stoomen: hij kende het gevaar als de „Croonah" zou achteruilglijden en zinken. In wonderbaarlijken korten tijd verdron gen de menschen zich. aan het dek. Sommi gen stonden bleek en kalm in het schemerig licht van den vroegen morgen; anderen, krankzinnig van angst, snelden van de eene zijde naar de andere. Het zonderlinge- was. dat Luke alleen op de brug bleef. De kapitein en de andere officieren bemoeiden zich met de passa giers. De tweede officier bleef onbeweeglijk op zijn post-. door een zwaai van zijn arm beval hij den stuurlui aan het stuurrad te blijven ofschoon hij wist dat de ..Croonah" nooit meer zou luisteren naar haar roer; haar dazen reizen waren voorbij. In het doffe licht dat nu begon te ver helderen keek Luke Fitz H^nrv n^er op de wilde verwarring op het dek en hij zag, dat de discipline zich langzaam deed gelden. Hij zag den kapitein het commando voeren door zuiver indivldueele kracht; hij zag de kwartiermeesters opgesteld over het dek, de passagiers verder naar het achterste deel van het 9chip drijven, om plaats te laten voor het uitzetten van de booten. Binnen enkele oogenblikken in won derbaarlijk korte tijdruimte begon het reddingswerk. Een boot werd neergelaten, de bemanning gleed op haar plaatsen, en een bepaald aantal dames-passagiers werd vlug van hand tot hand langs de trap naar beneden gebracht.- De roeiriemen werden uitgeworpen Weg was zij en er ging een gejuich op onder enkele van de passagiers. Men kan nooit vooruit zeggen, wat menschen, voorname lijk Engelschen. doen zullen als zij werke lijk van aangezicht tot aangezicht staan met den dood. De boot ging Zuidwestwaarts naar de Carreiro de Mesteiro, op Burling, de eenig mogelijke landingsplaats. Luke voelde een hand op zijn arm en keerde zich plotseling om. Het was een kwartiermeester, buiten adem. doch kalm. „De kapifein laat u roepen. Ik zal op de brug blijven Luko ging heen om aan het bevel te ge hoorzamen. „Laaf voortsloomen met volle kracht," zeide hij. met een beweging van zijn hoofd in de richting van de telegraaf der machine kamer. „Ja, mijnheer.' antwoordde de man. „Toldat het water in het fornuis komt," voegde hij er in zichzelf bij, „en dan is het met ons gedaan Vlug gleed Luke langs den ijzeren ladder naar de lagere brug. die verlaten was. Van daar liep hij snel naar het achterdek. Toen hij langs de groote kajuit kwam. stond hij plotseling tegenover twee vrouwen-, de eene trok de andere voort of trachtte het te doen, naar de groep passagiers, midden- scheeps op elkaar gepakt. „U kunt gaan," zeide de jongste vrouw, „als ge zin hebt." Ik wil wachten." Luke bleef staan. De oudste der vrouwen was blijkbaar razend van angst. Zelfs had zij zich den tijd niet gegund een peignoir aan te doen Haar dunne grijze haren flad derden in den wind. Zij was dik en zag er belachelijk uit. zelfs toen de dood haar wilde grijpen. „Ga dan, moeder," zeide de jonge vrouw, met verachting in haar stem. „Agalha!" riep Luke uit. „Jij hier?" „Ja, in Malta kwamen wij aan boord. HOOFDSTUK XII. Het einde van de „Croonah". Zoo hard mogelijk kwam een man naar Luke toe geloopen, pakte zijn arm en riep: „De kapitein roept u, mijnheer, onmid dellijk I" „In orde,' antwoordde Luke. „Hier, neem deze dame mee en zet haar in een boot." Mrs. Ingham-Baker klampte zich rade loos aan hen vast. „Luke," kreunde zij, „je moet ons een reddingboot verschaffen een heel flinke. Een dergelijke veronachtzaming verdraag ik niet langer „Hier!" riep Luke den man toe. „Neem haar meel" „Kom maar mee juffrouw.zeide de man met een vertrouwelijk knipoogje. ..ik zal je wel een reddingboot verschaffen, houd er den moed maar in!' En in het schemerig licht van de lamp der kajuitstrap bleven Luke en Agatha alleen, (Wordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9